voor Th el MiM 15 AMERSFOORTSCH DAGBLAD Onze Appelboom MEER BETALEM ZOU DWAASHEID ZUN! THANS CENT PER WEEK MET GRATIS ONGEVALLENVERZEKERING Luuk maakte geen kwaad figuur En zijn foeloojiimt* was een racefiets Weest op uw hoede l ZOEKPLAATJE IN HET NESTJE De beste koffie. Hulsko'» Seinkoffie... kost nu 25 ct. per pond Hulsko beeft één soorti het bestel lo flepatenteerde, luchtdichte veip.»kklng. Vraagt Uv Winkelier! uiii cun Pt KOFFIE WAAK PIT IN ZIT» ]\7r ET ccn harde bons viel de voordcui dicht, met veel onnoodig lawaai werd er cep fiets in 't rek gezet, tenslotte ging de huiskamerdeur open en verscheen Luuks nijdig gezicht. Daar stond hij, uitdagend, of hij zeggen wou: „Kom maar op!" „Toe Luuk, doe de deur dicht, 't is zoo ongezellig, zoo'n open deur," zei moeder. De jongen deed, wat hein gevraagd werd. „Wat is er aan de hand?" vroeg vader, die met ccn sigaar en do krant van zijn vrijen Zoterdacmiddag zat te genieten. „Ik koop een nieuwe fiets," zei Luuk kort. „Zoo, zoo. Twaalf jaar, verdient nog niet eens geld en zegt dan: ik koop." Vader lachte. Luuk keek verontwaardigd. „Ik heb 't toch op m'n spaarbankboekje," verzekerde de jongen. „En Gijs en Herman hebben ook van hun eigen geld een nieu we fiets mogen koopen." „Daar heb je gelijk in. Die waren al op 'de H.B.S. en wilden groote tochten gaan maken. Dat gaat niet met een ouwe kar." „Dat wil ik ook. Ik koop een race-fiets, zoo'n groene kar met een laag stuur. Dan moet je zoo fijn voorover liggen." „Hoe verzin je 't, jongen?" „Reuze-karretjes zijn 't. Hein heeft er ook een. En dan gaan we op de baan." Vader lachte hardop, moeder schudde 't hoofd. Juist kwamen de groote jongens thuis en die moesten weten, waar vader zoo om lachte. „Is het nu zoo gek, dat ik op de baan wil?" vroeg Luuk verontwaardigd. „Op welke baan? Op de ijsbaan? nii ijs?" informeerde Herman. „Op do wielerbaan. Eerst oefenen met Hein eiken Zondag tusschcn Utrecht en Arnhem en nog verder. En dan meedoen aan de zesdaagsche." „Je hebt grootsche plannen," meende Gijs hoofdknikkend. „Tullie hebben indertijd zelfs piloot wil len wórden," bracht moeder in het midden. „Laat Luuk zich voorloopig maar verheu gen op zijn deelname aan de zesdaagsche." „Ik ga een race-fiets koopen, een groene," 'deelde Luuk aan z'n broers mee. Groen schéén 't karretje vooral te moeten wezen. „Is je fiots dan kapot?" vroeg Gijs. „Ja, de eene trapper is er afgebroken, 'i Is zoo'n oud ding, die kar van mij." „Dat is zoo. Herman en ik hebben er al op gereden en vader had 'm oud gekocht." Toch werd de oude fiets nog gerepareerd. Over het koopen van een nieuwe fiets wilde vader niet denken, vóór Luuk geslaagd was voor het toelatingsexamen voor de H. B. S. Hij vreesde, dat er van het werken niets terecht zou-" komen, wanneer het race-karretje er was. En bovendien, de fiets was weer goéd. Doch toen gebeurde er wat. Op een Woensdagmiddag had Luuk voor moeder een boodschap in de stad moeten doen. Op den terugweg moest hij voor den overweg van de spoor wachten. Fietsers, motorfiet sen, luxe- en vrachtauto's stonden in een lange rij te wachten. En toen de boomen omhoog gingen, zetten de rij zich in bewe ging. Doch door een verkeerde handgreep gaf de vrachtauto te veel gas, kreeg een te groote vaart en kraakte Luuks fiets. Wonder boven wonder had Luuk direct, toen 't karretje z'n evenwicht verloor, er af kunnen springen. Hij was wel gevallen, maar had zich niet begeerd. Maar Luuk zag wit van schrik. De politie kwam er bij eu maakte proces-verbaal op. De schade moest betaald worden. Luuks fietsen-wrak werd bij oen fietsenhandelaar ingedragen en zonder kar kwam de jongen thuis, waar hij alles vertelde. Zoo zat Luuk zonder fiets en gelukkig dat de school dichtbij was, nu hij loopen moest. Nog meer gingen Luuks gedachten naar de race-fiets. Als het werk het teft minste toeliet. Want och, de jongens hadden 't zoo druk en nu had juist de onderwijzer weer iets nieuws bedacht. „Tongens," begon hij, „de volgende week van Maandag tot en met Zaterdag geef ik eiken /V dag één keer schrifte- lijk en één keer mon deling proefwerk. Zès dagen lang." „De Zesdaagsche!" riep Luuk op eens door de klas. „Ja, ja, de Zesdaagsche!" riepen ook an dere jongens. En meneer lachte. Do repeti- ficweek, die eerst zoo vervelend leek, was door den naani op eens wat anders gewor den. „We zullen eens kijken, wie onze Zes daagsche wint,'" zei meneer. „Twee moeten er winnen," verbeterde Luuk. „Goed, de twee met de hoogste punten zijn de winnaars. En die krijgen een prijs," beloofde meneer. „Wat?" „Dat blijft nog een verrassing.' Opgewonden kwam, Luuk thuis. „Ik doe nu al mee aan de Zesdaagsche," zei hij, toen hij binnenkwam. „Wanneer?" vroeg Gijs. „De volgende week, van Maandag tot en met Zaterdag." „Is er dan een Zesdaagsche?" informeer de de broer. „Je laat je beetnemen." waarschuwde Herman. „Toch niet," verzekerde Luuk en vertel de, hoe de vork in den steel zat. Vader liep er ook in, toen hij thuiskwam. Hij lachte en vond 't een ongevaarlijke race-partij. Wat die. jongens zich inspanden voor de Zesdaagsche! MaarLuuk hoorde niet tot de prijswinnaars, die elk een Pelikaan-pla quette kregen, maar hij hoorde toch tot het peer, dat het tweede aankwam. Luuk slaagde voor de H. B. S. En toen de schadevergoeding voor zijn oude fiets werd uitbetaald, mocht hij de zoo begeerde groene race-fiets koopen. Hij ging in de vacantie dadelijk oefenen. En als hij ooit nog eens aan een echte Zesdaagsche mee doet, hoopt hij den eersten prijs te winnen. Voorloopig trainen Hein en Luuk zich. Let maar goed op hun namen: Luuk van Ra ven en Hein Zwart. J. H. BRINKGREVE ENTROP. (Nadruk verboden). Buiten loeit de wind en 't regent daarbij, alsof het water met emmers uit de lucht gegoten wordt. In de gezellige huiskamer, waar de farui lie na het eten om de tafel geschaard zit, is het echter lekker warm. warm en gezel lig. Vader leest de krant, Moeder naait er. schenkt onder de hand een kopje thee. Miesje leest in het nieuwe boek, dat zij op haar verjaardag gekregen heeft en Pietje vlecht .een matje. Plotseling zegt Vader. ,,'t Zal morgen nog storm zijn, want hot weerbericht luidt: Woest op uw hoede!' En dan weten wij 't wol!" „Jammer!" vindt Moeder, ,,'k Had mor gen zoo graag met de kinderen naar Oma gewild. Oma rekent daar Woensdagmiddag altijd half op, maa r •'als T zoo stormt, kun nen wij er niet tegen op." „Waarom woont Oma ook in zoo'n wind hoek?" vraagt Miesjo teleurgesteld. „Het waait nou ook altijd in die buurt!" „En met zoo'n storm dubbel!" voegt Moe der er aan toe. Miesje's gezicht staat niet erg opgewekt. Die akelige wind ook! Stil prevelt Pietje voor zich heen: „Wees op uw hoede woes op uw hoed 't Lijkt wel, of hij die uitdrukking in zijn bolletje prenten wil om nooit meer te ver geten. Helaas is Vaders voorspelling uitgeko men. Het stormt den volgenden dag zóó, dat er niet aan te denken valt Oma op te zoeken. Jammer, vreeselijk jammer! Maar één lichtpuntjo ziet Miesje toch: de school is in dezelfde straat, als waarin zij wonen, en dat kleine eindje is geen beletsel om naar school tc gaan. Gelukkig gaat de wind een paar dagen later liggen. Zaterdagmiddag kan Oma geen bezoek hebben, want dan móet zij zelf er op uit, maar de heele familie zal Zondag bij haar komen eten. Of dit cén feest, is! Allen verheugen er zich op. Pietje hoort Zaterdagavond nau welijks 't bekende geklep van de brieven bus, or hij gaat gedienstig de krant voor Vader halen en onder groote belangstelling leest Vader het weerbericht voor. Allen juichen, want er is nu van storm of regen geen sprake. Maar wat is dit? Moortje, do poes, schijnt te denken, dat ccn plaatsje op de In 't hoeaje van ons tuintje. Daar staat een appelboom, Bezaaid met duizend bloesenis. - 't Is net iets uit een droom Of uit een heel oud sprookje! Die boom doet een verhaal. Eerst was bij maanden knoestig En heel den winter kaal. Op eens kwam daar een feetje, Die strooide in het rond De mooiste, rose bloesems Een enk'lo op den gTond... De oude takken houden De meeste stevig vast En zeggen, als de wind blaast: Voorzichtig! Opgepastt De boom heeft nu een jurkje Van rose bloesems aan En om ons dit te toonen, Blijft hij zoo roerloos staan. C. E. DE LILLE HOGERWAARD. (Nadruk verboden). rustbank niet te versmaden is. Op zich zelf zou dat nog niet zoo erg zijn, als.... Moeder er niet juist Miesje's hoed neerge legd had en Moortje 't op dat plekje schijnt te hebben voorzien. Nog één sprong enMoortje zit er bovenop! Verschrikt roept Pietje uit: „O, Moeder! kijk eens! Nou gaat het toch nog regenen en waaien! Moortje zit op Miesje's hoed!" Moeder verjaagt den viervoctigen bengel haastig van zijn zacht, warm kussentje en zegt dan verwonderd tegen Pietje: „*t Is goed, dat je mij gewaarschuwd hebt, Pietje! Moortje mag natuurlijk niet op Miesje's hoed zitten, maarwat heeft dat met regen en wind te maken?" Ernstig antwoordt 't kleine kereltje: „Vader las laatst toch uit de krant voor, Waar is de landman'?, (Nadruk verbodenV dat als iemand op je hoed zat, er regen en wind kwam!" Vragend kijken Moeder en Vader elkaar en hun jongste aan. Dan zegt Vader, eens klaps begrijpend: „Hij bedoelt zeker: Weest op uw hoe del'" Pietje knikt. Gelukkig, Vader weet wat hij bedoelt 1 CARLA HOOG (Nadruk verboden). Kleine Liesje moet naar bed; Kijk, ze loopt te gapen, Maar eerst «dl ze even zien, Of de vinkjes slapen. „Kom maar hier," zegt Moeder d*n, „Wacht, ik til je op, Kijk eens boven in den spar, D44r, dicht bij den top." „Ik zie niks," zegt Lies, „alleen Maar een hoopje takken; Is daar nu wat aan te zien, Zal ik het eens pakken?" Moeder houdt het handje t'nig, En, na even turen, Komen drie, vier snaveltjes Over 't randje gluren. Lies zegt, „ik kan (lest verstaan. Wat ze willen zeggen: „Onze Moeke gaat óns óók In ons bedje lcggenl" Op haar teenen loopt Lies weg, Zegt: „Dag kleine vriodjest" In haar bedje droomt ze dan Van de vogel-kindjes. ANNIE LEMMBNS, (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 13