DE NOODKLOK LUIDT BOVEN DE MIJNSTREEK. Onafzienbare kolenmassa's wachten op afnemers. LA ARGENTINA, HET WONDER VAN DEN DANS. Het ontstaan van mijnwezen uit het de groot-industrie van het werk der monniken. -- - DE EENIGE WEG UIT DE IMPASSE. DE DUBBELE NATUUR VAN HAAR WEZEN cies Alm er ia, Granada, Malaga, Seviüa, Cadix cn Huelva cn wordt de melodie met verschillende kleuren getint. Van het Noorsch oricntalisme gaat zij over in een Arabisch karakter om zich langzamerhand te voegen bU de zangen van Midden-Castl- lië. Van al deze anonieme is de muziek van den Spaanschen toondichter doordrongen. Na de herleving van de typische folkloris tische Zarzuela, waarvan de groote Felipe Pedrell de bezieler was. zijn het Albe- niz en Granados, die de Spaansche muziek tot nieuw leven scheppen. En het is wel zeer merkwaardig, dat de moderne Spaan sche componisten, een Falla, een Turina, een Joaquin Nin, een Espla, ondanks de Afro-Amerikaansche vogue, die ook tot in de voornaamste steden is doorgedrongen, het folkloristische voorbeeld van hun be roemde voorgangers blijven volgen. De Spaansche dans, die rythmisch gemtneerde melodie is. kon niet achterblijven. Ook net dansende Spanje werd na den oorlogsrocs opgenomen in het frenetieke tempo der syncopen. Jazz en Charleston bedreigden het Andalusische lied en de Aragonische jota. De nationale dansen vervielen bijna In vergetelheid en werden langzamerhand beschouwd als othnologlsche curiositeiten. De jonge Spaansche generatie kent de blues van Gershwin cn do band van Whlteman, maar zij ignoreert den naam van de ver maarde Dolores Serral, die Europa de be- tooverende bekoring van de bolero cn van de cachuco deed ondergaan. De Spaansche dans zou dus verdwijnen als niet thans, merkwaardig verschijncel der steeds weer- keerende dingen, een renaissance van den romantlschen Spaanschen dans samenvalt met de herdenking van het 100-Jarig be staan van het romantisme. Dank zij kunste naars als Argentina en Vincenta Escudero. herleven de bolero, de sevillanas en de se- guedlllas op he onweerstaanbaar rhythme der castagnette en de gallego, de zortzico en de ricjane bij de suggestieve muziek van de dichterlijke melancholische gitaar. H. P De noodklok luidt boven het mijnge- bied! Het is een feit, dat ernstige zorgen baart, niet alleen voor het betreffend ge bied en deszelfs inwoners, maar voor ge heel Nederland, waar hier nationale pro blemen gelden. Problemen, welke hun vicieusen cirkel vinden in de omstandig heid, dat de steenkool den stoot heeft ge geven aan de enorme vlucht der moderne fabrieken en anderzijds de fabriek onmis baar Ls voor de mijnen terwille van den afzet. Inderdaad dreigt er in Limburg een ca tastrophe los te barsten, welke overigens reeds eerder zou zijn geëxplodeerd, ware het niet, dat de mijndirecties door perfec te outillage en rationalisatie de producti viteit op vrijwel gelijk peil hadden weten te houden bij een afvloeiing van ongeveer 9000 man personeel, waardoor de exploi tatiekosten nog maar juist konden worden gedekt. De kolen uit het buitenland komen vrijwel onbelemmerd en in onbeperkte hoeveelheden uit het buitenland, waarbij de importeurs dikwijls nog door premies worden gestimuleerd en valuta-voordee- len hebben. Export van onze eigen kolen vindt niet plaats, omdat het buitenland de grenzen afsluit. De productiviteit der Ne- derlandsche mijnen is, vergeleken bij acht jaar geleden, verdubbeld, maar de vraag is zoo ontstellend achteruit geloopen, dat de voorraden zich steeds hooger opstape len. Inkrimping der productie zou tenge volge hebben verhooging van den kost prijs en waar de bedrijven deze vermeer dering van lasten niet meer kunnen dra gen (het geinvesteerde kapitaal van 78.000.000.— leverde een rendement op van slechts 1.560.000.zou de kolen- prijs stijgen, hetgeen weer een mindere vraag tot gevolg zou hebben. Het is een Na een bespreking over den toestand der m ijnen tusschen den Minister van Waterstaat, de mijn dlrec ties cn organi satie-leiders. teert echter reeds uit de 11de eeuw, in ons land tenminste. Dit blijkt uit de „Chro- nyk der landen van Overmaas", waarin o.m. staat opgeteekend: „Anno, Xc en dan ook met de steenkolenmijn in handen van den staat overging. De staat verkocht de gebouwen en landerijen, doch behield het recht tot ontginnen voor zich. De te genwoordige Domaniale mynen werden hier in 1825 gesticht; de exploi tatie ervan werd in 1845 voor 99 jaren verpacht aan de Aken-Maas- trichtsche Spoorwegmij. De ontginning geschiedt nu sedert 1925 door de N.V. Domaniale Mijn- mij. In 1893 begon men met den aanleg van schachten, waardoor de nieuw ontdekte bodem rijkdom daadwerkelijk werd ontsloten. De ven nootschap, welke hier toe overging, kreeg in 1920 den naam „Mij tot Exploitatie van Lim- burgsche Steenkolen mijnen, genaamd Oran je Naasau-m ijnen". Het succes, dat ge noemde maatschappij mocht boeken, moedig de de houders van reeds vroeger verleende con cessies aan tot ontgin ning over te gaan. De S. A. des Charbonnages Neerlandais Willem et Sophia, eigenares der in I860 en '61 verleende concessies Willem en Sophia, hervatte in 1899 de reeds eerder aange vangen doch onderbro ken aanlegwerkzaam- heden te Spekhol- zerheide en begon in 1902 met de geregel de productie. In de mijn velden Laura en Vereeniging, eigendom der S. A. des Char bonnages Reunis Laura en Vereeniging werd in 1900 een aanvang gemaakt met den aanleg van een ontginningszetel te Eygelshoven. De Oranje Nassau-myn II werd in 1898 aangelegd. Dit waren alle particuliere ondernemingen; de Staat vaar digde 24 Juni 1907 echter een wet uit, waarbij wend bepaald, de nog niet in con cessie aan particulieren uitgegeven terrei nen te reserveeren ten behoeve van ex ploitatie door den staat. Dit had tenge volge dat in 1902 het staatsmijnbedrijf werd ingesteld, hetwelk in 1903 een aan vang maakte met den aanleg van de staats mijn Wilhelmina te Terwinselen. De staats mijnen ontplooiden sinds 1901 een gewel dige activiteit. Dit blijkt o.m. uit het feit, dat in 1908 met den schachtaanleg voor de tweede staatsmijn (Emma) te Hoensbroek werd begonnen. De derde staatsmijn (Hen drik) kwam in 1918 te Brunssum en de vierde (Maurits) te Lutterade in 1926. De particuliere ondernemingen zaten intus- schen ook niet stil; zij breidden hun in- stalalties regelmatig uit. De Laura en Vereeniging begon in 1929 met de ontginning van een tweede mijn, De geweldige rijbrngkranen (de eerste In Europa) aan de nieuwe haven der Staatsmijnen te Stein. de Julia te Eygelshoven, terwijl in 1923 de Oranje Nassaumijn III en in 1928 de Oran je Nassaumijn IV van de My. tot Exploi tatie van Limburgsche steenkolenmijnen in exploitatie kwamen. Zoo groeide uit het primitieve monni kenwerk der Middeleeuwen de moderne industrie. Toch zouden de Limburgsche mijnen niet zulk een geweldige vlucht hebben genomen, als de bittere noodzaak van den oorlog in de jaren 19141918 niet een enbrmo styging der productie noodig maakte, om te voorzien in de vraag naar kolen op de binnenlandsche markt. Klinkende cijfers. IN ARGENTINA HERLEEFT DE CULTUUR VAN EEN VOLK. - zeer uiteen, de Baskische liederen hebben niets gemeen met de andere zangen uit het Noorden. Daarentegen vereenigen de Wes- tersche Pyreneeën de melodieën van San tander, Asturië en Galicië. Meer naar het N.O. zijn de wijde vlakten en wordt men getroffen door de schoone Castiliaansche zangen, in welke het oricntalisme zich meer doet gevoelen dan ln' de zangen van het Noorden. De melodieën uit de Oostelyke Pyreneeën gelijken meer op de Baskische en op die van Hoog-Aragonië, terwijl meer naar de Middellandsche Zee het Catalonisch Aragonische karakter uitkomt. De origina liteit van de Levantijnsehe folklore wordt grooter naar het Zuiden, Andalusie begint dan. De kust volgende in de richting van de Atlantische Zee komt men aan de provin- Een miniatuur van een mijnschacht. mïnderd en hebben de mijnen ongeveer 30.000 arbeiders in dienst. Sombere perspectieven. Doch al deze cyfers stammen uit een gouden tijd. Nu staan er zorgelijke rimpels in het voorhoofd van ieder, die met de mijnen iets heeft te maken. De totale Ne- derlandsche steenkolenproductie zou vol doende zijn om de vraag op de binnen landsche markt te bevredigen. Doch hoo ger en hooger stapelt zich de kolenmassa op, welke tevergeefs op afnemers wacht. Waar zal het einde zijn? Een geheele Ne- derlandsche provincie stelt zich deze vraag: Waar zal het einde zyn!? Er staat maar één weg meer open, om de Limburgsche mijnstreek voor een cata strophe, welke voor geheel Nederland on afzienbare gevolgen kan hebben, te voor komen, n.l. deze: dat ieder Nederlander kolen koopt uit de eigen Nederlandsche mijnen. Dan en dan alleen is er hoop op eenige verbetering. Blyft men dit eene middel tot redding negeeren, dan zal Ne derland tot zyn eigen schade en schande ondervinden, dat men niet straffeloos eeh bloeiende industrie laat doodbloeden en een welvarende streek uitmergelt Dat dit inzicht zich baanbreke bij «Re ware Nederlanders! H, P. B. Hoe het interieur van een mijn eruit ziet ir.passe, waaruit niet of heel moeilijk een aitweg is te vinden. Het is duidelijk, dat deze toestand tot een catastrophe moet leiden, indien er niet een oplossing wordt gevonden. Men meent deze te hebben gevonden in een nieuwe loonsverlaging, maar de mijnwerkers-or ganisaties hebben hiertegen een krachtig ..non possumus" uitgesproken. Een nieuwe loonsverlaging zou ondragelijk zijn voor de mijnwerkers, die uit den aard van hun beroep toch reeds in zulke moeilijke, on gezonde en gevaarlijke omstandigheden leven. Wat dan? Men weet het niet! Zou de eens zoo bloeiende mijnstreek gedoemd zijn een dood land te worden? Zouden dertigduizend arbeiders de dagelijksche boterham worden ontnomen? Een jong en krachtig, met reuzen sprongen vooruit ge gaan bedrijf zou terug vallen in een deso- laten toestand. Van Monnikenwerk tot moderne industrie. Wij spraken hierboven van een jong bedrijf, doch dit is slechts relatief. Jong is de mijnindustrie op haar huidige grond slagen van modern industrieel grootbe drijf: het delven van het zwarte goud da- XCVTI (1097) due woeTden erstwerff ge vonden tot Loydick in der erde. die swart- te koelen, die men bernende is in den lan den gelegen bij den Maessecant, dat die- sen landen eyn salich vond waes". In het begin der 12e eeuw begon men in de omgeving van Kerkrade met de ont ginning van steenkolenvelden, hetgeen voornamelijk werd verricht door de mon niken der abdij van Rolduc. De ontginning was toen natuurlijk nog uiterst primitief. De bovenste laag van het steenkolenveld werd afgegraven; de dieper liggende lagen liet men liggen, wijl de ontginningstech niek het nog niet zoo ver had gebracht. Later gingen de monniken in de diepte graven, hetgeen door de bewoners over genomen werd. Waarschijnlijk hebben wy hier te doen met de eerste ontginning in Europa. Koningin Maria Theresia verleen de bij octrooi van 22 Jan. 1723 het recht tot exploitatie van het voornaamste deel van het kolengebied aan de Rolducer ab dij. In het midden der 18e eeuw had de abdij reeds 8C0 mijnwerkers in bedryf een heel getal voor dien tijd en gaf in de jaren 1742 tot 1771 ruim een millioen francs uit aan boven- en ondergrondsche werken. De Fransche Revolutie seculari seerde de geestelijke goederen, waaronder ook de abdij van Rolduc behoorde, welke Spanje is door de eeuwen heen een land ge wees l van kunsten en letteren, het oude Rome dankt het Seneca. Lucianus en Mar- tialis. In de 16e en 17e eeuw schitterden aan het firmament der letteren en schil derkunst Velasquez. Murillo, Cervantes, de Herrera's. Lope de Rueda, Rioja en Lustay Aragan; in de 18e eeuw schonk het de we reld den onsterfelyken Goya. en ons veel bewogen tydstip ziet in Pieabia de traditie en de toekomst van een ras, dat niettegen staande zijn ethnologische heterogeniteit een voorbeeld is van diepgeworteld atavis me. Zeldzaam zijn volken, waarin het natio naal bewustzijn zoo sterk in de kunst tot uiting komt als in die van het Spaanscne volk. Het karakteristieke natuurschoon van het Iberisch Schiereiland, zijn van liefde cn hartstocht geladen atmosfeer, supere ver achting voor den dood in de bloedige are na's. de exotische charme van het gitarisme, al deze wonderen en zeden, primitieve en verfijnde, zijn een bron van onuitputtelij- ken rijkdom voor den Spaanschen kunste naar. Maar niet alleen aan penseel en woord heeft Spanje zijn roem te danken in het rijk de kunsten. Nog meer ln zang en dans uit zich de ziel van het Spaansche volk. Geen land is rijker aan floklore dan Span je, melodie en rhytme zijn haar voornaam ste elementen. Het is moeilijk een juiste definitie te geven van de Spaansche, muzi kale folklore. Men dient het land daarvoor in drie zones te verdeelen: een Noordelijke, met haar liederen, welke bergen, de val leien en de rivieren bezingen, een centrale met haar uitgestrekte velden, waarover de bekoring van het oriëntale lied zweeft, en een Zuidelijke, waarvan de harstochtelijke melodieën van het schoone Andalusie ko men. In het Noorden loooen de karakters Hoe de productie is toegenomen wijst de statistiek uit, welke melding maakt van vervijfentwintigvoudiging der productie in de laatste 26 jaren. In 1906 werden, 2ooals uit de hierboven geschetste geschiedenis blijkt, slechts Vier mijnen ontgonnen. De jaarproductie der verschillende mijnen bedroeg: de Domaniale 224.549 ton, de Willem 88.980 ton, de Oranje Nassaumijn 204.851 ton en de Oranje Nassau mijn II 45.858 ton, in totaal dus 564.238 ton. De productie der laatste jaren beweegt zich tusschen de 12 en 15 millioen ton, dus inderdaad 25 maal zooveel als in 1906. Zooals wy reeds zeiden, ontving de ko- lenproductie den krachtigsten stoot om hoog in de oorlogsjaren. Terwijl in 1913 de gezamenlijke productie 1.87 millioen ton bedroeg, lukte het den mijndirecties reeds in 1919 de productie op te voeren tot 3.54 millioen ton. De latere jaren ken den een nog sterkere productietoename, waaraan vooral de vier staatsmijnen debet zyn. De particuliere mijnen, minder mo dern geoutilleerd, bleven ver achter. Ter wijl de particuliere mijnen in 1913 ruim 77 procent der productie voor hun reke ning namen, was dit in 1930 gereduceerd tot 5.05 procent. Vanzelfsprekend nam in deze periode het aantal arbeiders sterk toe. Waren er in 1906 3013 arbeiders, in 1913 9700, in 1920 22.900, in 1930 waren er niet minder dan 37.600, waarvan 26.500 ondergronds. Thans is dit aantal wederom sterk ver-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 12