15
SEINf-)
AMERSFOORTSCH
DAGBLAD
Het Jonge Olifantje
MEER BETALEN
ZOU DWAASHEID ZIJN!
HULSKO/—v.
KOFFIE
THANS
CENT PER WEEK
MET GRATIS
ONGEVALLENVERZEKERING
HEKTOR
Wat Jantje voor zijn
verjaardag vroeg
De beste koffie. Hulsko's
Semkoffiekost au 25 ct.
per 7, pond I Hulsko heeft
één soort, het bestel la
gepatenteerde, luchtdichte
veip?kking. - Vraagt Uw
Winketten
et Komt WAAK rit IN ZIT!
MIJN vador was het grootste exemplaar
van een kudde van tien olifanten, dio
al vorscheiden jaren do bosschon doorkruis
ten van de Lampongs, hot Zuidolijksto deel
van het eiland Sumatra in Oost-Indiö en
mijn moedor was van dat groepje reuzen
de slimste. Wanneer ik zog, dat or tien wa
ren, sla ik mijzelf ovor, omdat fk, bij do
anderen vergolcken, nog zoo heel klein
was.
Mijn moeder zei: „Wo zullen jou nog
maar niet meotellen, èn omdat je nog
zoo'n pukkic bent, èn omdat jo andoi*s num
mer elf zoudt zijn. Dat is het gekkennum
mer en zoo wil ik je niet genoemd bobben!"
Wat zorgde die moeder goed voor mo!
Ze had eon zware taak, want behalve dat
ze op my moest letten, was zo ook belast
mot de leiding van dc heelc groep. Bij de
olifanten is altijd „do vrouw aan 'l stuur".
Er marcheert steeds een wijfje vooraan, de
andcron volgen in den gatizenmarsch on
een sterk mannetje dat was hier mijn
vader sluit de rij.
Jaren en jaren was alles goed gegaan,
maar toen ik ruim een jaar oud was, gc-
bcurdo er een vreoselijk ongeluk.
Geweerschoten
In do dichte wouden worden wij. door
niemand lastig gevallen, maar op zokoren
rtacht raakten wij aan den rand van hot
bosch in oen groot rijstveld verzeild. Wij
aten ons dik on vertrapten nog veel 'moor
dan wij opgogoten hadden. Dc eigenaars
van dc rijstvelden dat waren menschen
uit die buurt waren woedond en toen wij
er den volgenden nacht weer heen gingon,
lagen zij op do loer. Er klonken gewoer-
schoten en mijn armo moodor stortte dood
tor aarde. Een kogel had haar op de moest
kwetsbare plaats, dat is tusschon hot oog
en hot oor, getroffen.
Je zult het niet van mij vergen, dat ik
weer ophaal, wat cr toen in mijn olifanten
schedel omging. Wel kan ik meededen,
dat dc hecle kudde uit elkaar stoof. Ieder
deed zijn best om wog to komen en ik
mijn goede moeder was er niot moer om
voor mij tc zorgen... en ik verdwaalde.
IIoo lang ik rondgezworven bob, weet ik
niot, maar ton slotto werd ik ontdokt door
een groep jagers. Toon werd ik govangen.
Er werden dikke touwen om mijn pootcn
geslagen cn ik werd aan een grooton tem
men olifant vastgemaakt. De aanvoerder
van de jagers zei: „Mooi zoo! Ilij is op Zon
dag gevangen en daarom noem ik hem
Mingoc (een Malcisch woord, dat Zondag
boteekent). Je zult een goed leventje krij
gen, Mingoe, want ik zal je cadeau geven
aan Art is in Amsterdam."
Mijn geleider, do tamme olifant, liet een
Olifantskop
zacht gebrom hooren; ik verstond: „Mocht
ik maar meel"
Ik moest nog enkele maanden op Suma
tra blijven, waarschijnlijk om aan den om
gang mot menschen te gewennen, on toen
werd ik op een vrachtboot goladóü, die mij
naar Holland brongon zou. Mijn gewoon
verblijf aan dok was een soort kooi. De ma
trozen schenon beneden ook zoo'n kooi te
hebben, want ik hoordo hen meermalen
20ggon: „Ik ga naar kooi". Ik heb hun kooi
en nooit gezien, want al was ik nog maar
anderhalf jaar oud, toch wus ik reeds to
corpulont, om dc scheopetrap af te gaan;
ik woog toon ongeveer vijfhonderd pond.
Wij kregen een klein hondje.
Hét zei maar niets dan „waf!"
f' Maar 't kwispelde met 't 6taartje,
i- Toen Moe? t>em eten gaf.
Nu kent hij ons al *n beetje
En knipoogt tegen mij.
Dat wil natuurlijk zeggen:
O, Jet, wat ben ik blij,
Dat ik met jou mag spelen.
Jij bont mijn kleine vrouw!
'k Wil heel graag bij je wezon.
Ik blijf je altijd trouw!
(Nadruk verboden).
Ik wandel nu met Hoktor,
Zoo hoot mijn licvo hond
Ik wijs den wog. Wat hij doet?
Hij snuffelt op don grónd.
We loopen en wo draven
En hobben dolle pret.
Moes zei: Ik maak een kiekje
Van Hektor saam mot Jet!
Je ziet hierboven 't plaatje,
Zeg zelf is Hek geen schat?
Wat zou ik toch beglnnon,
Als ik mijn Hek niet had!
ANNIE O.
In Amsterdam bracht men mij met een
zacht lijntje over in oen krat, d.i. con sio-
vige, van smalle planken in elkaar getim
merde kist Per vrachtboot had ik do zoo-
reis gemaakt en per vrachtauto worn ik
naar „Artis" vorvoord.
Je begrijpt, dat ik er zeer benieuwd naar
was, hoe het er daar zou uitzion!
Ik had gehoopt op een soort oorwoud,
maar daar leek liet niets op. Er staan wel
boompjes, cn heestertjes, en struikjes, en
bloempjes, maar alles met „pjos" en „tjos"
er achter en wat nog het ergste was: daar
mocht ik niet eens aan ruiken!
Ik werd opgesloten in een stal met een
stecncn vloer en ijzeren tralies aan don
voorkant. Aan den achterkant bevindt zich
een ijzeren deur, waardoor ik op mijn loop
plaats kan komen; dit is een aardig hoek
je in dc open lucht, maar ook al geheel om
geven door zware ijzeren tralies.
Was dat nu „Artis"? Zou ik hier het
goede leventje krijgen, dat mij in Indië al
beloofd was? Ik stond gewoon paf en toen
ik alles goed bekeken had, gaf ik een
schreeuw, zoo hard, dat de muren cr van
dreunden.
Een meevaller
Als mij ooit iels meegevallen is, dan was
het in dc eerste plaats datzelfde „Artis",
waarvan ik bij de kennismaking zoo weinig
goeds verwachtte!
Laat ik beginnen met te zeggen, dat mijn
wanhoopskreet dadelijk beantwoord word
door een buurman rechts, dion ik nog niet
kende. Dat was cou jong nijlpaard. Ik zog
hom in con bassin, vlak bij mijn hok den
kop boven water steken. Zijn schreeuw was
zijn groot. Eerst verstonden wo elkaar niet
best, aangezien zijn moedertaal Afri
kaanseh was, terwijl ik mij in het Azia
tisch uitdrukte, maar al heel gauw gewon-
don wc aan elkaurs taaltje cn tegenwoordig
babbelen we heel wat af.
Dan hoorde ik buiten twee maal „Goe
den dag!" roepen in zuiver Malcisch. Ik
kook cons door do oponstuunde deur en
daar zag Ik op do loopplank naast do mijnó
tweo Aziatische olirantert, reuzen in hun
soort; later vernam ik, dat zij Radjah cn
Coba heetten. Ik schrceuwdo beloofd terug
en toen kwam onzo oppasser, oen monseh
de baès van dón heelen olifantonstal.
„Wol, Migoe! (hij kende mijn naam al).
Wou je wat eten?" vroeg hij vriendelijk
cil hij zotte mij ccn bak vol gekookto rijst
voor, mijn liovolingskost. Ik smulde or van
én ik dacht; „Van hem moet ik hot heb
ben."
Hij stoldo mij niet to leur. Laat ik er
maar even bij vortellén, dat hij mij dage
lijks onthaalt op 1 K.G. gekookte haver
mout, 3 broeden, 1 K.G. gekookto rijst,
K.G. Brusselsch lof, 2 K. G. suikerbieten en
1 K.G. hooi!
„Waar laat jc dat allomaal?" zul je zeg
gen, maar vorgeet niet, dat ik ecu olifants
maag hob. Ik ben nu nog niet grooter dan
een kleine melkkoe en reken erop, dat ik
heel wat voodsol zal kunnen verwerken,
voordat ik volwassen ben, want daar zal
nog wel vijfentwintig jaar mco hccgaan!
De menschen zien mij graag, vooral dc
kinderen. Zo nocmon mij een snoes, ccn
schat, oen snuitjg, lief diertje en ik laat
zo maar praten, maar onderhand steek ik
mijn slurf door de tralies en dan pak ik
één voor Ó6ü hun koekjes aan cn ook de
wortolen, do appeltjes, do biscuitjes, dc
apenootjes en alles wat mij verder toege
stoken wordt. Gisteren liep ik buiten. Toen
kwam er een groep schoolkinderen aan en
die gaven veel meer aan mij, dan nan Rad
jah en Coba, mijn buren, maar dat was ge
vaarlijk, want tóen die reuzen dat zagen,
worden zo hoos. Ze raapten met hun slurf
kluitjes cn steentjes op en die slingerden
ze naar mij toe. De kinderen lachten, maar
ik werd bang cn ik zorgde ervoor, dat ik
gauw in mijn nachthok kwam.
Die kinderen zongen een mooi liedje, dat
heette „Do Kleinsto". 't Begon met: „In 't
groene dal, in 't stille dal." Zou dat liedje
soms op mij gemaakt zijn? 't Is wel mó
gelijk. Ik hoop dan maar, dat ik niet al te
hard zal groeien, want „do kleinste" te zijn
van de olifanten ln „Artis", dat bevalt niij
uitstekend.
G. J. .VISSCHER
(Nadruk verboden).
't Kleine Broertje, dat 'k laatst kreeg,
Huilt den heolcn dag.
Eigonlijk begrijp 'k niet goed,
Dat hij dat maar mag!
Als ik 't Moeder vraag, zegt zij:
Broertjo is nog klein!
Maar... snap jij, dat hij dnoro-
'n Huilebalk moot zijn?
Zóu hij honger hebbon soms?
Heeft hij orgens pijn?
*k Zou hom heipon, als 'k maar wist,
Wat het toch kan zijn!
Wacht! 'k geef hem mijn hobbelpaard 1
Als hij zoot maar isl
Of... mijn vriendjo Toddyboer,
Die ik niet graag mis!
Hoor! daar huilt hij nu alweer!
Hot is maar niot uit!
En ik vind dat huiion toch
Housch zoo'n naar geluid!
Och toe, Broertjo, wees nu zoet!
Jij moet niot zoo hullen!
Anders 'k meen hot! vraag ik Mam,
Of zij jc wil ruilen
Voor een hooi lief broertjo, dat....
B ij n a altijd lacht
En waarop ik worlc'HJk waar!
Al zoo heel lang wacht!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
(Nadruk verbóden).
Een verlanglijst op rijm
Jantje zou gauw Jarig wezen
En hij vroeghot alphabet,
Keurig had hij al zijn wenschen
Op oen lange lijst gezet,
A dat is een lief, klein Aapje,
Want dat had lk toch zoo graog.
B een dikke Boterlotler,
Zou 'k die krijgen, als 'k 'm vraag?
C "s een Cactu9. Daarvan heb ik.
Weet je, een verzameling.
D 's een DuVeltj' in een Doosje,
Schik heb j'allljd met zoo'n dingt
E 's een Ezel voor mijn wagon.
Janp-broor zegt: Dia zit or i n I
F een Fletsl 'k Geloof, dat 'k elg'IIJk
Met dien wertsch het liefst begin.
G Is een Garage voor mijn
Auto's, waormoö ik vaak speel
H een Hoepel, welk' ik meeneem,
AU Ik mij op straat verveel.
I is Inkt om moo te schrijven.
'k Zit nl in do tweede klas!
J daarmee kan 'k niets bedanken,
Of 't moest zijn: een nieuwe Jas.
K is een Kalender, waarvan
'k Alle platen goed bekijk,
I. eon Lotio-spol. Als 'k dit krijg,
_Ben_^k de Koningin te rijk!
M een Motorfiets, maar Vader
Vindt mo daarvoor vaal te kjoln.
N do Nimfjes, doch dié zullen
Wol geen kindorspoolgoed zijn!
O 's een Orgeltje, waarmee Ik
Mooi muziek steeds maken kan.
P oen Paard, dat hobbolt, heisa!
En Ik bon de ruitor dan.
Q dat is zoo'n rare lettor...
Nee, daar fs toch vast niets bijl
R dat spreekt: een Radlo-toeslol,
Dat zou juist leis zijn voor mijt
S dat Is oen moolo Stoomboot,
Waarmee 'k verre reizen maak.
T ccn Taart, oen Torenhoogs,
O, die wensch ik toch zoo vaak!
zijn Vlcvcllon, heerlijk!
Wnnt dio smaken lekker zoek
V 'n Verkeersagent, lk weet ftl,
Hoé dio toekens govon moet!
W een Worst van marsepein, zegt
Of 'k daar soms niot dol op ben*
X is housch niet d'eerBto lettor
Van een wensch, dien ik wel ken.
IJ Wol, oen paar IJlster schaatsen,
Waar lk om het hardst op rij,
Z een Zeomaiisbook, als 'k dit krijg,
O, wat ben Ik dan focll blljt
Ik ben bang, its Jan zooveel vraagt,
Krijgt hij niets, of heb ik 't mist
't Is voor Jannoman to hopon,
Dat Ik mij hoel erg vorgisl
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
(Nadruk verbeden),