WAARDOOR VERGING DE UIVER?
Joannes Benedictus van Heutsz
RAPPORT DER COMMISSIE
VAN ONDERZOEK
Van kwaadwilligheid of
misdaad niets gebleken
KRIJGSMAN EN STAATSMAN
HET WATERHALEN
DE ZON
3e BLAD PAG. 1.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
Hoofdoorzaak: het buitengewoon
ongunstige weer, waartoe
ook bijdroegen de minder
gunstige vliegeigcru
schappen van het
toestel
Verschenen is het verslas: van het onder
zoek, ingesteld naar de oorzaken van het
ongeval met het vliegtuig „Uivcr" der
K.L.M. in den nacht van 19 op 20 Decem
ber 1931 nabii Rutbah Wells.
De commissie heeft zich bii het vormen
van haar oordeel beperkt tot het bcstudee-
ren van de rapporten van Dr. Ir. H. J. van
der Maas en van de Koninklijke Luchtvaart
Maatschappij en tot het hooren van ver
schillende personen. In de hierbedoelde
rapporten komen alle feitelijke gegevens
voor, die ter plaatse, kort na het ongeval,
verzameld konden worden. Een hernieuwd
onderzoek ter plaatse zou geen nieuwe en
betrouwbare gegevens hebben kunnen ople
veren.
Het hier volgend verslag bepaalt zich tot
tic gegeven opdracht in engeren zin. een
onderzoek in te stellen naar de oorzaken
van het ongeval. De meening der commissie
over de verantwoordelijkheid voor het on
geval. zoomede een aantal opmerkingen,
waartoe het onderzoek heeft geleid en die
voor de toekomst van nut kunnen zijn,
ziin. in een afzonderlijk rapport neergelegd.
Wie gehoord werden
Gehoord werden: de waarnemend-direc-
ïcur van den Luchtvaartdienst, do directeur
van den Rijksstudiedienst voor de Lucht
vaart, Dr. Ir. H. J. van der Maas, de direc
teur van de K.L.M.. de heer I. A. Alcr, chef
van den vliegdienst der K.L.M. te Schiphol,
de lieer P. Guilonard, chef van den tcchni-
sclicn dienst der K.L.M. te Waalhaven, dc
heer P. B. Behage, adjunct-chef van den
tcchnischen dienst der K.L.M. te Waalha
ven. de lieer M. C. Moes. inspecteur van de
Indië-liin der K.L.M., de heer L. Si He vis,
vliegtuigbestuurder der K.L.M., dc heer J.
J. E. Duimclaar, vliegtuigbestuurder der
K.L M., de heer K. D. Parmentier, vliegtuig-
bestuurder der K.L.M., de heer G. J. Gev*
sciidorffcr. vliegtuigbestuurder der K.L.M.,
dc heer W. C. J. Vcrsteegh, kapitein bii dc
Luclitvaartafdeeling te Soestcrberg. de heer
Dr. J. E. Brouwer, chef van den Vlicgrncdi-
schcn dienst der Luchtvaartafdcoling te
Soestorberg. mevrouw dc Wed. E. Beekman
geb. Drossier, mevrouw de Wed. A. van
Steenbergen geb. Lankhout.
Waardevolle inlichtingen op meteorolo
gisch gebied werden verder verkregen van
den hoofddirecteur van het. Koninklijk Ne-
dcrlandsch Meteorologisch Instituut en van
Dr. II. C. Cannegieter, eveneens aan dit
Instituut verbonden.
Schriftelijke inlichtingen werden verkre
gen van Dr. P. G. J. Duker. te Amsterdam,
Prof. Dr. W. J. de Haas, te Leiden, Officier
M.S.D. der le klasse A. A. C. Kramer, te den
Helder, Dr. W. C. Beekman, broeder van
'den overleden piloot Beekman, den heer H.
Luca. vertegenwoordiger der A.P.C. te
Schiphol, en Dr. R. R. Rochat, te 's-Gra-
.venhage.
De commissie wil niet nalaten haar
waardeering te uiten voor de wiize, waarop
Dr. Ir. van der Maas ziin gegevens heeft
verzameld, zijn onderzoek heeft ingesteld
en ziin verslag heeft opgemaakt. De over
zichtelijke en logische opbouw van dit rap
port heeft de taak der commissie in niet
geringe mate vergemakkelijkt.
Het is niet mogelijk gebleken met
afdoende bewijskracht de oorzaken
van het ongeval aan te wijzen. Het
eenigo wat nagenoeg met zekerheid
kan worden vastgesteld is, dat het
ongeluk geschiedde tengevolge van
de buitengewoon slechte weersom
standigheden. De overige en de
meer gedetailleerde oorzaken kun
nen slechts met oen meerdere of
mindere mate van waarschijnlijk
heid worden aangenomen.
Na cenige meteorologische beschouwingen
omtrent dc noodlottige bui, vervolgt het rap
port:
„Dc piloot moet doelbewust in de bui ge
vlogen zijn, hierop wijzen de ingehaalde an
tenne en de hij H3 ingestelde koers naar
Bagdad. Het was bij 113, dat de „Uiver"
langzamerhand hot heviger gedeelte van de
hui begon te- naderen. Of de piloot wilde
niet terug, teneinde aan 't reisschema vast
te houden, of hij zag het terugkeeren be
zwaarlijker in dan het doorvliegen. Dit laat
ste zou gemotiveerd kunnen worden door
dat de West van Rutbah gelegen landings
terreinen 's nachts niet gemakkelijk te vin
den waren, vermoedelijk door den regen in
slechten toestand moesten verkeeren en
voor gebruik 's nachts niet anders dan als
noodlandingsterreinen beschouwd kunnen
worden, terwijl Gaza, dat geen peiler heeft,
moeilijk te vinden zou zijn en Cairo met
het oog op den benzinevoorraad te ver af
lag. Het zou nog mogelijk geweest zijn om
de bui heen te vliegen en daarna door te
gaan naar Bagdad, doch er was geen en
kele aanwijzing, om zich van de uitgestrekt
heid der bui in Noordelijke en Zuidelijke
richting een denkbeeld te vormen; het om
de hui heen vliegen zou dus met veel on
zekerheid gepaard gegaan zijn. Meer zeker
heid evenwel zou waarschijnlijk een besluit
geboden hebben, achter de bui te blijven,
af te wachten tot deze was weggetrokken
en daarna op de min of meer bruikbare
landingsplaats te Rutbah te landen.
Reeds kort na H3 is het toestel in het
hevigste deel dor bui gekomen en het moet
hierin verscheidene minuten vrijwel in de
kocrsrichting naar Bagdad zijn doorgevlo
gen.
Het was op een vorigen tocht naar Cairo
en terug reeds gebleken, dat men het toe
stel wat den koers betreft in zeer ongunstig
weer zelfs met twee man niet steeds hou
den kon en daarbij veel hoogte verloor.
Ook was de lióögtebesturing in die omstan
digheden zwaar. Men moet dus aanucmen,
dat de piloten, toen zij in het voorgedeelte,
dat is het hevigste deel, van de hui geko
men waren, de handen met de besturing
meer dan vol hadden en de uiterste pogin
gen hebben moeten aanwenden, het toestel
in de hand te houden.
Toen het toestel nog boven H3 vloog,
meende de ecne waarnemer van dit pomp
station, dat het „laag" leek, dat andeie oor
deelde „zeer hoog". De piloot, wetend, dat
sterk dalende luchtstroomen te verwachten
waren, zal in geen geval bepaald laag ge
vlogen hebben. Er zou ook, wijl liij toch
blind moest vliegen, geen goede reden voor
geweest zijn. Dc bui was evenwel buitenge
woon krachtig en de dalende luchtstroomen
die hij na H3 ontmoette, kunnen dus veel
sterker geweest zijn dan hij gerekend had.
De snelheid van het toestel is zeer vermoe
delijk belangrijk gereduceerd geweest; de
veiligheid van het toestel zoowel als de be
sturing maakten dit noodzakelijk. Boven
dien, wanneer het toestel vanaf 113 met een
snelheid van 300 K.M. was doorgevlogen,
dan zou liet te 00.33 u., het tijdstip van
het ongeval, vlak bij Rutbah, d.vv.z. reeds
voorbij dc bui zijn geweest.
In de nog geen 10 minuten, dat het toe
stel zich in het zwaarste deel van de bui
bevond, heeft liet zijn hoogte verloren, is
van 83° koers gekomen in een koers, ge
legen tusschcn 270° en 280° (dat wil dus
zeggen, dat het meer dan 1S0° is gedraaid)
en in dien koers aan den grond gekomen,
op een punt, bijna 4 K.M. buiten de bij H3
nieuw ingestelde koerslijn, zonder dat ceni-
voorhereidende maatregel tot landen was
genomen.
De dwarshelling moet meer dan 17° over
stuurboord geweest zijn, een helling van 30°
is zeker niet uitgesloten. Dc helling om de
dwarsas is vermoedelijk eenige graden voor
over geweest.
De groote dwarshelling zou kunnen wij
zen op een draaiing stuurboord uit, gedwon
gen of vrijwillig. Een helling voorover kan,
zoo dicht bij den grond, niet' vrijwillig ge
weest zijn.
Veronderstellingen omtrent
de oorzaak van het ongeval
De meest voor de hand liggende veron
derstelling is, dat het den piloten niet mo
gelijk geweest is, zich voldoende aan den
noodlottigen invloed der dalende lucht
stroomen te onttrekken, dat zij de bestu
ring met het verticale roer zijn kwijt ge
raakt en in hun uiterste pogingen de be
sturing in handen te houden er niet aan
konden denken om te landen, eensdeels
omdat een landing in het heuvelachtige ter
rein allergevaarlijkst moest worden, ander
deels omdat zij geen handen vrij haddfen
om zich op de landing voor te bereiden,
met het gevolg, dat zij met eigen snelheid
van tenminste 225 K.M. den grond raakten.
De gewijzigde koers, de vermoedelijke
draairichting, stuurboord uit, het niet in
stellen van een anderen koers dan dienaar
Bagdad, de eenigszins vooroverhellende
stand zoo dicht bij den grond en last not
least het aan den grond loopen zelf, het
zijn voor de commissie alle aanwijzingen,
dat men het toestel niet meer op voldoende
wijze kon besturen.
Is deze veronderstelling juist, dan
dringt zich de vraag naar voren of
een gemakkelijker te besturen toe
stel wel veilig door de hui heen ge
bracht zou zijn. Do mogelijkheid, dat
het gelukt zou zijn, bestaat zeer
zeker, maar een bevestigend ant
woord op deze vrrag is overigens
niet te geven.
Men kan ook de veronderstelling maken,
dat de piloten, om welke reden dan ook laag
vliegend, omgekeerd waren, wijl de storm
hun te machtig werd en het toestel daarbij
nog behoorlijk in de hand hadden. Een plot
seling optredende plaatselijke dalende lucht
stroom zou het toestel dan onverwacht tegen
den grond gedrukt hebben, dan wel de
piloten zouden zich in dc juiste hoogte ver
gist hebben. Een goede verklaring voor den
terugkeer is hierbij evenwel niet te geven;
de piloten zouden opnieuw voor verschei
dene minuten door het hevigste deel en dc
dalende luchtstroomen van dc bui moeten
vliegen, terwijl zij wisten, althans konden
weten, dat, doorvliegende in de oorspron
kelijke richting, de bui spoedig doorkruist
zou zijn. Immers ruim ccn half uur geleden
had liet op nog geen 20 K.M. afstand lig
gende Rutbah 30 tot 50 K.M. zicht gemeld.
Eon vergissing omtrent de juiste hoogte is
naar dc mccning der commissie niet aan
nemelijk; meer dan 30 of 40 M. kan dc
hoogteaanwijzing bezwaarlijk fout geweest
zijn; bovendien moest dc gezagvoerder met
het oog op de vele heuvels rekening houden
met ccn terrein, dat 00 100 M. hooger lag
dan dc vlakte, waarin de „Uivcr" aan don
grond kwam.
De mogelijkheid van blik
seminslag
Het is ook mogelijk, dat dc pilo
ten tengevolge van blikseminslag
verdoofd of gedood zijn geworden
en het toestel onbestuurd naar om
laag ging. In het gedeelte van de
bui, waarin dc „Uiver" zich tijdens
't ongeluk bevond, "woedde een hevig
onweer. Een electrische onllading
over het metalen toestel is dus
geenszins onaannemelijk en er zijn
ook enkele tcèkenen (de ronde,
schijnbaar geponste gaten in bak-
boordsvlcugel, een spoor op een
revolver, dat aan vonkoverslag te
wijten zou kunnen zijn), die in
dezen zin eenige aanwijzing geven.
Maar, al ware de veronderstelling van een
electrische ontlading over het toestel juist,
dan zou dit nog volstrekt niet behoeven in
te sluiten, dat dc piloten hiervan een na-
dceligcn invloed zouden hebben ondervon
den. De commissie kent uit. de literatuur
geen gevallen van ernstige beïnvloeding der
opvarenden van metalen vliegtuigen door
blikseminslag. Ook zou het al zeer toevallig
geweest zijn, wanneer beide piloten tegelijk
het slachtoffer waren géworden, terwijl hij
de lijkschouwing geen teckcncn van ver
wonding of dood door blikseminslag zijn
gevonden. Dat deze niet gevonden zijn is
evenwel weer geen onaantastbaar bewijs,
dat dc piloten inderdaad niet door den blik
sem gedood of verdoofd zijn geworden.
Al moge blikseminslag als oorzaak van
liet ongeval dus onwaarschijnlijk zijn, dc
mogelijkheid is niet met zekerheid uitge
sloten.
Breuk in dc lucht als oorzaak van het
ongeval komt zeer onwaarschijnlijk voor.
Buiten de plaats van het ongeval werden
nergens sporen van hel vliegtuig gevonden.
Van kwaadwilligheid of misdaad
kwam geen enkel positief feit ter
kon nis van de commissie. 7. ij ver
wijst naar het schrijven van haren
voorzitter van 25 Februari 1935,
gericht aan den Minister van
Waterstaat, waarin te kennen
werd gegeven, dat waar de Minister
zich dienaangaande blijkens zijn ge
publiceerde tegenspraak der loo-
pendc geruchten prntrent misdaad
cn kwaadwilligheid reeds een vaste
meening gevormd had, de commis
sie geen aanleiding had, harerzijds
daaromtrent ccn qadcr onderzoek
in te, stellen, tenzij tot dusver onbe
kende feiten of aanwijzingen ccn
nieuw licht mochten- geven.
Saamgevat oordeel
Als hoofdoorzaak moet worden aangezien
het buitengewoon ongunstige weer, waarin
het vliegtuig zich bevond.
Waarschijnlijk hebben tot het ongeluk
hijgedragen de minder gunstige vliegoi^c-
schappcn van het toestel in zeer slechte
weersgesteldheid en de nog geringe prak
tijk, die de piloten met het toestel verkre
gen hadden.
De mogelijkheid van blikseminslag en
dientengevolge van plotselinge vérdooving
of dood van de piloten is als oorzaak van
het ongeval evenwel niet uitgesloten.
De commissie vercenigt zich dus in hoofd
zaak met de door Dr. van der Maas in zijn
rapport neergelegde conclusies, welke luid
den als volgt
1. De oorzaak van het ongeval is hoogst
waarschijnlijk niet gelegen in brand, breuk
of blikseminslag in de lucht, zoomin als
storingen van technischen aard.
2. Het moet waarschijnlijk worden ge
acht, dat de zeer ongunstige wcersomstan
digheden tezamen met minder gunstige
vliegeigenschappen van het toestel in zware
remous en vermoeidheid van den vlieger
geleid hebben tot de hotsing met den grond
die dc catastrophe tengevolge had.
16 April 1935.
Onderwerper van Atjeh cn vurig
strijder voor de belangen
van den inlander
Een groot man wordt lieden geëerd te Am
sterdam, hij de onthulling van het monu
ment ter nagedachtenis van Joannes Bene
dictus van Heutsz. Krijgsman en staatsman
was hij; meer staatsman dan krijgsman, of
omgekeerd? Zijn loopbaan begon hij als
militair, om haar te beëindigen als hoogste
burgerlijk gezagdrager in dat deel van Ne
derland, dat in Azië is gelegen. Maar in
den krijgsman kwam al vroeg de staatsman
naar voren en als staatsman bleef hij mili
tair. Zoo is zonder het ecne het andere hij
dezen man niet denkbaar, zoo eert Neder
land op dezen dag den groot en zoon, die in
zijn kleine gcslalte vele voortreffelijke eigen
schappen verecnigde. Krijgsman was, zonder
ccn vechtjas te wezen, staatsman, zonder
polilicus te zijn. 11 ij zag steeds verder voor
uit dan zijn naaste doel: als bevelhebber van
le troepen in Atjeh streefde hij niet naar
ccn overwinning om den vijand te vernieti-
cn, doch om het land tot vrede en rust te
brengen, teneinde er de welvaart te kunnen
bevorderen. En later, als gouverncur-gone-
anl van Indie, was hij niet dc koloniale
heerscher, doch dc bevorderaar van de ont
wikkeling van het uitgestrekte gebied, dat
aan zijn zorgen was toevertrouwd.
Uit Culeniborg ontving ik een bericht met
teokening over een verschijnsel, dat 7 Juni
om 20.39 is waargenomen en in het kort als
volgt kan worden omschreven:
De lucht was zwaar bewolkt en in het
O.Z.O. (niet in het 0„ zooals in het bericht
staat, want de zon stond toen ongeveer in
het W.N.W.) vertoonden zich „donkertc-
stralcn", die radiaal uitgingen van een
punt boven den horizon, en zij waren van
onderen door nevel, van boven door wolken
begrensd, terwijl zij duidelijk tegen een ge
deeltelijk heldere lucht afstaken. De stralen
draaiden zeer langzaam tegen de beweging
van de wijzers van een uurwerk.
Ongetwijfeld was dit verschijnsel ïdenück
met het zoogenaamde watcrhalcn der zou,
dat onder een gebroken wolkendek als een
waaier van donkere en lichte strepen wordt
gezien. Het zonlicht wordt sterk verstrooid
door den dampkring in de lichtbundels, die
door de gaten in het wolkendek vallen, zoo
dat deze bundels lichter afsteken tegen de
donkere schaduwbanden. Tn werkelijkheid
zijn deze lichte en donkere bundels even
wijdig en is de waaiervorm een perspecti
visch effect.
In het genoemde geval stond de zon laag
aan den horizon en wierp lichtbundels dooi
de gaten in het wolkendek naar het O.Z.O.,
terwijl ook schaduwbanden aanwezig waren,
die dan als de „donkerte"-stralen te zien
kwamen, eveneens door de perspectief
schijnbaar in één punt samenkomende. Door
de drift der wolken en de verplaatsing der
gaten schenen de bundels te draaien.
Het merkwaardige van het gesignaleerde
verschijnsel is, dat het watcrhalen ditmaal
tegenover de zon was te zien. Overigens is
het verschijnsel weer identiek met de zoo
genaamde schemeringsbundels, die na zons
ondergang worden gezien als een waaier
van lïchtrose en donkerder strepen, die in
één punt onder den horizon (de zon) schij
nen samen te komen, als de waaier zich aan
de zonzijde vertoont. Soms ziet men even te
voren de strepen aan de tegenovergestelde
zijde van den hemel in één punt boven den
horizon samenkomen. Deze schemeringsbun
dels zijn een mooi verschijnsel, dat echter
niet opvalt, zoodat het niet algemeen hekend
is. Tiet bovenstaande bericht geeft mij aan
leiding er de aandacht op te vestigen van
hen, die nog al eens op de wcersverschijnse-
len letten.
CIIR. NELL.
(Nadruk verboden).
In verhand met het hagel weer van Twee
den Pinksterdag kan nog worden medege
deeld, dat ik van een waarnemer te Scheve-
ningen bericht ontving, dat dc grootste af
metingen van de daar vallende hagelstec-
nen 3.2 m.m. bedroeg. Behalve ronde knik
kers van kristalhelder ijs vielen er ook
rosetvormige stecnen, bestaande uit een
ronde kern, omzet met een tot drie kransen
van aangegroeide uitsteeksels. Deze vorm
komt trouwens vaak hij groote hagclstoe
nen voor.
GERECHTSHOF AMSTERDAM
De Kamer van Vaoantic van dit, Gerechts
hof zal hare zittingen houden gedurende de
maanden Juli cn Augustus van dit jaar en
wel voor de behandeling van Strafzaken
op: Dinsdag 2 en 16, Vrijdag 5 en 19 Juli
en Woensdag 7, Vrijdag 9, Donderdag 22 en
29 Augustus en zoo noodig voor de behan
deling van spocdeischeude Burgerlijke- en
Handelszaken op Woensdag 3, 10, 17, en 24
Juli en Dinsdag 6, 13, 20 en 27 Augustus.
Generaal van Heutsz
Toen in het laatst van dc vorige eeuw het
Xederlandsche gezag in het Noorden van
Sumatra in \oortdurende hotsing kwam
met dc inlandsche bevolking, was er eigen
lijk in die streken van een Nederlandsch
gezag geen sprake. De kuststrook was al
leen goed hekend, doch van dc binnenlan
den kende men nog maar hitter weinig.
Daar leefden volksstammen, die voor dc om
geving een stelselmatige bedreiging vorm
den, die roofden en plunderden en zelfs de
zeeroof bedreven op oen wijze, die het Ne-
derlandschc bestuur in ernstig conflict met
andere staten, met name Engeland, dreigde
te brengen. Het zou geen wonder geweest
zijn, wanneer Engeland zelf besloot een
einde aan dit wanbedrijf te maken, hetgeen
onze positie in de wereld ernstig zou heb
ben benadeeld, afgezien nog van het be
schamende, dat voor ons in een dergelijk op
treden van een vreemde mogendheid zou
zijn gelegen. Nedcrlandsche troepen bestre
den wel den inlandschen onruststoker,
doch op een wijze, die weinig effect sorteer
de en alleen ons land op groote verliezen
kwam te staan. Van Heutsz, eenmaal bevel
hebber, heeft aan dezen toestand een einde
gemaakt door krachtig in te grijpen en de
bevolking geheel te onderwerpen. Daarna be
gon zijn groote taak, die der pacificatie,
waardoor hij het land voor de Europcesche
bescherming ontsloot en rust bracht in stre
ken, waar van oudsher inlandsch geweld cn
willekeur heerschten. Later, als gouverneur-
generaal, heeft hij dit werk op grooter
schaal kunnen voortzetten, hij heeft de ont
wikkeling van geheel Indië in alle opzich
ten bevorderd cn de grondslagen gelegd voor
den Indischcn staat.
Zijn leven
Maar laten wij eerst in het kort iets van
dit merkwaardige leven vertellen, dat zoo
laag mogelijk is begonnen en zoo hoog mo
gelijk is gestegen. Op 3 Februari 1851 werd
Van Heutsz te Coevorden geboren cn op 16-
jarigen leeftijd zien wij hem reeds als vrij
williger in dienst treden hij het instructie-
bataljon te Kampen. Vijf jaar later, op 1
Augustus 1872, werd hij tot tweede luitenant
benoemd. Ongeveer tegelijkertijd brak de
oorlog in Atjeh uit, in het volgend jaar al
bracht zijn drang naar avontuur hem er
heen. Hij bleef er tot 1877 en onderscheidde
zich zoodanig, dat hij behalve de Militaire
Willemsorde der 4e klasse, ook verwierf het
eereteckcn voor belangrijke krijgsbedrijven
en de Atjeli-medaille 18731S76. Drie jaren
bracht hij vervolgens door te Socrabaja,
waarna hij in 1SS0 weer naar Atjeh werd
gedetacheerd.
Met het daar gevoerde beleid kon hij zich
in het geheel niet voreenigen, doch als on
dergeschikte had hij slechts bevelen uit te
voeren, alhoewd hij zijn meening niet onder
stoelen of banken stak. Nimmer heeft hij
zijn superieuren naar dc oogen gezien, het
geen in deze jaren reeds het gevolg had,
dat hij slechts met de grootste moeile ge
daan kreeg, in 1SS1 naar de Hoogcre Krijgs
school te worden gezonden om zich verder te
bekwamen. Na zijn terugkeer wisselde hij
in Indië herhaaldelijk van standplaats cn
maakte daarbij snel promotic. Jn 1886 werd
hij kapitein; spoedig daarna kreeg hij een
plaats bij den generalen staf, om daarop
weer naar Atjeh tc gaan als chef van den
staf. De strijd tegen dc onruststokers was
toen in vollen gang, doch dc daarbij gevoer-
do tactiek bleek al heel weinig geschikt om
tot afdoende resultaten te komen. De strijd
werd getraineerd, waardoor er grooto ver-»
schrikking van dood en verderf aan werd
;egeven. Daarbij steunde men steeds weer
op ccn man als Toekoe Oemar, een inland
schen leider, die zijn Nedcrlandsche „bond-
genooten" nicer dan eens verried cn zoo
doende den voortgang zeer belemmerde.
Zelfs zag het er op zeker oogenblik naar
uit, dat de Nederlunders totaal uit Atjeh
zouden worden verdreven. Van Heutsz be
greep, dat door ccn grootere krachtsontwik
keling de strijd bekort zou worden, waarhij
minder offers aan goed en bloed zouden
worden gebracht en de goedgezinde bevol
king later kon worden beschermd tegen den
druk van de moordzuchtige benden.
Toch kon hij nog niet dadelijk zijn doel
verwezenlijken, al onderscheidde hij zich
reeds spoedig weer door zijn gedrag. In 1890
werd hem de ceresabcl toegekend, het jaar
laarop werd hij hij keuze bevorderd tot ma
joor, drie jaar later tot overste, weer <iric
jaar later tot kolonel, in 1S9S tot geneiaal-
majoor cn in 1900 tot luitcnant-gcncruuL.
civiel cn militair gouverneur van Atjeh en
onderhoorigheden. Toen kon hij eerst zijn
systeem doorzetten. Reeds tevoren, in 1898,
was hij tot. militair commandant van Atjeh,
tevens belast met dc waarneming van civiel
cn militair gouverneur, benoemd. Dc samen
scholing in Pidic werd uiteengeslagen; Van
Dalen maakte zijn tocht door dc Gajolantlen,
kapitein-adjudant H. Colijn en onder-luite
nant Christoffcl brachten Panglima Polèm
tot onderwerping. In 1904 werd na een nieu
we tocht door (ie Gajolandcn het werk vol
tooid. Toen verliet Van Heutsz ook Atjeh,
om naar Weltevreden tc gaan als gouver
neur-generaal.
Nog eenmaal zou hij naar Atjeh worden
geroepen. Dat was in 1907, tijdens het gou
verneurschap van G. C. E. van Dalen, den
vroogeren medewerker van Van Heutsz, dien
hij zelf als zijn opvolger had aangewezen.
Dc Atjchcr begon zich weer tc roeren cn in
Indië zoowel als in het moederland ont
stond toenemende ongerustheid. Op verzoek
van minister Fock stelde de gouverneur-
generaal een nauwkeurig onderzoek in naar
do gebeurtenissen der laatste jaren. Dc mi
nister verklaarde in dc Tweede Kamer, dat
hij, zoowel als dc G.-G. vol vertrouwen stel
den in den gouverneur en dat er geen twij
fel bestond aan do deugdelijkheid van diens
beleid, zoodat de landvoogd alleen maar
naar Atjeh zou gaan om dit te bevestigen.
Het rapport van Van Heutsz, verschenen in
begin 1908, was echter een volledige
desavouecring van het de laatste jaren in
Atjeh gevoerde beleid. Het pleitte voor een
inniger samenwerking tusschen Europcesch
bestuur en Atjehhoofden en voor een wel
willend optreden jegens de bevolking voor
een politiek van verzoening en van humani
teit in stede van ccn van afschrikking cn
geweld, zooals tot nog toe gevoerd was. Het
rapport had het aftreden van den gouver
neur tengevolge.
In 1909 trad Van Heutsz af als landvoogd
en ging hij voor goed naar Europa terug.
Hij vestigde zich te Amsterdam, later te
Bussum. Zijn laatste levensdagen sleet hij
te Clares hij Montreux in Zwitserland, waar
hij op 11 Juli 1924 overleed. Op het kerkhof
aldaar werd hij begraven, op een door hem
zelf aangewezen plek. Zijn stoffelijk over
schot werd in 1927 naar Amsterdam overge
bracht en op 9 Juni van dat jaar op do
Nieuwe Oosterbegraafplaats bijgezet. Iïet
was een ontroerende plechtigheid, die rnct
groote eerbewijzen en onder zeer veel be
langstelling uit alle deelcn van het rijk ge
schiedde.
Bevorderaar van vrede
en welvaart
Hot werk van Van Heutsz, in Indic ver-
richt, zal voor deze gewesten een blijvende
bcteckenis hebben. Vooral het vredewerk,
eerst mogelijk gemaakt door den gelukki
gen afloop van een krachtig militair optre
den. Het hierboven genoemde rapport over
de toestanden in Atjeh in 1907, waarbij hij
een van zijn eigen helpers moest afvallen,
teekent den rnensch Van Heutsz als pacifi
cator. Reeds gedurende zijn gouverneur
schap was hij ijverig in deze richting werk
zaam. Tegelijk met zijn benoeming kwam
de latere Leidschc hoogleeraar Snouck Iiur-
gronje naar Atjeh als adviseur voor inland
sche zaken. En de consequente beëindiging
van den strijd zou niet geleid hebben tot
de resultaten, welke daar bereikt zijn, in
dien Van Heutsz niet ook de eigenschappen
van den scherp zienden staatsman had be
zeten, welke hem o.m. de adviezen van
Snouck Hurgronjo ten aanzien van Atjeh
en zijn volk op juiste waarde deden schat
ten. Nadat hij gouverneur-generaal was ge
worden zou het werk der bevestiging van
ons in die dagen zoo uiterst extensieve ge
zag achtereenvolgens in andere deelcn van
Sumatra, op Borneo, op Celebes, op de
kleine Soenda-eilanden, niet op die stelsel
matige, doelbewuste wijze zijn geschied, in
dien niet Van Heutsz als een kundig staats
man de noodzakelijkheid van deze consoli
datie van onze posllie in Indië, naar binnen
cn naar huiten, juist in die tijden, had be
seft.
In Atjeh heeft hij reeds voor 1904, dus
toen liet verzet nog niet gansch en al gebro
ken was, een aanvang gemaakt met het uit
gebreide vredeswerk, dat hem bij zijn stre
ven naar opheffing der door hem bestuurde
gewesten voor oogen stond. Begonnen werd
met dc verbinding der Atjeh-tram aan het
spoorwegnet van Sumatra's Oostkust en met
de inrichting van Sabang tot handels- en
schecpvaartcentrum. Als gouverneur-gene
raal streefde.hij naar de ontwikkeling van
geheel Indië: handel en verkeer hadden zijn
volle belangstelling, verkeerswegen werden
op groote schaal aangelegd en de Nederland-
sche scheepvaart kon op zijn grooten steun
rekenen. Daarnaast had hij een open oog
voor dc belangen der inheemsche bevol
king, welke hij hielp door do bevordering
van landbouw en nijverheid en door de in
voering van een inlandsch volksonderwijs,
waarmede Nederland als koloniseerende
mogendheid alle andere landen verre voor
uit is. Met hern is dc oude koloniale idee
uitgestorven. Zijn streven was er in alle
opzichten op gericht, om (zooals hij het zelf
uitdrukte) de door het wereldgebeuren aan
onze zorgen toevertrouwde inlandsche ras
sen van den Tndischen archipel met onver
deelde toewijding en zorg te helpen opvoe
den tot sociaal geheel gelijkwaardigcn, vol
komen in staaf om in de tockomrt, desge-
wenscht, gebed op eigen boenen tc staan.
Een nieuw tijdperk in de Indische geschiede
nis is door Van Heutsz ingeluid