WAARDOOR VERGING DE UIVER? Joannes Benedictus van Heutsz RAPPORT DER COMMISSIE VAN ONDERZOEK Van kwaadwilligheid of misdaad niets gebleken KRIJGSMAN EN STAATSMAN HET WATERHALEN DE ZON 3e BLAD PAG. 1. AMERSFOORTSCH DAGBLAD Hoofdoorzaak: het buitengewoon ongunstige weer, waartoe ook bijdroegen de minder gunstige vliegeigcru schappen van het toestel Verschenen is het verslas: van het onder zoek, ingesteld naar de oorzaken van het ongeval met het vliegtuig „Uivcr" der K.L.M. in den nacht van 19 op 20 Decem ber 1931 nabii Rutbah Wells. De commissie heeft zich bii het vormen van haar oordeel beperkt tot het bcstudee- ren van de rapporten van Dr. Ir. H. J. van der Maas en van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij en tot het hooren van ver schillende personen. In de hierbedoelde rapporten komen alle feitelijke gegevens voor, die ter plaatse, kort na het ongeval, verzameld konden worden. Een hernieuwd onderzoek ter plaatse zou geen nieuwe en betrouwbare gegevens hebben kunnen ople veren. Het hier volgend verslag bepaalt zich tot tic gegeven opdracht in engeren zin. een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van het ongeval. De meening der commissie over de verantwoordelijkheid voor het on geval. zoomede een aantal opmerkingen, waartoe het onderzoek heeft geleid en die voor de toekomst van nut kunnen zijn, ziin. in een afzonderlijk rapport neergelegd. Wie gehoord werden Gehoord werden: de waarnemend-direc- ïcur van den Luchtvaartdienst, do directeur van den Rijksstudiedienst voor de Lucht vaart, Dr. Ir. H. J. van der Maas, de direc teur van de K.L.M.. de heer I. A. Alcr, chef van den vliegdienst der K.L.M. te Schiphol, de lieer P. Guilonard, chef van den tcchni- sclicn dienst der K.L.M. te Waalhaven, dc heer P. B. Behage, adjunct-chef van den tcchnischen dienst der K.L.M. te Waalha ven. de lieer M. C. Moes. inspecteur van de Indië-liin der K.L.M., de heer L. Si He vis, vliegtuigbestuurder der K.L.M., dc heer J. J. E. Duimclaar, vliegtuigbestuurder der K.L M., de heer K. D. Parmentier, vliegtuig- bestuurder der K.L.M., de heer G. J. Gev* sciidorffcr. vliegtuigbestuurder der K.L.M., dc heer W. C. J. Vcrsteegh, kapitein bii dc Luclitvaartafdeeling te Soestcrberg. de heer Dr. J. E. Brouwer, chef van den Vlicgrncdi- schcn dienst der Luchtvaartafdcoling te Soestorberg. mevrouw dc Wed. E. Beekman geb. Drossier, mevrouw de Wed. A. van Steenbergen geb. Lankhout. Waardevolle inlichtingen op meteorolo gisch gebied werden verder verkregen van den hoofddirecteur van het. Koninklijk Ne- dcrlandsch Meteorologisch Instituut en van Dr. II. C. Cannegieter, eveneens aan dit Instituut verbonden. Schriftelijke inlichtingen werden verkre gen van Dr. P. G. J. Duker. te Amsterdam, Prof. Dr. W. J. de Haas, te Leiden, Officier M.S.D. der le klasse A. A. C. Kramer, te den Helder, Dr. W. C. Beekman, broeder van 'den overleden piloot Beekman, den heer H. Luca. vertegenwoordiger der A.P.C. te Schiphol, en Dr. R. R. Rochat, te 's-Gra- .venhage. De commissie wil niet nalaten haar waardeering te uiten voor de wiize, waarop Dr. Ir. van der Maas ziin gegevens heeft verzameld, zijn onderzoek heeft ingesteld en ziin verslag heeft opgemaakt. De over zichtelijke en logische opbouw van dit rap port heeft de taak der commissie in niet geringe mate vergemakkelijkt. Het is niet mogelijk gebleken met afdoende bewijskracht de oorzaken van het ongeval aan te wijzen. Het eenigo wat nagenoeg met zekerheid kan worden vastgesteld is, dat het ongeluk geschiedde tengevolge van de buitengewoon slechte weersom standigheden. De overige en de meer gedetailleerde oorzaken kun nen slechts met oen meerdere of mindere mate van waarschijnlijk heid worden aangenomen. Na cenige meteorologische beschouwingen omtrent dc noodlottige bui, vervolgt het rap port: „Dc piloot moet doelbewust in de bui ge vlogen zijn, hierop wijzen de ingehaalde an tenne en de hij H3 ingestelde koers naar Bagdad. Het was bij 113, dat de „Uiver" langzamerhand hot heviger gedeelte van de hui begon te- naderen. Of de piloot wilde niet terug, teneinde aan 't reisschema vast te houden, of hij zag het terugkeeren be zwaarlijker in dan het doorvliegen. Dit laat ste zou gemotiveerd kunnen worden door dat de West van Rutbah gelegen landings terreinen 's nachts niet gemakkelijk te vin den waren, vermoedelijk door den regen in slechten toestand moesten verkeeren en voor gebruik 's nachts niet anders dan als noodlandingsterreinen beschouwd kunnen worden, terwijl Gaza, dat geen peiler heeft, moeilijk te vinden zou zijn en Cairo met het oog op den benzinevoorraad te ver af lag. Het zou nog mogelijk geweest zijn om de bui heen te vliegen en daarna door te gaan naar Bagdad, doch er was geen en kele aanwijzing, om zich van de uitgestrekt heid der bui in Noordelijke en Zuidelijke richting een denkbeeld te vormen; het om de hui heen vliegen zou dus met veel on zekerheid gepaard gegaan zijn. Meer zeker heid evenwel zou waarschijnlijk een besluit geboden hebben, achter de bui te blijven, af te wachten tot deze was weggetrokken en daarna op de min of meer bruikbare landingsplaats te Rutbah te landen. Reeds kort na H3 is het toestel in het hevigste deel dor bui gekomen en het moet hierin verscheidene minuten vrijwel in de kocrsrichting naar Bagdad zijn doorgevlo gen. Het was op een vorigen tocht naar Cairo en terug reeds gebleken, dat men het toe stel wat den koers betreft in zeer ongunstig weer zelfs met twee man niet steeds hou den kon en daarbij veel hoogte verloor. Ook was de lióögtebesturing in die omstan digheden zwaar. Men moet dus aanucmen, dat de piloten, toen zij in het voorgedeelte, dat is het hevigste deel, van de hui geko men waren, de handen met de besturing meer dan vol hadden en de uiterste pogin gen hebben moeten aanwenden, het toestel in de hand te houden. Toen het toestel nog boven H3 vloog, meende de ecne waarnemer van dit pomp station, dat het „laag" leek, dat andeie oor deelde „zeer hoog". De piloot, wetend, dat sterk dalende luchtstroomen te verwachten waren, zal in geen geval bepaald laag ge vlogen hebben. Er zou ook, wijl liij toch blind moest vliegen, geen goede reden voor geweest zijn. Dc bui was evenwel buitenge woon krachtig en de dalende luchtstroomen die hij na H3 ontmoette, kunnen dus veel sterker geweest zijn dan hij gerekend had. De snelheid van het toestel is zeer vermoe delijk belangrijk gereduceerd geweest; de veiligheid van het toestel zoowel als de be sturing maakten dit noodzakelijk. Boven dien, wanneer het toestel vanaf 113 met een snelheid van 300 K.M. was doorgevlogen, dan zou liet te 00.33 u., het tijdstip van het ongeval, vlak bij Rutbah, d.vv.z. reeds voorbij dc bui zijn geweest. In de nog geen 10 minuten, dat het toe stel zich in het zwaarste deel van de bui bevond, heeft liet zijn hoogte verloren, is van 83° koers gekomen in een koers, ge legen tusschcn 270° en 280° (dat wil dus zeggen, dat het meer dan 1S0° is gedraaid) en in dien koers aan den grond gekomen, op een punt, bijna 4 K.M. buiten de bij H3 nieuw ingestelde koerslijn, zonder dat ceni- voorhereidende maatregel tot landen was genomen. De dwarshelling moet meer dan 17° over stuurboord geweest zijn, een helling van 30° is zeker niet uitgesloten. Dc helling om de dwarsas is vermoedelijk eenige graden voor over geweest. De groote dwarshelling zou kunnen wij zen op een draaiing stuurboord uit, gedwon gen of vrijwillig. Een helling voorover kan, zoo dicht bij den grond, niet' vrijwillig ge weest zijn. Veronderstellingen omtrent de oorzaak van het ongeval De meest voor de hand liggende veron derstelling is, dat het den piloten niet mo gelijk geweest is, zich voldoende aan den noodlottigen invloed der dalende lucht stroomen te onttrekken, dat zij de bestu ring met het verticale roer zijn kwijt ge raakt en in hun uiterste pogingen de be sturing in handen te houden er niet aan konden denken om te landen, eensdeels omdat een landing in het heuvelachtige ter rein allergevaarlijkst moest worden, ander deels omdat zij geen handen vrij haddfen om zich op de landing voor te bereiden, met het gevolg, dat zij met eigen snelheid van tenminste 225 K.M. den grond raakten. De gewijzigde koers, de vermoedelijke draairichting, stuurboord uit, het niet in stellen van een anderen koers dan dienaar Bagdad, de eenigszins vooroverhellende stand zoo dicht bij den grond en last not least het aan den grond loopen zelf, het zijn voor de commissie alle aanwijzingen, dat men het toestel niet meer op voldoende wijze kon besturen. Is deze veronderstelling juist, dan dringt zich de vraag naar voren of een gemakkelijker te besturen toe stel wel veilig door de hui heen ge bracht zou zijn. Do mogelijkheid, dat het gelukt zou zijn, bestaat zeer zeker, maar een bevestigend ant woord op deze vrrag is overigens niet te geven. Men kan ook de veronderstelling maken, dat de piloten, om welke reden dan ook laag vliegend, omgekeerd waren, wijl de storm hun te machtig werd en het toestel daarbij nog behoorlijk in de hand hadden. Een plot seling optredende plaatselijke dalende lucht stroom zou het toestel dan onverwacht tegen den grond gedrukt hebben, dan wel de piloten zouden zich in dc juiste hoogte ver gist hebben. Een goede verklaring voor den terugkeer is hierbij evenwel niet te geven; de piloten zouden opnieuw voor verschei dene minuten door het hevigste deel en dc dalende luchtstroomen van dc bui moeten vliegen, terwijl zij wisten, althans konden weten, dat, doorvliegende in de oorspron kelijke richting, de bui spoedig doorkruist zou zijn. Immers ruim ccn half uur geleden had liet op nog geen 20 K.M. afstand lig gende Rutbah 30 tot 50 K.M. zicht gemeld. Eon vergissing omtrent de juiste hoogte is naar dc mccning der commissie niet aan nemelijk; meer dan 30 of 40 M. kan dc hoogteaanwijzing bezwaarlijk fout geweest zijn; bovendien moest dc gezagvoerder met het oog op de vele heuvels rekening houden met ccn terrein, dat 00 100 M. hooger lag dan dc vlakte, waarin de „Uivcr" aan don grond kwam. De mogelijkheid van blik seminslag Het is ook mogelijk, dat dc pilo ten tengevolge van blikseminslag verdoofd of gedood zijn geworden en het toestel onbestuurd naar om laag ging. In het gedeelte van de bui, waarin dc „Uiver" zich tijdens 't ongeluk bevond, "woedde een hevig onweer. Een electrische onllading over het metalen toestel is dus geenszins onaannemelijk en er zijn ook enkele tcèkenen (de ronde, schijnbaar geponste gaten in bak- boordsvlcugel, een spoor op een revolver, dat aan vonkoverslag te wijten zou kunnen zijn), die in dezen zin eenige aanwijzing geven. Maar, al ware de veronderstelling van een electrische ontlading over het toestel juist, dan zou dit nog volstrekt niet behoeven in te sluiten, dat dc piloten hiervan een na- dceligcn invloed zouden hebben ondervon den. De commissie kent uit. de literatuur geen gevallen van ernstige beïnvloeding der opvarenden van metalen vliegtuigen door blikseminslag. Ook zou het al zeer toevallig geweest zijn, wanneer beide piloten tegelijk het slachtoffer waren géworden, terwijl hij de lijkschouwing geen teckcncn van ver wonding of dood door blikseminslag zijn gevonden. Dat deze niet gevonden zijn is evenwel weer geen onaantastbaar bewijs, dat dc piloten inderdaad niet door den blik sem gedood of verdoofd zijn geworden. Al moge blikseminslag als oorzaak van liet ongeval dus onwaarschijnlijk zijn, dc mogelijkheid is niet met zekerheid uitge sloten. Breuk in dc lucht als oorzaak van het ongeval komt zeer onwaarschijnlijk voor. Buiten de plaats van het ongeval werden nergens sporen van hel vliegtuig gevonden. Van kwaadwilligheid of misdaad kwam geen enkel positief feit ter kon nis van de commissie. 7. ij ver wijst naar het schrijven van haren voorzitter van 25 Februari 1935, gericht aan den Minister van Waterstaat, waarin te kennen werd gegeven, dat waar de Minister zich dienaangaande blijkens zijn ge publiceerde tegenspraak der loo- pendc geruchten prntrent misdaad cn kwaadwilligheid reeds een vaste meening gevormd had, de commis sie geen aanleiding had, harerzijds daaromtrent ccn qadcr onderzoek in te, stellen, tenzij tot dusver onbe kende feiten of aanwijzingen ccn nieuw licht mochten- geven. Saamgevat oordeel Als hoofdoorzaak moet worden aangezien het buitengewoon ongunstige weer, waarin het vliegtuig zich bevond. Waarschijnlijk hebben tot het ongeluk hijgedragen de minder gunstige vliegoi^c- schappcn van het toestel in zeer slechte weersgesteldheid en de nog geringe prak tijk, die de piloten met het toestel verkre gen hadden. De mogelijkheid van blikseminslag en dientengevolge van plotselinge vérdooving of dood van de piloten is als oorzaak van het ongeval evenwel niet uitgesloten. De commissie vercenigt zich dus in hoofd zaak met de door Dr. van der Maas in zijn rapport neergelegde conclusies, welke luid den als volgt 1. De oorzaak van het ongeval is hoogst waarschijnlijk niet gelegen in brand, breuk of blikseminslag in de lucht, zoomin als storingen van technischen aard. 2. Het moet waarschijnlijk worden ge acht, dat de zeer ongunstige wcersomstan digheden tezamen met minder gunstige vliegeigenschappen van het toestel in zware remous en vermoeidheid van den vlieger geleid hebben tot de hotsing met den grond die dc catastrophe tengevolge had. 16 April 1935. Onderwerper van Atjeh cn vurig strijder voor de belangen van den inlander Een groot man wordt lieden geëerd te Am sterdam, hij de onthulling van het monu ment ter nagedachtenis van Joannes Bene dictus van Heutsz. Krijgsman en staatsman was hij; meer staatsman dan krijgsman, of omgekeerd? Zijn loopbaan begon hij als militair, om haar te beëindigen als hoogste burgerlijk gezagdrager in dat deel van Ne derland, dat in Azië is gelegen. Maar in den krijgsman kwam al vroeg de staatsman naar voren en als staatsman bleef hij mili tair. Zoo is zonder het ecne het andere hij dezen man niet denkbaar, zoo eert Neder land op dezen dag den groot en zoon, die in zijn kleine gcslalte vele voortreffelijke eigen schappen verecnigde. Krijgsman was, zonder ccn vechtjas te wezen, staatsman, zonder polilicus te zijn. 11 ij zag steeds verder voor uit dan zijn naaste doel: als bevelhebber van le troepen in Atjeh streefde hij niet naar ccn overwinning om den vijand te vernieti- cn, doch om het land tot vrede en rust te brengen, teneinde er de welvaart te kunnen bevorderen. En later, als gouverncur-gone- anl van Indie, was hij niet dc koloniale heerscher, doch dc bevorderaar van de ont wikkeling van het uitgestrekte gebied, dat aan zijn zorgen was toevertrouwd. Uit Culeniborg ontving ik een bericht met teokening over een verschijnsel, dat 7 Juni om 20.39 is waargenomen en in het kort als volgt kan worden omschreven: De lucht was zwaar bewolkt en in het O.Z.O. (niet in het 0„ zooals in het bericht staat, want de zon stond toen ongeveer in het W.N.W.) vertoonden zich „donkertc- stralcn", die radiaal uitgingen van een punt boven den horizon, en zij waren van onderen door nevel, van boven door wolken begrensd, terwijl zij duidelijk tegen een ge deeltelijk heldere lucht afstaken. De stralen draaiden zeer langzaam tegen de beweging van de wijzers van een uurwerk. Ongetwijfeld was dit verschijnsel ïdenück met het zoogenaamde watcrhalcn der zou, dat onder een gebroken wolkendek als een waaier van donkere en lichte strepen wordt gezien. Het zonlicht wordt sterk verstrooid door den dampkring in de lichtbundels, die door de gaten in het wolkendek vallen, zoo dat deze bundels lichter afsteken tegen de donkere schaduwbanden. Tn werkelijkheid zijn deze lichte en donkere bundels even wijdig en is de waaiervorm een perspecti visch effect. In het genoemde geval stond de zon laag aan den horizon en wierp lichtbundels dooi de gaten in het wolkendek naar het O.Z.O., terwijl ook schaduwbanden aanwezig waren, die dan als de „donkerte"-stralen te zien kwamen, eveneens door de perspectief schijnbaar in één punt samenkomende. Door de drift der wolken en de verplaatsing der gaten schenen de bundels te draaien. Het merkwaardige van het gesignaleerde verschijnsel is, dat het watcrhalen ditmaal tegenover de zon was te zien. Overigens is het verschijnsel weer identiek met de zoo genaamde schemeringsbundels, die na zons ondergang worden gezien als een waaier van lïchtrose en donkerder strepen, die in één punt onder den horizon (de zon) schij nen samen te komen, als de waaier zich aan de zonzijde vertoont. Soms ziet men even te voren de strepen aan de tegenovergestelde zijde van den hemel in één punt boven den horizon samenkomen. Deze schemeringsbun dels zijn een mooi verschijnsel, dat echter niet opvalt, zoodat het niet algemeen hekend is. Tiet bovenstaande bericht geeft mij aan leiding er de aandacht op te vestigen van hen, die nog al eens op de wcersverschijnse- len letten. CIIR. NELL. (Nadruk verboden). In verhand met het hagel weer van Twee den Pinksterdag kan nog worden medege deeld, dat ik van een waarnemer te Scheve- ningen bericht ontving, dat dc grootste af metingen van de daar vallende hagelstec- nen 3.2 m.m. bedroeg. Behalve ronde knik kers van kristalhelder ijs vielen er ook rosetvormige stecnen, bestaande uit een ronde kern, omzet met een tot drie kransen van aangegroeide uitsteeksels. Deze vorm komt trouwens vaak hij groote hagclstoe nen voor. GERECHTSHOF AMSTERDAM De Kamer van Vaoantic van dit, Gerechts hof zal hare zittingen houden gedurende de maanden Juli cn Augustus van dit jaar en wel voor de behandeling van Strafzaken op: Dinsdag 2 en 16, Vrijdag 5 en 19 Juli en Woensdag 7, Vrijdag 9, Donderdag 22 en 29 Augustus en zoo noodig voor de behan deling van spocdeischeude Burgerlijke- en Handelszaken op Woensdag 3, 10, 17, en 24 Juli en Dinsdag 6, 13, 20 en 27 Augustus. Generaal van Heutsz Toen in het laatst van dc vorige eeuw het Xederlandsche gezag in het Noorden van Sumatra in \oortdurende hotsing kwam met dc inlandsche bevolking, was er eigen lijk in die streken van een Nederlandsch gezag geen sprake. De kuststrook was al leen goed hekend, doch van dc binnenlan den kende men nog maar hitter weinig. Daar leefden volksstammen, die voor dc om geving een stelselmatige bedreiging vorm den, die roofden en plunderden en zelfs de zeeroof bedreven op oen wijze, die het Ne- derlandschc bestuur in ernstig conflict met andere staten, met name Engeland, dreigde te brengen. Het zou geen wonder geweest zijn, wanneer Engeland zelf besloot een einde aan dit wanbedrijf te maken, hetgeen onze positie in de wereld ernstig zou heb ben benadeeld, afgezien nog van het be schamende, dat voor ons in een dergelijk op treden van een vreemde mogendheid zou zijn gelegen. Nedcrlandsche troepen bestre den wel den inlandschen onruststoker, doch op een wijze, die weinig effect sorteer de en alleen ons land op groote verliezen kwam te staan. Van Heutsz, eenmaal bevel hebber, heeft aan dezen toestand een einde gemaakt door krachtig in te grijpen en de bevolking geheel te onderwerpen. Daarna be gon zijn groote taak, die der pacificatie, waardoor hij het land voor de Europcesche bescherming ontsloot en rust bracht in stre ken, waar van oudsher inlandsch geweld cn willekeur heerschten. Later, als gouverneur- generaal, heeft hij dit werk op grooter schaal kunnen voortzetten, hij heeft de ont wikkeling van geheel Indië in alle opzich ten bevorderd cn de grondslagen gelegd voor den Indischcn staat. Zijn leven Maar laten wij eerst in het kort iets van dit merkwaardige leven vertellen, dat zoo laag mogelijk is begonnen en zoo hoog mo gelijk is gestegen. Op 3 Februari 1851 werd Van Heutsz te Coevorden geboren cn op 16- jarigen leeftijd zien wij hem reeds als vrij williger in dienst treden hij het instructie- bataljon te Kampen. Vijf jaar later, op 1 Augustus 1872, werd hij tot tweede luitenant benoemd. Ongeveer tegelijkertijd brak de oorlog in Atjeh uit, in het volgend jaar al bracht zijn drang naar avontuur hem er heen. Hij bleef er tot 1877 en onderscheidde zich zoodanig, dat hij behalve de Militaire Willemsorde der 4e klasse, ook verwierf het eereteckcn voor belangrijke krijgsbedrijven en de Atjeli-medaille 18731S76. Drie jaren bracht hij vervolgens door te Socrabaja, waarna hij in 1SS0 weer naar Atjeh werd gedetacheerd. Met het daar gevoerde beleid kon hij zich in het geheel niet voreenigen, doch als on dergeschikte had hij slechts bevelen uit te voeren, alhoewd hij zijn meening niet onder stoelen of banken stak. Nimmer heeft hij zijn superieuren naar dc oogen gezien, het geen in deze jaren reeds het gevolg had, dat hij slechts met de grootste moeile ge daan kreeg, in 1SS1 naar de Hoogcre Krijgs school te worden gezonden om zich verder te bekwamen. Na zijn terugkeer wisselde hij in Indië herhaaldelijk van standplaats cn maakte daarbij snel promotic. Jn 1886 werd hij kapitein; spoedig daarna kreeg hij een plaats bij den generalen staf, om daarop weer naar Atjeh tc gaan als chef van den staf. De strijd tegen dc onruststokers was toen in vollen gang, doch dc daarbij gevoer- do tactiek bleek al heel weinig geschikt om tot afdoende resultaten te komen. De strijd werd getraineerd, waardoor er grooto ver-» schrikking van dood en verderf aan werd ;egeven. Daarbij steunde men steeds weer op ccn man als Toekoe Oemar, een inland schen leider, die zijn Nedcrlandsche „bond- genooten" nicer dan eens verried cn zoo doende den voortgang zeer belemmerde. Zelfs zag het er op zeker oogenblik naar uit, dat de Nederlunders totaal uit Atjeh zouden worden verdreven. Van Heutsz be greep, dat door ccn grootere krachtsontwik keling de strijd bekort zou worden, waarhij minder offers aan goed en bloed zouden worden gebracht en de goedgezinde bevol king later kon worden beschermd tegen den druk van de moordzuchtige benden. Toch kon hij nog niet dadelijk zijn doel verwezenlijken, al onderscheidde hij zich reeds spoedig weer door zijn gedrag. In 1890 werd hem de ceresabcl toegekend, het jaar laarop werd hij hij keuze bevorderd tot ma joor, drie jaar later tot overste, weer <iric jaar later tot kolonel, in 1S9S tot geneiaal- majoor cn in 1900 tot luitcnant-gcncruuL. civiel cn militair gouverneur van Atjeh en onderhoorigheden. Toen kon hij eerst zijn systeem doorzetten. Reeds tevoren, in 1898, was hij tot. militair commandant van Atjeh, tevens belast met dc waarneming van civiel cn militair gouverneur, benoemd. Dc samen scholing in Pidic werd uiteengeslagen; Van Dalen maakte zijn tocht door dc Gajolantlen, kapitein-adjudant H. Colijn en onder-luite nant Christoffcl brachten Panglima Polèm tot onderwerping. In 1904 werd na een nieu we tocht door (ie Gajolandcn het werk vol tooid. Toen verliet Van Heutsz ook Atjeh, om naar Weltevreden tc gaan als gouver neur-generaal. Nog eenmaal zou hij naar Atjeh worden geroepen. Dat was in 1907, tijdens het gou verneurschap van G. C. E. van Dalen, den vroogeren medewerker van Van Heutsz, dien hij zelf als zijn opvolger had aangewezen. Dc Atjchcr begon zich weer tc roeren cn in Indië zoowel als in het moederland ont stond toenemende ongerustheid. Op verzoek van minister Fock stelde de gouverneur- generaal een nauwkeurig onderzoek in naar do gebeurtenissen der laatste jaren. Dc mi nister verklaarde in dc Tweede Kamer, dat hij, zoowel als dc G.-G. vol vertrouwen stel den in den gouverneur en dat er geen twij fel bestond aan do deugdelijkheid van diens beleid, zoodat de landvoogd alleen maar naar Atjeh zou gaan om dit te bevestigen. Het rapport van Van Heutsz, verschenen in begin 1908, was echter een volledige desavouecring van het de laatste jaren in Atjeh gevoerde beleid. Het pleitte voor een inniger samenwerking tusschen Europcesch bestuur en Atjehhoofden en voor een wel willend optreden jegens de bevolking voor een politiek van verzoening en van humani teit in stede van ccn van afschrikking cn geweld, zooals tot nog toe gevoerd was. Het rapport had het aftreden van den gouver neur tengevolge. In 1909 trad Van Heutsz af als landvoogd en ging hij voor goed naar Europa terug. Hij vestigde zich te Amsterdam, later te Bussum. Zijn laatste levensdagen sleet hij te Clares hij Montreux in Zwitserland, waar hij op 11 Juli 1924 overleed. Op het kerkhof aldaar werd hij begraven, op een door hem zelf aangewezen plek. Zijn stoffelijk over schot werd in 1927 naar Amsterdam overge bracht en op 9 Juni van dat jaar op do Nieuwe Oosterbegraafplaats bijgezet. Iïet was een ontroerende plechtigheid, die rnct groote eerbewijzen en onder zeer veel be langstelling uit alle deelcn van het rijk ge schiedde. Bevorderaar van vrede en welvaart Hot werk van Van Heutsz, in Indic ver- richt, zal voor deze gewesten een blijvende bcteckenis hebben. Vooral het vredewerk, eerst mogelijk gemaakt door den gelukki gen afloop van een krachtig militair optre den. Het hierboven genoemde rapport over de toestanden in Atjeh in 1907, waarbij hij een van zijn eigen helpers moest afvallen, teekent den rnensch Van Heutsz als pacifi cator. Reeds gedurende zijn gouverneur schap was hij ijverig in deze richting werk zaam. Tegelijk met zijn benoeming kwam de latere Leidschc hoogleeraar Snouck Iiur- gronje naar Atjeh als adviseur voor inland sche zaken. En de consequente beëindiging van den strijd zou niet geleid hebben tot de resultaten, welke daar bereikt zijn, in dien Van Heutsz niet ook de eigenschappen van den scherp zienden staatsman had be zeten, welke hem o.m. de adviezen van Snouck Hurgronjo ten aanzien van Atjeh en zijn volk op juiste waarde deden schat ten. Nadat hij gouverneur-generaal was ge worden zou het werk der bevestiging van ons in die dagen zoo uiterst extensieve ge zag achtereenvolgens in andere deelcn van Sumatra, op Borneo, op Celebes, op de kleine Soenda-eilanden, niet op die stelsel matige, doelbewuste wijze zijn geschied, in dien niet Van Heutsz als een kundig staats man de noodzakelijkheid van deze consoli datie van onze posllie in Indië, naar binnen cn naar huiten, juist in die tijden, had be seft. In Atjeh heeft hij reeds voor 1904, dus toen liet verzet nog niet gansch en al gebro ken was, een aanvang gemaakt met het uit gebreide vredeswerk, dat hem bij zijn stre ven naar opheffing der door hem bestuurde gewesten voor oogen stond. Begonnen werd met dc verbinding der Atjeh-tram aan het spoorwegnet van Sumatra's Oostkust en met de inrichting van Sabang tot handels- en schecpvaartcentrum. Als gouverneur-gene raal streefde.hij naar de ontwikkeling van geheel Indië: handel en verkeer hadden zijn volle belangstelling, verkeerswegen werden op groote schaal aangelegd en de Nederland- sche scheepvaart kon op zijn grooten steun rekenen. Daarnaast had hij een open oog voor dc belangen der inheemsche bevol king, welke hij hielp door do bevordering van landbouw en nijverheid en door de in voering van een inlandsch volksonderwijs, waarmede Nederland als koloniseerende mogendheid alle andere landen verre voor uit is. Met hern is dc oude koloniale idee uitgestorven. Zijn streven was er in alle opzichten op gericht, om (zooals hij het zelf uitdrukte) de door het wereldgebeuren aan onze zorgen toevertrouwde inlandsche ras sen van den Tndischen archipel met onver deelde toewijding en zorg te helpen opvoe den tot sociaal geheel gelijkwaardigcn, vol komen in staaf om in de tockomrt, desge- wenscht, gebed op eigen boenen tc staan. Een nieuw tijdperk in de Indische geschiede nis is door Van Heutsz ingeluid

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 9