[Han's avontuur.
DENK AAN DE
VOGELS.
De klok op het portaal sloeg vier uur.
Voorzichtig ging Han overeind zitten,
en luisterde, of er ook geluid uit het groote
slapende huis kwam. Maar alles bleef
doodstil.
Nu of nooit! Heel stil liet Han zich het
bed uitglijden, en sloop zoo zacht moge
lijk naar de deur, die zonder gerucht open.
ging. Even luisterde hij, of iemand hem
soms gehoord had, toen stond hij op het
portaal.
Oei! Wat was het hier donker en koud!
*t Was een geluk, dat hij zoo goed den weg
wist in het huis, zocdat hij precies den
bocht kon vinden, dien de gang maakte.
Als hij daar nu eens iemand tegen
kwam!.
Han's hart klopte verschrikkelijk. Nu
moest hij voorbij de kamer van zijn ouders.
Als hij nu maar een licht gehad had,
het was hier zoo afschuwelijk donker! En
dan die akelige klok in hem, die maar al
door klopte: tik-tak-tik-tak-tik
Bom!! Zijn voet stootte tegen iets hards
Hans opende zijn mond al, om te gaan
schreeuwen, maar herinnerde zich opeens,
•wat het was. Er stond een kist onder aan
-de trap naar zijn zusjes kamer. Daar moest
hij heen!
Hij had wel tien minuten noodig om
de kleine trap op te komen. De treden
waren klein en smal en kraakten ver
schrikkelijk. Han's teenen deden pijn van
't stijfhouden, en toen hij de bovenste
treden bereikt had, ging hij even zitten,
©m op adem te komen, en zijn voeten
warm te wrijven.
Noortjes deur was dicht. Natuurlijk!
Han dacht weer aan den vorigen avond.
Hij herinnerde zich de stem van zijn
moeder, toen ze gezegd had: „Geef dien
beer aan je zusje, Han".
En zijn vader had gezegd: „Kom, wees
een kerel, Han, en laat je zusje dat ding
houden".
En ook zijn tante en zijn oudere broer
hadden hem geen gelijk gegeven.
Wees een kerel! Hoe kon je nou een
kerel zyn, als ze zoo gemeen tegen je wa
ren!
In ieder geval, 't was zyn beer en
niet van Noortje, en hij zou hem nu terug
gaan halen ook! Dan konden ze zien, dat
hij een man was! Als dat vervelende tik
tak maar ophield!
Noortjes deur kraakte ook al. Stukje
voor stukje duwde Han haaar open en
gleed naar binnen.
Geiukkig! De gordijnen waren tenmin
ste open, zoooat het niet zoo griezelig don
ker was als op de gang. Hij kon zelfs zijn
zusje zien liggen, met den beer, zijn
beer. in haar armen geklemd.
Heel zacht kwam hij dichterbij. Wat
lag ze grappig, met haar mondje een
beetje open, en al die kleine krulletjes op
haar kussen, 't Was toch wel een leuk
kind, als je haar zoo zag. Jammer dat ze
*00 gauw schreeuwde altijd, maar 't was
natuurlijk ook maar een meisje!
Wat een eigenwijze, dikke vingertjes
had ze! En o joei, Had had bijna hardop
gelachen, moest je zien, hoe ze dien
beer vasthield! D'r wijsvinger in zijn oog
en haar duim in zijn oor! Wat een dot!
Toen herinnerde hij zich opeens, waar
voor hij gekomen was.
Zie je daar had je *t nou al! Inplaats
dat hij nu ais een vent zyn beer terug
haalde, stond hij al net zoo over zyn zusje
BEZORG HEN EEN ONDERDAK.
De Plantenziektenkundigen Dienst te
Wageningen zorgt niet alleen voor het wel
en wee der planten, maar denkt ook aan
de bescherming van de bewoners van plant
en boom. Over de vogelcultuur is een aar
dig boekje verschenen, waaraan we het
volgende ontleenen.
We behoeven niet veel woorden te be
steden aan de bespreking van het feit, dat
de voortschrijdende cultuur den meesten
vogels het leven hoe langer hoe moeilijker
maakt, In vele opzichten is dat een niet te
vermijden omstandigheid; maar in vele
andere opzichten is het met eenigen goeden
wil wel te voorkomen.
Speciaal voor de holenhoenders, die an
ders niet in de slechtste conditie zouden
verkeeren, is langzamerhand een nieuw
kwaad ontstaan uit de hygiënische behan
deling van onze bosschen. Wij nemen aJle
takken met wonden weg, omdat ze aanlei
ding tot infecties kunnen geven. Vroeger
waterden die wonden langzamerhand in en
ontstonden er vrij groote gaten. In goe-
onderhouden bosschen, vooral in die, wel
ke uitsluitend om materieele reden in star.c
worden gehouden, zijn nagenoeg alle gater
verdwenen. En daarmee is aan vele vogel
soorten het verblijf in het bosch feiteli.il
onmogelijk gemaakt. Bosschen van' naald
hout hebben uiteraard geen gaten. Men
heeft wel eens gemeend, dat de vogel zich
aan deze nieuwe omstandigheid aan zou
passen en een zoogenaamd vrij nest zou
gaan bouwen. Wij kunnen thans met ze
kerheid zeggen, dat dit volstrekt onmoge
lijk is. Een soort, die in holen broedt, komt
niet tot het maken van een vrij nesi als niet
tegelijk meerdere van zijn eigenschappen
veranderen. Dit valt niet binnen het kader
van wat men gewoonlijk aanpassing
noem.
De vogels, die we aldus van htm breed
te praten, als zij moeder en zijn tantes
het altijd deden. Dot en schat! En hij had
die woorden altijd juist zoo idioot gevon
den!
„Vooruit jö, pak je beer, en maak,
dat je wegkomt", dacht hij.
Langzaam strekte hij zijn hand uit,
goed oplettend, of zyn zusje soms wakker
werd, en toen bedacht hij plotseling, hoe
ze weer, zooals Han het altyd noemde,
gordijntjes voor haar 00gen zou krijgen,
als ze ging huilen.
Met een kleur trok hy zijn hand terug.
Wat kon hem dien beer ook eigenlijk sche
len! Hij zou niet kinderachtig zijn en haar
dat ding laten houden! "n Heldendaad was
't feitelijk niet eens, iets af te nemen van
zoo'n klien wicht, en dan, terwijl ze sliep!
Als een jongen va# je eigen leeftijd nou
iets van je afnam!
Voorzichtig begon hy den aftocht.
Tien minuten later kroop Han zonder
beer onder de dekens, en voelde zich koud,
bibberig, maar.... een kerel!
RUP.
holen hebben beroofd, zyn alle insecten
etende vogels. Zij zijn buitengewoon nut
tig. De feiten hebben dat èn in ons land
èn elders bewezen. In 1919 woedde in ver
schillende deelen van ons land een plaag
van de gestreepte denncrups, die echter
tot geen van de goed van nestkasten voor
ziene bosschen is doorgedrongen. Onze ter
reinen bleken dus door de vogels goed
beveiligd, want onmiddellijk aangrenzende
terreinen vertoonden soms kaalvraat.
Het nut dezer vogels is hoofdzakelijk van
preventieven aard, doordat ze zeer veel
voedsel voor hun jongen noodig hebben.
Om dat te vinden begeven sommige soor
ten zich van het warme Zuiden naar het
gematigde klimaat, waar de lenteprocessen
in een korter tijdsbestek zyn samengedron
gen en daardoor heftiger zijn. Dat vogels
euft belangrijk aande°i kunnen hebben bij
het opruimen van een plaag, is zeer zeker
een verdienste. De Plantenziektenkundigen
Dienst beproeft echter en weet dat zulks
niet onmogelijk is dcor middel van een
goede vogelbehandeling plagen te voor
komen.
Het gebruik van nestkasten 3s daartoe
een uitstekend middel. Waar ze eenmaal
hangen, ontstaat al heel spoedig een ver
der gaande belangstelling voor de vogels,
die meestal verschillende andere maatrege
len als vanzelf doet volgen. De nestkasten
dienen voor een deel geregeld te worden
gecontroleerd. In de eerste plaats om hun
behandeling en gebruik nog meer volledig
'.e leeren kennen, en het nuttig effect ervan
e verhoogen; in de tweede plaats c«n vol
gens een statistische methode een stevi-
»en grondslag voor de kennis van meer-
iere physiologische verschijnselen in het
•ogelleven te leggen. De Plantenziekten
kundigen Dienst organiseert daarom, over
al waar daartoe gelegenheid is, een goed
geschoolde medewerking, in de vaste over
tuiging, dat deze studie nog een groot braak
veld voor zich heeft. Die medewerking be
treft niet alleen de studie van vogels, die
in nestkasten broeden, maar ook van die,
welke vrije nesten maken.
Toen het nestkastje pas in gebruik
kwam, ingevoerd uit Duitschland, werd het
aldaar wel met eenige noodelooze gewich
tigheid aangeprezen. Die gewichtigheid
heeft overdreven voorstellingen van de
eischen gewekt, waaraan een nestkastje
moet voldoen, voorstellingen, welke wij
nog meermalen ontmoeten. Men meende
b.v. dat elk kastje een zitstokje moest heb
ben en van een laag molm of zemelen moest
worden voorzien en op het oosten moest
worden opgehangen. Van binnen moest het
voorzien zijn van eenige expresselijk aan
gebrachte inkeepingen, opdat de jonge vo
gels bij het uitklimmen daarvan gebruik
konden maken.
Thans is komen vast te staan:
le. dat het zitstokje overbodig is*. 2e. dat
zemelen of molm door de vogels niet wor
den verlangd, vaak zelfs worden verwij
derd; 3e. dat ophangen op het oosten niet
noodig is; 4e. dat de expresselyk aange
brachte keepen in den binnenwand zeer
goed gemist kunnen worden.
HOE O CD ZIJN DE VIGILANTES?
Wat een vigilante is, dat weet jullie ze
ker allemaal weL Een vigilante is een lure
rijtuig. Vóór dat de auto's en de fietsen
bestonden, reden de raenscben met vigilan
tes. Toen de auto's echter meer en meer
werden gebruikt, geraakten de vigilantes
op den achtergrond en tegenwoordig is het
in een groote stad nog een zeldzaamheid,
wanneer men een vigilante door de straten
ziet gaan.
De vigilantes kwamen in Nederland in
het jaar 1819 in gebruik. Voor het eerst zag
men er een in de hoofdstad Amsterdam.
Men had tot dien tijd, wanneer men in deze
stad van huurrijtuigen gebruik maakte, ge
reden in z.g. sloedjes; maar nu kwamen er
rijtuigen op wielen in de mode, door één
paard getrokken en met een koetsier op den
bok. die er telkens afklom als men stil hield.
Die rijtuigen heetten toen echter nog niet
vigilantes, maar rolletjes, vanwege do wie
len, waarop zy zich van de sleedjes onder
scheidden, of ook wel brommertjes naar
den Utrechtsehen stalhouder Brom, by wien
zij het eerst in gebruik werden gesteld als
huurrijtuigen.
NAMEN, DIE JE KÜNT KF.F.RKN.
Welke jongensnaam is omgekeerd het
zelfde?
Sa .welke «ftisjesnaam?
'qmq
INTERESSANTE PROEVEN.
L Hoe groot is de lichtsterkte van de
electrische gloeilamp? Nu, zal je zeggen,
dat is niet moeilijk te beantwoorden,
want dat kan men op het bolletje lezen.
Door een eenvoudige proef kan men
dit zelf ook vaststellen. Achter een recht
staafje plaatst men een blad wit papier,
zooals onze afbeelding te zien geeft, en
een brandende kaars. Het ingeschakelde
gloeilampje wordt heen en weer gescho
ven zóó, dat de schaduwen der beide
lichtbronnen van gelijke kracht zijn.
Nu is de lichtsterkte van de lamp om
gekeerd evenredig aan het kwadraat van
den afstand. Door een eenvoudige bere
kening wordt de lichtsterkte der lamp dus
aangegeven.
2. De warm te-uitzetting van metaal kan
men duidelijk aantoonen, indien men uit
blik een spiraal snijdt, zooals afb. 2 te
zien geeft. Houden wij de spiraal boven
een brandende kaars, dan is de uitzetting
duidelijk te zien. Bij koude trekt de spiraal
weer samen.
3. Hoe krijgt men een naald door een
koperen munt? Wanneer men een naald
-Jztf. a Nrl
tjgft
f§P}
met een hamer door een munt wil slaan,
zal men zeker weinig succes hebben, in
dien men dit zonder eenige voorbereiding
doet.
Men neemt een gewone kurk, waar de
naald eerst doorheen is geslager^ en zet
deze op een koperen munt, die weer op
een houten onderlaag ligt, dan kan men
gemakkelijk bewijzen, dat men een naai-
naald door een koperen munt kan slaan.
4. Hoe kan men twee glazen op elkander
zetten? Men neemt twee glazen, wier ope
ning even groot is, zet in t eene glas een
brandende kaars cn zet het andere er pre
cies bovenop. De kaars verbruikt de zuur
stof en doet een ruimte ontstaan, waarvan
de lucht zeer verdund is zoodat de druk
van buiten of de glazen vast op elkander
perst.
5. Gewoon schrijfpapier brandt niet, wan
neer men het boven een kaarsvlam houdt.
Het geheim hiervan is, dat men op de
plaats waar de vlam is, boven op het pa
pier een stukje zilverpapier legt (zooals
om ch co laderee pen zit).
Het zilverpapier neemt de grootste hitte
tot zich, waardoor de warmte van het pa
pier verminderd wordt en dit eerst na lan
gere verhitting gaat branden.
6. Een suikerklontje brandt pas, indien
men er een weinig cigarettenasch op
strooit. Zonder deze catalytische werking
van de asch smelt de suiker slechts, indien
men het klontje boven de kaarsvlam houdt.
DE UITEENVALLENDE
BANAAN.
Een banaan wordt in een glas geplaatst
en kleine briefjes van door bet gezelschap
toegeroepen getallen vooczien. De samen
gevouwen papiertjes komen ook in het glas.
Een ervan wordt uitgekozen. Gesteld dat
er een vier op staat dan valt het vrucht-
vleesch van de banaan in vier deelen uit
een. (Afb. 1 en 2).
En nu de verklaring: Een banaan wordt
geprepareerd. Wij zien de doorsnede. Een'
touwtje wordt onder de schil doorgehaald!
en vervolgens er doorbeen getrokken. Hot'
vruchtvlees ch wordt in zekeren zfai door-j
gezaagd. Dit geschiedt drie maal De ge-|
prepareerde banaan ligt bovenop de scho-J
tel en moet steeds uitgekozen worden.
De getallen schrijft men zelf op de pe-<
piertjes, niet de toegeroepen cij fens, maar*
altijd een vier. Er kan dus steeds slechts11
een vier gekozen warden. De briefjes kan
men naderhand vernietigen, als de toe-j
schouwers maar niet kunnen begrijpen hoe
de truc in zijn werk gaat.
HOE MAKEN WE ZELF EEN
CACTUSSTANOAARO?
De meesten van jullie zullen wel in het
bezit zijn van enkele cactussen, en als je
ze zelf niet hebt zullen er zeker wel in
jullie huiskamer te vinden zijn» Zouden
jullie het niet aardig vinden een stand aai d
te maken, waar zes potjes een plaats kun
nen vinden om er moeder op haar verjaar
dag mee te verrassen? Het is een erg aardig
werkje en.... het standaardje ko6t bijna!'
niets. We hebben er slechts drie dunne
plankjes voor noodig van 8 c.M. breedte..
Twee plankjes moeten 42 c.M. lang zijrvj
het derde maar 32 c.M.
De teekening geeft nauwkeurig de af-j
metingen aan en wijst ook den weg hoej
er gezaagd moet worden. Als alles netjes,
getimmerd is, dan dient het geheel met wat'
lakverf geschilderd te worden.
GESLACHTSBEPALING.
t
Onderwijzer: „Wat is het geslacht van*
straat?"
Karei: „Vrouwelijk, meesier".
Onderwijzer*. J5n het geslacht van paal?":
Karei: „Mannelijk, meester".
Onderwyzer: „Uitstekend. Maar kun j«^
me nu ook vertellen waarom die woorden}
vrouwelijk en mannelijk zijn?"
Karei: .„Natuurlijk, meester! Je spreeld
toch altijd van zy-straat en hei-paal!"
AANVAL OP POES.
Zachtjes trachten Loet en Lili
Te besluipen buurman's Willy.....^
Loet byt naar haar, met luid geblaf
Lili denkt: „Ik wacht maar af....
Maar het poesje met haar klauwen
Brengt Loetfs aarval in benauwen.
Lili spot: „Kranig gedaan"
Loet buü4i JUoag jü maar naar do