Antwoord aan Mr. Duys lltóófitmet JOH. BOTTINGA Langestraat 28 Tel. 59 CORSETTEN CORSELETS N.V. COMP. LYONNAISE Th. W. Blijdenstein f FEUILLETON DE ONBU1GZAMEN U BLAD PAG. 2. AMERSFOORTSCH DAGBLAD VRIJDAG 6 DECEMBER 19* BINNENLAND UITVOERIG SCHRIJVEN DER S.D. FRACTIE Uiteengezet wordt hoe reeds lang ontstemming over de eigenaardige gestes van dezen afgevaardigde bestond Zijn houding ten aanzien van het fascisme Do Sociaal-Democratische Tweede Ka merfractie heeft den volgenden brief gezonden aan mr. J. E. W. Duys: Onze Kamerfractie heeft In haar ver gadering van Dinsdag 3 December ken nis genomen van uw brief van 29 Nov. IL, waarin gij mededeelt, dat gij met in gang van dien datum niet meer wenscht te worden beschouwd als lid der frac tie. Uit de publicatie, die gij aan alle Nederlandsche dagbladen hebt doen toekomen, Is tevens gebleken, dat gij noch voor het lidmaatschap der S. D. A. P., noch voor dat van de Tweede Ka mer hebt bedankt en dat gij ook niet voornemena xijt het lidmaatschap der Tweede Kamer eerder dan aan het ein de van do loopende parlementaire pe riode neer te leggen. Gij schijnt dus de sociaal-democra tise he Kamerfractie te beschouwen als een vrijwillige groepeering van de le den der partij, die lid zijn van de Ka mer, en te meenen, dat het dien leden der ParUJ geheel vrij staat te beslissen, of zij al of niet tot do Kamerfractie zul len behooren. Deze opvatting is onjuist. Immers, ar- tikel 91 van het huishoudelijk regle ment der S. D. A. P. zegt uitdrukkelijk: „De leden der Partij, gekozen tot lid der Staten-Generaal. vormen de sociaal democratische Kamerfracties." Het reglement kent geen uitzondering van deze bepaling. Een lid der S. D. A. P„ deel uitmakende van een der Ka mers, kan dus niet zonder het regle ment <ler Partij te schenden, zich aan het lidmaatschap der Kamer onttrek ken, tenzij hij tegelijkertijd het lidmaat schap der Partij opzegt. Doet hij dit laatste, dan gebiedt een algemeen als juist erkende regel, dat hij onmiddel lijk zijn mandaat als lid der Kamer neerlegt. Het is is niet aan dc Kamerfraotio, nu te zeggen, hoe gij in de gegeven om- .•handigheden hebt to handelen. Nu gij in extenso cn op uw wijze uw grieven tegen de Partij en tegen onzo Kamerfractie openbaar hebt gemaakt, achten wij ons verplicht bij die grieven, welke do Kamerfractie betreffen, eenl- g© oantcckcningcn te maken. Het bo- handelcn van andere gedeelten van uw publicatie ligt niet op onzen weg. Ook zullen wij niet trachten met u in de keuzo van kwaadwillige voorstellingen cn beleedigende termen te wedijveren. Gij beklaagt u over do voor u „ver stikkende atmosfeer" in de Kamerfrac tie, waarin het „met don dag een meer en meer onhoudbare toestand" voor u werd. Het te voor een ieder duidelijk, dat gij hiermede bedoelt te zeggen, dot het werk in de Kamer u door de fractio uiterst onaangenaam en moeilijk, zoo niet onmogelijk is gemaakt. Wij verklaren allereerst en met de grootste beslistheid, dat* de frac tie u in uw rechten als lid nooit heeft tekort gedaan. Hoe onaange naam. ja hoe vijandig ook geduren de meer dan twee Jaren uw hou ding tegenover haar en vele haror leden Is geweest, de fractie heeft steeds getracht u aan haar werk te doen deelnemen, zooals dat behoor de. Wij zijn nu genoodzaakt te zeg gen, dat uw werk in de Kamer reeds zeer lang, en reeds vele jaren vóór de conflicten zich voordeden, waar door sedert 1933 van een „zaak- Duys" wordt gesproken, veel to wenschen heeft overgelaten. In de jaren vóór 1913 hebt gij door uw inderdaad verdienstelijken arbeid voornamelijk op het gebied tier sociale verzekering u een naam en een positie verworven. Daarna hebt gij nog wel herhaaldelijk op propagandistisch ge bied zeer groote activiteit ontwikkeld, maar aan het werk der Kamer en aan dat der fractie hebt gij slechts zeer on regelmatig en dikwijls bitter weinig of in het geheel niet deelgenomen. Dat gij desondanks uw plaats kondet blij ven innemen, is hieruit te verklaren, dat Partij en Partijbestuur voortdurend de hoop koesterden, dat gij tot een ern stiger plichtsbetrachting zoudt terug- keeren en dat zij u de kans daartoe niet wilden benemen. Veelvuldige afwezig heid in de Kamer Gij weet zoo goed als wie ook, dat uw veelvuldige afwezigheid bij de werk zaamheden van Kamer en fractie vroe ger reeds herhaaldelijk de aandacht der Partij heeft getrokken. Dit is meer dan eens gebleken. En gaf uw lidmaatschap van den Haagschen gemeenteraad van 1927 tot 1933 en dat van het Partijbestuur van 1928 tot 1930 niet aanleiding tot soort gelijke klachten? In al die jaren bestom! er nog geen „zaak-Duys", waardoor dc „atmosfeer" in de Kamerfractie voor u „verstik kend** heet te zijn geworden. Aan een ijverige vervulling van uw plichten heeft do fractie ook in 1933 en volgende jaren niets in den weg ge legd. Integendeel, zij heeft u steeds alle gelegenheid gegeven uw aandeel in het werk te nemen. Dat gij van die gele genheid slechts weinig gebruik hebt gemaakt, is nie! haar schuld. Dat gij het enkele malen hebt gedaan op een wijze, die haar instemming niet had, kon zij niet voorkomen, zonder u het zwijgen op te leggen, wat zij niet mocht en ook niet wilde doen. Slechts één maal heeft de fractie bezwaren ge maakt, dat gij op een bepaalde wijze in de Kamer het woord zoudt voeren. Daar voor bestonden toen ernstige redenen, waarover straks. In het korte zittingsjaar 1933 bepaal de zich uw optreden in de Kamer tot het twee keer gedane verzoek, dat het z.g. uitwinningsvoorstel van ons voor malig medelid van den Bergh aan do orde zou worden gesteld. In dat zittings jaar was trouwens weinig gelegenheid voor uitgebreid werk. In het zittingsjaar 1933—1931 hebt gij bij de justitlehegrooting gesproken over do gevaren, die automobilisten op den weg ontmoeten. Bij de behandeling van de Landbouw-crisiswet hebt gij voorna melijk misstanden besproken, die gij als advocaat van den fascistischon slager Roelofsen had leeren kennen. Dc beide overige malen hebt gij gesproken over verzoeken van aannemers, die vorderin gen op den Staat meenden te hebben. Gij weet, dat daarvoor in dc fractie al lesbehalve onverdeelde bewondering werd gevoeld en dat een zakelijke dis cussie, daaro%er in de fractievergade ring gevoerd, eindigde met de conclu sie, dat een Kamerlid-advocaat zich in de Kamer zooveel mogelijk dient te ont houden van bemoeiingen met zaken en personen, waarmede hij als advocaat in aanraking is geweest, omdat hij zelfs den schijn van vermenging van zijn hoedanigheden angstvallig dient te ver mijden. In het zittingsjaar 19311935 hebt «ij vijfmaal aan de beraadslagingen der Kamer deelgenomen. Op 1 Maart 1935 spraakt gij. bij de interpellatie-Wijn koop. over het asylrecht. Op 12 en 14 Maart, over de toestanden ln land- cn tuinbouw: ln Juli 1935 over do vervan ging van do motor- en rijwielwet door een verkeerswet. De meeste aandacht .s echter getrokken door uw redevoe ring van 1 December 1934 bil do Justitie ■ooting. Die redevoering heeft alom n het land opzien gei»aard. omdat gij daarin, de verschijnselen van straatter reur besprekemie. uw critiek geheel hebt gekeerd tegen communisten en Ö.S.P.erS en zelfs sociaal-democraten en met geen woord u hebt gericht te gen de provocaties en dc geweldmetho den van het fascisme. Gij weet, dat alle leden onzer fractie commissie voor Jus titiezaken u dringend hadtien ontra den. <lat onderwerp zóó te behandelen. Kenteekenend voor uw redevoering is dat. zij terstond door „Volk cn Vader land" op de plaats van het hoofdarti kel. zonder commentaar, is afgedrukt! Eigenaardige houding len opzichte van de NSB. Hier zijn wij genaderd tot de vraag, welke geschillen tussclien u en de an dere leden der fractie zich in de laatste jaren hebben voorgedaan. Die geschil len betroffen niet den inhoud van uw bekende brochure „Ter Orienteering" an den zomer 1935. Geen lid der frac tie heeft ooit het recht betwist van eenig lid der Partij oui als zijn over tuiging uit te spreken, dat tactiek en beginselen der Partij op bepaalde pun ten herziening behoeven, al waren dc meesten onzer van oordcel. dat Gij die vraagstukken op een verkeerde wijze, immers meer buiten de Partij dan in haar midden cn ook zeer ondoordacht aan de orde hadt gesteld. Dc tegenstel lingen, die zich sedert 1933 in de frac tie tusschen u en alle andere leden hebben ontwikkeld, betroffen andere zaken. Reeds in Januari 1934 hadt gij in dc geheelc partij ongerustheid en hij vele buitenstaanders verbazing gewekt door het stellen aan den minister-president van eenige schriftelijke vragen, die on miskenbaar de strekking hadden, om het z.g. Ambtenarenverbod voor de N.S.B. ingetrokken te krijgen. Ook uit uw hierboven genoemde Knmerrede van 4 December 1934 werd algemeen een wchvillende gezindheid jegens de N.S.B. verstaan. Enkele weken geleden hebt gij opnieuw in een vergadering der fractie blijk gegeven, dat gij met den grootsten ijver materiaal hadt ver zameld, om zelfs na de in het oog loo pende provocaties van dc N.S.B. in Duindorp te Scheveningen, de fascisten van schuld te ontlasten en anderen met schuld te bezwaren, waarbij gij. even ais de fascisten doen. tusschen com munisten en sociaal-democraten, elk onderscheid wildet verwaarloozen. De verwijdering tusschen u en alle andere leden der fractie is in den laat- sten tijd vergroot door oorzaken, die wederom nietste maken hebben met de „zaak-Duys" van 1933 en haar na sleep. Wij bepalen ons nu tot uw hou ding bij dc behandeling van het groote hezuinigingsontwerp der Regcering en hij de behandeling van de kabinetscri sis. Het schrijven zet dan in details uit een. hoc mr. Duys in voor dc fractie moeilijke omstandigheden zich van al hare beraadslagingen over het hezuini gingsontwerp heeft onthouden en of schoon hij tevoren nooit van eenig van de fractie afwijkend inzicht had blijk gegeven, in September verklaarde niet bereid te zijn tegen het ontwerp te stemmen. Eindelijk zoo gaat het schrijven dan voort nog een kort woord over het gebeurde bij het wetsontwerp betref fende de Volkenbondssancties. Gij hebt er u over beklaagd, dat onzo woord voerder Vliegen twijfel beeft uitgespro ken. of wel al onze leden dat ontwerp met warme instemming begroetten. Die twijfel betrof inderdaad u. Verscheide ne leden, die van u uitlatingen over Volkenbond en sancties hadden verno men, meenden oprecht redenen te heb ben voor dien twijfel. Hadt gij niet door uw vijandige houding jegens eenige onzer leden besprekingen moeilijk ge maakt. dan zoudt gij ruimschoots ge legenheid hebben gehad om dien twij fel on te heffen. Aan wien dc schuld, als de fractie het gevoel heeft, dat gij u van haar en haar werk hoe langer hoe verder hebt verwijderd? Aan wien do schuld, als dit gevoel toeneemt, wanneer in een tijd van diepe volksnooden en onge kende moeilijkheden, waarin van ieder onzer de uiterste inspanning wordt ver- eischt, gij niet ophouden wilt voor uw eigen zaak beslag te leggen op tijd cn kracht der partij? Ieder mensch heeft het recht op zijn eigen oordeel; maar iemand, die zoo oordeelt en handelt als gij. moest er kennen, dat hij zich geestelijk reeds buiten zijn-eigen partij heeft geplaatst. „Hetze" ontkend Ten slotte gevoelen wij ons verplicht met de meeste beslistheid op te komen tegen uw voorstelling, alsof onze voor zitter, p.g. Al bar da, een „Hetze" tegen u heeft gekweekt. Beter dan iemand anders kunt gij zelf weten, dat onze voorzitter integendeel voortdurend heeft gepoogd de ontstemming tegen u m de partij te doen bedaren en herhaaldelijk heeft beproefd een brug te slaan, waar over gij in het midden der partij in het midden der fractie zoudt kunnen terugkoeren, om uw arbeid te hervat ten. Wij willen hierbij voegen, wat u minder goed bekend kan zijn, dat in den kring onzer fractie juist herhaal delijk aan onzen voorzitter is verweten, dat hij tegenover u veel te lankmoe dig was; maar dat hij aan eiken aan drang om scherper en krachtiger tegen u op te treden, steeds weerstand heeft geboden, ondanks dc tallooze beleedi- gingc-n, waaraun gij hem telkens op nieuw hebt blootgesteld. Van do feiten willen wij slechts de volgende vermelden. Vóór de publicatie van uw brochure van 1933. hebt gij den tekst daarvan aan Albarda voorgelezen en hem ge vraagd, of publicatie aan te bevelen was. Albarda heeft toen gezegd, dat, hoewel verschillende van de in de bro chure besproken vraagstukken onge twijfeld ernstige aandacht verdienden, de pubücptie in dien vorm en op dat oogenblik moest worden ontraden en dat zij de partij en u slechts moeilijk heden en verdriet zouden veroorzaken. Gij h"bt dit advies in den wind ge slagen. Uw brochure verscheen. Alle tegenstanders smulden ervan en de partij kwam er door in beroering. Op 18 Juni 1933 hadden vanwege partij en N.V.V.. kadervergaderingen plaats. In 23 van die vergaderingen werd door debaters verontwaardigd over uw bro chure gesproken! Het rapport=Bonger Nadat het schrijven op de tusschen ir. Albarda en n>r. Duys gevoerde briefwisseling in details nog nader is ingegaan, waarbij voorbeelden worden gegeven van den hatelijken en beleedi- genden toon dio mr. Duys telkens aansloeg gaat het voort: „Het verslag der commissie-Bonger werd uitgebracht in de vergadering van den Partijraad van 5 Mei 1934. Gij schrijft nu in uw publicatie van 29 No vember 1.1., dat Albarda zich tot het uiterste zou hebben ingespannen, om fiat rapport „in den doofpot te stop- j)en". De waarheid is, dat onze fractie voorzitter beeft verklaard, het rapport op een achttal belangrijke punten on juist te achten, maar van elk debat te willen afzien en het rapport onbestre den te willen aanvaarden, om een einde te willen maken aan de zaak, die an ders eindeloos zou voortduren. De Partijraad aanvaarddo met algemeene stemmen de door de commissie voor gestelde conclusie, die ook inhield „dat alle betrokkenen ook voor de toekomst met het oordeel der commissie rekening zullen houden en dat hun verhoudin gen weer zullen worden als in het Partijverband past." Op 10 December 1934 behandelde de Partijraad ten derde male de „zaak- Duys", zulks naar aanleiding van een vvensch der federatie Noord-Holland (N) die een resumé van het rapport Bonger gepubliceerd wilde zien. De Partijraad wees dit verzoek met op één na algemeene stemmen af en verklaarde opnieuw, dat dc Zaak-Duy geëindigd moest zijn. Toen op 13 December daarna een frac tievergadering zou worden gehouden, heeft onze voorzitter in een persoon lijk briefje van 12 December U bericht, dat hij op Uw tegenwoordigheid prijs zou stellen. Bij de opening der verga dering hoeft Albarda toen tot U het woord gericht, zeggende, dat hij zich verheugde over Uw komst ter vergade ring en hoopte, dat nu ook voor U een einde zou zijn gekomen aan de moei lijkheden en dat Gij Uw werk in de Kamer nu ernstig zoudt gaan opvatten. Ten einde nieuwe moeilijkheden voor U te vermijden, voegde Albarda daarbij, dat hij enkele dingen (o.a. Uw houding tegenover het fascisme) niet in de frac tievergadering, maar in een persoonlijk onderhoud met U wilde behandelen. Uw rede bij dc Justitie-begrooting over de N.S.B. (4 December 1934) had dc gemoederen van velen opnieuw in beroering gehracht. Op Maandag 18 Fc- .bruari deeldet Gij telefonisch aan Al harda mede, dat een der Amsterdam- sche afdeelingen U naar aanleiding SUPINATOR zonder plja» Grafts vsetesstrAls ip lel Mip-iail* splegetepparztt deer gedipL Toetfcundlqy daarvan ter royement wilde voordragen. Onze voorzitter gaf daarvan onmiddel lijk kennis aan het Partijbestuur, met verzoek handelingen van dien aard te keeren, wat het P.B. terstond deed. Bo vendien plaatste onze voorzitter in de „Arbeiderspers" van 23 Februari een verklaring, waarin hij de afdeelingen op het hart drukte te onthouden, dat de „zaak-Duys" op 10 December door den Partijraad definitief was gesloten. Het heeft alles niets gebaat, om U tot bezinning te brengen. Gij wil det niet eindigen met de „zaak- Duys", die Gij telkens opnieuw aan de Partij trachttet op te dringen, alsof zij de belangrijkste aangele genheid was van dezen ernstigen tijd. Indien Gij door de lezing van dit relaas niet tot het inzicht mocht kunnen komen, dat Gij niet het recht hebt tot de beleedigende ver wijten, die Gij rondstrooit, dan zul len anderen, die dit lezen, ten min ste tot die overtuiging komen. A* Dit antwoord, dat, omdat wij nauw keurig willen zijn, uitvoerig moest wor den, is in onze fractievergadering van 3 December 1935 met algemeene stem men vastgesteld. Hoewel de daarin behandelde aange legenheden zaken der Partij zijn, die wij bij voorkeur uitsluitend in de orga nen onzer Partij behandelen, gevoelen wij ons ditmaal verplicht dit stuk ter publicatie aan te bicden aan de geheele Nederlandsche dagbladpers, aangezien Gij Uw aanval op de Partij en haar fractie in alle bladen hebt doen publi- ceeren. BRAND IN CICHOREI-FABRIEK. TE HAAMSTEDE HAAMSTEDE. 5 Dec. Hedenavond omstreeks half zeven heeft een groote brand gewoed in de Cichorei-fabriek van de N.V. De Kapel aan de Hooge Zoom alhier. De brand, die ontstaan was op een droogzolder, vermoedelijk door zelfontbranding van de Cichorei, breidde zich zeer snel uit. De brand weer van Haamstede, die spoedig met de motorspuit ter plaotse was, tastte met een tweetal stralen het vuur aan, doch kon niet verhinderen dat het hoofd- en machinegebouw met den ge- heelen inventaris een prooi der vlam men werden. De schade die in de tien duizenden guldens loopt, wordt door verzekering gedekt. Do brandweer si langde erin het overige gedeelte van de fabriek te behouden. Omstreeks 9 uur kon gezegd worden, dat men den brand meester was eil nam de nablus- sching, die nog geruimen tüd duurde, e enaanvang. Daar de maatschappij ook nogte Zie- rikzee een fabriek heeft, zullen de ar beiders, die in de fabriek te Heemstede werkten, waarschijnlijk niet broode loos worden, doch aldaar tewerk ge steld kunnen worden. en „LA MODE NOUVELLE" zijn gemaakt van zeer dun weefsel, dat naar alle zijden het lichaam omsluit AMERSFOORT BREDA Utrechtscheweg 10 Karrestraat 21 NIEUWE DIRECTEUR LUCHTVAARTDIENST Loopbaan van den heer Van Ede van der Pals J s-GRAVENHAGE, 5 December. Naar wij reeds meldden, zal de heer H. Ch. E. van Ede van der Pais, inspec teur bij den Luchtvaartdienst, benoemd worden tot directeur van dien dienst-, als opvolger van den heer E. Th. de Veer, die om gezondheidsredenen ont slag uit zijn functie heeft verzocht. De heer Van Ede van der Pais ge noot een militaire opleiding en werd in 1905 benoemd tot tweede luitenant der infanterie. In de jaren 1916 en 1917 werd hij gedetacheerd bij de Lucht» vaartafdeeling als waarnemer. Vervolgens was hij eenige jaren (1919—1921) als kapitein werkzaam onder de bevelen van den chef van den Generalen Staf, bepaaldelijk voor Luchtvaartvcrkeer. In 1921 werd da heer Van Ede van der Pais, na eervol uit den actieven militairen dienst ta zijn ontslagen, benoemd tot hoofdcom mies bij het departement van water staat, bureau luchtvaart. Met de instelling van den Luchtvaart, dienst op 1 Januari 1930 verkreeg hij den rang van inspecteur bij dien dienst, in welke functie hem het toezicht op het Iuchtvaartpersoneel, de luchtvaart, terreinen, alsmede de luchtvaartver- lichting, werd opgedragen. Groote ne- moeiïng had de heer Van Ede van dei Pals o.a. met de organisatie van dc op leiding tot bestuurder van verkeers vliegtuigen aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam. De heer Van Ede van der Pais be kleedt nog den rang van reserve-ma joor der Grenadiers. BRANDKAST GEOPEND GRONINGEN, 5 December. ln den afgeloopen nacht hebben inbrekers, het moeten er minstens twee zijn geweest, hun slag trachten te slaan in een groot kaaspakhuis van de firma R, Boonstra en Hoekstra aan de Een- drachtskade alhier. Toen het personeel van de firma vanmorgen het kantoor, gelegen op de eerste étage, betrad, zag het dat de brandkast, die altijd tegen den muur stond, was verdwenen. Bij een ingesteld onderzoek bleek, dat deze kast al kantelende was overge bracht naar het aangrenzende kaaspak huis. Hier is door de dieven vrijwel de geheele achterwand uit de kast ge hakt. In de kast zaten slechts enkele centen en waardelooze papieren. Van de daders tot dusver nog geen spoor. AMSTERDAM, 5 December. De heer Th. W. Blijdenstein, oudste direc teur van de Twentsche bank N.V. is hedennacht, na een 'ongesteldheid van eenige weken in den ouderdom van 61 jaar overleden. Hij was commissaris van verscheidene instellingen, o.a. van de Nederlandsche Hypotheekbank te Yeendam, van de Ned. Staalfabrieken v.h. J. M. de Muinck Keizer te Utrecht, houthandel v.h. William Pont, Zaan dam, en de Perlak petroleum maat schappij en petroleum maatschappij Zuid Perlak te Den Haag. ANTI-LAWAAI CONGRES TE DELFT De groote belangstelling, welke het eerste Anti-Lawaai Congres, dat vorig jaar door de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club in samenwerking met de Geluidstichting is gehouden, mocht ondervinden, heeft er toe geleid weder om zulk een congres te organiseeren. liet ligt in de bedoeling deze bijeen komst in het voorjaar 1936 te Delft te doen plaats vinden. Hoe onbeduidend de meeste zorgen zijn, bemerken de mcnschen eerst, als de echte, de groote zorgen komen. Naar t Engelsch van J. S. FLETCHER door mr. R J. P. E Louis knikte toestemmend en wenkte zijn vader terzijde. „Als Bew zegt, dat hij Hoyland vin den cal, dan doet hij het ook", zei hij. „Ik heb het niet drukhij kan zoo veel vrij krijgen als hij maar wil. Dat regel ik wel met hem. Maar.. Ik heb nog eens nagedachte over de zaken, zooals ze nu staan. U hebt heel wat op het spel staan, dat weet u zelf ook wel. U zoudt beter doen met uzelf ook wat te beschermen." „Ik ben bijna den heelen nacht wak ker geweest", zei Oliver. „Ik heb heusch mijn tijd niet vertcut. Ik ben van plan het zaakje zelf ter hand te nemen, jon gen! Ik Iaat niets aan Washington of Crabtree of een van die lui over alhoewel Ik er eerst met hen over spro ken raL Maar het voornaamste is Hoyland te vinden cn die is ge vaarlijk! Is die jongen van Jou in staat om te doen. wat hij zegt?" „Als die zegt, dat hij Abe Hoyland ml opsporen, dan doet hij het ook!" zei Louis. „Laat dat maar aan mij over. Zorgt u nu maar voor wat u zelf van plan bent!" Oliver stak zijn hand in zijn zak en keerde zich tot den werkman. „Als Je soms wat geld noodig hebt" zei hij. „Je zult toch wel onkosten moe ten maken, is het zoo niet?" „Neen, mijnheer," zei Bew. „Ik zal u wel laten weten als ik geld noodig heb. Ik heb er zoo mijn eigen idee over... ik ga vanavond aan het werk". .Nougoed dan dat is afgespro ken!" zei Oliver en wenkte Louis mee naar buiten te gaan. „Het is toch wel prettig als je aan iemand van zijn sla^ een werkjo kunt opdragen!" zei hij. „HU heeft het noodige zelfvertrouwen!" „Met recht", stemde Louis hem toe. „Hij schijnt we! ergens lucht van ge kregen te hebben. Maar intusschen moest u zorgen, dat er onafgebroken cn streng gewaakt wordt". „Daar zal ik voor zorgen", zei Oliver. „Ik heb mijn plannen al klaarik rust niet. voordnt we dien Abe Hoyland te pakken hebben." Ilij wandelde naar zijn auto toe, die hij aan den ingang van het zUstraatje had laten wachten en had inwendig hot gcvool, dat hij wel in staat zou zijn de dreigende gevaren het hoofd to bieden. Den vorigen nacht was hij onverhoeds overvallen maar 's nachts is ook een kwade tijd, dacht hij bij zich zelf maar nu het weer morgen was en hij tenminste eenig idee had. wie zijn vijand kon zijn. nu voelde hij zich weer tegen alles opgewassen. Hij had Hoy land twee jaar geleden geen kwaad wil len doen, hij voelde over zUn handel- wUze niet dc minste gewetenswroeging maar nu zou hij op Hovland jacht maken, zooals ecuwen geleden liet hel devolk jacht had gemankt op de laat- ste wolven, die hun streek onveilig maakten. Hij ging naar zijn spinnerijen, deed daar in een flink half uur zijn zaken af, stapte weer in zijn auto en liet zijn chauffeur naar het reservoir rijden. Voor de deur van Crabtree's huis uit stappend, zag hij een groepje mannen op de plek der ontploffing heen en weer loopen en hij ging er dadelijk re gelrecht naar toe. Washington zag hem aankomen cn ging hem terstond tegemoet. „Ze zijn vroeger gekomen, dan ik hen verwachtte", zei hij. wijzend op de bei de ingenieurs, die indcrtU'd het reser voir gebouwd hadden. „Ze hebben reeds een onderzoek op de plaats van den ramp ingesteld, maar ze komen tot de bevinding, dat het erg goed is afgeloo pen. De schade is alleen maar opper vlakkig geweest." Alvorens eenig antwoord tc geven op dat verblijdende bericht, keck Oliver langs Washington heen naar de groep mannen. En hij herkende verscheidene leden van het bestuur onder degenen, die om dc beide deskundigen heenston- den. „Zoo?Mooi zoo!... En... zijn ze daar zeker van?" vroeg hij. „Volkomen zeker", antwoorddo Wa shington. „Het staat vast, dat de bedoe ling is geweest den dam te beschadigen, maar het is erg onhandig gedaan. En dat maakt me natuurlijk des to zeker der. dat Crabtree het gisteravond bij het goede einde had, dat het 't werk van dien Barstow is geweest. Boven dien heeft Crabtree vanmorgen inlich tingen over hem ingewonnen. Ilij is Za terdag hij Dibbs weggegaan ontslag gekregen... en niemand heeft hem daarna nog meer gezien. U kunt ervan op aan. mijnheer Carsdnle, dat het zijn werk is puur uit nijdigheid." Oliver sprak hem niet tegen. Hij liep door tot bij de Ingenieurs en onderhield zich geruimen tijd met hen, buiten de anderen om. En toen het gesprek geëin digd was, voegde hij zich weer bij Washington en de overige bestuursleden van het waterwerk. „Ja..." begon hij, hen wenkend, buiten het gehoor van de werklieden te komen. „Ik zou de lieeren over deze zaak wel eens even willen spreken. We moesten het maar dadelijk hier doen." De bestuursleden kenden Oliver. Velen hunner hadden hem als burgemeester hoven zich gehad. Ze wisten wel hoe hooghartig cri bevelend zijn manier van doen kon zijn. En iets van zijn vroegere heerschersmanieren toonde zich nu ook in de wijze, waarop hij Washington en zijn collega's aansprak. Maar Oliver was nu geen magistraat meer, zelfs geen lid meer van den gemeenteraad, en er wa ren enkele nieuwe leden bij, waaronder ook Washington, die niet gediend waren van Oliver's inmenging in wat zij hun zaak meenden. Ze keken elkaar eens aan en een hunner, een man uit de werkende klasse, nam het woord. „Ik weet niet, hoe mijnheer Carsdale zich zijn positie in dit geval denkt." zei hij met een ironisch knipoogje naar zijn medeleden. „Dit is dus een onvormelijke bestuursvergadering... of een buitenge wone. Wat wenscht li nnar voren te trongen, mijnheer Carsdale?" Oliver wees met zijn arm over de horstwering heen naar dc vallei, waar zijn nieuwe huis stond, glanzend in het zonlicht ,.Ik heb dit tc zeggen", zei hij met een vernietigenden blik op den spreker. „U ziet dat huis daar? Ik heb daaraan meer geld besteed, dan de moesten zich kunnen voorstellen... hoeveel precies komt er niet op aan, maar het loopt in de honderduizenden. Dat is in gevaar geweest... dat verkeert nog in gevaar... cn ik zou graag weten,, wat het bestuur van Halfirth van plan is te doen met betrekking tot dat huis en omgeving." De bestuursleden wendden langzaam het hoofd in de door Oliver aangegeven richting. Allerlei gemoedsaandoeningen teekenden zich öp hun gelaat af. „Welwat stelt u zich dan voor, dat we doen zouden, mijnheer Carsdale?" vroeg een hunner ietwat uitdagend. „Ver langt u soms van ons, dat we een soort golfbreker of zooiets rondom uw nieuwe landgoed zullen aanleggen?" „Kom, kom, geen onzin, kwam een oudere man tusschenbeide. „Wat be doelt u mijnheer Carsdale? U verwacht toch zeker niet dat er nog meer schade aan den dam zal worden toegebracht?" „Ja, dat doe ik wel!" zei Oliver beslist. „De schurk, die dat eergisterennacht ge probeerd heeft, za' zijn poging zeker her halen. Ik verlang een duidelijke uiteen zetting van uw voornemens als bestuur... bent u bijvoorbeeld van plan den darri 's nachts zorgvuldig te doen bewaken totdat het gevaar geheel voorbij is? Of., bent u dat niet van zins?" „Maar wanneer zal het gevaar voorhij zijn?" vroeg een ander bestuurslid. „Dat is, dunkt me, een heel lastige kwestie." „Als die kerel gepokt is... zooals zal moeten gebeuren!" antwoordde Oliver. De bestuursleden keken hun voorzitter aan. Washington, die terzijde had ge staan, kiezelsteentjes met zijn schoen punten wegschoppend, keek Oliver aan. als wilde hij een opgedrongen beslissing voorkomen. „Ik geloof zoo, dat u dat best aan ons kunt overlaten, mijnheer Carsdale," zei hij. „We doen al nasporingen om dien Barstow te vindencn met alle recht omdat hij zich dreigend heeft uftgela tenen Crabtree zal natuurlijk den dam laten bewaken. Maar naar mijn meening is het gevaar nu wel voorbij. Ik kan niet aannemen, dat er nog een ver» dere poging zal worden aangewend." „Dan velschillen we daarin van mee ning," verklaarde Oliver. „Maar ja, ik heb ook wel niets anders verwacht. ,Ik weet nu eenmaal hoe officieele lichamen in Halfirth zijn! Jullie praten en praten nog eens, net zoolang tot de schade is toegebrachtcn dan zou het een on herstelbare schade zijn! En daarom zal ik, voor zoover het mijn eigen veiligheid betreft, de zaak wel zelf ter hand nemen. Ik zal jullie eens vertellen, wat ik doen zal. Ik stel dezen dam onder bewaking, meter voor meter, van mijn eigen perso neel, nacht en dag, tot we den man, die den aanslag gepleegd heeft, in handen hebben. Hebben jullie daar soms iets tegen in te brengen?" Een hunner mompelde zooiets van on» kosten en Oliver vatte dadelijk vlam. „Ik doe het op mijn eigen kosten, be grepen?... Ik zal alles betalen. Ik zou liever geld als water verknoeien, dan toe te laten, dat mijn huis verwoest werd. En het eenige, wat ik vraag, is, dat jul lie C.rnhtrec last geeft mijn mannen on gestoord hun gang te laten gaan. Ik zal regelmatig laten patrouilleeren." „Daar is niets togen, mijnheer Carsda le," antwoordde Washington haastig. „Heelemnn! niet. Maar.,, maakt u uzelf niet een beetje al te bang over het geval?, Mijn indruk is ten (Wordt vervolgd?.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 6