Antwoord aan Mr. Duys
lltóófitmet
JOH. BOTTINGA
Langestraat 28
Tel. 59
CORSETTEN
CORSELETS
N.V. COMP. LYONNAISE
Th. W. Blijdenstein f
FEUILLETON
DE ONBU1GZAMEN
U BLAD PAG. 2.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VRIJDAG 6 DECEMBER 19*
BINNENLAND
UITVOERIG SCHRIJVEN
DER S.D. FRACTIE
Uiteengezet wordt hoe reeds
lang ontstemming over de
eigenaardige gestes van
dezen afgevaardigde
bestond
Zijn houding ten aanzien
van het fascisme
Do Sociaal-Democratische Tweede Ka
merfractie heeft den volgenden brief
gezonden aan mr. J. E. W. Duys:
Onze Kamerfractie heeft In haar ver
gadering van Dinsdag 3 December ken
nis genomen van uw brief van 29 Nov.
IL, waarin gij mededeelt, dat gij met in
gang van dien datum niet meer wenscht
te worden beschouwd als lid der frac
tie.
Uit de publicatie, die gij aan alle
Nederlandsche dagbladen hebt doen
toekomen, Is tevens gebleken, dat gij
noch voor het lidmaatschap der S. D. A.
P., noch voor dat van de Tweede Ka
mer hebt bedankt en dat gij ook niet
voornemena xijt het lidmaatschap der
Tweede Kamer eerder dan aan het ein
de van do loopende parlementaire pe
riode neer te leggen.
Gij schijnt dus de sociaal-democra
tise he Kamerfractie te beschouwen als
een vrijwillige groepeering van de le
den der partij, die lid zijn van de Ka
mer, en te meenen, dat het dien leden
der ParUJ geheel vrij staat te beslissen,
of zij al of niet tot do Kamerfractie zul
len behooren.
Deze opvatting is onjuist. Immers, ar-
tikel 91 van het huishoudelijk regle
ment der S. D. A. P. zegt uitdrukkelijk:
„De leden der Partij, gekozen tot lid
der Staten-Generaal. vormen de sociaal
democratische Kamerfracties."
Het reglement kent geen uitzondering
van deze bepaling. Een lid der S. D. A.
P„ deel uitmakende van een der Ka
mers, kan dus niet zonder het regle
ment <ler Partij te schenden, zich aan
het lidmaatschap der Kamer onttrek
ken, tenzij hij tegelijkertijd het lidmaat
schap der Partij opzegt. Doet hij dit
laatste, dan gebiedt een algemeen als
juist erkende regel, dat hij onmiddel
lijk zijn mandaat als lid der Kamer
neerlegt.
Het is
is niet aan dc Kamerfraotio, nu
te zeggen, hoe gij in de gegeven om-
.•handigheden hebt to handelen.
Nu gij in extenso cn op uw wijze uw
grieven tegen de Partij en tegen onzo
Kamerfractie openbaar hebt gemaakt,
achten wij ons verplicht bij die grieven,
welke do Kamerfractie betreffen, eenl-
g© oantcckcningcn te maken. Het bo-
handelcn van andere gedeelten van uw
publicatie ligt niet op onzen weg. Ook
zullen wij niet trachten met u in de
keuzo van kwaadwillige voorstellingen
cn beleedigende termen te wedijveren.
Gij beklaagt u over do voor u „ver
stikkende atmosfeer" in de Kamerfrac
tie, waarin het „met don dag een meer
en meer onhoudbare toestand" voor u
werd.
Het te voor een ieder duidelijk, dat
gij hiermede bedoelt te zeggen, dot het
werk in de Kamer u door de fractio
uiterst onaangenaam en moeilijk, zoo
niet onmogelijk is gemaakt.
Wij verklaren allereerst en met
de grootste beslistheid, dat* de frac
tie u in uw rechten als lid nooit
heeft tekort gedaan. Hoe onaange
naam. ja hoe vijandig ook geduren
de meer dan twee Jaren uw hou
ding tegenover haar en vele haror
leden Is geweest, de fractie heeft
steeds getracht u aan haar werk te
doen deelnemen, zooals dat behoor
de.
Wij zijn nu genoodzaakt te zeg
gen, dat uw werk in de Kamer reeds
zeer lang, en reeds vele jaren vóór
de conflicten zich voordeden, waar
door sedert 1933 van een „zaak-
Duys" wordt gesproken, veel to
wenschen heeft overgelaten.
In de jaren vóór 1913 hebt gij door
uw inderdaad verdienstelijken arbeid
voornamelijk op het gebied tier sociale
verzekering u een naam en een positie
verworven. Daarna hebt gij nog wel
herhaaldelijk op propagandistisch ge
bied zeer groote activiteit ontwikkeld,
maar aan het werk der Kamer en aan
dat der fractie hebt gij slechts zeer on
regelmatig en dikwijls bitter weinig
of in het geheel niet deelgenomen. Dat
gij desondanks uw plaats kondet blij
ven innemen, is hieruit te verklaren,
dat Partij en Partijbestuur voortdurend
de hoop koesterden, dat gij tot een ern
stiger plichtsbetrachting zoudt terug-
keeren en dat zij u de kans daartoe niet
wilden benemen.
Veelvuldige afwezig
heid in de Kamer
Gij weet zoo goed als wie ook, dat
uw veelvuldige afwezigheid bij de werk
zaamheden van Kamer en fractie vroe
ger reeds herhaaldelijk de aandacht der
Partij heeft getrokken. Dit is meer dan
eens gebleken.
En gaf uw lidmaatschap van den
Haagschen gemeenteraad van 1927 tot
1933 en dat van het Partijbestuur van
1928 tot 1930 niet aanleiding tot soort
gelijke klachten?
In al die jaren bestom! er nog geen
„zaak-Duys", waardoor dc „atmosfeer"
in de Kamerfractie voor u „verstik
kend** heet te zijn geworden.
Aan een ijverige vervulling van uw
plichten heeft do fractie ook in 1933 en
volgende jaren niets in den weg ge
legd. Integendeel, zij heeft u steeds alle
gelegenheid gegeven uw aandeel in het
werk te nemen. Dat gij van die gele
genheid slechts weinig gebruik hebt
gemaakt, is nie! haar schuld. Dat gij
het enkele malen hebt gedaan op een
wijze, die haar instemming niet had,
kon zij niet voorkomen, zonder u het
zwijgen op te leggen, wat zij niet mocht
en ook niet wilde doen. Slechts één
maal heeft de fractie bezwaren ge
maakt, dat gij op een bepaalde wijze in
de Kamer het woord zoudt voeren. Daar
voor bestonden toen ernstige redenen,
waarover straks.
In het korte zittingsjaar 1933 bepaal
de zich uw optreden in de Kamer tot
het twee keer gedane verzoek, dat het
z.g. uitwinningsvoorstel van ons voor
malig medelid van den Bergh aan do
orde zou worden gesteld. In dat zittings
jaar was trouwens weinig gelegenheid
voor uitgebreid werk.
In het zittingsjaar 1933—1931 hebt gij
bij de justitlehegrooting gesproken over
do gevaren, die automobilisten op den
weg ontmoeten. Bij de behandeling van
de Landbouw-crisiswet hebt gij voorna
melijk misstanden besproken, die gij als
advocaat van den fascistischon slager
Roelofsen had leeren kennen. Dc beide
overige malen hebt gij gesproken over
verzoeken van aannemers, die vorderin
gen op den Staat meenden te hebben.
Gij weet, dat daarvoor in dc fractie al
lesbehalve onverdeelde bewondering
werd gevoeld en dat een zakelijke dis
cussie, daaro%er in de fractievergade
ring gevoerd, eindigde met de conclu
sie, dat een Kamerlid-advocaat zich in
de Kamer zooveel mogelijk dient te ont
houden van bemoeiingen met zaken en
personen, waarmede hij als advocaat
in aanraking is geweest, omdat hij zelfs
den schijn van vermenging van zijn
hoedanigheden angstvallig dient te ver
mijden.
In het zittingsjaar 19311935 hebt «ij
vijfmaal aan de beraadslagingen der
Kamer deelgenomen. Op 1 Maart 1935
spraakt gij. bij de interpellatie-Wijn
koop. over het asylrecht. Op 12 en 14
Maart, over de toestanden ln land- cn
tuinbouw: ln Juli 1935 over do vervan
ging van do motor- en rijwielwet door
een verkeerswet. De meeste aandacht
.s echter getrokken door uw redevoe
ring van 1 December 1934 bil do Justitie
■ooting. Die redevoering heeft alom
n het land opzien gei»aard. omdat gij
daarin, de verschijnselen van straatter
reur besprekemie. uw critiek geheel
hebt gekeerd tegen communisten en
Ö.S.P.erS en zelfs sociaal-democraten
en met geen woord u hebt gericht te
gen de provocaties en dc geweldmetho
den van het fascisme. Gij weet, dat alle
leden onzer fractie commissie voor Jus
titiezaken u dringend hadtien ontra
den. <lat onderwerp zóó te behandelen.
Kenteekenend voor uw redevoering is
dat. zij terstond door „Volk cn Vader
land" op de plaats van het hoofdarti
kel. zonder commentaar, is afgedrukt!
Eigenaardige houding
len opzichte van de
NSB.
Hier zijn wij genaderd tot de vraag,
welke geschillen tussclien u en de an
dere leden der fractie zich in de laatste
jaren hebben voorgedaan. Die geschil
len betroffen niet den inhoud van uw
bekende brochure „Ter Orienteering"
an den zomer 1935. Geen lid der frac
tie heeft ooit het recht betwist van
eenig lid der Partij oui als zijn over
tuiging uit te spreken, dat tactiek en
beginselen der Partij op bepaalde pun
ten herziening behoeven, al waren dc
meesten onzer van oordcel. dat Gij die
vraagstukken op een verkeerde wijze,
immers meer buiten de Partij dan in
haar midden cn ook zeer ondoordacht
aan de orde hadt gesteld. Dc tegenstel
lingen, die zich sedert 1933 in de frac
tie tusschen u en alle andere leden
hebben ontwikkeld, betroffen andere
zaken.
Reeds in Januari 1934 hadt gij in dc
geheelc partij ongerustheid en hij vele
buitenstaanders verbazing gewekt door
het stellen aan den minister-president
van eenige schriftelijke vragen, die on
miskenbaar de strekking hadden, om
het z.g. Ambtenarenverbod voor de
N.S.B. ingetrokken te krijgen. Ook uit
uw hierboven genoemde Knmerrede
van 4 December 1934 werd algemeen
een wchvillende gezindheid jegens de
N.S.B. verstaan. Enkele weken geleden
hebt gij opnieuw in een vergadering
der fractie blijk gegeven, dat gij met
den grootsten ijver materiaal hadt ver
zameld, om zelfs na de in het oog loo
pende provocaties van dc N.S.B. in
Duindorp te Scheveningen, de fascisten
van schuld te ontlasten en anderen met
schuld te bezwaren, waarbij gij. even
ais de fascisten doen. tusschen com
munisten en sociaal-democraten, elk
onderscheid wildet verwaarloozen.
De verwijdering tusschen u en alle
andere leden der fractie is in den laat-
sten tijd vergroot door oorzaken, die
wederom nietste maken hebben met
de „zaak-Duys" van 1933 en haar na
sleep. Wij bepalen ons nu tot uw hou
ding bij dc behandeling van het groote
hezuinigingsontwerp der Regcering en
hij de behandeling van de kabinetscri
sis.
Het schrijven zet dan in details uit
een. hoc mr. Duys in voor dc fractie
moeilijke omstandigheden zich van al
hare beraadslagingen over het hezuini
gingsontwerp heeft onthouden en of
schoon hij tevoren nooit van eenig van
de fractie afwijkend inzicht had blijk
gegeven, in September verklaarde niet
bereid te zijn tegen het ontwerp te
stemmen.
Eindelijk zoo gaat het schrijven dan
voort nog een kort woord over het
gebeurde bij het wetsontwerp betref
fende de Volkenbondssancties. Gij hebt
er u over beklaagd, dat onzo woord
voerder Vliegen twijfel beeft uitgespro
ken. of wel al onze leden dat ontwerp
met warme instemming begroetten. Die
twijfel betrof inderdaad u. Verscheide
ne leden, die van u uitlatingen over
Volkenbond en sancties hadden verno
men, meenden oprecht redenen te heb
ben voor dien twijfel. Hadt gij niet door
uw vijandige houding jegens eenige
onzer leden besprekingen moeilijk ge
maakt. dan zoudt gij ruimschoots ge
legenheid hebben gehad om dien twij
fel on te heffen.
Aan wien dc schuld, als de fractie
het gevoel heeft, dat gij u van haar en
haar werk hoe langer hoe verder hebt
verwijderd? Aan wien do schuld, als
dit gevoel toeneemt, wanneer in een
tijd van diepe volksnooden en onge
kende moeilijkheden, waarin van ieder
onzer de uiterste inspanning wordt ver-
eischt, gij niet ophouden wilt voor uw
eigen zaak beslag te leggen op tijd cn
kracht der partij?
Ieder mensch heeft het recht op zijn
eigen oordeel; maar iemand, die zoo
oordeelt en handelt als gij. moest er
kennen, dat hij zich geestelijk reeds
buiten zijn-eigen partij heeft geplaatst.
„Hetze" ontkend
Ten slotte gevoelen wij ons verplicht
met de meeste beslistheid op te komen
tegen uw voorstelling, alsof onze voor
zitter, p.g. Al bar da, een „Hetze" tegen
u heeft gekweekt. Beter dan iemand
anders kunt gij zelf weten, dat onze
voorzitter integendeel voortdurend heeft
gepoogd de ontstemming tegen u m de
partij te doen bedaren en herhaaldelijk
heeft beproefd een brug te slaan, waar
over gij in het midden der partij in
het midden der fractie zoudt kunnen
terugkoeren, om uw arbeid te hervat
ten. Wij willen hierbij voegen, wat u
minder goed bekend kan zijn, dat in
den kring onzer fractie juist herhaal
delijk aan onzen voorzitter is verweten,
dat hij tegenover u veel te lankmoe
dig was; maar dat hij aan eiken aan
drang om scherper en krachtiger tegen
u op te treden, steeds weerstand heeft
geboden, ondanks dc tallooze beleedi-
gingc-n, waaraun gij hem telkens op
nieuw hebt blootgesteld.
Van do feiten willen wij slechts de
volgende vermelden.
Vóór de publicatie van uw brochure
van 1933. hebt gij den tekst daarvan
aan Albarda voorgelezen en hem ge
vraagd, of publicatie aan te bevelen
was. Albarda heeft toen gezegd, dat,
hoewel verschillende van de in de bro
chure besproken vraagstukken onge
twijfeld ernstige aandacht verdienden,
de pubücptie in dien vorm en op dat
oogenblik moest worden ontraden en
dat zij de partij en u slechts moeilijk
heden en verdriet zouden veroorzaken.
Gij h"bt dit advies in den wind ge
slagen. Uw brochure verscheen. Alle
tegenstanders smulden ervan en de
partij kwam er door in beroering. Op
18 Juni 1933 hadden vanwege partij en
N.V.V.. kadervergaderingen plaats. In
23 van die vergaderingen werd door
debaters verontwaardigd over uw bro
chure gesproken!
Het rapport=Bonger
Nadat het schrijven op de tusschen
ir. Albarda en n>r. Duys gevoerde
briefwisseling in details nog nader is
ingegaan, waarbij voorbeelden worden
gegeven van den hatelijken en beleedi-
genden toon dio mr. Duys telkens
aansloeg gaat het voort:
„Het verslag der commissie-Bonger
werd uitgebracht in de vergadering van
den Partijraad van 5 Mei 1934. Gij
schrijft nu in uw publicatie van 29 No
vember 1.1., dat Albarda zich tot het
uiterste zou hebben ingespannen, om
fiat rapport „in den doofpot te stop-
j)en". De waarheid is, dat onze fractie
voorzitter beeft verklaard, het rapport
op een achttal belangrijke punten on
juist te achten, maar van elk debat te
willen afzien en het rapport onbestre
den te willen aanvaarden, om een einde
te willen maken aan de zaak, die an
ders eindeloos zou voortduren. De
Partijraad aanvaarddo met algemeene
stemmen de door de commissie voor
gestelde conclusie, die ook inhield „dat
alle betrokkenen ook voor de toekomst
met het oordeel der commissie rekening
zullen houden en dat hun verhoudin
gen weer zullen worden als in het
Partijverband past."
Op 10 December 1934 behandelde de
Partijraad ten derde male de „zaak-
Duys", zulks naar aanleiding van een
vvensch der federatie Noord-Holland (N)
die een resumé van het rapport Bonger
gepubliceerd wilde zien.
De Partijraad wees dit verzoek met
op één na algemeene stemmen af en
verklaarde opnieuw, dat dc Zaak-Duy
geëindigd moest zijn.
Toen op 13 December daarna een frac
tievergadering zou worden gehouden,
heeft onze voorzitter in een persoon
lijk briefje van 12 December U bericht,
dat hij op Uw tegenwoordigheid prijs
zou stellen. Bij de opening der verga
dering hoeft Albarda toen tot U het
woord gericht, zeggende, dat hij zich
verheugde over Uw komst ter vergade
ring en hoopte, dat nu ook voor U een
einde zou zijn gekomen aan de moei
lijkheden en dat Gij Uw werk in de
Kamer nu ernstig zoudt gaan opvatten.
Ten einde nieuwe moeilijkheden voor
U te vermijden, voegde Albarda daarbij,
dat hij enkele dingen (o.a. Uw houding
tegenover het fascisme) niet in de frac
tievergadering, maar in een persoonlijk
onderhoud met U wilde behandelen.
Uw rede bij dc Justitie-begrooting
over de N.S.B. (4 December 1934) had
dc gemoederen van velen opnieuw in
beroering gehracht. Op Maandag 18 Fc-
.bruari deeldet Gij telefonisch aan Al
harda mede, dat een der Amsterdam-
sche afdeelingen U naar aanleiding
SUPINATOR
zonder plja»
Grafts vsetesstrAls ip lel Mip-iail*
splegetepparztt deer gedipL Toetfcundlqy
daarvan ter royement wilde voordragen.
Onze voorzitter gaf daarvan onmiddel
lijk kennis aan het Partijbestuur, met
verzoek handelingen van dien aard te
keeren, wat het P.B. terstond deed. Bo
vendien plaatste onze voorzitter in de
„Arbeiderspers" van 23 Februari een
verklaring, waarin hij de afdeelingen
op het hart drukte te onthouden, dat
de „zaak-Duys" op 10 December door
den Partijraad definitief was gesloten.
Het heeft alles niets gebaat, om
U tot bezinning te brengen. Gij wil
det niet eindigen met de „zaak-
Duys", die Gij telkens opnieuw aan
de Partij trachttet op te dringen,
alsof zij de belangrijkste aangele
genheid was van dezen ernstigen
tijd.
Indien Gij door de lezing van dit
relaas niet tot het inzicht mocht
kunnen komen, dat Gij niet het
recht hebt tot de beleedigende ver
wijten, die Gij rondstrooit, dan zul
len anderen, die dit lezen, ten min
ste tot die overtuiging komen.
A*
Dit antwoord, dat, omdat wij nauw
keurig willen zijn, uitvoerig moest wor
den, is in onze fractievergadering van
3 December 1935 met algemeene stem
men vastgesteld.
Hoewel de daarin behandelde aange
legenheden zaken der Partij zijn, die
wij bij voorkeur uitsluitend in de orga
nen onzer Partij behandelen, gevoelen
wij ons ditmaal verplicht dit stuk ter
publicatie aan te bicden aan de geheele
Nederlandsche dagbladpers, aangezien
Gij Uw aanval op de Partij en haar
fractie in alle bladen hebt doen publi-
ceeren.
BRAND IN CICHOREI-FABRIEK.
TE HAAMSTEDE
HAAMSTEDE. 5 Dec. Hedenavond
omstreeks half zeven heeft een groote
brand gewoed in de Cichorei-fabriek
van de N.V. De Kapel aan de Hooge
Zoom alhier. De brand, die ontstaan
was op een droogzolder, vermoedelijk
door zelfontbranding van de Cichorei,
breidde zich zeer snel uit. De brand
weer van Haamstede, die spoedig met
de motorspuit ter plaotse was, tastte
met een tweetal stralen het vuur aan,
doch kon niet verhinderen dat het
hoofd- en machinegebouw met den ge-
heelen inventaris een prooi der vlam
men werden. De schade die in de tien
duizenden guldens loopt, wordt door
verzekering gedekt. Do brandweer
si langde erin het overige gedeelte van
de fabriek te behouden. Omstreeks 9
uur kon gezegd worden, dat men den
brand meester was eil nam de nablus-
sching, die nog geruimen tüd duurde,
e enaanvang.
Daar de maatschappij ook nogte Zie-
rikzee een fabriek heeft, zullen de ar
beiders, die in de fabriek te Heemstede
werkten, waarschijnlijk niet broode
loos worden, doch aldaar tewerk ge
steld kunnen worden.
en
„LA MODE
NOUVELLE"
zijn gemaakt van
zeer dun weefsel, dat
naar alle zijden het
lichaam omsluit
AMERSFOORT BREDA
Utrechtscheweg 10 Karrestraat 21
NIEUWE DIRECTEUR
LUCHTVAARTDIENST
Loopbaan van den heer
Van Ede van der Pals J
s-GRAVENHAGE, 5 December.
Naar wij reeds meldden, zal de heer
H. Ch. E. van Ede van der Pais, inspec
teur bij den Luchtvaartdienst, benoemd
worden tot directeur van dien dienst-,
als opvolger van den heer E. Th. de
Veer, die om gezondheidsredenen ont
slag uit zijn functie heeft verzocht.
De heer Van Ede van der Pais ge
noot een militaire opleiding en werd
in 1905 benoemd tot tweede luitenant
der infanterie. In de jaren 1916 en 1917
werd hij gedetacheerd bij de Lucht»
vaartafdeeling als waarnemer.
Vervolgens was hij eenige jaren
(1919—1921) als kapitein werkzaam
onder de bevelen van den chef van den
Generalen Staf, bepaaldelijk voor
Luchtvaartvcrkeer. In 1921 werd da
heer Van Ede van der Pais, na eervol
uit den actieven militairen dienst ta
zijn ontslagen, benoemd tot hoofdcom
mies bij het departement van water
staat, bureau luchtvaart.
Met de instelling van den Luchtvaart,
dienst op 1 Januari 1930 verkreeg hij
den rang van inspecteur bij dien dienst,
in welke functie hem het toezicht op
het Iuchtvaartpersoneel, de luchtvaart,
terreinen, alsmede de luchtvaartver-
lichting, werd opgedragen. Groote ne-
moeiïng had de heer Van Ede van dei
Pals o.a. met de organisatie van dc op
leiding tot bestuurder van verkeers
vliegtuigen aan de Kweekschool voor
de Zeevaart te Amsterdam.
De heer Van Ede van der Pais be
kleedt nog den rang van reserve-ma
joor der Grenadiers.
BRANDKAST GEOPEND
GRONINGEN, 5 December. ln den
afgeloopen nacht hebben inbrekers, het
moeten er minstens twee zijn geweest,
hun slag trachten te slaan in een
groot kaaspakhuis van de firma R,
Boonstra en Hoekstra aan de Een-
drachtskade alhier. Toen het personeel
van de firma vanmorgen het kantoor,
gelegen op de eerste étage, betrad, zag
het dat de brandkast, die altijd tegen
den muur stond, was verdwenen. Bij
een ingesteld onderzoek bleek, dat
deze kast al kantelende was overge
bracht naar het aangrenzende kaaspak
huis. Hier is door de dieven vrijwel
de geheele achterwand uit de kast ge
hakt. In de kast zaten slechts enkele
centen en waardelooze papieren. Van
de daders tot dusver nog geen spoor.
AMSTERDAM, 5 December. De
heer Th. W. Blijdenstein, oudste direc
teur van de Twentsche bank N.V. is
hedennacht, na een 'ongesteldheid van
eenige weken in den ouderdom van 61
jaar overleden. Hij was commissaris
van verscheidene instellingen, o.a. van
de Nederlandsche Hypotheekbank te
Yeendam, van de Ned. Staalfabrieken
v.h. J. M. de Muinck Keizer te Utrecht,
houthandel v.h. William Pont, Zaan
dam, en de Perlak petroleum maat
schappij en petroleum maatschappij
Zuid Perlak te Den Haag.
ANTI-LAWAAI CONGRES TE DELFT
De groote belangstelling, welke het
eerste Anti-Lawaai Congres, dat vorig
jaar door de Koninklijke Nederlandsche
Automobiel Club in samenwerking met
de Geluidstichting is gehouden, mocht
ondervinden, heeft er toe geleid weder
om zulk een congres te organiseeren.
liet ligt in de bedoeling deze bijeen
komst in het voorjaar 1936 te Delft te
doen plaats vinden.
Hoe onbeduidend de meeste zorgen
zijn, bemerken de mcnschen eerst, als
de echte, de groote zorgen komen.
Naar t Engelsch van J. S. FLETCHER
door mr. R J. P. E
Louis knikte toestemmend en wenkte
zijn vader terzijde.
„Als Bew zegt, dat hij Hoyland vin
den cal, dan doet hij het ook", zei hij.
„Ik heb het niet drukhij kan zoo
veel vrij krijgen als hij maar wil. Dat
regel ik wel met hem. Maar.. Ik heb
nog eens nagedachte over de zaken,
zooals ze nu staan. U hebt heel wat op
het spel staan, dat weet u zelf ook wel.
U zoudt beter doen met uzelf ook wat
te beschermen."
„Ik ben bijna den heelen nacht wak
ker geweest", zei Oliver. „Ik heb heusch
mijn tijd niet vertcut. Ik ben van plan
het zaakje zelf ter hand te nemen, jon
gen! Ik Iaat niets aan Washington of
Crabtree of een van die lui over
alhoewel Ik er eerst met hen over spro
ken raL Maar het voornaamste is
Hoyland te vinden cn die is ge
vaarlijk! Is die jongen van Jou in staat
om te doen. wat hij zegt?"
„Als die zegt, dat hij Abe Hoyland
ml opsporen, dan doet hij het ook!" zei
Louis. „Laat dat maar aan mij over.
Zorgt u nu maar voor wat u zelf van
plan bent!"
Oliver stak zijn hand in zijn zak en
keerde zich tot den werkman.
„Als Je soms wat geld noodig hebt"
zei hij. „Je zult toch wel onkosten moe
ten maken, is het zoo niet?"
„Neen, mijnheer," zei Bew. „Ik zal u
wel laten weten als ik geld noodig heb.
Ik heb er zoo mijn eigen idee over...
ik ga vanavond aan het werk".
.Nougoed dan dat is afgespro
ken!" zei Oliver en wenkte Louis mee
naar buiten te gaan. „Het is toch wel
prettig als je aan iemand van zijn sla^
een werkjo kunt opdragen!" zei hij. „HU
heeft het noodige zelfvertrouwen!"
„Met recht", stemde Louis hem toe.
„Hij schijnt we! ergens lucht van ge
kregen te hebben. Maar intusschen
moest u zorgen, dat er onafgebroken cn
streng gewaakt wordt".
„Daar zal ik voor zorgen", zei Oliver.
„Ik heb mijn plannen al klaarik
rust niet. voordnt we dien Abe Hoyland
te pakken hebben."
Ilij wandelde naar zijn auto toe, die
hij aan den ingang van het zUstraatje
had laten wachten en had inwendig hot
gcvool, dat hij wel in staat zou zijn de
dreigende gevaren het hoofd to bieden.
Den vorigen nacht was hij onverhoeds
overvallen maar 's nachts is ook een
kwade tijd, dacht hij bij zich zelf
maar nu het weer morgen was en hij
tenminste eenig idee had. wie zijn
vijand kon zijn. nu voelde hij zich weer
tegen alles opgewassen. Hij had Hoy
land twee jaar geleden geen kwaad wil
len doen, hij voelde over zUn handel-
wUze niet dc minste gewetenswroeging
maar nu zou hij op Hovland jacht
maken, zooals ecuwen geleden liet hel
devolk jacht had gemankt op de laat-
ste wolven, die hun streek onveilig
maakten.
Hij ging naar zijn spinnerijen, deed
daar in een flink half uur zijn zaken
af, stapte weer in zijn auto en liet zijn
chauffeur naar het reservoir rijden.
Voor de deur van Crabtree's huis uit
stappend, zag hij een groepje mannen
op de plek der ontploffing heen en
weer loopen en hij ging er dadelijk re
gelrecht naar toe.
Washington zag hem aankomen cn
ging hem terstond tegemoet.
„Ze zijn vroeger gekomen, dan ik hen
verwachtte", zei hij. wijzend op de bei
de ingenieurs, die indcrtU'd het reser
voir gebouwd hadden. „Ze hebben reeds
een onderzoek op de plaats van den
ramp ingesteld, maar ze komen tot de
bevinding, dat het erg goed is afgeloo
pen. De schade is alleen maar opper
vlakkig geweest."
Alvorens eenig antwoord tc geven op
dat verblijdende bericht, keck Oliver
langs Washington heen naar de groep
mannen. En hij herkende verscheidene
leden van het bestuur onder degenen,
die om dc beide deskundigen heenston-
den.
„Zoo?Mooi zoo!... En... zijn ze
daar zeker van?" vroeg hij.
„Volkomen zeker", antwoorddo Wa
shington. „Het staat vast, dat de bedoe
ling is geweest den dam te beschadigen,
maar het is erg onhandig gedaan. En
dat maakt me natuurlijk des to zeker
der. dat Crabtree het gisteravond bij
het goede einde had, dat het 't werk
van dien Barstow is geweest. Boven
dien heeft Crabtree vanmorgen inlich
tingen over hem ingewonnen. Ilij is Za
terdag hij Dibbs weggegaan ontslag
gekregen... en niemand heeft hem
daarna nog meer gezien. U kunt ervan
op aan. mijnheer Carsdnle, dat het zijn
werk is puur uit nijdigheid."
Oliver sprak hem niet tegen. Hij liep
door tot bij de Ingenieurs en onderhield
zich geruimen tijd met hen, buiten de
anderen om. En toen het gesprek geëin
digd was, voegde hij zich weer bij
Washington en de overige bestuursleden
van het waterwerk.
„Ja..." begon hij, hen wenkend, buiten
het gehoor van de werklieden te komen.
„Ik zou de lieeren over deze zaak wel
eens even willen spreken. We moesten
het maar dadelijk hier doen."
De bestuursleden kenden Oliver. Velen
hunner hadden hem als burgemeester
hoven zich gehad. Ze wisten wel hoe
hooghartig cri bevelend zijn manier van
doen kon zijn. En iets van zijn vroegere
heerschersmanieren toonde zich nu ook
in de wijze, waarop hij Washington en
zijn collega's aansprak. Maar Oliver was
nu geen magistraat meer, zelfs geen lid
meer van den gemeenteraad, en er wa
ren enkele nieuwe leden bij, waaronder
ook Washington, die niet gediend waren
van Oliver's inmenging in wat zij hun
zaak meenden. Ze keken elkaar eens
aan en een hunner, een man uit de
werkende klasse, nam het woord.
„Ik weet niet, hoe mijnheer Carsdale
zich zijn positie in dit geval denkt." zei
hij met een ironisch knipoogje naar zijn
medeleden. „Dit is dus een onvormelijke
bestuursvergadering... of een buitenge
wone. Wat wenscht li nnar voren te
trongen, mijnheer Carsdale?"
Oliver wees met zijn arm over de
horstwering heen naar dc vallei, waar
zijn nieuwe huis stond, glanzend in het
zonlicht
,.Ik heb dit tc zeggen", zei hij met een
vernietigenden blik op den spreker. „U
ziet dat huis daar? Ik heb daaraan
meer geld besteed, dan de moesten zich
kunnen voorstellen... hoeveel precies
komt er niet op aan, maar het loopt
in de honderduizenden. Dat is in gevaar
geweest... dat verkeert nog in gevaar...
cn ik zou graag weten,, wat het bestuur
van Halfirth van plan is te doen met
betrekking tot dat huis en omgeving."
De bestuursleden wendden langzaam
het hoofd in de door Oliver aangegeven
richting. Allerlei gemoedsaandoeningen
teekenden zich öp hun gelaat af.
„Welwat stelt u zich dan voor, dat
we doen zouden, mijnheer Carsdale?"
vroeg een hunner ietwat uitdagend. „Ver
langt u soms van ons, dat we een soort
golfbreker of zooiets rondom uw nieuwe
landgoed zullen aanleggen?"
„Kom, kom, geen onzin, kwam een
oudere man tusschenbeide. „Wat be
doelt u mijnheer Carsdale? U verwacht
toch zeker niet dat er nog meer schade
aan den dam zal worden toegebracht?"
„Ja, dat doe ik wel!" zei Oliver beslist.
„De schurk, die dat eergisterennacht ge
probeerd heeft, za' zijn poging zeker her
halen. Ik verlang een duidelijke uiteen
zetting van uw voornemens als bestuur...
bent u bijvoorbeeld van plan den darri
's nachts zorgvuldig te doen bewaken
totdat het gevaar geheel voorbij is? Of.,
bent u dat niet van zins?"
„Maar wanneer zal het gevaar voorhij
zijn?" vroeg een ander bestuurslid. „Dat
is, dunkt me, een heel lastige kwestie."
„Als die kerel gepokt is... zooals zal
moeten gebeuren!" antwoordde Oliver.
De bestuursleden keken hun voorzitter
aan. Washington, die terzijde had ge
staan, kiezelsteentjes met zijn schoen
punten wegschoppend, keek Oliver aan.
als wilde hij een opgedrongen beslissing
voorkomen.
„Ik geloof zoo, dat u dat best aan ons
kunt overlaten, mijnheer Carsdale," zei
hij. „We doen al nasporingen om dien
Barstow te vindencn met alle recht
omdat hij zich dreigend heeft uftgela
tenen Crabtree zal natuurlijk den
dam laten bewaken. Maar naar mijn
meening is het gevaar nu wel voorbij. Ik
kan niet aannemen, dat er nog een ver»
dere poging zal worden aangewend."
„Dan velschillen we daarin van mee
ning," verklaarde Oliver. „Maar ja, ik
heb ook wel niets anders verwacht. ,Ik
weet nu eenmaal hoe officieele lichamen
in Halfirth zijn! Jullie praten en praten
nog eens, net zoolang tot de schade is
toegebrachtcn dan zou het een on
herstelbare schade zijn! En daarom zal
ik, voor zoover het mijn eigen veiligheid
betreft, de zaak wel zelf ter hand nemen.
Ik zal jullie eens vertellen, wat ik doen
zal. Ik stel dezen dam onder bewaking,
meter voor meter, van mijn eigen perso
neel, nacht en dag, tot we den man, die
den aanslag gepleegd heeft, in handen
hebben. Hebben jullie daar soms iets
tegen in te brengen?"
Een hunner mompelde zooiets van on»
kosten en Oliver vatte dadelijk vlam.
„Ik doe het op mijn eigen kosten, be
grepen?... Ik zal alles betalen. Ik zou
liever geld als water verknoeien, dan toe
te laten, dat mijn huis verwoest werd.
En het eenige, wat ik vraag, is, dat jul
lie C.rnhtrec last geeft mijn mannen on
gestoord hun gang te laten gaan. Ik zal
regelmatig laten patrouilleeren."
„Daar is niets togen, mijnheer Carsda
le," antwoordde Washington haastig.
„Heelemnn! niet. Maar.,, maakt u uzelf
niet een beetje al te bang over het geval?,
Mijn indruk is ten
(Wordt vervolgd?.