OPEL
42
DE JUSTITIE CONTRA
N. S. B.-PUBLI C ATIES
GELDBOETEN
Fa- L A- A- v- HAMERSVELD
De begrooting van Soest
geeischt tegen drie
verdachten
KERSTVACANTIE
Op de salarissen wordt
5% gekort
2c BLAD PAG 3.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
WOENSDAG 18 DECEMBER 1935
De verdediger vraagt voor al
zijn cliënten vrijspraak,
omdat niets van
beleediging bes
wezen is
De procureur-generaal
in het geding
(Vervolg van ons vorig blad).
Er bleek voor deze behandeling een
zeer groote belangstelling te bestaan, in
verband waarmede de politie in de
Hamburgerstraat extra maatregelen
had genomen door het uitzetten van
posten in de nabijheid van liet ge
rechtsgebouw. Binnen werd niemand
toegelaten die daar niet uit ecnigen
hoofde moest wezen.
In de Hofpoort, toegang tot de pu
blieke tribune der rechtszaal, stonden
eveneens talrijke gegadigden voor een
plaats; zij stonden daar al lang te
voren, zéér geruimen tijd vóór de zit
ting een aanvang nam.
Ook in de advocatenbank namen vele
advocaten plaats; verschillende hunner
moesten elders in de zaal gaan zitten.
De president deelde mede dat er tus^
schen de drie eerste zaken zóóveel sa
menhang bestond, dat de rechtbank
meende die zaken als één geheel te
kunnen behandelen; hierna las de offi
cier van justitie de diverse dagvaardin
gen voor tegen de heeren van Lunte-
ren, Reijdon en Hollander.
De president ondervroeg het eerst
den heer Rcydon die toestemde een tijd
lang het hoofdredacteurschap van
„Volk en Vaderland" te hebben waar
genomen wegens ziekte van den heer
van Lunteren. De in de dagvaarding
bedoelde advertentie heeft verdachte
opgenomen omdat hij haar als interes
sante lectuur beschouwde: die adver
tentie richtte zich niet tegen den mi
nister van defensie, maar tegen het
demo-liberale regeerings-systeem, in
z'n geheel.
De president: „Een gewoon lezer
moest uit die advertentie toch wel de
gelijk de conclusie trekken dat zeer
speciaal minister Deckers bedoeld
werd."
Verdachte ontkende dat toch .ten
Stelligste.
De president maakte er verdachte op
attent dat de inhoud der advertentie
toch wees in geheel andere richting.
Er was in die annonce sprake van „gra
tis pleizier-reisjes van den minister
van defensie". Dat slaat toch zeker niet
op een of ander regeerings-systeem,
maar wel zéér beslist op een bepaalden
functionaris.
Verdachte bleef echter beslist bij zijn
ontkenning personen bedoeld te heb
ben met de advertentie. Hetzelfde gold
voor het artikel betreffende „Visschers
in nood"; ook dat artikel richtte zich
tegen systemen, niet tegen personen,
bij bepaalde instellingen betrokken, als
varkenscentrale, tarwe-centrale en zui-
.vel-centrale.
De president meende dat die voor
ttelling van zaken toch bezwaarlijk
Was vol te houden. Ook dat artikel
„Visschers in nood" sloeg volgens een
gewonen lezer wel degelijk op regee-
ringspersonen.
Dan werd de heer Hollander onder
vraagd. Ook deze verdachte verwierp
iedere gedachte aan opzettelijke be
leediging. Het artikel „Uit den Praat-
hof' richtte zich tot een systeem van
regeeren en bedoelde de verkeerdhe
den van dat systeem aan te toonen.
De Eerste Kamer behoefde zich de
zaak in het geheel niet aan te trek
ken (gelach).
De heer Van Lunteren werd hierna
gehoord ter zake van het artikel „Het
Roode gevaar", dat voor de regeering
beleedigcnd werd geacht.
De heer Van Lunteren noemde de
tegen hem uitgebrachte dagvaarding
ten eencnmale een vergissing en hij
wenschtè deze vergissing in den bree-
de aan te toonen aan de hand van
verscheidene citaten, die betrekking
hadden op verschillende andere poli
tieke toestanden. Hij las dit alles voor,
om duidelijk te maken dat men wèl
gescheiden moet houden de regeerings
systemen en de regeeringen zelve. Ver
dachte ontkende dan ook eveneens,
ook maar de geringste beleediging te
hebben bedoeld. Als hij in „Volk en
Vaderland" schreef over een aftandsch
regeerings-systeem, dan wilde hij daar
mee niets beleedigends zeggen en zei
hij ook inderdaad niets beleedigends.
In het woord „aftandscÜ" schuilt geen
beleedigende uitdrukking. Het „aftand-
sche" richt zich tot het stelsel, niet
tot de personen die volgens dat stel
sel regeeren. Als verdache had geschre
ven „het verouderde regeerings-sy
steem" zou toch óók niemand meenen,
dat verdachte bedoeld had te zeggen
dat onze regeerders verouderd waren.
Dat is nu de groote vergissing in de
dagvaarding bedoeld: aftandsch sloeg
niet op personen doch op svstemen. op
stelsels. Tvpisch is dat onze regeerders
zelf. o.m. Dr. Colijn, nrecies eenzelfde
standpunt innemen, dat men n.l. geen
personen moet vereenzelvigen met
stelsels, een standpunt dat volkomen
overeenkomt met het standpunt door
spreker ingenomen. Coliin spreekt wel
van verkracht overheidsgezag", als
hii den democratischer^ regeerlngsvorm
behandelt. Is dit uitdrukking nu niet
beleedigend en is de zaak wèl beleedi-
gend als men drukken laat ..aftandsch
regeer-svsteem"? Spreker ontkende dan
ook zeer nadrukkelijk iedere gedachte
aan beleediging
In de statuten van Nationaal Herstel
is sprake van verdorven regeerings-
systeem en die statuten werden nola-
bene koninklijk goedgekeurd, k „ver
don en regeerings-systeem" niet be
leedigend en is „aftandscn regeer-
systeem" wèl beleedigend?
Het getuigenverhoor
De eerste getuige is de heer van der
Giessen, directeur der Drukkerij L. E.
Cosch Zoon, in welke drukkerij
„Volk en Vaderland" werd gedrukt, en
in welk bedrijf door de justitie een ro
tatiepers werd in beslag genomen en
verzegeld. Getuige bevestigde dit alles.
Dat was in deze zaak de éénige ge
tuige.
Requisitoir van den
officier van justitie
Mr. Quarles van Ufford achtte de be
leediging wel degelijk bewezen. Ieder
een ontdekte dat onmiddellijk in de be
wuste annonce „Een minister van de
fensie" gevraagd. In die advertentie is
o.m. sprake van „pleizierreisjcs in re-
geerings-tijd". Bedoelt men daarmee
geen beleediging van den minister? Jn
alle nummers van „Volk en Vader
land" werd geregeld over minister
Deckers beleedigend geschreven als
iemand die van de zaken niets af wist.
Juist daarom wilde men aan dp zaak
een eind gemaakt zien. In het artikel
over de diverse centrales was het be
leedigend karakter eveneens duidelijk
aanwezig.
Het O.M. eischte legen verdachte
Reydon een gevangenisstraf voor den
tijd van drie maanden.
De overige publicaties in „Volk en
Vaderland" besprekende meende het
O.M. te mogen zeggen, dat het bdToep
op „systemen" van de redacteuren van
„Volk en Vaderland" niet opgaat. Be
roep op andere publicaties gaat even
min op. Het beleedigende karakter
blijft bestaan. Eisch tegen de heeren
Hollander en Van Lunteren 100
boete, subs. 50 dagen hechtenis.
Pleidooi van mr. van
Vessem
Mr. Van Vessem merkte op, dat als
men in thans de politiek brengt in de
rechtszaal, niet de N.S.B. daarvoor
aansprakelijk is te stellen doch enkel
en alleen de regeering. Het parket was
in haar bewegingen in deze aangele
genheid niet vrij, maar had de bevelen
op te volgen van den minister van
justitie, Zijne Excellentie minister van
Schaik, lid van de Roomsch-Katholieke
Staatspartij, op wiens bevelen ook een
rotatie-pers bij de firma Bosch werd
in beslag genomen. Waarom juist in
deze drukkerij? Waarom werd de pers
van de „Telegraaf" te Amsterdam niet
in beslag genomen, die eveneens de be
wuste annonce „Een minister van de
fensie gevraagd" overnam in haar ko
lommen. Maar de pers van de Tele
graaf bleef ongemoeid; men wilde blijk
baar alleen de pers te Utrecht treffen,
en om geen andere reden, omdat op
die pers „Volk en Vaderland" werd ge
drukt. Men wilde voornamelijk dat
blad treffen. En zoo werd te Utrecht
de fameuze slag op de Oude Gracht ge
slagen.
De president: „Welke slag bedoelt U?
De verdediger: „De slag van de in
beslagname en verzegeling der pers der
Utrechtsche drukkerij L. E. Bosch en
Zoon".
Mr. Van Vessem vervolgt en wijst er
op, dat in 1851 in het deftige Alge
meen Handelsblad eveneens een ad
vertentie verscheen, waarin in termen,
oneindig scherper in uitdrukkingen
dan de annonce in „Yolk en Vaderland"
opgenomen, evenzoo een minister werd
gevraagd, nog wel in den lentetijd van
het parlementaire stelsel onder het mi-
nisterie-Thorbeclte en niemand nam
aan die annonce eenige aanstoot. Maar
de advertentie in „Volk en Vaderland",
veel bescheidener in uitdrukking dan
de advertentie in 1851, d i e advertentie
wordt nu met veel kabaal beleedigend
genoemd.
Mr. Van Vessem vervolgt zijn plei
dooi. In de door hem bedoelde adver
tentie in het Handelsblad van 1851
werd een minister van marine ge
vraagd. van wien minder bekwaamhe
den, dan wel de kunst werd gevraagd,
om „de zaken te verwarren". Het in
uitzicht gestelde salaris bedroeg
12.000. met pensioen van 5000, als
menkans zag het baantje op deze
wijze anderhalf jaar vol te houden.
Zooals reeds gezegd: over die adverten
tie is niets te doen geweest, niemand
voelde zich in 1851 beleedigd, hoewel
deze annonce kennelijk sloeg op een
zeer bepaald persoon in het toenmalige
ministerie. En nu. in 1935 staat men
voor een advertentie, die de dingen ge
matigder zegt, op z'n achterste beenen.
Men is er in de advertentie in „Volk en
Vaderland" over gevallen, dat men een
minister vraagt, die over geen vakken
nis hoeft te beschikken. Dat noemt
men beleedigend. Maar als men diverse
ministers eens de revue laat passee-
ren. dan komt men toch wel tot zeer
merkwaardige conclusies in dit ver
band. Minister Bijleveld werd eens
klaps minister van marine uit een car
rière van advocaat; wist van de marine
geen sikkepit af: minister De Vries
kreeg financiën te beheeren. maar
kwam zoo uit een advocaten-practijk;
minister Slotemaker de Bruine was
hooglceraar in de theologie en was op
eens minister van sociale zaken; minis
ter Decker was advocaat cn adviseur
van den R.K. Tuindersbond. werd plot
seling gepromoveerd tot minister van
marine; minister Revmer. die water
staat beheerde, kwam uit een burge
meesters-betrekking; minister Ver
schuur. die arbeidszaken en economi
sche aangelegenheden kreeg, was tevo
ren advocaat: minister Marchant was
óók al advocaat, toen hij belast werd
met het ministerie van onderwijs; ook
in andere betrekkingen gaat het dik
werf zoo, want was de heer Fruytier
"een inspecteur van den arbeid, toen
hii geroepen woord om gooverneur van
Curasao te .worden, waar hij toen door
een roover-hoofdman werd geschaakt
(luid gelach). Pleiter noeinde al deze
gevallen, om aan te toonen. dat vak
kennis allerminst vereischt wordt voor
het ministers-ambt Maakt men zich nu
schuldig aan beleediging. wanneer men
in een advertentie een minister op
roept en daarin zegt. dat op vakkennis
niet zal worden gelet?
De president: „Dat heeft toch niet
met deze zaak te maken?"
Mr. Van Vessem: „Dat heeft er wel
mede te maken. Ik heb dit alles noo-
dig. om duidelijk te maken, dat er ab
soluut niets beleedigends in schuilt,
wanneer men een minister vraagt on
der mededceling. dat vakkennis voor
het ambt niet noodig is. Er zijn tal
van ministers bij ons te lande be
noemd, die heelemaal niets aan vak
kennis hadden te bieden." Pleiter staat
dan stil bij de andere ten laste-leggin-
gen, volgens welke beleediging zou
hebben plaats gehad. Zoo o. a. in het
artikel over de onderscheidene centra
les. waarin sprake is van buit-verdee
ling. Maar pleiter herinnerde eraan,
dat dezer daged de oud-wethouder De
Boer in den Utrechtschen gemeente
raad. sprekende over de vcrdeeling van
de wethouders-zetels, óók gewag maak
te van „buit-verdeeling"; daarin zag
niemand iets beleedigends. Maar als
in een N.S.B.-geschrift gesproken wordt
van buitverdceling. dan staat de justi
tie klaar met een vervolging. In den
breede betoogt pleiter dat de schrijvers
van de artikelen in „Volk en Vader
land" in geenen deele hebben gedacht
aan beleediging. wèl aan het hekelen
der diverse politieke groepen, die de
regeering samenstelden. In geen enkel
opzicht dus beleediging. maar wèl
scherts. Wie deze scherts in de geïncri
mineerde artikelen niet heeft vermogen
te ontdekken, die verraadt dan toch wel
een jammerlijk tekort aan gevoel voor
humor. In de dagen dat het geval met
de Zeven Provinciën aan de orde was.
het geval dat de heele wereld bezig
hield, verscheen er in de Notenkraker
een plaat, waarin op een der bommen,
die voor de Zeven Provinciën was be
stemd tot diens ondergang, het gezicht
van minister Deckers prijkte. Daarin
heeft niemand iets beleedigends gezien
en niemand is te dezer zake vervolgd.
Hoe komt men dan nu wel aan be
leediging? Of vergeet men. dat het de
waarheid is. die kwetst? Maar voor
het strafbare element van beleediging
is méér noodig dan iemand's persoon
lijke gekwetstheid. Wat in „Volk en
Vaderland" werd geschreven over de
diverse centrales in den lande, was ge
symboliseerd. was gebaseerd op phan-
tasie. Maar men heeft achter alles
cn in alles beleediging willen zoeken
en dat heeft de justitie ertoe verleid,
om zinnen in het geschrevene uit hun
verband te halen, wat speciaal ge
schiedde ten opzichte van den heer
Reydon. Pleiter wijst erop. dat de heer
Van Lunteren al zeer scherp zélf heeft
uiteen gezet, dat hij in zijn artikelen
de systemen van regeeren aanviel en
niet de regeeringen zelf. Aan den
heer Van Lunteren verweet men inzon
derheid, dat hii gesproken had van een
„aftandsche" regeering. maar hoe wil
men in hemelsnaam daarin iets van
beleediging ontdekken? Aftandsch
heeft betrekking op het wisselen van
tanden bij paarden; wanneer een paard
zeven jaar oud is, is het tanden-wisse-
len afgeloopen en heeft het dier z'n
vast gebit. Vermoedelijk is. door het
meer en .meer verdwijnen van paarden
deze uitdrukking van aftandsch wat.
uit de mode geraakt en begrijpt men
haar minder goed naar de ware bctee-
kenis. Een zeven-jarig paard is „af
tandsch", maar een zeven-jarig paard
is heelemaal niet „oud" of „ver
ouderd". En pleiter begrijpt dan ook
allerminst hoe men in het woord „af
tandsch" iets van beleediging heeft,
kunnen vinden. Als pleiter Van Dale
opslaat
De president: „Met Van Dale zou ik
maar wat voorzichtig zijn", (luid ge
lach).
Mr. van Vessem vervolgt: Als hij van
Dale raadpleegt, dan leest hij, dat met
een „aftandsche"-vrouw bedoeld wordt
een vrouw, die de aantrekking van jon
ge vrouw verloren heeft. Maar deze
vrouw kan inmiddels nog een heeleboel
andere aantrekkelijkheden behouden
hebben (gelach). En iets beleedigends
hoeft alweer niemand in deze uitdruk
king te zien. Het was de heer Hollan
der die van de Eerste Kamer schreef,
dat zij voor velen een melk-koetje be-
teekent. Toen hij dit schreef, herinner
de de heer Hollander zich vermoede
lijk het feit, dat het geval zich heeft
voorgedaan, dat een lid dier Kamer
wel de presentie-lijst voor de Kamer
zittingen teckende, maar bij de stem
ming, vijf minuten na den aanvang,
alweer afwezig was cn afwezig bleef,
maar door zijn teekenen op de presen-
tie-lijst toch het presentie-geld tou
cheerde. Maar schreef de heer Hollan
der iets beleedigends, met „melkkoe
tje"? Neven en nichten, die dikwijls
door een ouden oom worden get rac-
teerd, noemen dien oom hun „melk
koetje". Is dat een beleedigende uit
drukking? Er schuilt eerder iets van
lof cn waardeering in, dan van kren-
kends. Pleiter komt ten slotte tot de
conclusie, dat al deze N.S.B.-vervolgin-
gen ten onrechte zijn uitgelokt. Van-
ar die uitlokking? Pleiter herinnert
aan de circulaire van minister van
Schaik gericht tot de parketten in den
lande, waarin o.m. wordt gezegd: „de
primaire taak van de parketten en de
politie-autoriteiten is de onderdruk
king, voor zoover van hen afhankelijk,
van de misdrijven tegen het staats-gc-
zag". Daarin nu ziet pleiter een staats
greep: het stellen van justitie en poli
tie in dienst van de mandatarissen der
politieke partijen. Immers, het O.M. is
bijzonderlijk heiast (volgens de wet)
,mct de handhaving der wetten, met dc
vervolging van strafbare feiten, en het
doen uitvoeren der straf-vonnisscn". De
primaire taak der justitie is derhalve
de handhaving der wetten. In deze cir
culaire van den minister is de taak der
justitie verwrongen. Pleiter vraagt vrij
spraak voor voor zijn drie cliënten, die
hier terprht staan.
Jhr. Mr. Twiss Quarles van Ufford
(officier) stelt in het licht, dat de verde
diger trachtte met allerlei geestige pa
raphrases het element beleediging tc
verdoezelen; daartoe rafelde hij het ge
schrevene in „Volk en Vaderland" uit
een... maar met-dat-al bleef de belee
diging dan toch maar bestaan. Want
hoe men dc zaak ook wil keeren of
wenden, dc artikelen z ij n heleedigend
van inhoud geweest en door iedereen
BESPREEK THANS
REEDS UW
voor de komende feestdagen.
Teleurstelling is dan uilgesloten.
BEL NOG HEDEN OP
STADSRITTEN 20 CENT
BUITENRITTEN 6 CENT PER K.M.
OPEL VOOR 6 PERSONEN
buiten de N.S.B. ook zoo opgevat. De
inbeslagname der pers in de drukkerij
der firma Bosch Zoon is bedoeld ge
weest als een waarschuwing. En die
waarschuwing heeft voorbeeldig ge
werkt in haar resultaten, want er is
sedert den dertigsten October geen en
kel beleedigend artikel meer versche
nen. De beleediging heeft zich niet
meer herhaald. De officier voegde aan
zijn in eerste instantie genomen requi
sitoir nog toe, dat de rotatie-pers bij de
drukkerij Bosch Zoon na afloop de
zer procedure aan de betrokken firma
zal worden terug gegeven.
Mr. van Vessem merkt naar aanlei
ding van deze repliek van den officier
van justitie op, dat hier dan toch mis
bruik van maoht heeft plaats gevonden
met de bewuste rotatic-pers, want de
wet laat nu eenmaal niet toe inbeslag
name bedoeld als waarschuwing. Be
slagname geschiedt om andere redenen
dan op grond van waarschuwing.
De president der rechtbank bepaalde
de uitspraak in deze zaak van de hee
ren Reydon, Hollander en van Lunteren
op Dinsdag 31 December, des morgens
te tien uur.
De zaak van den heer
Verviers
Dadelijk hierna staat de heer Ver
viers terecht. Deze zou zich beleedigend
hebben uitgedrukt in het N.S.B.-
maandblad „Nieuw Nederland" ten
aanzien van den ministerraad en ook
ten opzichte van minister Colijn.
De heer Verviers erkent het geïncri
mineerde artikel te hebben geschreven,
erkent ook den tegenwoordigen minis
terraad in dit artikel te hebben be
doeld, maar ontkent met allen nadruk
de bedoeling te hebben gehad van te
beleedigen. Hij deelt der rechtbank om
standig mede, dat hij reeds dertig ja
ren strijdt voor zijn politieke inzichten,
in die dertig jaren ongeveer 255.000 ge
schriften de wereld te hebben ingezon
den, maar nog nooit in al dien tijd ver
oordeeld te zijn geworden ter zake van
beleediging en ook nimmer voor zulk
een feit te zijn vervolgd. Hij stemt toe,
in den regel scherp te zijn in rijn uit
drukkingsvormen, maar hij vermijdt
intuïtief iedere beleediging. Het is zijn
streven een nieuwe wereld-beschou
wing te wekken onder zijn geloofs-ge-
nooten en daarvoor is het noodig, dat
hij de dingen, scherp omlijnd; zegt;
dan zegt hij de waarheid, maar hij ver
mijdt daarbij ten allen tijde elk belee
digend karakter. Teneinde voor de
rechtbank duidelijk te maken, dat hij
zich in „Nieuw Nederland" richtte tot
de regeering, maar niet tot personen,
wil de heer Verviers het beleid dezer
regeering hier bespreken, waaruit dan
zal blijken, dat die regeering een natio
nale schande is geweest, werk van on
bekwame mannen, onbevoegde mannen
en onwelwillende mannen, welke woor
den in de dagvaarding beleedigend zijn
genoemd.
De president: „Dat kan ik onmogelijk
toelaten."
De heer Venders merkt op, dat het
geen eer is, om door deze regeering be-
stuurg te worden...
De president: „Nu gaat u in verkap
ten vorm toch met uw kritiek op de re
geering voort. Dat kan ik hier niet ver
oorloven. Dit herhaal ik u dus."
De heer Verviers wijst er dan op, dat
hij van minister Colijn heeft geschre
ven, dat deze ten dage der ministers-
crisis een sluwe, brutale zet heeft ge
daan. Dat slaat niet op den heer Colijn
persoonlijk, maar op het beleid dat
toen door do regeering werd gevoerd.
Spreker brengt onder de aandacht, dat
hij stamt uit Brabant, waar men vrijer
is in z'n zeggings-vormen dan elders,
cn zoo betoogt hij, dat hij met sluw en
brutaal bedoelde te zeggen: zonder
blikken of blozen, uitdagend. Dus: Co
lijn was iemand, die...
De president legt waarschuwend den
vinger op z'n mond.
De heer Verviers vervolgt dien zin
dan ook niet (gelach), maar spreekt als
zijn oordeel uit, dat de heer Colijn als
minister uitdagend optrad. Spreker
tlacht, dat men in de rechtszaal vrije
lijk zich mocht uitlaten over iemands
verstand, ook als minister.
De president: „Dat kan ik ook niet
tolereeren."
Er worden twee getuigen gehoord: de
hoer Poelstra, technisch bedrijfsleider
bij de drukkerij L. E. Bosch Zoon,
waar het bewuste nummer van „Nieuw
Nederland" werd gedrukt en de heer
Le Gué, in wiens binderij het tijdschrift
voor de verzending werd gereed ge
maakt en ook geëxpedieerd. Beide ge
tuigen leggen daaromtrent verklarin
gen af.
De officier van justitie, Jhr. Mr.
Twiss Quarles van Ufford, wijst er op.
dat men ook in deze zaak uitsluitend
Ie maken had met. de beleedigende uit
drukkingen in liet artikel des heeren
Verviers. Nu mag men paraphrases op
zetten. zooveel als men wil, de belee
digende inhoud is daarmede niet weg
te werken. Als men van een kabinet
Uitgebreide discussies
SOEST. In de middagvergadering
van den gemeenteraad stelde de voor
z i 11 e r als eerste punt de regeling der
salarissen aan dc orde. Voorgesteld
werd de vaste korting van 5 toe te
passen, terwijl de regeling der kinder
toeslagen een uitbreiding zou onder
gaan door, gelijk bij de ambtenaren,
een kindertoeslag toe te kennen vanaf
het eerste kind.
De heer Hilhorst (R.-K.) kan zich
met dit voorstel geenszins vereenigen
en dient een ander voorstel in. betref
fende een verlaging van 5 voor alle
salarissen boven 1400. Dit voorstel
wordt evenwel verworpen met 114
stemmen.
De hccrThyssen (K D.P.) wenscht
een tijdelijke korting van 5 in te voe
ren, hetgeen door de S.D.A.P. en enkele
Roomsch-Katholieken gesteund wordt.
Als dit voorstel in stemming wordt ge
bracht, wordt het met 11—4 stemmen
aangenomen.
De begrooting van het grondbedrijf
wordt na een uitgebreide discussie tus-
spreckt als een nationale schande, een
stel ministers, onbekwaam, onbevoegd
en onwelwillend, dan slaat als een
paal boven water, dat dit beleedigend
is. En als men van den heer Colijn
schrijft dat deze sluwe en brutale zet
ten deed, dan is dat zonder kijf be
leedigend. Nu zegt de verdachte wel,
dat hij met die woorden eigenlijk wat
anders bedoelde en dan maakt hij er
van: „zonder blikken of blozen" en
„uitdagend", maar deze woorden ston
den geen van allen in het bewuste ar
tikel van „Nieuw Nederland". Dan had
de heer Verviers verstandiger gedaan,
als hij zijn artikel had voorzien van
de noodige nooten, ter verklaring en
ter verduidelijking van het door hem
geschrevene. Als hij niet had willen
beleedigen, dan had bij zijn bedoelin
gen maar onder woorden moeten bren
gen in beleefder vorm. Eisch tegen
den heer Verviers 200.boete of zes
tig dagen hechtenis.
Pleidooi van den ver
dediger
Mr. Van Vessem spreekt als rijn op
vatting uit, dat onbekwaam en onbe
voegd volstrekt geen woorden zijn van
onteerenden zin, in den geest als de
strafwet dat bedoelt. Die wet schrijft
ook niet voor, dat men het beleedigen
de wel mag zeggen als men die belee
diging aanbiedt in beleefden vorm, ge
lijk de officier dat aanbeval. Onbe
kwaam is iemand die niet berekend is
voor zijn taak. Mag men dat niet meer
zeggen van een minister? Mag men
van een minister ook al niet meer zeg
gen dat hij onwelwillend is? Wat
mag dan wel? Maar waarin schuilt
nu toch het beleedigende karakter de
zer woorden? In het dossier dezer
zaak berust een briefwisseling tus-
schen den minister van justitie, den
heer Van Schaik, en den procureur-
generaal te Amsterdam, uit welke cor
respondentie blijkt, dat de procureur-
generaal te Amsterdam de bewuste
woorden door den heer Verviers gebe
zigd in zijn artikel, ook niet beleedi
gend vond. Maar de minister beval,
dat de zaak toch zou worden vervolgd.
De vraag is nu maar, wat een staats
man gewoon is te hooren aan zijn
adres en wat hij van dit alles gewoon
is zich aan te trekken? Van Öale zegt
van „sluw" dat het is: slim, listig,
loos. Als men het nu heeft over het
looze visschertje, drukt men zich dan
beleedigend uit? (gelach). In het
woord brutaal zal natuurlijk geen ster
veling iets beleedigends zien en in het
woord onwelwillend, stellig nog min
der. Toen minister Colijn in de Note-
kraker verscheen, in de dagen van De
Zeven Provinciën, is daar door hem
niets beleedigends in gezien, hoewel
die voorstelling in De Notekraker toch
heel wat verder ging dan het woord
„brutaal" en „onwelwillend". Wijlen
het lid der Eerste Kamer Van Kol
heeft in 1921 een brochure het licht
doen zien, waarin hij van Colijn
schreef, dat deze berucht was in zijn
optreden, dat hij nauw verbonden was
aan den mammon, dat bij zich in er
gerlijke mate bevoordeelde... en wat
is er toen geschied? Wel... niemen
dal. De heer Colijn dacht over geen
klacht. Maar als hij nu in een N.S.B.-
geschrift leest, dat men hem brutaal
noemt van optreden en sluw wat
allemaal in het niet verdwijnt bij wat
wijlen Van Kol schreef dan ont
steekt de heer Colijn in heftigen toorn
en rent hij naar de justitie en doet een
klacht.
De president: „Dat heeft toch niet
te maken met deze vervolging, die ons
thans bezig houdt?"
De verdediger: „Dat heeft er zeker
mee te maken. Want het bewijst dat
men de zaken niet onpartijdig be
schouwt."
De president: „Men kan een belee
diging tien maal over z'n kant laten
gaan en den elfden keer overgaan tot
een klacht."
De verdediger antwoordt, dat wan
neer men zich niet beleedigd gevoelt
door wat wijlen de heer Van Kol
schreef, men zich toch zeker niet be
leedigd kan gevoelen in het door den
heer Verviers geschrevene, wat een
voudig niet haalt bij hetgeen de lieer
Van Kol dorst te zeggen aan het adres
des he.eren Colijn. Pleiter sluit zich
volkomen aan bij het inzicht van den
procureur-generaal te Amsterdam, die
niets beleedigend aanwezig achtte in
het geschrijf des heeren Verviers en
ziet mei vertrouwen dc vrijspraak ook
van dezen cliënt tegemoet.
De president deelt mede. dat de
rechtbank ook in deze zaak over veer
tien dagen uitspraak zal doen.
schen de heeren Thvssen, Nooder en
Gasille z. h. s. aangenomen.
Ook de begrooting van het wegen
fonds wordt daarna z. h. s. aangeno
men.
De heer Nooder (S.D.A.P.) hoopt,
dat er bij het gasbedrijf de noodige
maatregelen zullen worden genomen
in verband met den financieelcn toe
stand. Spreker zou een vermindering
van den gasprijs gaarne tegemoet zien,
daar de hruto-w inst momenteel 300
op een kub. Meter bedraagt. Met de
groote uitgaven, welke voor de gasre-
clame worden uitgekeerd, kan spreker
zich in het geheel niet vereenigen.
Wethouder De Bruin (A.-R.) deelt
te meening van den vorieen spreker
niet. Spr. zegt, dat zonder groote recla
me niet tegen de unfaire reclame van
de P.U.E.M. kan worden geconcurreerd.
Dc heer Nooder (S.D.A.P.) komt
tot dc conclusie, dat de gemeente vroe
ger veel te hoog ecsprongen heeft Spr.
acht het juister het gasbedrijf en open
bare werken te combinceren. Dit zou
volgens spreker een groote bezuiniging
beteekenen.
De heer De Bruin (A.-R.) zegt. dat
combinecring thans niet mogelijk is,
maar in de toekomst zal men zeer zeker
tot combinatie overgaan.
Nadat nog door enkele leden eenige
op- en aanmerkingen waren gemaakt,
werd de begrooting van het gasbedrijf
z. h. s. aangenomen.
Over de begrooting van Maatschap
pelijk Hulpbetoon ontstaat een uitge
breide discussie.
De heer Van den Berg (R.-K.)
waarschuwt tot verdere inkrimping
van Maatschappelijk Hulpbetoon. Spr.
begrijpt niet goed waarom Maatschap
pelijk Hulpbetoon naar Armenzorg te
ruggebracht moet worden.
De heer T h y s s e n (K.D.P.) betoogt,
dat er geen verschil bestaat tusschen
Maatschappelijk Hulpbetoon en Armen
zorg.
De heer Nooder (S.D.A.P.) wenscht
dan in verband met Hulpbetoon een
radicale verandering van de werkver
schaffing.
De heer Gasille (V.-B.) zegt. dat
het dringend noodzakelijk is Maat
schappelijk Hulpbetoon te reorganise©*
ren, daar anders de uitkeering van het
Rijk gevaar zal loopen.
De heer Van Breukelen (K.D.P.)
kan zich met de 10 korting bij Maat
schappelijk Hulpbetoon in geen enkel
opzicht vereenigen.
De Voorzitter deelt mede. dat
Maatschappelijk Hulpbetoon uitgaven
heeft gedaan, die niet op haar weg la
gen. Spreker geeft de verzekering, dat
de grootst mogelijke soepelheid bij dezê
steunregeling zal worden toegepast.
De heer Thyssen (K.D.P.) wil de
diverse kerkgenootschappen en de ar
men naar de gemeente verwijzen en het
armbestuur geheel uitschakelen.
De heer Van den Berg (R.-K)
dient den heer Thyssen van repliek en
zegt, dat deze geheele quaestie wettelijk
is geregeld.
Vervolgens wordt deze begrooting z.
h. st. aangenomen.
De heer Thyssen (K.D.P.) merkt.bij
de behandeling van de begrooting van
het Soester Natuurbad op, dat de toe
stand van dat bad verre van rooskleu
rig is. Men kan er beter een bordje
van „te huur of te koop" ophangen.
Aan de orde is de verlaging der pre
sentiegelden, die met ingang van 1 Ja
nuari a.s. teruggebracht worden op
1.50 voor commissie- en 3 voor raads
vergaderingen.
Na enkele besprekingen wordt ook
dit punt aangenomen.
Een der leden maakt bezwaar tegen
de gratis telefoonaansluitingen van di
verse gemeente-ambtenaren.
Wethouder De Bruin (A.-R.) brengt
de noodzakelijkheid hiervan nog naar
\oren en zegt, dat hij intusschen met
een inspecteur van de P.T.T. over ver
eenvoudiging van de telefoonaanslui
tingen gesproken heeft. De telefoontoe
stellen van openbare werken zouden
dan op de secretarie worden onderge
bracht. Volgens spreker zou deze ver
eenvoudiging van het telefoonnet een
bezuiniging van ruim ƒ100 bedragen.
Het voorstel-Thyssen inzake de gehee
le afschaffing van gratis telefoonaan
sluitingen bij de wethouders, secreta
ris en ontvanger wordt verworpen met
86 stemmen.
Het voorstel-Hilhorst, nl. halveering
dezer bedragen, zoodat de eene helft
door de gemeente en de andere helft
door de desbetreffende personen zal die
nen te worden betaald, wordt met 11—4
stemmen aangenomen,
rijwielvergoeding deelt de heer Noo
der mede. dat de uitkeeringen zijns in
ziens te hoog waren.
Een voorstel-Van den Berg, L z. een
hoogere uitkeering voor den keurmees
ter voor het aanschaffen van een snel-
vervoermiddel tdneinde een scherpere
contróle op het frauduleuze slachten uit
te kunnen oefenen, wordt verworpen
met 96 stemmen.
Als laatsie punt van behandeling
kwam hedenmiddag de subsidieering
der bewaarscholen ter sprake.
De heer Van den Berg (R.-K.) be
treurt het, dat geen subsidies meer aan
de bewaarscholen worden verstrekt. De
bewaarscholen kunnen niet zonder sub
sidieering hun paedagogische taak ver
richten.
De Voorzitter acht deze subsi-
dies overbodig. Spreker noemt het een
overbodige luxe. Het gaat niet aan
steeds bij de gemeente om subsidie aan
te kloppen. De* gemeente is geenszins
verplicht deze te verstrekken.
De heer Van den Berg ziet zich
genoodzaakt een voorstel daarover in
te dienen, hetwelk gesteund wordt door
»!e heeren Van Klooster. Hilhorst en
Endendijk.
Bij stemming wordt het voorstel met
12—3 stemmen aangenomen, zoodat de
bewaarscholen een totale subsidie van
f 750 zal worden verstrekt.
Nadat nog enkele kleine opmerkin
gen waren gemankt over minder be-
Inngriike posten, werd de vergadering
door den voorzitter geschorst tot des
avonds half acht.