Amersfoort ALBARDA ANTWOORDT DUYS 'S&Arhsmksm v. (khisüibsüiqh M&JuhU&Jimq. Zijn absenteisme NAT.-SOC. LEDEN BEEEDIGD GEEN GELOOP MEER AAN DE DEUR U heeft er geen omkijken naar. Besparing, want incasso-kosten vervallen. GEMEENTERAAD AMSTERDAM FEUILLETON De Verraderlijke Kleinigheid 2c BLAD PAG. 2. AMERSFOORTSCH DAGBLAD DONDERDAG 19 DECEMBER 1935 Ir. Albarda wraakt opnieuw verschillende volgens hem onjuiste voorstellingen van Mr. Duys *s GRAVENHAGE, 18 Dec. De heer ir. J. W. Albarda, voorzitter van de Tweede Kamer-fractie der S.D.A.P., heeft een antwoord aan den heer mr. J. E. W. Days gezonden, waaraan wij het volgende ontleenen: Het antwoord van mr. Duys aan de Tweede Kamerfractie der S.D.A.P. nood zaakt mij tot cenige opmerkingen. Daar bij zal ik mij, evenals de Kamerfractie in haar brief van 3 December, onthou den van beleedigende qualificatics. Zijn beschuldigingen van „haat" en „gebrek aan waarheidsliefde" laat ik rustig ter beoordecling van een ieder, die de stuk ken van mr. Duys met die der Kamer fractie kan vergelijken. 1. Mr. Duys schrijft, dat hij „volgens de Kamerfractie eigenlijk reeds sedert 1913 zijn plicht als Kamerlid schande lijk zou hebben verwaarloosd". De woorden der Kamerfractie luidden anders. Zij waren, dat het werk van mr. Duys reeds sedert 1913 „veel te wen- schen heeft overgelaten", en dat hij „nog wel herhaaldelijk op propagandis tisch gebied groote activiteit heeft ont wikkeld, maar aan het werk der Ka mer en aan dat der fractie slechts zeer onregelmatig en dikwijls bitter weinig of in het geheel niet heeft deelgeno men". Mr. Duys beschuldigt nu de S.D.A.P. van „bedrog tegenover de Npord-Hol- landsche kiezers", alsof Zij zijn onvol doende plichtsvervulling voor die kie zers verborgen zou hebben gehouden. Ik stel vast, dat de wijze, waarop mr. Duys zijn plichten als Kamerlid opvat te, algemeen bekend kon zijn. De pers .van andere dan sociaal-democratische richtingen heeft zeer dikwijls van de onregelmatigheid zijner verschijning in het parlement gewag gemaakt. Ook in do openbare congressen der S.D.A.P. is herhaaldelijk over zijn veelvuldige af wezigheid geklaagd. Het tijdperk van 1913 tot 1933 was vol van zulk© klach ten. De heer Albarda staaft dit dan met voorbeelden. Op mr. Duys' verschijning in de Ka mer was in vele tijdvakken tüsschen 1913 en 1933 van toepassing, wat do bur gemeester van Den Haag zeide van mr. Duys, toen deze na vier jaren raadslid maatschap heenging: „De heer Duys, vaak een vroolijke noot in ons midden, heb ik geleerd aan 's Raads uitspansel meer als een meteoor dan als een vast lichaam te -beschouwen", r - Ondanks do telkens tenjgkeerende klachten is mr. Ddys steeds' weer can- didaat gesteld. Ziek Jierinnercnd, hoe verdienstelijk hij in de eerste jaren van zijn Kamerlidmaatschap had gewerkt en zijn beloften "van beterschap vernemend, wilde de Partij hem telkens opnieuw de kans geven, die beloften te vervullen. Haar geduld wordt haar nu in ver schillende bladen als een fout verweten. Die „fout" is in elk geval het bewijs, dat men in de S.D.A.P. mr. Duys niet heeft vervolgd, zooals hij het gaarne doet voorkomen. Tegenover hem is een toegevendheid in acht genomen als te genover niemand anders. De vooruitgang der S.D.A.P. in N.sHoIland Mr. Duys schrijft nu den vooruitgang der S.D.A.P. in Noord-Holland vrijwel uitsluitend aan zijn werk toe. „Zijn" sfemmencijfer steeg in 22 jaar van 25.000 tot 90.000. „Hij" „sleepte" als no. 2 on no. 3 nog do Kamerleden. Cramer en Thijssen de Kamer binnen. Enz. -Bij alle erkenning van mr. Duys' pro pagandistische verdiensten, zal toch niemand zulk een egocentrische be schouwing kunnen aanvaarden. De vooruitgang der S.D.A.P. in Noord-Hol land is evenals die in andere provin ciën een deel van het groote groeipro ces der sociaal-democratie, dat door de ontwikkeling der maatschappelijke ver houdingen en door den dagelijkschen arbeid van vele duizenden partijgenoo- ten in alle kieskringen is bevorderd. De eer daarvan komt aan niemand per soonlijk toe, maar aan allen tezamen! Dat mr. Duys ten onrechte die eer voor zich in beslag neemt, is wel heel dui delijk, als men weet, dat. toen in 1933 voor het eerst een derde candidaat van de Noord-Hollandsche lijst naar de Ka mer werd „gesleept", mr. Duys (wegens ongesteldheid) aan den verkiezings strijd niet had deelgenomen! Uit het jaarverslag van Noord-Holland-Noord blijkt, dat de candidaten Cramer en Thijssen in 39 verkiezingsvergaderingen spraken en mr. Duys nul keer. Een vroegere campagne van mr. Duys, ont worpen voor 15 vergaderingen, bleef we gens ongesteldheid van den spreker tot 8 vergaderingen beperkt. Het beroep op Mr. Coops 2. Ter handhaving van zjjn bezwaar tegen de „bejegening", die hem bij de behandeling van het sanctie-ontwerp in de Kamer is ten deel gevallen, beroept mr. Duys zich nu op het liberale Ka merlid mr. Coops, die- verklaard heeft, dat mr. Duys door onze fractie onbe hoorlijk is behandeld. Ik moge er l.. herinneren, dat verscheidene leden der Kamerfractie, diê bij verschillende ge legenheden mr. Duys zich over den Volkenbond hadden hooren uitlaten, ernstige redenen meenden te hebben voor den twijfel, of het sanctie-ontwerp mr. Duys' volle instemming had. „Het peil der waarheidsliefde" is in onze fractie niet zoo laag, dat wij aan de op rechtheid dier medeleden mogen twijfe len, alleen omdat mr. Coops een an deren indruk van mr. Duys' voornemen had gekregen. Mr. Duys en zijn advo catuur 3. Volgens mr. Duys „insinueert de fractie, dat hij in processen, die twee aannemers tegen den staat hebben ge voerd, advocaat zou zijn geweest." Dit is een onjuiste weergave van de woorden der Kamerfractie, die schreef: „dat een Kamerlid-advocaat zich in de Kamer zooveel mogelijk dient te onthouden van bemoeiingen met zaken en personen, waarmee hij als advocaat in aanraking is geweest, omdat hij ze 1 f.s d-en scbijn van vermenging van zijn hoedanigheden angstvallig dient te vermijden". Mr. Duys' verzekering, dat hij met de processen, in verband waarmee die aannemers aan de Kamers adresseer den, als advocaat en als persoon niets te maken had gehad, is dus niet af doende. Echter ben ik nu tot mijn leedwezen wél genoodzaakt iets meer te zeggen over een paar zaken, die mr. Duys in 1933/1934 in de Tweede Kamer behan deld heeft en die de fractie aanleiding gaven tot haar verantwoorde conclu- 'e. Mr. Duys was advocaat van den fas cist Roelofsen in diens proces betreffen de de varkenscentrale en den heer Van Zwanenberg. Da heer Roelofsen was tot een straf van twee maanden veroor deeld. Hem stond de gelegenheid tot hooger beroep nog open, toen mr. Duys °P 12 Juli 1934 in de Kamer een fel requisitoir tegen de varkenscentrale en Van Zwanenberg hield, dat veel van een pleidooi voor Roelofsen had. Als deze rede van mr. Duys in de Kamer steun en van de regeering tegemoetko ming had ontvangen, zou de zaak van Roelofsen in hooger beroep gunstiger hebben gestaan. Immers dan kon Roe lofsen zich met meer recht dan tevoren op het „algemeen belang" beroepen. Wat de zaak-Rijsdijk betreft, heeft de heer H. Sanders in een ingezonden stuk d.d. 23 Juli 1934 in de N. Rott. Ct. het volgende medegedeeld, wat, voorzoover de fractie bekend is, niet is tegenge sproken. Mr. Duys behandelde de be langen van den heer G. Rijsdijk in een civiele procedure, die op 2 October 1929 eindigde. De Strooppot-zaak, waarbij dezelfde heer Rijsdijk betrokken was, werd op 1 November 1928 door een adres bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt en de Kamer besloot op 21 December 1928 omtrent die zaak inlich tingen aan de regeering te vragen. De heer P. A. M. Hackstroh deelde in de N. Rott. Ct. van 20 Juli 1934 mede, dat hij, toen de Strooppot-zaak" bij de Tweede Kamer in behandeling zou ko men", bij mr. Duys daarvoor belang stelling vond. Mr. Duys behandelde de zaak verschillende malen in de Kamer, laatstelijk op 12 Juli 1934. De heer San ders concludeerde, dat „de houding van mr. Duys ook in de zaak-Rijsdijk niet van de noodige kiesheid heeft getuigd" De fractie ging niet verder dan te zeg gen, „dat zelfs de schijn moet worden vermeden". Ik ga ook niet verder. Het rapport Bonger 4 Mr. Duys herhaalt eindeloos de doofpot-legende. Het rapport der com- missie-Bonger zou in de doofpot zijn gestopt om anderen dan mr. Duys te sparen. De commissie-Bonger was ingesteld door den Partijraad en had alleen op dracht om aan den Partijraad te rap porteeren. Dat deed zij op 5 Mei 1934. Bij de samenstelling van haar rapport had de commissie die beperkte bestem ming voor oogen gehad. Haar rapport was dus èn wegens den omvang èn we gens de detailleering voor publicatie niet geschikt. Daarom kon van het rap port ook niet een afschrift aan mr. Duys worden verstrekt. De ervaring had ge leerd, dat ongewenschte publicatie in de pers niet uitgesloten is, als een ver antwoordelijk college gewichtige stuk ken uit zijn handen geeft. Mr. Duys' aanbod aan de pers (in de bladen van Zaterdag jl.) om „stukken en beschei den" over te leggen, bewijst, dat die ervaring terecht in acht is genomen. Bij het met algemeene stemmen geno men besluit, om over het rapport niet te discussieeren, brachten vele leden van den Partijraad, die op verschillende punten het rapport onjuist achtten, een offer. Waren zij minder toegevend ge weest, dan zouden zij een nieuw onder zoek hebben gevraagd, waarvan de uit komsten voor mr. Duys allesbehalve gunstig konden zijn geworden. Het besluit om het rapport niet te pu- bliceeren, ook niet in verkorten vorm, werd bevestigd in de vergadering van den Partijraad van 10 December 1934. De Partijraad besloot niet te voldoen aan het verzoek van Noord-Holland Noord, om van het rapport een samen vatting te publiceeren. Dit besluit werd genomen met op één na algemeene stemmen. Slechts één der 5 of 6 afge vaardigden van Noord-Holland stemde tegen. De anderen stemden voor Dus ook de voorstelling van mr. Duys, dat 1/11 der Partij achter hem staat tegen over 10/11. is niet in overeenstemming met de feiten. Het lidmaatschap der Tweede Kamer 5. Ten slotte verdedigt mr. Duys zijn weigering om als lid der Tweede Ka mer af te treden. Hij hecht geen waar de aan het „goede gebruik", dat iemand, die met zijn Partij breekt, het mandaat ter beschikking stelt, dat hij als can didaat van die Partij heeft ontvangen. Zijn houding steekt beschamend af bij die van prof. Hugo Visscher en van mr. Westerman, die zich beiden ter stond bereid verklaarden af te treden. Hoe zou mr. Duys vroeger over „zetel- roof" hebben getoornd, als zich zoo iets voordeed, als hij nu aandurft. De heer Albarda citeert dan hoe mr. Duys in 1933 in de bladen der Arbei derspers fel dc houding gispte van prof. Goudriapn, die in een „burgerlijk blad", nl. de Groene Amsterdammer, zijn af keuring had uilgesproken over de hou ding van Het Volk en dc S.D.A.P.-Ka merfractie inzake het gebeurde met de Zeven Provinciën. Hiermede zoo zegt ir. Albarda heeft mr. Duys in Februari 1933 het vonnis geveld over mr. Duys van 1935, die op 29 November 1.1. in alle dagbla den een stuk heeft gepubliceerd, voor de S. D. A. P. en vele harer leden op zettelijk met beleedigingcn gevuld, en die nochtans voor de Partij, die hij op de grofste wijze aanviel, niet bedankte. Zijn stuk over prof. Goudriaan. die niet het duizendste misdeed van wat mr. Duys zich veroorloofde, is de beste mo tiveering voor het royement, dat het Partijbestuur zich verplicht zag over mr. Duys uit te spreken en dat hij blijkbaar heeft willen uitlokken. EERSTE KAMER De heer de Marchant et d'Ansembourg keurt het „demodiberale systeem" af De vergadering wordt des avonds 8>$ uur geopend. Voorzitter mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk. Besloten wordt tot toelating van de heeren de Marchant et d'Ansem bourg en van Vessem (N.S.B.), die door den griffier worden binnen geleid en in handen van den voor zitter de verplichte eeden afleggen. De griffier brengt de nieuwe leden, die door geen der aanwezigen worden begroet, naar hun plaatsen. Op de publieke tribune was voor de plechtigheid sterke belangstelling, ter wijl op 4e tribunes en on het binnen hof extra politie-bewaking aanwezig was. Aan de orde is dé behandeling der navolgende wetsontwerpen: wijziging van het 3e hoofdstuk voor 1934 (Inrich ting kamer Volkenbondsgeboüw); eèn viertal naturalisatie-ontwerpen; begroo- ting van het algemeen burgerlijk pen sioenfonds voor 1936. Hierbij vraagt de heer de Mar chant et d' Ansembourg het woord, afkeurend het demo-liberale systeem, dat uit de materie blijkt. De voorzitter kan verdere bespre king niet toelaten, omdat de zaak niet in de afdeeling is behandeld. Voorts worden afgedaan de begroo ting van het staatsbedrijf der alge meene landsdrukkerij van 1936; Hoofd stuk I rijksbegrooting voor 1936 (huis der Koningin); hoofdstuk 2 (hooge col leges can staat en kabinet der Ko ningin); hoofdstuk 7a (nationale schuld) hoofdstuk 14 onvoorziene uit gaven); de wet op de middelenbegroo- ting van het fonds voor do uitvoering van de tiendwet 1907; begrooting van het gemeentefonds voor 1936—1937; be grooting voor het staatsmuntbedrijf voor 1936; een aantal contingenteerings- ontwerpen: wijziging van de wet van den 15en Mei 1934 tot regeling van het verrichten van arbeid door vreemdelin gen. De order wordt z. h. st aangenomen en de vergadering verdaagd tot heden ochtend 11 uur. wanneer U de abonnementsgelden op het A m e r s- foortsch Dagblad automatisch gireert, Op aanvraag aan onze administratie (Tel. 513) zenden w\j aan kwartaal-abonnés een maóhtiging ter teekening en de girodienst zorgt voor de rest. Indien U thans aanvraagt, kunnen de abonnements gelden voor het eerste kwartaal 1936 reeds automa tisch overgeschreven worden. Adm. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. Opnieuw de loon? voordrachten AMSTERDAM, 18 Dec. In de he denmiddag onder voorzitterschap van den burgemeester, dr. VV. de Vlug t, aangevangen vergadering van den ge meenteraad waarvan de agenda wel als belangrijkste punt de voordracht inzake de Paleis-Raadhuiskwestie be vat werd op voorstel van B. en W., ingevolge hun verzoek, eervol ontslag verleend aan de heeren dr. F. Brouwer, als leeraar in de wiskunde aan de 4e H.B.S. met 3-jarigen cursus; C. F. Ditt- mer, als leeraar- in de wiskunde aan de 5e H.B.S. met 3-jarigen cursus en dr. H. Gerding, als leSraar in de na tuurkunde aan de Gem. Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Inzake het prae-advies van B. en W. op de aanvrage van de schoolvereeni- ging Deutscher Schulverein zu Amster dam, om beschikbaarstelling van gel den voor de aanschaffing van leermid delen ten bhoeve van haar school voor gewoon lager onderwijs aan de Nieuwe Looiersstraat, van welk prae-advies de conclusie er toe strekt, de gevraagde medewerking te verlcenen, vroeg de heer Beusemaker (C.C.H.) waar borgen, dat de kinderen van deze school niet in politiek-fascistische rich ting worden beïnvloed. Èr zijn aanwij zingen dat dit wel gebeurt, zeide spr. De wethouder voor het onderwijs, de heer E. Boekman, zeide, dat de in richting van deze school is aangepast aan de regelen, welke voor de Neder- landsche school gelden. B. en W. heb ben geen bevoegdheid óm een afwij kend- prae-advies uit te brengen. In stemming gebracht, werd de con clusie met 32 tegen 7 stemmen aan genomen. Het prae-advies van B. en W. op het verzoek van de Stichting Onderwijs fonds voor de Scheepvaart, om de ver klaring te mogen ontvangen, dat de stichting van een vooropleiding voor binnenvaart en kustvaart noodig 's de conclusie strekt, het verzoek niet in te willigen gaf aanleiding tot een breedvoerig debat, waarin verscheidene leden van den Raad als hun oordeel te kennen gaven, dat deze vooropleiding als schakel naar de vakopleiding van 16 tot 21 jaar alleszins wenschelijk moet worden geacht. Het grootere mo torschip, waarmede zoowel de zeevaart als de binnenvaart wordt beoefend, vergt een goede opleiding tot schipper en machinist, zoodat degenen, die tot de opleiding voor het gecombineerde bedrijf worden toegelaten, een behoor lijke vooropleiding genoten moeten hebben. Dat deze opleiding niet elders wordt gevestigd, is een belang voor Amsterdam, omdat het gebouw (de Harm Smeengeschool) er is en de kos ten alleen betrekking hebben op de leerkrachten. Wethouder Boekman merkte op, dat B. en W. door de geopperde bezwaren niet verzwakt zijn in hun overtuig'ng, dat de conclusie van het prae-advies juist is. B. en W. zijn, langs anderen weg, volledig bereid, de zaak van het scliippersonderwijs ook de voorop- leiding in vollen omvang ter hand te nemen. Na re- en dupliek werd de conclusie van het prae-advies in stemming do- bracht. Zij werd aangenomen m4 22 tegen 20 stemmen. Opnieuw ingediende voordracht uitgesteld Door aanneming met 26 tegen <6 stemmen van een motie der R.K. raadt* leden Steinmetz en de Groot is in d-t avondzitting de beslissing over dó. naar aanleiding van het Kon. Besluiv. van 6 December 1.1., door B. en W. we» derom bij den gemeenteraad ingedien* de voordrachten tot verlaging van dó loonen en salarissen van de gemeente werklieden en -ambtenaren met onge veer 5 welke voordracht in de ver. gadering van 29 November 1.1. was ver worpen, uitgesteld. B. en W. worden in de motie uit- genoodigd zich eerst tot de Regee ring te wenden teneinde de gemoti veerde bezwaren van den Raad tegen de loon voordracht kenbaar te maken. Vóór stemden de sociaal-democraten, de communisten, de heer Schmidt (R.S. A.P.) en de beide voorstellers. De voorzitter deelde mede, dat B. en W. gevolg zullen geven aan de uitnoo- diging in de aangenomen motie en de voordracht in de eerstvolgende verga dering, in Januari, weer aan de orde zullen stellen. OVEREENSTEMMING IN HET CON FLICT BIJ DE „ETNA." In een gistermiddag in het gebouw van de Tweede Kamer gehouden nieuwe bespreking inzake liet dreigend conflict bij de N.V. Ijzergieterijen en emailleer- fabriek „Etna" te Breda heeft de Rijks bemiddelaar, prof. mr. Aalberse, over eenstemming bereikt tusschen de direc tie van de „Etna" en de besturen van de metaalbewerkersbonden. PRINSES JULIANA NAAR HET LOO 's GRAVENHAGE, 18 Dec. H.K.H, Prinses Juliana is voornemens zich morgenochtend voor enkele dagen naar het Loo te begeven in verband met de viering van het Kerstfeest. „HET SCHANDAAL VAN MEDEMBLIK" Bij K. B. is ongegrond verklaard het beroep van B. E. te Medemblik, tegen de beslissing van Ged. Staten van Noord- Holland, waarbij met handhaving van het 'besluit van den raad der gemeente Medemblik, houdende niet eervol ont slag van E. als hoofd van de openbare school voor U. L. O. in die gemeente, het daartegen door hem ingestelde be roep ongegrond verklaard. KLEINMEUBELEN PERZISCHE KLEEDJES PERZISCHE KUSSENS DELFTS-AARDEWERK GROTE SORTERING APARTE MODELLEN LAGE PRIJZEN Er zijn mcnschen die alles wat zij begrijpen van zelf sprekend noemen en allés wat zij niet begrijpen als krank zinnig qualificeeren. Naar het Engelsch van L. F. Hartman, door mr. H. J. II. De geschiedenis van een detective, die geroepen wordt om zijn eigen mis daad te onderzoeken en aan het licht te brengen en hoe ook hij door een kleinigheid faalde. 1 Stacy Graham rende haastig de stoep treden van de Patricians-club op, blij dal hij eindelijk beschutting had tegen de snerpende vlagen, die langs de Avenue gierden. Hij gaf den portier een knikje, liep de ruime vestibule door en keek de conversatiezaal in. De schemering van den laten namiddag hing in het ruime vertrek, waar zich niemand an ders bevond dan een man, die bij het venster ge/eten. naar de vallende bla deren staarde, die tusschen de voorbij- snorrende auto's en bussen door over het asfalt slierden. Stacy zag terstond wie het was. aarzelde even en ging dan beslist naar hem toe. De ander staakte zijn doelloos staren, keerde zich om en glimlachte flauw tjes, toen hij het gelaat van den jongen man herkende. „Zoo. heb je het geval óók al gele zen?" vroeg hij. „Het geval? U bedoelt zeker die terechtstelling in de zaak Calhoun?" vroeg Stacv. zich op de armleuning van een der zware leeren fauteuils neerzet tend. „Maar hoe weet u dat?" vervolg de hij, Crawford Lane verwonderd aan kijkend. „U schijnt alles te kunnen ra den „Och, niets ander?, dan dat je op weg naar de binnenstad hetzelfde hebt zit ten lezen, wat iedereen op het oogen blik leest het relaas van het pro ces Calhoun in het avondblad", zei Crawford Lane en na een oogenblik pauze vervolgde hij: „En je vond het zoo belangwekkend, dat je een tram halte te ver meegereden bent, zonder het te bemerken." Stacy lachte verwonderd. „Daar kan ik niet bij! Iloe kunt u dit nu weten?" „Ik raad er slechts naar", verbeterde Crawford hem. „De krant in je zak is dichtgevouwen met de bladzijde, waar op dat bericht staat, naar buiten. Ge woonlijk zitten dc beursberichten aan den buitenkant. Weet je dan zelf niet. beste jongen, dat je iederen middag de club binnenkomt met je krant op die manier in-je zak?" „Ik heb lang niet altijd een krant bij mei'' protesteerde Stacy. „Juist en Ik heb altijd verondersteld, dat je in die gevallen een heel slappen dag op de beurs gehad had." ■Stacy moest weer lachen en haalde de verfrommeldo krant uit zijn jaszak. „Maar dat verklaart nog niet, hoe u weet, dat ik mijn halte voorbij gereden ben!" „Dat was óók een gissing", antwoord de I.ane met een droog lachje, „maar toch niet zóó maar op goed geluk af. Je krant is inderhaast opgevouwen eti in je zak gestopt, volkomen in strijd met je gewone zorgvuldigheid, zoodat ik daaruit opmaakte, dat je in het le zen plotseling gestoord was geworden. En dit in verband met het feit, dat je van den anderen kant der Avenue kwam, dan je gewoon bent, bracht me tot de overtuiging, dat je je halte voorhij gereden moest zijn, omdat je zoo ver diept was in dat geval Calhoun." „Ik heb opgemerkt", zei Stacy met een grijnslachje, terwijl hij zijn overjas uittrok en een bediende, die juist be zig was de aschbakjes in de zaal te leegen, wenkte, „dat u gewend bentom kwart voor vijven een whisky te bestel len en nu zal ik u vóór zijn en er twee laten aanrukken." „Je bent zeldzaam bevattelijk voor mijn methode", lachte Lane, die in zijn schik scheen te zijn met het onver wachte gezelschap van Stacy. „Het is een vrij vervelende middag geweest, zelfs al heb ik ook met belangstelling het verslag van die zitting gevolgd." „Maar vindt u het hééle geval dan niet geweldig interessant?" vroeg Sta cy verbluft. „Ik vind het wel het knap ste staaltje van speurzin, dat ik nog ooit gehoord hebDat wil zeggen stamelde hij opeens verlegen, „natuur lijk met uitzondering dan vanvan uw werk Lane haalde de schouders, op. „U schijnt de eenige in de heele stad, die er niet over in de vVolken is zei Sticy verwonderd over dat gebaar. Dc ander raapte de krant op, die ge vallen was. Hij las het verslag nog eens over en Stacy stond in gespannen verwachting naar wat hij er over zeg gen zou. „Ik denk, dat ik beu ben geworden van al zulk soort zaakjes. Als het jaar in, jaar uit je werk geweest is. niet waar?" Stacy keek naar de grijzende haren, den gebogen scherpen neus en de staal- grauwe, felle oogen van den spreker. Crawford Lane maakte indruk door do meesterlijke handigheid, die hij in vele gevallen getoond had. Stacy vroeg zich af. of het waar was, dat hij een geheim agent der regeering was. Hij 'vermoed de vaag, dat Lane, al ging hij dan ook door voor een kenner en liefhebber van Egyptische oudheden, die het grootste deel van den dag in de club doorbracht, een werkzaam aandeel ge had kon hebben in het onderzoek van het geval-Calhoun. „Je verliest zoo je eerste vurigheid...' op mijn leeftijd", vervolgde Lane pein zend voor zich heen kijkend. Stacy trachtte hem aan het praten te krijgen. „Maar zoo'n misdaad als dezedie zoo sluw bedacht is en zoo handig uit gevoerd... die zou toch zeker jaren lang verborgen hebben, kunnen blijven, als die kleine nalatigheid „Juist, dat is het!" zei Lane plotse ling met ongewone beslistheid, en, ter wijl zijn oogen over de steeds duister der wordende Avenue dwaalden, ver volgde hij ernstig: „Dat is vaak het geval met groote misdaden, die sluw opgezet en met groote vaardigheid uit gevoerd zijn. Ze schijnen ieder onder zoek te tarten, iedere verklaring onge rijmd te maken, iedere ontleding op niets te doen uitloopen, totdat een of andere onbeteekenendc fout. van den misdadiger aan het licht komteen of andere verraderlijke nietigheid, die aan do waakzaamheid van den boos doener ontsnapt is. En door die éóne kleinigheid ligt het geheele verloop der misdaad open en bloot voor ons. Dit geval uit de krant is daarvan een uitstekend voorbeeld en toont ons, dat Calhoun een meesterlijke misdadiger is. Je staat cr verstomd van, zoo ge slepen als hij dien moord op zijn oom bedreven heeft. Het was een geniale zet. maar, zooals steeds het geval is, de kleine fout was óók aanwezig en die heeft alles in duigen doen val len Een kellner kwam een blad met gla zen brengen. Lane stuurde hem weg. om nog wat sigaren te halen en bij zijn terugkomst bracht hij de laatst uitgekomen bladen mede. Onder het drinken van zijn whisky vloog Stacy nieuwsgierig de laatste nieuwtjes door en zijn blik viel op een vet gedrukt bericht. Onder het portret van een glad ge schoren jongen man stond gedrukt: LEGRAND PRIJST DE WIJZE VAN ONDERZOEK De bekende Fransche detective, die op het oogenblik hier te lande vertoeft, spreekt zijn goedkeuring uit over het werk der officiëele opsporingsambtena ren, „Wie is die Legrand?" vroeg hij. Crawford Lane, die naar de opgesto ken straatlantaarns zat te staren, scheen over die vraag na te denken, alvorens te antwoorden. Na een poosje zei hij kortaf: „Ja, wie is het? Dat zou ik jouw wel eens willen vragen! Stacy haalde de schouders op. „Clayton heeft hem wel eens ont moet en Crane ook En Selwyn Brid ges schijnt erg met. hem weg te loopen. Maar wie is hij eigenlijk?" „Een speciale agent van de Fransche geheime politie, dat meen ik tenmin ste", antwoordde Lane. „Ja, dat zegt men algemeen en men zegt ook, dat hy een titel draagt, die hij echter geheim houdt? Maar wat doet hij hier? En nog wel zoo in het openbaar? Als hij een geheime zending had, dan zou hij toch wel incognito hier zijn? Heeft het publiek hier in New-York eenmaal een vreemdeling in het oog gekregen, dan maakt, het er al tijd zoo'n Zondagsche drukte over". Lane blies een rookwolkje uit en keek door zijn ooghaartjes heen. „Best mogelijk, dat relaties in de groote wereld van New York van be lang zijn voor zijn onderzoek", meende hij. Stacy dacht een oogenblik na en ver wierp die mogelijkheid dan beslist. „Ik heb hóoren zeggenten minste cr werd op gedoelddat hij op zoek is naar een beroemd schilderij, dat uit bet. Louvre in Parijs gestolen is". Crawford Lane lachte eventjes. „Och, waarom niet?... Die verkla ring voor Legrand's aanwezigheid hier in de stad, is even goed als iedere an dere. „U hebt hem natuurlijk al ontmoet, nietwaar?" Lane schudde het hoofd. „Ik ben al léén en dan nog vaag met zijn werk bekend", zei hij. Het klonk Stacy vreemd in de ooren, net alsof Lane, ondanks zijn ondoorgrondelijkheid, een zekere jaloerschheid tegenover Legrand bloot gegeven had. Stacy deed zijn best het gesprek gaande te houden, maar zijn metgezel gaf slechts korte, weinig zeggende ant woorden en scheen in sombere gedach ten verzonken. Toen Stacy eindelijk opstond om heen te gaan, scheen Lane plotseling uit zijn droomerij te ontwa ken. „Eet je vanmiddag niet hier?Jam nier. 'n Andere keer dan maar! Wat ik zeggen wou... als je langs komt, loop dan eens even bij me aan. Ik heb je nog een paar curiositeiten te laten zien. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 6