Amersfoort
ALBARDA ANTWOORDT DUYS
'S&Arhsmksm
v. (khisüibsüiqh M&JuhU&Jimq.
Zijn absenteisme
NAT.-SOC. LEDEN
BEEEDIGD
GEEN GELOOP MEER AAN DE DEUR
U heeft er geen omkijken naar.
Besparing, want incasso-kosten vervallen.
GEMEENTERAAD
AMSTERDAM
FEUILLETON
De Verraderlijke Kleinigheid
2c BLAD PAG. 2.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
DONDERDAG 19 DECEMBER 1935
Ir. Albarda wraakt opnieuw
verschillende volgens hem
onjuiste voorstellingen
van Mr. Duys
*s GRAVENHAGE, 18 Dec. De heer
ir. J. W. Albarda, voorzitter van de
Tweede Kamer-fractie der S.D.A.P.,
heeft een antwoord aan den heer mr.
J. E. W. Days gezonden, waaraan wij
het volgende ontleenen:
Het antwoord van mr. Duys aan de
Tweede Kamerfractie der S.D.A.P. nood
zaakt mij tot cenige opmerkingen. Daar
bij zal ik mij, evenals de Kamerfractie
in haar brief van 3 December, onthou
den van beleedigende qualificatics. Zijn
beschuldigingen van „haat" en „gebrek
aan waarheidsliefde" laat ik rustig ter
beoordecling van een ieder, die de stuk
ken van mr. Duys met die der Kamer
fractie kan vergelijken.
1. Mr. Duys schrijft, dat hij „volgens
de Kamerfractie eigenlijk reeds sedert
1913 zijn plicht als Kamerlid schande
lijk zou hebben verwaarloosd".
De woorden der Kamerfractie luidden
anders. Zij waren, dat het werk van mr.
Duys reeds sedert 1913 „veel te wen-
schen heeft overgelaten", en dat hij
„nog wel herhaaldelijk op propagandis
tisch gebied groote activiteit heeft ont
wikkeld, maar aan het werk der Ka
mer en aan dat der fractie slechts zeer
onregelmatig en dikwijls bitter weinig
of in het geheel niet heeft deelgeno
men".
Mr. Duys beschuldigt nu de S.D.A.P.
van „bedrog tegenover de Npord-Hol-
landsche kiezers", alsof Zij zijn onvol
doende plichtsvervulling voor die kie
zers verborgen zou hebben gehouden.
Ik stel vast, dat de wijze, waarop mr.
Duys zijn plichten als Kamerlid opvat
te, algemeen bekend kon zijn. De pers
.van andere dan sociaal-democratische
richtingen heeft zeer dikwijls van de
onregelmatigheid zijner verschijning in
het parlement gewag gemaakt. Ook in
do openbare congressen der S.D.A.P. is
herhaaldelijk over zijn veelvuldige af
wezigheid geklaagd. Het tijdperk van
1913 tot 1933 was vol van zulk© klach
ten. De heer Albarda staaft dit dan met
voorbeelden.
Op mr. Duys' verschijning in de Ka
mer was in vele tijdvakken tüsschen
1913 en 1933 van toepassing, wat do bur
gemeester van Den Haag zeide van mr.
Duys, toen deze na vier jaren raadslid
maatschap heenging: „De heer Duys,
vaak een vroolijke noot in ons midden,
heb ik geleerd aan 's Raads uitspansel
meer als een meteoor dan als een vast
lichaam te -beschouwen", r -
Ondanks do telkens tenjgkeerende
klachten is mr. Ddys steeds' weer can-
didaat gesteld. Ziek Jierinnercnd, hoe
verdienstelijk hij in de eerste jaren van
zijn Kamerlidmaatschap had gewerkt en
zijn beloften "van beterschap vernemend,
wilde de Partij hem telkens opnieuw
de kans geven, die beloften te vervullen.
Haar geduld wordt haar nu in ver
schillende bladen als een fout verweten.
Die „fout" is in elk geval het bewijs,
dat men in de S.D.A.P. mr. Duys niet
heeft vervolgd, zooals hij het gaarne
doet voorkomen. Tegenover hem is een
toegevendheid in acht genomen als te
genover niemand anders.
De vooruitgang der
S.D.A.P. in N.sHoIland
Mr. Duys schrijft nu den vooruitgang
der S.D.A.P. in Noord-Holland vrijwel
uitsluitend aan zijn werk toe. „Zijn"
sfemmencijfer steeg in 22 jaar van
25.000 tot 90.000. „Hij" „sleepte" als no.
2 on no. 3 nog do Kamerleden. Cramer
en Thijssen de Kamer binnen. Enz.
-Bij alle erkenning van mr. Duys' pro
pagandistische verdiensten, zal toch
niemand zulk een egocentrische be
schouwing kunnen aanvaarden. De
vooruitgang der S.D.A.P. in Noord-Hol
land is evenals die in andere provin
ciën een deel van het groote groeipro
ces der sociaal-democratie, dat door de
ontwikkeling der maatschappelijke ver
houdingen en door den dagelijkschen
arbeid van vele duizenden partijgenoo-
ten in alle kieskringen is bevorderd. De
eer daarvan komt aan niemand per
soonlijk toe, maar aan allen tezamen!
Dat mr. Duys ten onrechte die eer voor
zich in beslag neemt, is wel heel dui
delijk, als men weet, dat. toen in 1933
voor het eerst een derde candidaat van
de Noord-Hollandsche lijst naar de Ka
mer werd „gesleept", mr. Duys (wegens
ongesteldheid) aan den verkiezings
strijd niet had deelgenomen! Uit het
jaarverslag van Noord-Holland-Noord
blijkt, dat de candidaten Cramer en
Thijssen in 39 verkiezingsvergaderingen
spraken en mr. Duys nul keer. Een
vroegere campagne van mr. Duys, ont
worpen voor 15 vergaderingen, bleef we
gens ongesteldheid van den spreker tot
8 vergaderingen beperkt.
Het beroep op Mr. Coops
2. Ter handhaving van zjjn bezwaar
tegen de „bejegening", die hem bij de
behandeling van het sanctie-ontwerp in
de Kamer is ten deel gevallen, beroept
mr. Duys zich nu op het liberale Ka
merlid mr. Coops, die- verklaard heeft,
dat mr. Duys door onze fractie onbe
hoorlijk is behandeld. Ik moge er l..
herinneren, dat verscheidene leden der
Kamerfractie, diê bij verschillende ge
legenheden mr. Duys zich over den
Volkenbond hadden hooren uitlaten,
ernstige redenen meenden te hebben
voor den twijfel, of het sanctie-ontwerp
mr. Duys' volle instemming had. „Het
peil der waarheidsliefde" is in onze
fractie niet zoo laag, dat wij aan de op
rechtheid dier medeleden mogen twijfe
len, alleen omdat mr. Coops een an
deren indruk van mr. Duys' voornemen
had gekregen.
Mr. Duys en zijn advo
catuur
3. Volgens mr. Duys „insinueert de
fractie, dat hij in processen, die twee
aannemers tegen den staat hebben ge
voerd, advocaat zou zijn geweest." Dit is
een onjuiste weergave van de woorden
der Kamerfractie, die schreef:
„dat een Kamerlid-advocaat zich
in de Kamer zooveel mogelijk dient
te onthouden van bemoeiingen met
zaken en personen, waarmee hij als
advocaat in aanraking is geweest,
omdat hij ze 1 f.s d-en scbijn van
vermenging van zijn hoedanigheden
angstvallig dient te vermijden".
Mr. Duys' verzekering, dat hij met de
processen, in verband waarmee die
aannemers aan de Kamers adresseer
den, als advocaat en als persoon niets
te maken had gehad, is dus niet af
doende.
Echter ben ik nu tot mijn leedwezen
wél genoodzaakt iets meer te zeggen
over een paar zaken, die mr. Duys in
1933/1934 in de Tweede Kamer behan
deld heeft en die de fractie aanleiding
gaven tot haar verantwoorde conclu-
'e.
Mr. Duys was advocaat van den fas
cist Roelofsen in diens proces betreffen
de de varkenscentrale en den heer Van
Zwanenberg. Da heer Roelofsen was tot
een straf van twee maanden veroor
deeld. Hem stond de gelegenheid tot
hooger beroep nog open, toen mr. Duys
°P 12 Juli 1934 in de Kamer een fel
requisitoir tegen de varkenscentrale en
Van Zwanenberg hield, dat veel van
een pleidooi voor Roelofsen had. Als
deze rede van mr. Duys in de Kamer
steun en van de regeering tegemoetko
ming had ontvangen, zou de zaak van
Roelofsen in hooger beroep gunstiger
hebben gestaan. Immers dan kon Roe
lofsen zich met meer recht dan tevoren
op het „algemeen belang" beroepen.
Wat de zaak-Rijsdijk betreft, heeft de
heer H. Sanders in een ingezonden stuk
d.d. 23 Juli 1934 in de N. Rott. Ct. het
volgende medegedeeld, wat, voorzoover
de fractie bekend is, niet is tegenge
sproken. Mr. Duys behandelde de be
langen van den heer G. Rijsdijk in een
civiele procedure, die op 2 October 1929
eindigde. De Strooppot-zaak, waarbij
dezelfde heer Rijsdijk betrokken was,
werd op 1 November 1928 door een
adres bij de Tweede Kamer aanhangig
gemaakt en de Kamer besloot op 21
December 1928 omtrent die zaak inlich
tingen aan de regeering te vragen. De
heer P. A. M. Hackstroh deelde in de
N. Rott. Ct. van 20 Juli 1934 mede, dat
hij, toen de Strooppot-zaak" bij de
Tweede Kamer in behandeling zou ko
men", bij mr. Duys daarvoor belang
stelling vond. Mr. Duys behandelde de
zaak verschillende malen in de Kamer,
laatstelijk op 12 Juli 1934. De heer San
ders concludeerde, dat „de houding van
mr. Duys ook in de zaak-Rijsdijk niet
van de noodige kiesheid heeft getuigd"
De fractie ging niet verder dan te zeg
gen, „dat zelfs de schijn moet worden
vermeden". Ik ga ook niet verder.
Het rapport Bonger
4 Mr. Duys herhaalt eindeloos de
doofpot-legende. Het rapport der com-
missie-Bonger zou in de doofpot zijn
gestopt om anderen dan mr. Duys te
sparen.
De commissie-Bonger was ingesteld
door den Partijraad en had alleen op
dracht om aan den Partijraad te rap
porteeren. Dat deed zij op 5 Mei 1934.
Bij de samenstelling van haar rapport
had de commissie die beperkte bestem
ming voor oogen gehad. Haar rapport
was dus èn wegens den omvang èn we
gens de detailleering voor publicatie
niet geschikt. Daarom kon van het rap
port ook niet een afschrift aan mr. Duys
worden verstrekt. De ervaring had ge
leerd, dat ongewenschte publicatie in
de pers niet uitgesloten is, als een ver
antwoordelijk college gewichtige stuk
ken uit zijn handen geeft. Mr. Duys'
aanbod aan de pers (in de bladen van
Zaterdag jl.) om „stukken en beschei
den" over te leggen, bewijst, dat die
ervaring terecht in acht is genomen.
Bij het met algemeene stemmen geno
men besluit, om over het rapport niet te
discussieeren, brachten vele leden van
den Partijraad, die op verschillende
punten het rapport onjuist achtten, een
offer. Waren zij minder toegevend ge
weest, dan zouden zij een nieuw onder
zoek hebben gevraagd, waarvan de uit
komsten voor mr. Duys allesbehalve
gunstig konden zijn geworden.
Het besluit om het rapport niet te pu-
bliceeren, ook niet in verkorten vorm,
werd bevestigd in de vergadering van
den Partijraad van 10 December 1934.
De Partijraad besloot niet te voldoen
aan het verzoek van Noord-Holland
Noord, om van het rapport een samen
vatting te publiceeren. Dit besluit werd
genomen met op één na algemeene
stemmen. Slechts één der 5 of 6 afge
vaardigden van Noord-Holland stemde
tegen. De anderen stemden voor Dus
ook de voorstelling van mr. Duys, dat
1/11 der Partij achter hem staat tegen
over 10/11. is niet in overeenstemming
met de feiten.
Het lidmaatschap der
Tweede Kamer
5. Ten slotte verdedigt mr. Duys zijn
weigering om als lid der Tweede Ka
mer af te treden. Hij hecht geen waar
de aan het „goede gebruik", dat iemand,
die met zijn Partij breekt, het mandaat
ter beschikking stelt, dat hij als can
didaat van die Partij heeft ontvangen.
Zijn houding steekt beschamend af bij
die van prof. Hugo Visscher en van
mr. Westerman, die zich beiden ter
stond bereid verklaarden af te treden.
Hoe zou mr. Duys vroeger over „zetel-
roof" hebben getoornd, als zich zoo iets
voordeed, als hij nu aandurft.
De heer Albarda citeert dan hoe mr.
Duys in 1933 in de bladen der Arbei
derspers fel dc houding gispte van prof.
Goudriapn, die in een „burgerlijk blad",
nl. de Groene Amsterdammer, zijn af
keuring had uilgesproken over de hou
ding van Het Volk en dc S.D.A.P.-Ka
merfractie inzake het gebeurde met de
Zeven Provinciën.
Hiermede zoo zegt ir. Albarda
heeft mr. Duys in Februari 1933 het
vonnis geveld over mr. Duys van 1935,
die op 29 November 1.1. in alle dagbla
den een stuk heeft gepubliceerd, voor
de S. D. A. P. en vele harer leden op
zettelijk met beleedigingcn gevuld, en
die nochtans voor de Partij, die hij op
de grofste wijze aanviel, niet bedankte.
Zijn stuk over prof. Goudriaan. die niet
het duizendste misdeed van wat mr.
Duys zich veroorloofde, is de beste mo
tiveering voor het royement, dat het
Partijbestuur zich verplicht zag over
mr. Duys uit te spreken en dat hij
blijkbaar heeft willen uitlokken.
EERSTE KAMER
De heer de Marchant et
d'Ansembourg keurt
het „demodiberale
systeem" af
De vergadering wordt des avonds 8>$
uur geopend.
Voorzitter mr. W. L. baron de Vos
van Steenwijk.
Besloten wordt tot toelating van
de heeren de Marchant et d'Ansem
bourg en van Vessem (N.S.B.), die
door den griffier worden binnen
geleid en in handen van den voor
zitter de verplichte eeden afleggen.
De griffier brengt de nieuwe leden,
die door geen der aanwezigen worden
begroet, naar hun plaatsen.
Op de publieke tribune was voor de
plechtigheid sterke belangstelling, ter
wijl op 4e tribunes en on het binnen
hof extra politie-bewaking aanwezig
was.
Aan de orde is dé behandeling der
navolgende wetsontwerpen: wijziging
van het 3e hoofdstuk voor 1934 (Inrich
ting kamer Volkenbondsgeboüw); eèn
viertal naturalisatie-ontwerpen; begroo-
ting van het algemeen burgerlijk pen
sioenfonds voor 1936.
Hierbij vraagt de heer de Mar
chant et d' Ansembourg het
woord, afkeurend het demo-liberale
systeem, dat uit de materie blijkt.
De voorzitter kan verdere bespre
king niet toelaten, omdat de zaak niet
in de afdeeling is behandeld.
Voorts worden afgedaan de begroo
ting van het staatsbedrijf der alge
meene landsdrukkerij van 1936; Hoofd
stuk I rijksbegrooting voor 1936 (huis
der Koningin); hoofdstuk 2 (hooge col
leges can staat en kabinet der Ko
ningin); hoofdstuk 7a (nationale
schuld) hoofdstuk 14 onvoorziene uit
gaven); de wet op de middelenbegroo-
ting van het fonds voor do uitvoering
van de tiendwet 1907; begrooting van
het gemeentefonds voor 1936—1937; be
grooting voor het staatsmuntbedrijf
voor 1936; een aantal contingenteerings-
ontwerpen: wijziging van de wet van
den 15en Mei 1934 tot regeling van het
verrichten van arbeid door vreemdelin
gen.
De order wordt z. h. st aangenomen
en de vergadering verdaagd tot heden
ochtend 11 uur.
wanneer U de abonnementsgelden op het A m e r s-
foortsch Dagblad automatisch gireert,
Op aanvraag aan onze administratie (Tel. 513) zenden
w\j aan kwartaal-abonnés een maóhtiging ter teekening
en de girodienst zorgt voor de rest.
Indien U thans aanvraagt, kunnen de abonnements
gelden voor het eerste kwartaal 1936 reeds automa
tisch overgeschreven worden.
Adm. AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
Opnieuw de loon?
voordrachten
AMSTERDAM, 18 Dec. In de he
denmiddag onder voorzitterschap van
den burgemeester, dr. VV. de Vlug t,
aangevangen vergadering van den ge
meenteraad waarvan de agenda wel
als belangrijkste punt de voordracht
inzake de Paleis-Raadhuiskwestie be
vat werd op voorstel van B. en W.,
ingevolge hun verzoek, eervol ontslag
verleend aan de heeren dr. F. Brouwer,
als leeraar in de wiskunde aan de 4e
H.B.S. met 3-jarigen cursus; C. F. Ditt-
mer, als leeraar- in de wiskunde aan
de 5e H.B.S. met 3-jarigen cursus en
dr. H. Gerding, als leSraar in de na
tuurkunde aan de Gem. Kweekschool
voor onderwijzers en onderwijzeressen.
Inzake het prae-advies van B. en W.
op de aanvrage van de schoolvereeni-
ging Deutscher Schulverein zu Amster
dam, om beschikbaarstelling van gel
den voor de aanschaffing van leermid
delen ten bhoeve van haar school voor
gewoon lager onderwijs aan de Nieuwe
Looiersstraat, van welk prae-advies de
conclusie er toe strekt, de gevraagde
medewerking te verlcenen, vroeg de
heer Beusemaker (C.C.H.) waar
borgen, dat de kinderen van deze
school niet in politiek-fascistische rich
ting worden beïnvloed. Èr zijn aanwij
zingen dat dit wel gebeurt, zeide spr.
De wethouder voor het onderwijs, de
heer E. Boekman, zeide, dat de in
richting van deze school is aangepast
aan de regelen, welke voor de Neder-
landsche school gelden. B. en W. heb
ben geen bevoegdheid óm een afwij
kend- prae-advies uit te brengen.
In stemming gebracht, werd de con
clusie met 32 tegen 7 stemmen aan
genomen.
Het prae-advies van B. en W. op het
verzoek van de Stichting Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart, om de ver
klaring te mogen ontvangen, dat de
stichting van een vooropleiding voor
binnenvaart en kustvaart noodig 's
de conclusie strekt, het verzoek niet
in te willigen gaf aanleiding tot een
breedvoerig debat, waarin verscheidene
leden van den Raad als hun oordeel te
kennen gaven, dat deze vooropleiding
als schakel naar de vakopleiding van
16 tot 21 jaar alleszins wenschelijk
moet worden geacht. Het grootere mo
torschip, waarmede zoowel de zeevaart
als de binnenvaart wordt beoefend,
vergt een goede opleiding tot schipper
en machinist, zoodat degenen, die tot
de opleiding voor het gecombineerde
bedrijf worden toegelaten, een behoor
lijke vooropleiding genoten moeten
hebben. Dat deze opleiding niet elders
wordt gevestigd, is een belang voor
Amsterdam, omdat het gebouw (de
Harm Smeengeschool) er is en de kos
ten alleen betrekking hebben op de
leerkrachten.
Wethouder Boekman merkte op, dat
B. en W. door de geopperde bezwaren
niet verzwakt zijn in hun overtuig'ng,
dat de conclusie van het prae-advies
juist is. B. en W. zijn, langs anderen
weg, volledig bereid, de zaak van het
scliippersonderwijs ook de voorop-
leiding in vollen omvang ter hand
te nemen.
Na re- en dupliek werd de conclusie
van het prae-advies in stemming do-
bracht. Zij werd aangenomen m4
22 tegen 20 stemmen.
Opnieuw ingediende
voordracht uitgesteld
Door aanneming met 26 tegen <6
stemmen van een motie der R.K. raadt*
leden Steinmetz en de Groot is in d-t
avondzitting de beslissing over dó.
naar aanleiding van het Kon. Besluiv.
van 6 December 1.1., door B. en W. we»
derom bij den gemeenteraad ingedien*
de voordrachten tot verlaging van dó
loonen en salarissen van de gemeente
werklieden en -ambtenaren met onge
veer 5 welke voordracht in de ver.
gadering van 29 November 1.1. was ver
worpen, uitgesteld.
B. en W. worden in de motie uit-
genoodigd zich eerst tot de Regee
ring te wenden teneinde de gemoti
veerde bezwaren van den Raad
tegen de loon voordracht kenbaar te
maken.
Vóór stemden de sociaal-democraten,
de communisten, de heer Schmidt (R.S.
A.P.) en de beide voorstellers.
De voorzitter deelde mede, dat B. en
W. gevolg zullen geven aan de uitnoo-
diging in de aangenomen motie en de
voordracht in de eerstvolgende verga
dering, in Januari, weer aan de orde
zullen stellen.
OVEREENSTEMMING IN HET CON
FLICT BIJ DE „ETNA."
In een gistermiddag in het gebouw
van de Tweede Kamer gehouden nieuwe
bespreking inzake liet dreigend conflict
bij de N.V. Ijzergieterijen en emailleer-
fabriek „Etna" te Breda heeft de Rijks
bemiddelaar, prof. mr. Aalberse, over
eenstemming bereikt tusschen de direc
tie van de „Etna" en de besturen van de
metaalbewerkersbonden.
PRINSES JULIANA NAAR
HET LOO
's GRAVENHAGE, 18 Dec. H.K.H,
Prinses Juliana is voornemens zich
morgenochtend voor enkele dagen naar
het Loo te begeven in verband met de
viering van het Kerstfeest.
„HET SCHANDAAL VAN
MEDEMBLIK"
Bij K. B. is ongegrond verklaard het
beroep van B. E. te Medemblik, tegen de
beslissing van Ged. Staten van Noord-
Holland, waarbij met handhaving van
het 'besluit van den raad der gemeente
Medemblik, houdende niet eervol ont
slag van E. als hoofd van de openbare
school voor U. L. O. in die gemeente,
het daartegen door hem ingestelde be
roep ongegrond verklaard.
KLEINMEUBELEN
PERZISCHE KLEEDJES
PERZISCHE KUSSENS
DELFTS-AARDEWERK
GROTE SORTERING
APARTE MODELLEN
LAGE PRIJZEN
Er zijn mcnschen die alles wat zij
begrijpen van zelf sprekend noemen en
allés wat zij niet begrijpen als krank
zinnig qualificeeren.
Naar het Engelsch van L. F. Hartman,
door mr. H. J. II.
De geschiedenis van een detective, die
geroepen wordt om zijn eigen mis
daad te onderzoeken en aan het
licht te brengen en hoe ook hij
door een kleinigheid faalde.
1
Stacy Graham rende haastig de stoep
treden van de Patricians-club op, blij dal
hij eindelijk beschutting had tegen de
snerpende vlagen, die langs de Avenue
gierden. Hij gaf den portier een knikje,
liep de ruime vestibule door en keek
de conversatiezaal in. De schemering
van den laten namiddag hing in het
ruime vertrek, waar zich niemand an
ders bevond dan een man, die bij het
venster ge/eten. naar de vallende bla
deren staarde, die tusschen de voorbij-
snorrende auto's en bussen door over
het asfalt slierden. Stacy zag terstond
wie het was. aarzelde even en ging dan
beslist naar hem toe.
De ander staakte zijn doelloos staren,
keerde zich om en glimlachte flauw
tjes, toen hij het gelaat van den jongen
man herkende.
„Zoo. heb je het geval óók al gele
zen?" vroeg hij.
„Het geval? U bedoelt zeker die
terechtstelling in de zaak Calhoun?"
vroeg Stacv. zich op de armleuning van
een der zware leeren fauteuils neerzet
tend. „Maar hoe weet u dat?" vervolg
de hij, Crawford Lane verwonderd aan
kijkend. „U schijnt alles te kunnen ra
den
„Och, niets ander?, dan dat je op weg
naar de binnenstad hetzelfde hebt zit
ten lezen, wat iedereen op het oogen
blik leest het relaas van het pro
ces Calhoun in het avondblad", zei
Crawford Lane en na een oogenblik
pauze vervolgde hij: „En je vond het
zoo belangwekkend, dat je een tram
halte te ver meegereden bent, zonder
het te bemerken."
Stacy lachte verwonderd. „Daar kan
ik niet bij! Iloe kunt u dit nu weten?"
„Ik raad er slechts naar", verbeterde
Crawford hem. „De krant in je zak is
dichtgevouwen met de bladzijde, waar
op dat bericht staat, naar buiten. Ge
woonlijk zitten dc beursberichten aan
den buitenkant. Weet je dan zelf niet.
beste jongen, dat je iederen middag de
club binnenkomt met je krant op die
manier in-je zak?"
„Ik heb lang niet altijd een krant
bij mei'' protesteerde Stacy.
„Juist en Ik heb altijd verondersteld,
dat je in die gevallen een heel slappen
dag op de beurs gehad had."
■Stacy moest weer lachen en haalde de
verfrommeldo krant uit zijn jaszak.
„Maar dat verklaart nog niet, hoe u
weet, dat ik mijn halte voorbij gereden
ben!"
„Dat was óók een gissing", antwoord
de I.ane met een droog lachje, „maar
toch niet zóó maar op goed geluk af.
Je krant is inderhaast opgevouwen eti
in je zak gestopt, volkomen in strijd
met je gewone zorgvuldigheid, zoodat
ik daaruit opmaakte, dat je in het le
zen plotseling gestoord was geworden.
En dit in verband met het feit, dat je
van den anderen kant der Avenue
kwam, dan je gewoon bent, bracht me
tot de overtuiging, dat je je halte voorhij
gereden moest zijn, omdat je zoo ver
diept was in dat geval Calhoun."
„Ik heb opgemerkt", zei Stacy met
een grijnslachje, terwijl hij zijn overjas
uittrok en een bediende, die juist be
zig was de aschbakjes in de zaal te
leegen, wenkte, „dat u gewend bentom
kwart voor vijven een whisky te bestel
len en nu zal ik u vóór zijn en er twee
laten aanrukken."
„Je bent zeldzaam bevattelijk voor
mijn methode", lachte Lane, die in zijn
schik scheen te zijn met het onver
wachte gezelschap van Stacy. „Het is
een vrij vervelende middag geweest,
zelfs al heb ik ook met belangstelling
het verslag van die zitting gevolgd."
„Maar vindt u het hééle geval dan
niet geweldig interessant?" vroeg Sta
cy verbluft. „Ik vind het wel het knap
ste staaltje van speurzin, dat ik nog
ooit gehoord hebDat wil zeggen
stamelde hij opeens verlegen, „natuur
lijk met uitzondering dan vanvan
uw werk
Lane haalde de schouders, op.
„U schijnt de eenige in de heele stad,
die er niet over in de vVolken is
zei Sticy verwonderd over dat gebaar.
Dc ander raapte de krant op, die ge
vallen was. Hij las het verslag nog
eens over en Stacy stond in gespannen
verwachting naar wat hij er over zeg
gen zou.
„Ik denk, dat ik beu ben geworden
van al zulk soort zaakjes. Als het jaar
in, jaar uit je werk geweest is. niet
waar?"
Stacy keek naar de grijzende haren,
den gebogen scherpen neus en de staal-
grauwe, felle oogen van den spreker.
Crawford Lane maakte indruk door do
meesterlijke handigheid, die hij in vele
gevallen getoond had. Stacy vroeg zich
af. of het waar was, dat hij een geheim
agent der regeering was. Hij 'vermoed
de vaag, dat Lane, al ging hij dan ook
door voor een kenner en liefhebber
van Egyptische oudheden, die het
grootste deel van den dag in de club
doorbracht, een werkzaam aandeel ge
had kon hebben in het onderzoek van
het geval-Calhoun.
„Je verliest zoo je eerste vurigheid...'
op mijn leeftijd", vervolgde Lane pein
zend voor zich heen kijkend.
Stacy trachtte hem aan het praten
te krijgen.
„Maar zoo'n misdaad als dezedie
zoo sluw bedacht is en zoo handig uit
gevoerd... die zou toch zeker jaren
lang verborgen hebben, kunnen blijven,
als die kleine nalatigheid
„Juist, dat is het!" zei Lane plotse
ling met ongewone beslistheid, en, ter
wijl zijn oogen over de steeds duister
der wordende Avenue dwaalden, ver
volgde hij ernstig: „Dat is vaak het
geval met groote misdaden, die sluw
opgezet en met groote vaardigheid uit
gevoerd zijn. Ze schijnen ieder onder
zoek te tarten, iedere verklaring onge
rijmd te maken, iedere ontleding op
niets te doen uitloopen, totdat een of
andere onbeteekenendc fout. van den
misdadiger aan het licht komteen
of andere verraderlijke nietigheid, die
aan do waakzaamheid van den boos
doener ontsnapt is. En door die éóne
kleinigheid ligt het geheele verloop
der misdaad open en bloot voor ons.
Dit geval uit de krant is daarvan een
uitstekend voorbeeld en toont ons, dat
Calhoun een meesterlijke misdadiger
is. Je staat cr verstomd van, zoo ge
slepen als hij dien moord op zijn oom
bedreven heeft. Het was een geniale
zet. maar, zooals steeds het geval is,
de kleine fout was óók aanwezig en
die heeft alles in duigen doen val
len
Een kellner kwam een blad met gla
zen brengen. Lane stuurde hem weg.
om nog wat sigaren te halen en bij
zijn terugkomst bracht hij de laatst
uitgekomen bladen mede. Onder het
drinken van zijn whisky vloog Stacy
nieuwsgierig de laatste nieuwtjes door
en zijn blik viel op een vet gedrukt
bericht.
Onder het portret van een glad ge
schoren jongen man stond gedrukt:
LEGRAND PRIJST DE WIJZE
VAN ONDERZOEK
De bekende Fransche detective, die
op het oogenblik hier te lande vertoeft,
spreekt zijn goedkeuring uit over het
werk der officiëele opsporingsambtena
ren,
„Wie is die Legrand?" vroeg hij.
Crawford Lane, die naar de opgesto
ken straatlantaarns zat te staren,
scheen over die vraag na te denken,
alvorens te antwoorden. Na een poosje
zei hij kortaf: „Ja, wie is het? Dat zou
ik jouw wel eens willen vragen!
Stacy haalde de schouders op.
„Clayton heeft hem wel eens ont
moet en Crane ook En Selwyn Brid
ges schijnt erg met. hem weg te loopen.
Maar wie is hij eigenlijk?"
„Een speciale agent van de Fransche
geheime politie, dat meen ik tenmin
ste", antwoordde Lane.
„Ja, dat zegt men algemeen en men
zegt ook, dat hy een titel draagt, die
hij echter geheim houdt? Maar wat
doet hij hier? En nog wel zoo in het
openbaar? Als hij een geheime zending
had, dan zou hij toch wel incognito
hier zijn? Heeft het publiek hier in
New-York eenmaal een vreemdeling in
het oog gekregen, dan maakt, het er al
tijd zoo'n Zondagsche drukte over".
Lane blies een rookwolkje uit en
keek door zijn ooghaartjes heen.
„Best mogelijk, dat relaties in de
groote wereld van New York van be
lang zijn voor zijn onderzoek", meende
hij.
Stacy dacht een oogenblik na en ver
wierp die mogelijkheid dan beslist.
„Ik heb hóoren zeggenten minste
cr werd op gedoelddat hij op zoek
is naar een beroemd schilderij, dat uit
bet. Louvre in Parijs gestolen is".
Crawford Lane lachte eventjes.
„Och, waarom niet?... Die verkla
ring voor Legrand's aanwezigheid hier
in de stad, is even goed als iedere an
dere.
„U hebt hem natuurlijk al ontmoet,
nietwaar?"
Lane schudde het hoofd. „Ik ben al
léén en dan nog vaag met zijn werk
bekend", zei hij. Het klonk Stacy
vreemd in de ooren, net alsof Lane,
ondanks zijn ondoorgrondelijkheid, een
zekere jaloerschheid tegenover Legrand
bloot gegeven had.
Stacy deed zijn best het gesprek
gaande te houden, maar zijn metgezel
gaf slechts korte, weinig zeggende ant
woorden en scheen in sombere gedach
ten verzonken. Toen Stacy eindelijk
opstond om heen te gaan, scheen Lane
plotseling uit zijn droomerij te ontwa
ken.
„Eet je vanmiddag niet hier?Jam
nier. 'n Andere keer dan maar! Wat ik
zeggen wou... als je langs komt, loop
dan eens even bij me aan. Ik heb je
nog een paar curiositeiten te laten
zien.
(Wordt vervolgd).