Het „Paleis" blijft Paleis LEERSCHOOL DER MISDAAD De klassen weer grooter Belangrijk besluit van Amsterdam's Raad Rechtsche fracties contra Minister 3c BLAD PAG. 1. AMERSFOORTSCH DAGBLAD VRIJDAG 20 DECEMBER 1935 Het oude Raadhuis van V. Campen, bruik, zal na de beslissing van den worden van het Rijk als ook de Sta Een uitzonderlijke eens drachtigheid In een voor den Amsterdamschen raad uitzonderlijke eendrachtigheid beeft dit college gisteravond laat een beslissing genomen, waarbij, althans wat het aandeel van de hoofdstad be treft, een einde is gemaakt aan een toe stand, dien niemand bevredigde, doch waarvoor tot nu toe geen oplossing scheen te kunnen worden gevonden. Voor de gemeente Amsterdam is de PaleisRaadhuiskwestie geen kwestie meer: met algemeene stemmen is be sloten met den staat der Nederlanden een overeenkomst aan te gaan, waarbij de gemeente den eigendom van het voormalige raadhuis op den Dam af staat en het rijk voor den bouw van een nieuw raadhuis een bedrag van 10 millioen gulden verstrekt. Het terrein van het afgebrande Paleis voor Volks vlijt met omgeving aan het Frederiks- plein is voor den bouw van dit nieuwe raadhuis aangewezen. Men kan gerust zeggen, dat de ge meenteraad van de hoofdstad de zaak beu was geworden. Zoolang het voor malige stadhuis op den Dam als ko ninklijk paleis gebruikt wordt, dus se dert 1807, bestaat een paleis-raadhuis- kwestie. Koning Lodewijk Napoleon, die Amsterdam tot de hoofdstad van zijn Koninkrijk Holland had verheven, eischte het raadhuis op als paleis voor zijn hof. Het gemeentebestuur verhuis de near het Prinsenhof aan den O.Z. Voorburgwal, waar het sindsdien is ge bleven. Koning Willem I gaf in 1813 het oude raadhuis aan de stad terug, doch bleef het in bruikleen bewonen. Sindsdien is dat bruikleen traditie ge worden. De paleis-raadhuiskwestie is voor het eerst actueel geworden in 1873, toen door een gemeenteraadslid werd voor gesteld, te trachten met het Rijk tot overeenstemming te komen over her stel van het prachtige gebouw in zijn oorspronkelijke functie. Bij dat eene* voorstel is het niet gebleven en her haaldelijk zijn er besprekingen in den Raad over gevoerd, zonder dat men tot een oplossing kon komen. In 1926 werd opnieuw voorgesteld-, om het bruikleen van het voormalige raadhuis te beëin digen en wel tegen 1 Januari 1930. Ook daar is niets van gekomen en het beste bewijs ervoor, dat de raad nimmer tot een definitief besluit is kunnen komen, is wel dat gisteravond ditzelfde voor stel, hetwelk nog steeds bestond, zon der hoofdelijke stemming is verwor pen. In 1931 heeft minister De Geer aan de gemeente aangeboden een bedrag van ten hoogste 15 millioen gulden voor een nieuw te bouwen raadhuis, waar tegenover de gemeente dan afstand zou doen van alle aanspraken op het paleis op den Dajf- Voordat «ver dit aanbod een beslis sing werd genomen, heeft de raad een voorstel aangenomen, om eerst een on derzoek te doen instellen, of het paleis voor een of meer gemeentelijke doel einden was bruikbaar te maken. Een commissie werd benoemd, die in 1934 rapport uitbracht. Eenparig was zij tot de conclusie gekomen, dat de kern van het gemeentebestuur in het tegenwoor dige paleis was te vestigen, waarbij echter uitgegaan werd van een mini mum op den grondslag van splitsing der secretarie en voor uitbreiding geen mogelijkheid bestond. Voor het instel len van een technisch onderzoek naar den toestand, waarin het gebouw ver keerde, vroeg de commissie een nieuw crediet. doch B. en W. meenden geen vrijheid te kunnen vinden een derge lijk voorstel bij den Raad in te dienen, omdat ze eigenlijk niet met het idee van splitsing der secretarie accoord gingen. De zaak bleef weer hangende, maar inmiddels deelde de regeering mede, dat zij haar oorspronkelijke aanbod niet meer kon handhaven, zoodat alles weer in de lucht hing. Het is de ver dienste van burgemeester De Vlugt ge weest. deze zaak weer aan het rollen te hebben gebracht. Hij wist den tegen- woordigen minister van financiën, mr. Oud, te bewegen een nieuw aanbod te doen. waarbij in plaats van 15 millioen 10 millioen werd gegeven. De vermin dering der loonen en de algemeene Prijsverlaging van materialen sinds 1931 maakte dit nieuwe aanbod even aannemelijk als het oude. Gisteravond nu heeft de Raad dit aanbod aanvaard. Volgens de belofte ruim een eeuw als Paleis inge-* Amsterdamschen Raad definitief bezit ten-Generaal hun sanctie verleenen. van den minister zal de regeering nu aan de Staten-Generaal voorstellen, aan de gemeente Amsterdam in vijf termij nen 10 millioen gulden te geven voor den bouw van een nieuw stadhuis, welk bedrag gedeeltelijk uit het werk fonds zal worden gefourneerd. Wan neer zulk een besluit is genomen en be krachtigd, zal men met den bouw van het nieuwe stadhuis kunnen aanvan gen. De burgemeester sprak de hoop uit, dat dit spoedig zou gebeuren en zegde toe. dat intusschen het dage- lijksch bestuur der gemeente niet stil zou zitten en al dadelijk met het ma ken van plannen zou beginnen. Eerst moet dan echter, nog worden uitge maakt. aan wien de opdracht tot het ontwerpen van het nieuwe gebouw zal worden gegeven. B. en W. zijn het meest geporteerd voor den eigen dienst van publieke werken, doch in den raad gingen vele stemmen op voor een prijs vraag. Daarover zal later nog worden beslist. De aanneming van het voorstel is na tuurlijk niet zonder lange redevoerin gen geschied, zoo zelfs dat de burge meester als raadsvoorzitter een beper king van den spreektijd voorstelde. Alle sprekers waren het erover eens, dat er nu eens een einde moest komen aan deze oude kwestie en algemeen be toonde men zich voorstander van de transactie, zij het, dat de een er meer enthousiast over was dan de ander. Is 't nu wel de geschikte tijd om te bouwen, nu de architectuur zoekende is naar nieuwe vormen, werd gevraagd. Som migen beantwoordden die vraag met de meeste beslistheid bevestigend, met ver wijzing naar wat de Nederlandsche bouwkunst de laatste decennia ge presteerd heeft. Anderen waren meer sceptisch. En is het Frederiksplein wel een geschikte plaats? Er is ruimte ge noeg, als de Galerij wordt afgebroken en men het niet bij enkele verdiepingen zal laten. Men droomde al van een torenhuis van tien tot twaalf étages! Buiten den Raad was er tegen opge komen. dat de gemeente het oude sta tige raadhuis, symbool van Amster dam's glorie in den gouden eeuw, zou verkwanselen voor 10 millioen gulden, maar van die voorstelling wilde de burgemeester niets weten. Wanneer het rijk in ruil voor het paleis een raadhuis disponibel had, zou de trans actie niet op geld gewaardeerd behoe ven te worden, doch zulk een gebouw is er niet. Nu zal straks een nieuw raadhuis worden gesticht, dat aan de moderne eischen voldoet, waarmee te vens uitbreiding kan worden gegeven aan de benoodigde administratie-ruim te. Wat zal inmiddels met het paleis ge beuren? Zal het dezelfde doode steen klomp blijven, die het nu reeds sinds jaren is. of zal het weer een levend middenpunt worden in het beeld der hoofdstad? De vraag werd gesteld, doch er was geen antwoord op te ge ven. Misschien zal daar in de toekomst een voor de hoofdstad zoozeer ge- wenschte wijziging in worden gebracht. EEN ROOFOVERVAL IN 1927 Voortzetting der Ossche zaken voor de Bossche rechtbank DEN BOSCH, 19 Dec. Vandaag werd dóór de rechtbank te Den Bosch wederom een aantal strafzaken behan deld. Begonnen werd met de berech ting van een roofoverval in Oss, ge pleegd in 1927. De 37-jarige J. C. van Geenen had zich te verantwoorden voor de in den nacht van 19 on 20 April 1927 gepleegde inbraak, vergezeld gaan de van geweldpleging en bedreiging in de te Oss gelegen woning van de thans 64-jarigen arbeider J. Huismans. In deze woning hebben volgens de dag vaarding verdachte en zijn mededaders na zich toegang te hebben verschaft door een deur open te breken een be drag aan geld van ongeveer f 8 bene vens een geweer weggenomen. Tegen de bewoner hebben zij geweld gepleegd door hem krachtdadig vast te grijpen en op den grond te drukken, terwijl zij hem hebben bedreigd door het ge weer op hem te richten, zeggende dat zij hem zouden neerschieten indien hij zijn geld niet gaf. De verdachte ont kende het misdrijf te hebben gepleegd. Hij is er niet geweest. De andere verdachte in deze zaak de arbeider J. A. van Schavk uit Eind hoven, legde als getuige verklaringen af. Hij zeide met den verdachte en Roosje van Berne .de inbraak te zijn gaan plegen. Zij troffen J. Huismans in bed. Wat er precies is gebeurd, weet get. niet meer. Hij herinnert zich wel, dat er geld was meegenomen. Get. J. J. van Bern© (Roosje) had voor den rechter-commissaris verklaard, dat hij met verdachte en van Schayk in de woning van J. Huismans is ge weest., Thans echter trok get. deze ver klaring in. Hij kan niet met zekerheid zeggen of verdachte is mee geweest. Hij weet het niet meer en zijn twijfel daaromtrent is ontstaan door de hard nekkige ontkentenis van verdachte. Aan de achterzijde van het huis werd ingebroken. Voor de rechtercommissaris had get. nog verklaard, dat Huismans door get. en van Schayk werd gegre pen. terwijl verd. in het huis ging zoe ken. Dat had get. ook verklaard, doch zeker weet hij het niet en daarom kan hii er geen eed op doen. Get. J. Huismans herinnert zich de inbraak in den nacht te omstreeks half 2. Er kwamen drie personen binnen, twee bleven buiten. Zij waren gemas kerd, zoodat hij niemand herkende. Get. lag te bed en daar werd hij over vallen en bij den keel gegrepen. Er ontstond een worsteling, waarbij de in brekers naar geld vroegen. Hij zeide. dat er niets in huis was. Zij vonden toch nog ongeveer f 8 en namen ook het geweer mee. waarmede zij getuige nog bedreigden, maar hij wist dat het niet geladen was. De officier van justitie, mr. van Ever- dingen. verzocht de rechtbank een na der onderzoek door den rechtercommis saris te laten instellen. De verdediger, mr. Gerrits. verzette zich daartegen. Spr. zou niet weten, welke middelen onbeproefd zijn geble ven om de zaak tot klaarheid te bren gen. Het bewijs is nu niet geleverd en een nieuw onderzoek zal waarschijnlijk niets opleveren en verd.. die geruimen tijd in voorloopig arrest zit in tegen stelling met van Schayk. zou erdoor gedupeerd worden. Spr. vroeg in vrij heidstelling van den verdachte. Ge tuige van Schayk. opnieuw gehoord, verklaarde er niet zeker van te zijn of verd. ér bii was. De officier van justitie merkt op, dat bij het vooronderzoek het bewijs door twee getuigen is geleverd. Toen ging men niet naar verdere bewijzen zoe ken, wat nu wel kan worden gedaan nu deze getuigen hun verklaringen hebben ingetrokken. De rechtbank begaf zich in raadka mer om over het verzoek van den of ficier van justitie te beraadslagen. Daarna deelde de president mede, dat de rechtbank de stukken in handen van den rechtercommissaris stelde voor nader onderzoek en de gevraagde in vrijheidstelling weigerde. De zaak tegen J. A. van Schayk, 30 jaar en arbeider van beroep en de me dedaders van voormeld misdrijf werden om dezelfde reden voor pader onder zoek uitgesteld. De 36-jarige J. J. van Galen stond te recht ter zake van de in den nacht van 23 op 24 Nov. 1928 te Heesch gepleegde inbraak in de woning van wijlen G. Pijnappel, welke inbraak een buit heeft opgeleverd van ongeveer 700 en eeni- ge geldswaardige papieren, alle toebe- hoorende aan de Coöp. Boerenleen bank te Heesch. Verd. legde een vol ledige bekentenis af. De rechtbank hoorde nu T. J. van Berne (Dotje), die verklaarde dat de Bie, Koosje van Galen, zijn broer Koosje van Berne en hij zelf de af spraak tot de inbraak hadden gemaakt en die door het viertal ook werd uit gevoerd. De buit van 700 werd on derling verdeeld. De officier van justitie achtte het feit van ernstigen aard. De verdachte is reeds 14 maal veroordeeld en komt 30 maal in het Ossche register voor. Op 18 Nov. is hij tot 6 jaar gevan genisstraf veroordeeld en voor dit feit eischte spr. nog 3 jaar gevangenisstraf. Mr. Bogaerts uit Boxtel verzocht de rechtbank clementie voor den reeds veroordeelden verdachte, nadat deze zelf erop had gewezen dat hij met die 3 jaar erbij eeu oude vent zou zijn, die geen werk meer zou krijgen als hij uit de gevangenis kwam. De 33-jarige Ossche arbeider J. J. de Bie te Heesch had zich voorts mede te verantwoorden voor de vermelde in braak bij wijlen G. Pijnappel. De ver dachte zeide niets met. deze zaak te maken te hebben. Nadat de getuigen Claassen en Pijn appelDe Bie dezelfde verklaringen hadden afgelegd werd ook de verdachte J. J. van Galen gehoord, die bij zijn bekentenis bleef. Verdachte heeft de inbraak mede gepleegd. De tweede ten laste legging tegen J. de Bie betreft een in den nacht van 2829 Jan. 1929 te Dinther gepleegde diefstal met geweldpleging in de wo ning van P. G. van Sleeuwen. Hier werd .een geldsbedrag van ongeveer 500, alsmede eenige gouden sieraden ontvreemd. Ook dit feit wordt door verdachte ontkend. Dikke Toon de Soep (A. J. Hendriks) kwam vervolgens getuigen. Hij gaf toe met verdachte Koosje van Galen en nog iemand de inbraak te hebben gepleegd. De officier van justitie achtte beide misdrijven van verdachte bekend. Hij is zeker als een misdadiger te kwali- ficeeren. Hij komt in de Ossche zaken tienmaal voor en is vroeger reeds ver oordeeld. Beide misdrijven zijn zeer. ernstig. Van Sleeuwen is later gestor ven aan een hartkwaal, die hij bij de zen roofoverval kreeg. Spr. eischte voor beide feiten 10 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Mr. Bogaerts was van meening dat verdachte slechts een ondergeschikte rol heeft gespeeld. Na zijn ontslag uit de gevangenis heeft hij zich niet meer schuldig gemaakt, aan ernstig misdrijf. Redenen waarom pl. clementie ver zocht. In verband met den te Dinther ge- pleegden diefstal met geweldpleging stond voorts mede afzonderlijk terecht de 45-jarige te Heesch woonachtige landbouwer A. J. van Hoey, wien in de eerste plaats de uitlokking van dit misdrijf ten laste gelegd was door aan J. de Bie althans aan de daders met het oogmerk van het plegen daarvan de woning van Sleeuwen aan te wij zen. In de tweede plaats stond hij we gens heling terecht door 40 van en door misdrijf verkregen geldsbedrag ten geschenke, aan te nemen. Get. J. de Bie werd gevraagd of hij aan verd. naar de woning van van Sleeuwen heeft gevraagd. Getuige draaide zich om en zei hoogst verbaasd: Ik kan die man niet, ik heb hem nog nooi gezien. Toon de Soep legde dezelfde verkla ring af als in de zaak tegen de Bie. De Bie werd er bij gehaald maar deze vroeg: Is het waar wat hij zegt? Pres.: Is het, waar wat u zegt? Get.: Natuurlijk. Pres.: Waarom is het natuurlijker dan bij hem? Get.: Omdat ik het zei vers weet. Er ontstaat een verward en onduide lijk gesprek aan de groene tafel waar na de Officier van Justitie acte van de verklaring van de Bie vroeg om tegen hem vervolging wegens meineed in te stellen. Mr. van Everdingen achtte de uitlok king niet bewezen, wel de medeplich tigheid en de heling. Dit volgt ook uit eigen verklaringen voor den rechter commissaris. De verklaringen van H. voltooien het bewijs. Deze man is niet zoo snugger als een ander. Hij is er tusschen gehaald als een gemakkelijke speelbal. Hij staat gunstig bekend, maar hier houdt hij zich meer van den domme, dan noodig is. Spr. eischt wegens medeplichtigheid en heling 9 maanden met aftrek van voorarrest. De verdediger vond het bewijs onvol doende. Pl. wees bovendien op het goe de gedrag van verd. en vroeg zijn on middellijke invrijheidstelling. De president deelde na beraadslaging in raadkamer mede, dat het verzoek van den verdediger werd ingewilligd. De verd. werd daarop in vrijheid ge steld. De 46-jarige J. H. van Ballegooy Vossenberg, bijgenaamd "A'anneke van Martekus is ten laste gelegd, dat zij omstreeks het jaar 1933 te Oss een ge woonte heeft gemaakt van het opzette lijk koopen, inruilen en verbergen van door diefstal verkregen voorwerpen. De dagvaarding vermeldt in dit ver band een hoeveelheid meel, een aantal kippen en twee flesschen jenever, wel ke H. H. v. d. Putten, F. N. v. d. Wete ring en F. J. van Orsouw en A. J. Hen driks (Jonge Toon de Soep) door dief stal hadden verkregen. President: „Is het waar, wat u ten- laste is gelegd?" Verdachte: „Daar is niets van waar". President: „U hebt daar de Ossche jeugd misdadig opgevoed. U hebt een groote verantwoordelijkheid te dragen, en het is uw schuld, dat de menschen in Oss het pad der misdaad zijn opge gaan." Verdachte: „Het is niet waar. Zij doen alles om mij erin te helpen." Verschillende gedetineerden worden thans als getuigen gehoord. Getuige Chr. de Gier had het onder zoek tegen deze vrouw geleid. Zij stond moreel zeer ongunstig bekend. Bij haar thuis werden Ho jongelui binnen gelokt. Zij hield daar een ware leerschool in de mis daad. Dat duurde jarenlang tot September toe, toen de stille kroeg is opgedoekt. President: „De zaak verliep zeker, toen de heeren naar het Huis van Be waring waren verhuisd?" Getuige Inspecteur van Kempen ken de verdachte al 27 jaar lang. Bij haar kwam alle „rommel" bij elkaar. Zij is steeds verdacht geweest. Als deze vrouw er niet was geweest, zou menig een niet tot de misdaad zijn gekomen. Requisitoir Mr. van Everdingen begon zijn requisitoir met te zeggen, dat als waardig slot van de serie Ossche zaken in 1935 terecht staat de vrouw, die de heling der gestolen goederen pleegde. Al mag zij alles ontkennon, haar hou ding getuigt van schuldbewust, zijn en de getuigenverklaringen zijn voldoende voor het bewijs. Haar invloed op de Ossche jongens is funest geweest en zonder haar zouden vele misdrijven niet gepleegd zijn. Voor uitlokking kan J zij niet veroordeeld worden maar mo reel is zij de uitlokster van vele mis drijven geweest gedurende tien, twintig jaar. Spr. was van meening, dat zij schuldiger is dan velen, wien hier zware straffen zijn opgelegd. Zulk een straf kan spr. niet eischen, maar hij vorderde toch het maxi mum voor de tenlaste gelegde fei ten, n.l. zes jaar gevangenis straf. De president tot verdachte: „Zou u nu niet eens bekennen?" Verdachte (bijna onhoorbaar): „Het is verschrikkelijk!" President: „Het is verschrikkelijk, wat u gedaan hebt. Daarover kunt u in de gevangenis nadenken." Mr. J. Pulles meende, dat deze ver dachte niet als hoofdschuldige mocht worden aangemerkt. De tenlaste geleg de misdrijven zelve zijn van lichten aard, al is haar reputatie slecht. Ten gunste van haar pleitte haar werk zaamheid, haar spaarzaamheid en haar goedheid jegens de armen. Daarvan zouden de buren kunnen vertellen. Pleiter vroeg ook in aanmerking te ne men, dat verdachte met een erfelijken aanleg voor krankzinnigheid belast is, zelfs" heeft zij eens na een korte gevan genisstraf wegens wederspannigheid in „Voorburg" gezeten. Met het opleggen van straf dient hiermede rekening ge houden te worden, daar de gevangenis een slechten invloed zal hebben. De uitspraak wordt bepaald op 2 Ja nuari a.s. RUILING VAN TERREINEN De afdeelingen van de Tweede Ka mer hebben benoemd tot rapporteurs over de wetsontwerpen: Goedkeuring van de onderhandsche overdracht, door ruiling, van terreinen, gelegen te Utrecht, aan de gemeente Utrecht en Voorzieningen omtrent weercorpsen de heeren Terpstra, Scheepman, Teulings, Albarda en van Dijken. PARLEMENTAIR OVERZICHT. De heer Tilanus houdt jegens minister Slotemaker een boetpredikatie Crisis-opcenten in Eerste Kamer DEN HAAG, 79 Dec. Bij de voort zetting der behandeling van het wets ontwerp tot verlaging der uitgaven voor het onderwijs heeft minister Slote maker de Bruine op aandrang der hee ren Ketelaar (V.D.), Moller (R.K.) en Tilanus (C.H.) de bepaling teruggeno men, dat gesóhrapt zou worden de be voegdheid der Kroon om een uitzonde ring te maken op den regel, dat geen subsidie wordt verleend voor oprich ting van nieuwe bijzondere H.B.S.-en en gymnasia. De Kroon behoudt nu die bevoegdheid, maar of zij er gebruik van zal maken, is iets anders. Door de terugneming van de schrapping (en dit zal wel het voornaamste motief ervan geweest zijn) werd dr. Moller in staat gesteld om zijn amendement terug te nemen, waardoor tot 1941 oprichting van openbare inrichtingen voor middel baar en voorbereidend hooger onder wijs zou zijn uitgesloten. Konden deze wederzijdsche tege moetkomingen eenige reden geven om te hopen, dat ïich geen conflic ten tuschen de regeering en de rechterzijde zouden voordoen, deze hoop werd de bodem ingeslagen door de verwerping van het artikel, waarin bepaald werd, dat schenkin gen, aan bijzondere onderwijsin richtingen gedaan, van het subsidie zouden worden afgetrokken. Tegen deze bepaling stemden de drie groote, rechtsche fracties, en de heeren van Houten (C.D.), Kersten (S.G.)'en Visscher (Partijloos). De heer Th ij ss en heeft drie amende menten verdedigd, bedoelende om voor de plattelandsscholen de werking* van de nieuwe leerlingschalen te verzach ten, door voor de kleine scholen onge veer de bestaande leerlingschalen te handhaven, en om de zoogenaamde centrale scholen voor het zevende en achtste leerjaar, wat de leerlingschalen betreft, als uloscholen te behandelen. Zijn eerste amendement gold de gewo ne lagere scholen, zijn tweede de ulo scholen en zijn derde de centrale scho len. Bij de beide eerste amendementen, waarbij plattelandsscholen betrokken waren, rekende hij, tot het platteland te behooren plaatsen met minder dan 25.000 inwoners. De heeren Tilanus, Spring (R.K.) en Ketelaar bestreden de beide eerste amendementen, omdat zij aan de be zuiniging te veel afbreuk zouden doen. De desbetreffende besparing zou vol gens den heer Suring drie millioen be dragen. Minister Slotemaker raamde de bezuiniging op dit punt op 2.3 mil lioen en vreesde, dat de amendementen de helft daarvan zouden kosten. Ge noeg reden voor Z. Exc. om ze zeer ernstig te ontraden. De heer Suring ge voelde wel de bezwaren tegen vergroo ting van het leerlingental, maar wilde er ter wille van de bezuiniging over heen stappen, overigens opmerkende, dat het werk met. de grootere klassen voor de onderwijzers wel moeilijk, maar niet onmogelijk wordt, als zij medewer king verleenen. De heer Thijssen echter zeide, dat de onderwijzers zich afvra gen, waór zij moeten medewerken, als bijvoorbeeld hun uloscholen ten gevol ge van de nieuwe leerlingschaal wor den opgeheven. De tegenstanders voer den voorts als bezwaar aan, dat het criterium voor het antwoord op de vraag, of een plaats tot het platteland behoort, het inwonertal van 25.000, zoo willekeurig is. Men wees op plaatsen als Ede en Apeldoorn, welke dan niet tot het platteland zouden behooren. De Kamer verwierp het eerste amen dement-Th ijssen met 68 tegen 24 stem men, waarbij voor stemden de S.D.A.P., de C.P. en de heeren van Houten (C.D.), Arts (K.D.), Sneevliet (R.S.) en Duys (partijloos). Daarmee was de verzach ting van de leerlingschalen voor de la gere scholen Op het platteland van de baan. Het tweede amendement, de uloscholen betreffende, verwierp de Ka mer bij zitten en opstaan. Minister Slotemaker de Bniïne zei de, van de centrale scholen niet genoeg a.f te weten om over de financieele ge volgen van het derde amendement te kunnen oordeelen. Hij liet de beslissing erover aan de Kamer over. Dit bezorgde Z. Exc. een boetpredicatie van zijn par tijgenoot den heer Tilanus, wien het verwonderde, dat de bewindsman de verantwoordelijkheid voor de geldelijke gevolgen aan de Kamer overliet. De heer Tilanus zag de gevolgen ernstiger in dan de regeèring. De minister ant woordde, dat bij hem het pro en het contra van het amendement in even wicht waren en dat hij toch ook naar gemeen overleg met. de Kamer moest streven. De heer Suring diende op dit amen- dement-Thijssen een sub-amendement in, waardoor de werking ervan werd beperkt tot de centrale scholen, welke op 31 December 1935 al hestonden. Daar het amendement-Thijssen, eenigszins gematigd, wel kans maakte en de soci aal-democraten vreesden, dat zij, het onderste uit de kan willende hebben, het lid op den neus zouden krijgen, namen zij hét sub-amendement óver, waarna de Kamer hun amendement, aldus gewijzigd, zonder stemming goeij- keurde, met aanteekening, dat de heer Tilanus tegen was. Of die aanteekening gold voor de geheele christelijk-hislori- sche fractie, bleek niet, maar uit het debat tusschen den minister en deal heer Tilanus kreeg men niet den in druk van een erg vriendschappelijk* verhouding. De minister heeft een amendement van Dijken (A.R.) overgenomen, waar* door de gevolgen van het niet-herbonoo* men hij vacature van een gewezen bo Ventalligen onderwijzer niet den wacht* gelder, maar het schoolbestuur treffen. Volgens het wetsontwerp zou op da niet-herbcnoeming van een wachtgel der, die voor rekening van de gemeente is, veriies van' wachtgeld volgen. Door het amendement is er korting op de vergoeding voor het schoolbestuur voor in de plaats gekomen. Het artikel, dat de vergrooting van het leerlingental per klasse be- Vat, heeft de Kamer vervolgens met 68 tegen 24 stemmen aangeno men, in dezelfde stemmenverhou ding als bij de stemming over het amendement-Thijssen. Het wetsontwerp bepaalt, dat 's Rijkf belastingdienst aan de gemeenten voor de regeling van het schoolgeld gegeven* verstrekt over de personeele belasting en over de zgn. gemengde hoofdsom, d.i. de gezamenlijke hoofdsommen der gemeentefonds- en der vermogensbelas»» ting. De heer K. ter Laan (S.D.) stelde bij amendement voor om den gemeen ten de keuze te laten tusschen gege* vens over die gezamenlijke hoofdsom en over de enkele hoofdsom der ge- meentcfondsbelasting. Zijn bezwaar was, dat menschen met een vermogen, maar die in dezen tijd géén inkomen hebben, van schoolgeld anders kunnen worden vrijgesteld. Minister Oud be toogde, dat het vooral aan de klein* gemeenten niet aanbevelenswaardig is, al te veel over de financieele gesteld heid der ingezetenen te laten weten, omdat het zoo licht ruchtbaar wordt* En de gemeenten zijn vrij, z e 1 f s t a n- d i g gegevens te verzamelen. Met 68 tegen 20 stemmen verwierp de Kamer het amendement. Het wetsontwerp stelt de invoering van de lichamelijke oefening als ver plicht leervak tot 1941 uit. De heer K. ter Laan stelde voor om dit uitstel slechts tot 1937 te laten gelden. Het amendement werd gesteund door den neer Wielinga (A.R.), maar hstreden door diens partijgenoot den heer Zijl stra en door minister Slotemaker da Bruine, wegens financieele bezwaren. Met 63 tegen 23 stemmen heeft de Ka mer ook dit verworpen. EERSTE KAMER DEN HAAG, 19 Dec. - De senaat heeft de heffing van crisisopcenten op enkele belastingen aangenomen met 33 tegen 5 stemmen. Tegen stemden da beide N.S.B.-ers en de heeren van Rap- pard (Lib.), Blomjous (R.K.) en de Jong (R.K.). Graaf de Marchant (N.S.B.) zeide, dat zijn fractie aan de voorbereiding van het mondelinge debat niet heeft kun nen deelnemen, maar dat zij tegen stemde om de zedelijke waarde van da tegenstemmers te verhoogen. Duidelijk was het niet. Lag in deze verklaring een moreele afkeuring van de andera tegenstemmers opgesloten?. Het verzet der andere tegenstanders ging speciaal tegen de opcenten op de sucessiebelasting. De heer Blomjous achtte ze in strijd met zijn principiëela opvatting van het eigendomsrecht en meende, dat de regeering het noodfge geld uit een verhooging van de invoer rechten moest halen. De heer van der Hoeven (C.H.) be streed het wetsontwerp aanvankelijk, de tijdelijke verhooging der sucessie belasting een loterij noemende, omdat het geheel toevallig is, wie ze het vol gende jaar zal betalen. Hij zag alleen heil in meer bezuiniging. Maar hij stemde ten slotte voor. Ook mr. van Rappard richtte zijn bezwaren tegen de opcenten op de sucessiebelasting. Jhr. van Citters (A.R.) wilde alleen voorstemmen in het vertrouwen, dat de verhooging zoo kort mogelijk zou du ren. Mr. Pollema (C.H.) drong erop aan, dat de Kamer het wetsontwerp ondanks bezwaren zou aannemen, omdat het ge heele kabinet het ermee eens is en ver werping onrust in het. land zou bren gen. Minister Oud -betoogde, dat de regeo ring, opcenten op de sucessiebelasting voorstellende, het kleinste kwaad geko zen heeft. De regeering heeft door da catastrofale verlaging van 's Rijks mid delen nu eenmaal geld noodig en elke manier, om aan het noodige te komen, stuit op bezwaren. Jhr. van Sasse van Ysselt (R.K.) ver klaarde, „voor dezen eenen keer" voor te zullen stemmen, en jhr. de Gijselaar (C.H.) sprak in dienzelfden geest. DEMONSTRATIE VAN ORGEL DRAAIERS AMSTERDAM, 19 Dec. Verscheide ne wijken in de binnenstad, waar in hoofdzaak kantoren gevestigd zijn, zijn den laatsten tijd van overheidswege taboe verklaard voor het draaiorgel, welks uitzonderlijk gerucht den vlotten gang van het zakenleven, waarbij de telefoon een belangrijke functie ver vult, op hinderlijke wijze zou stagnee- ren. Dat door deze beperkende bepalin gen het gilde der orgeldraaiers zich ernstig in zijn toch al niet lucratieve broodwinning bedreigd ziet, ligt voor de hand en zoo gebeurde het, dat een aantal van deze lieden vanmorgen voor het bureau van Maatschappelijken Steun in de Reguliersdwarsstraat een protestdemonstratie op touw zette. Vóór het echter tot ordeverstoringen kon komen, was dé politie o.a. met eeni ge ruiters ter plaatse, die de pro testeerenden uiteen dreef.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 9