Het „Paleis" blijft Paleis
LEERSCHOOL DER MISDAAD
De klassen weer grooter
Belangrijk besluit van
Amsterdam's Raad
Rechtsche fracties
contra Minister
3c BLAD PAG. 1.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VRIJDAG 20 DECEMBER 1935
Het oude Raadhuis van V. Campen,
bruik, zal na de beslissing van den
worden van het Rijk als ook de Sta
Een uitzonderlijke eens
drachtigheid
In een voor den Amsterdamschen
raad uitzonderlijke eendrachtigheid
beeft dit college gisteravond laat een
beslissing genomen, waarbij, althans
wat het aandeel van de hoofdstad be
treft, een einde is gemaakt aan een toe
stand, dien niemand bevredigde, doch
waarvoor tot nu toe geen oplossing
scheen te kunnen worden gevonden.
Voor de gemeente Amsterdam is de
PaleisRaadhuiskwestie geen kwestie
meer: met algemeene stemmen is be
sloten met den staat der Nederlanden
een overeenkomst aan te gaan, waarbij
de gemeente den eigendom van het
voormalige raadhuis op den Dam af
staat en het rijk voor den bouw van
een nieuw raadhuis een bedrag van 10
millioen gulden verstrekt. Het terrein
van het afgebrande Paleis voor Volks
vlijt met omgeving aan het Frederiks-
plein is voor den bouw van dit nieuwe
raadhuis aangewezen.
Men kan gerust zeggen, dat de ge
meenteraad van de hoofdstad de zaak
beu was geworden. Zoolang het voor
malige stadhuis op den Dam als ko
ninklijk paleis gebruikt wordt, dus se
dert 1807, bestaat een paleis-raadhuis-
kwestie. Koning Lodewijk Napoleon,
die Amsterdam tot de hoofdstad van
zijn Koninkrijk Holland had verheven,
eischte het raadhuis op als paleis voor
zijn hof. Het gemeentebestuur verhuis
de near het Prinsenhof aan den O.Z.
Voorburgwal, waar het sindsdien is ge
bleven. Koning Willem I gaf in 1813
het oude raadhuis aan de stad terug,
doch bleef het in bruikleen bewonen.
Sindsdien is dat bruikleen traditie ge
worden.
De paleis-raadhuiskwestie is voor het
eerst actueel geworden in 1873, toen
door een gemeenteraadslid werd voor
gesteld, te trachten met het Rijk tot
overeenstemming te komen over her
stel van het prachtige gebouw in zijn
oorspronkelijke functie. Bij dat eene*
voorstel is het niet gebleven en her
haaldelijk zijn er besprekingen in den
Raad over gevoerd, zonder dat men tot
een oplossing kon komen. In 1926 werd
opnieuw voorgesteld-, om het bruikleen
van het voormalige raadhuis te beëin
digen en wel tegen 1 Januari 1930. Ook
daar is niets van gekomen en het beste
bewijs ervoor, dat de raad nimmer tot
een definitief besluit is kunnen komen,
is wel dat gisteravond ditzelfde voor
stel, hetwelk nog steeds bestond, zon
der hoofdelijke stemming is verwor
pen. In 1931 heeft minister De Geer aan
de gemeente aangeboden een bedrag
van ten hoogste 15 millioen gulden voor
een nieuw te bouwen raadhuis, waar
tegenover de gemeente dan afstand zou
doen van alle aanspraken op het paleis
op den Dajf-
Voordat «ver dit aanbod een beslis
sing werd genomen, heeft de raad een
voorstel aangenomen, om eerst een on
derzoek te doen instellen, of het paleis
voor een of meer gemeentelijke doel
einden was bruikbaar te maken. Een
commissie werd benoemd, die in 1934
rapport uitbracht. Eenparig was zij tot
de conclusie gekomen, dat de kern van
het gemeentebestuur in het tegenwoor
dige paleis was te vestigen, waarbij
echter uitgegaan werd van een mini
mum op den grondslag van splitsing
der secretarie en voor uitbreiding geen
mogelijkheid bestond. Voor het instel
len van een technisch onderzoek naar
den toestand, waarin het gebouw ver
keerde, vroeg de commissie een nieuw
crediet. doch B. en W. meenden geen
vrijheid te kunnen vinden een derge
lijk voorstel bij den Raad in te dienen,
omdat ze eigenlijk niet met het idee
van splitsing der secretarie accoord
gingen.
De zaak bleef weer hangende, maar
inmiddels deelde de regeering mede,
dat zij haar oorspronkelijke aanbod
niet meer kon handhaven, zoodat alles
weer in de lucht hing. Het is de ver
dienste van burgemeester De Vlugt ge
weest. deze zaak weer aan het rollen te
hebben gebracht. Hij wist den tegen-
woordigen minister van financiën, mr.
Oud, te bewegen een nieuw aanbod te
doen. waarbij in plaats van 15 millioen
10 millioen werd gegeven. De vermin
dering der loonen en de algemeene
Prijsverlaging van materialen sinds
1931 maakte dit nieuwe aanbod even
aannemelijk als het oude.
Gisteravond nu heeft de Raad dit
aanbod aanvaard. Volgens de belofte
ruim een eeuw als Paleis inge-*
Amsterdamschen Raad definitief bezit
ten-Generaal hun sanctie verleenen.
van den minister zal de regeering nu
aan de Staten-Generaal voorstellen, aan
de gemeente Amsterdam in vijf termij
nen 10 millioen gulden te geven voor
den bouw van een nieuw stadhuis,
welk bedrag gedeeltelijk uit het werk
fonds zal worden gefourneerd. Wan
neer zulk een besluit is genomen en be
krachtigd, zal men met den bouw van
het nieuwe stadhuis kunnen aanvan
gen. De burgemeester sprak de hoop
uit, dat dit spoedig zou gebeuren en
zegde toe. dat intusschen het dage-
lijksch bestuur der gemeente niet stil
zou zitten en al dadelijk met het ma
ken van plannen zou beginnen. Eerst
moet dan echter, nog worden uitge
maakt. aan wien de opdracht tot het
ontwerpen van het nieuwe gebouw zal
worden gegeven. B. en W. zijn het
meest geporteerd voor den eigen dienst
van publieke werken, doch in den raad
gingen vele stemmen op voor een prijs
vraag. Daarover zal later nog worden
beslist.
De aanneming van het voorstel is na
tuurlijk niet zonder lange redevoerin
gen geschied, zoo zelfs dat de burge
meester als raadsvoorzitter een beper
king van den spreektijd voorstelde.
Alle sprekers waren het erover eens,
dat er nu eens een einde moest komen
aan deze oude kwestie en algemeen be
toonde men zich voorstander van de
transactie, zij het, dat de een er meer
enthousiast over was dan de ander. Is
't nu wel de geschikte tijd om te bouwen,
nu de architectuur zoekende is naar
nieuwe vormen, werd gevraagd. Som
migen beantwoordden die vraag met de
meeste beslistheid bevestigend, met ver
wijzing naar wat de Nederlandsche
bouwkunst de laatste decennia ge
presteerd heeft. Anderen waren meer
sceptisch. En is het Frederiksplein wel
een geschikte plaats? Er is ruimte ge
noeg, als de Galerij wordt afgebroken
en men het niet bij enkele verdiepingen
zal laten. Men droomde al van een
torenhuis van tien tot twaalf étages!
Buiten den Raad was er tegen opge
komen. dat de gemeente het oude sta
tige raadhuis, symbool van Amster
dam's glorie in den gouden eeuw, zou
verkwanselen voor 10 millioen gulden,
maar van die voorstelling wilde de
burgemeester niets weten. Wanneer
het rijk in ruil voor het paleis een
raadhuis disponibel had, zou de trans
actie niet op geld gewaardeerd behoe
ven te worden, doch zulk een gebouw
is er niet. Nu zal straks een nieuw
raadhuis worden gesticht, dat aan de
moderne eischen voldoet, waarmee te
vens uitbreiding kan worden gegeven
aan de benoodigde administratie-ruim
te.
Wat zal inmiddels met het paleis ge
beuren? Zal het dezelfde doode steen
klomp blijven, die het nu reeds sinds
jaren is. of zal het weer een levend
middenpunt worden in het beeld der
hoofdstad? De vraag werd gesteld,
doch er was geen antwoord op te ge
ven. Misschien zal daar in de toekomst
een voor de hoofdstad zoozeer ge-
wenschte wijziging in worden gebracht.
EEN ROOFOVERVAL
IN 1927
Voortzetting der Ossche
zaken voor de Bossche
rechtbank
DEN BOSCH, 19 Dec. Vandaag
werd dóór de rechtbank te Den Bosch
wederom een aantal strafzaken behan
deld. Begonnen werd met de berech
ting van een roofoverval in Oss, ge
pleegd in 1927. De 37-jarige J. C. van
Geenen had zich te verantwoorden voor
de in den nacht van 19 on 20 April
1927 gepleegde inbraak, vergezeld gaan
de van geweldpleging en bedreiging in
de te Oss gelegen woning van de thans
64-jarigen arbeider J. Huismans. In
deze woning hebben volgens de dag
vaarding verdachte en zijn mededaders
na zich toegang te hebben verschaft
door een deur open te breken een be
drag aan geld van ongeveer f 8 bene
vens een geweer weggenomen. Tegen
de bewoner hebben zij geweld gepleegd
door hem krachtdadig vast te grijpen
en op den grond te drukken, terwijl
zij hem hebben bedreigd door het ge
weer op hem te richten, zeggende dat
zij hem zouden neerschieten indien hij
zijn geld niet gaf. De verdachte ont
kende het misdrijf te hebben gepleegd.
Hij is er niet geweest.
De andere verdachte in deze zaak
de arbeider J. A. van Schavk uit Eind
hoven, legde als getuige verklaringen
af. Hij zeide met den verdachte en
Roosje van Berne .de inbraak te zijn
gaan plegen. Zij troffen J. Huismans
in bed. Wat er precies is gebeurd, weet
get. niet meer. Hij herinnert zich wel,
dat er geld was meegenomen.
Get. J. J. van Bern© (Roosje) had
voor den rechter-commissaris verklaard,
dat hij met verdachte en van Schayk
in de woning van J. Huismans is ge
weest., Thans echter trok get. deze ver
klaring in. Hij kan niet met zekerheid
zeggen of verdachte is mee geweest.
Hij weet het niet meer en zijn twijfel
daaromtrent is ontstaan door de hard
nekkige ontkentenis van verdachte.
Aan de achterzijde van het huis werd
ingebroken. Voor de rechtercommissaris
had get. nog verklaard, dat Huismans
door get. en van Schayk werd gegre
pen. terwijl verd. in het huis ging zoe
ken. Dat had get. ook verklaard, doch
zeker weet hij het niet en daarom kan
hii er geen eed op doen.
Get. J. Huismans herinnert zich de
inbraak in den nacht te omstreeks half
2. Er kwamen drie personen binnen,
twee bleven buiten. Zij waren gemas
kerd, zoodat hij niemand herkende.
Get. lag te bed en daar werd hij over
vallen en bij den keel gegrepen. Er
ontstond een worsteling, waarbij de in
brekers naar geld vroegen. Hij zeide.
dat er niets in huis was. Zij vonden
toch nog ongeveer f 8 en namen ook
het geweer mee. waarmede zij getuige
nog bedreigden, maar hij wist dat het
niet geladen was.
De officier van justitie, mr. van Ever-
dingen. verzocht de rechtbank een na
der onderzoek door den rechtercommis
saris te laten instellen.
De verdediger, mr. Gerrits. verzette
zich daartegen. Spr. zou niet weten,
welke middelen onbeproefd zijn geble
ven om de zaak tot klaarheid te bren
gen. Het bewijs is nu niet geleverd en
een nieuw onderzoek zal waarschijnlijk
niets opleveren en verd.. die geruimen
tijd in voorloopig arrest zit in tegen
stelling met van Schayk. zou erdoor
gedupeerd worden. Spr. vroeg in vrij
heidstelling van den verdachte. Ge
tuige van Schayk. opnieuw gehoord,
verklaarde er niet zeker van te zijn of
verd. ér bii was.
De officier van justitie merkt op, dat
bij het vooronderzoek het bewijs door
twee getuigen is geleverd. Toen ging
men niet naar verdere bewijzen zoe
ken, wat nu wel kan worden gedaan
nu deze getuigen hun verklaringen
hebben ingetrokken.
De rechtbank begaf zich in raadka
mer om over het verzoek van den of
ficier van justitie te beraadslagen.
Daarna deelde de president mede, dat
de rechtbank de stukken in handen
van den rechtercommissaris stelde voor
nader onderzoek en de gevraagde in
vrijheidstelling weigerde.
De zaak tegen J. A. van Schayk, 30
jaar en arbeider van beroep en de me
dedaders van voormeld misdrijf werden
om dezelfde reden voor pader onder
zoek uitgesteld.
De 36-jarige J. J. van Galen stond te
recht ter zake van de in den nacht van
23 op 24 Nov. 1928 te Heesch gepleegde
inbraak in de woning van wijlen G.
Pijnappel, welke inbraak een buit heeft
opgeleverd van ongeveer 700 en eeni-
ge geldswaardige papieren, alle toebe-
hoorende aan de Coöp. Boerenleen
bank te Heesch. Verd. legde een vol
ledige bekentenis af.
De rechtbank hoorde nu T. J. van
Berne (Dotje), die verklaarde dat de
Bie, Koosje van Galen, zijn broer
Koosje van Berne en hij zelf de af
spraak tot de inbraak hadden gemaakt
en die door het viertal ook werd uit
gevoerd. De buit van 700 werd on
derling verdeeld.
De officier van justitie achtte het
feit van ernstigen aard. De verdachte
is reeds 14 maal veroordeeld en komt
30 maal in het Ossche register voor.
Op 18 Nov. is hij tot 6 jaar gevan
genisstraf veroordeeld en voor dit feit
eischte spr. nog 3 jaar gevangenisstraf.
Mr. Bogaerts uit Boxtel verzocht de
rechtbank clementie voor den reeds
veroordeelden verdachte, nadat deze
zelf erop had gewezen dat hij met die
3 jaar erbij eeu oude vent zou zijn,
die geen werk meer zou krijgen als hij
uit de gevangenis kwam.
De 33-jarige Ossche arbeider J. J. de
Bie te Heesch had zich voorts mede te
verantwoorden voor de vermelde in
braak bij wijlen G. Pijnappel. De ver
dachte zeide niets met. deze zaak te
maken te hebben.
Nadat de getuigen Claassen en Pijn
appelDe Bie dezelfde verklaringen
hadden afgelegd werd ook de verdachte
J. J. van Galen gehoord, die bij zijn
bekentenis bleef. Verdachte heeft de
inbraak mede gepleegd.
De tweede ten laste legging tegen
J. de Bie betreft een in den nacht van
2829 Jan. 1929 te Dinther gepleegde
diefstal met geweldpleging in de wo
ning van P. G. van Sleeuwen. Hier
werd .een geldsbedrag van ongeveer
500, alsmede eenige gouden sieraden
ontvreemd. Ook dit feit wordt door
verdachte ontkend.
Dikke Toon de Soep (A. J. Hendriks)
kwam vervolgens getuigen. Hij gaf
toe met verdachte Koosje van Galen
en nog iemand de inbraak te hebben
gepleegd.
De officier van justitie achtte beide
misdrijven van verdachte bekend. Hij
is zeker als een misdadiger te kwali-
ficeeren. Hij komt in de Ossche zaken
tienmaal voor en is vroeger reeds ver
oordeeld. Beide misdrijven zijn zeer.
ernstig. Van Sleeuwen is later gestor
ven aan een hartkwaal, die hij bij de
zen roofoverval kreeg. Spr. eischte voor
beide feiten 10 jaar gevangenisstraf
met aftrek van voorarrest.
Mr. Bogaerts was van meening dat
verdachte slechts een ondergeschikte
rol heeft gespeeld. Na zijn ontslag uit
de gevangenis heeft hij zich niet meer
schuldig gemaakt, aan ernstig misdrijf.
Redenen waarom pl. clementie ver
zocht.
In verband met den te Dinther ge-
pleegden diefstal met geweldpleging
stond voorts mede afzonderlijk terecht
de 45-jarige te Heesch woonachtige
landbouwer A. J. van Hoey, wien in
de eerste plaats de uitlokking van dit
misdrijf ten laste gelegd was door aan
J. de Bie althans aan de daders met
het oogmerk van het plegen daarvan
de woning van Sleeuwen aan te wij
zen. In de tweede plaats stond hij we
gens heling terecht door 40 van en
door misdrijf verkregen geldsbedrag
ten geschenke, aan te nemen.
Get. J. de Bie werd gevraagd of hij
aan verd. naar de woning van van
Sleeuwen heeft gevraagd.
Getuige draaide zich om en zei
hoogst verbaasd: Ik kan die man niet,
ik heb hem nog nooi gezien.
Toon de Soep legde dezelfde verkla
ring af als in de zaak tegen de Bie.
De Bie werd er bij gehaald maar
deze vroeg: Is het waar wat hij zegt?
Pres.: Is het, waar wat u zegt?
Get.: Natuurlijk.
Pres.: Waarom is het natuurlijker
dan bij hem?
Get.: Omdat ik het zei vers weet.
Er ontstaat een verward en onduide
lijk gesprek aan de groene tafel waar
na de Officier van Justitie acte van de
verklaring van de Bie vroeg om tegen
hem vervolging wegens meineed in te
stellen.
Mr. van Everdingen achtte de uitlok
king niet bewezen, wel de medeplich
tigheid en de heling. Dit volgt ook uit
eigen verklaringen voor den rechter
commissaris. De verklaringen van H.
voltooien het bewijs. Deze man is niet
zoo snugger als een ander. Hij is er
tusschen gehaald als een gemakkelijke
speelbal. Hij staat gunstig bekend,
maar hier houdt hij zich meer van den
domme, dan noodig is.
Spr. eischt wegens medeplichtigheid
en heling 9 maanden met aftrek van
voorarrest.
De verdediger vond het bewijs onvol
doende. Pl. wees bovendien op het goe
de gedrag van verd. en vroeg zijn on
middellijke invrijheidstelling.
De president deelde na beraadslaging
in raadkamer mede, dat het verzoek
van den verdediger werd ingewilligd.
De verd. werd daarop in vrijheid ge
steld.
De 46-jarige J. H. van Ballegooy
Vossenberg, bijgenaamd "A'anneke van
Martekus is ten laste gelegd, dat zij
omstreeks het jaar 1933 te Oss een ge
woonte heeft gemaakt van het opzette
lijk koopen, inruilen en verbergen van
door diefstal verkregen voorwerpen.
De dagvaarding vermeldt in dit ver
band een hoeveelheid meel, een aantal
kippen en twee flesschen jenever, wel
ke H. H. v. d. Putten, F. N. v. d. Wete
ring en F. J. van Orsouw en A. J. Hen
driks (Jonge Toon de Soep) door dief
stal hadden verkregen.
President: „Is het waar, wat u ten-
laste is gelegd?"
Verdachte: „Daar is niets van waar".
President: „U hebt daar de Ossche
jeugd misdadig opgevoed. U hebt een
groote verantwoordelijkheid te dragen,
en het is uw schuld, dat de menschen
in Oss het pad der misdaad zijn opge
gaan."
Verdachte: „Het is niet waar. Zij
doen alles om mij erin te helpen."
Verschillende gedetineerden worden
thans als getuigen gehoord.
Getuige Chr. de Gier had het onder
zoek tegen deze vrouw geleid.
Zij stond moreel zeer ongunstig
bekend. Bij haar thuis werden Ho
jongelui binnen gelokt. Zij hield
daar een ware leerschool in de mis
daad. Dat duurde jarenlang tot
September toe, toen de stille kroeg
is opgedoekt.
President: „De zaak verliep zeker,
toen de heeren naar het Huis van Be
waring waren verhuisd?"
Getuige Inspecteur van Kempen ken
de verdachte al 27 jaar lang. Bij haar
kwam alle „rommel" bij elkaar. Zij is
steeds verdacht geweest. Als deze
vrouw er niet was geweest, zou menig
een niet tot de misdaad zijn gekomen.
Requisitoir
Mr. van Everdingen begon
zijn requisitoir met te zeggen, dat als
waardig slot van de serie Ossche zaken
in 1935 terecht staat de vrouw, die de
heling der gestolen goederen pleegde.
Al mag zij alles ontkennon, haar hou
ding getuigt van schuldbewust, zijn en
de getuigenverklaringen zijn voldoende
voor het bewijs. Haar invloed op de
Ossche jongens is funest geweest en
zonder haar zouden vele misdrijven
niet gepleegd zijn. Voor uitlokking kan J
zij niet veroordeeld worden maar mo
reel is zij de uitlokster van vele mis
drijven geweest gedurende tien, twintig
jaar.
Spr. was van meening, dat zij
schuldiger is dan velen, wien hier
zware straffen zijn opgelegd. Zulk
een straf kan spr. niet eischen,
maar hij vorderde toch het maxi
mum voor de tenlaste gelegde fei
ten, n.l. zes jaar gevangenis
straf.
De president tot verdachte: „Zou u
nu niet eens bekennen?"
Verdachte (bijna onhoorbaar): „Het
is verschrikkelijk!"
President: „Het is verschrikkelijk,
wat u gedaan hebt. Daarover kunt u in
de gevangenis nadenken."
Mr. J. Pulles meende, dat deze ver
dachte niet als hoofdschuldige mocht
worden aangemerkt. De tenlaste geleg
de misdrijven zelve zijn van lichten
aard, al is haar reputatie slecht. Ten
gunste van haar pleitte haar werk
zaamheid, haar spaarzaamheid en haar
goedheid jegens de armen. Daarvan
zouden de buren kunnen vertellen.
Pleiter vroeg ook in aanmerking te ne
men, dat verdachte met een erfelijken
aanleg voor krankzinnigheid belast is,
zelfs" heeft zij eens na een korte gevan
genisstraf wegens wederspannigheid in
„Voorburg" gezeten. Met het opleggen
van straf dient hiermede rekening ge
houden te worden, daar de gevangenis
een slechten invloed zal hebben.
De uitspraak wordt bepaald op 2 Ja
nuari a.s.
RUILING VAN TERREINEN
De afdeelingen van de Tweede Ka
mer hebben benoemd tot rapporteurs
over de wetsontwerpen: Goedkeuring
van de onderhandsche overdracht, door
ruiling, van terreinen, gelegen te
Utrecht, aan de gemeente Utrecht en
Voorzieningen omtrent weercorpsen de
heeren Terpstra, Scheepman, Teulings,
Albarda en van Dijken.
PARLEMENTAIR OVERZICHT.
De heer Tilanus houdt jegens
minister Slotemaker een
boetpredikatie
Crisis-opcenten in Eerste
Kamer
DEN HAAG, 79 Dec. Bij de voort
zetting der behandeling van het wets
ontwerp tot verlaging der uitgaven
voor het onderwijs heeft minister Slote
maker de Bruine op aandrang der hee
ren Ketelaar (V.D.), Moller (R.K.) en
Tilanus (C.H.) de bepaling teruggeno
men, dat gesóhrapt zou worden de be
voegdheid der Kroon om een uitzonde
ring te maken op den regel, dat geen
subsidie wordt verleend voor oprich
ting van nieuwe bijzondere H.B.S.-en
en gymnasia. De Kroon behoudt nu die
bevoegdheid, maar of zij er gebruik
van zal maken, is iets anders. Door de
terugneming van de schrapping (en dit
zal wel het voornaamste motief ervan
geweest zijn) werd dr. Moller in staat
gesteld om zijn amendement terug te
nemen, waardoor tot 1941 oprichting
van openbare inrichtingen voor middel
baar en voorbereidend hooger onder
wijs zou zijn uitgesloten.
Konden deze wederzijdsche tege
moetkomingen eenige reden geven
om te hopen, dat ïich geen conflic
ten tuschen de regeering en de
rechterzijde zouden voordoen, deze
hoop werd de bodem ingeslagen
door de verwerping van het artikel,
waarin bepaald werd, dat schenkin
gen, aan bijzondere onderwijsin
richtingen gedaan, van het subsidie
zouden worden afgetrokken. Tegen
deze bepaling stemden de drie
groote, rechtsche fracties, en de
heeren van Houten (C.D.), Kersten
(S.G.)'en Visscher (Partijloos).
De heer Th ij ss en heeft drie amende
menten verdedigd, bedoelende om voor
de plattelandsscholen de werking* van
de nieuwe leerlingschalen te verzach
ten, door voor de kleine scholen onge
veer de bestaande leerlingschalen te
handhaven, en om de zoogenaamde
centrale scholen voor het zevende en
achtste leerjaar, wat de leerlingschalen
betreft, als uloscholen te behandelen.
Zijn eerste amendement gold de gewo
ne lagere scholen, zijn tweede de ulo
scholen en zijn derde de centrale scho
len. Bij de beide eerste amendementen,
waarbij plattelandsscholen betrokken
waren, rekende hij, tot het platteland
te behooren plaatsen met minder dan
25.000 inwoners.
De heeren Tilanus, Spring (R.K.) en
Ketelaar bestreden de beide eerste
amendementen, omdat zij aan de be
zuiniging te veel afbreuk zouden doen.
De desbetreffende besparing zou vol
gens den heer Suring drie millioen be
dragen. Minister Slotemaker raamde
de bezuiniging op dit punt op 2.3 mil
lioen en vreesde, dat de amendementen
de helft daarvan zouden kosten. Ge
noeg reden voor Z. Exc. om ze zeer
ernstig te ontraden. De heer Suring ge
voelde wel de bezwaren tegen vergroo
ting van het leerlingental, maar wilde
er ter wille van de bezuiniging over
heen stappen, overigens opmerkende,
dat het werk met. de grootere klassen
voor de onderwijzers wel moeilijk, maar
niet onmogelijk wordt, als zij medewer
king verleenen. De heer Thijssen echter
zeide, dat de onderwijzers zich afvra
gen, waór zij moeten medewerken, als
bijvoorbeeld hun uloscholen ten gevol
ge van de nieuwe leerlingschaal wor
den opgeheven. De tegenstanders voer
den voorts als bezwaar aan, dat het
criterium voor het antwoord op de
vraag, of een plaats tot het platteland
behoort, het inwonertal van 25.000, zoo
willekeurig is. Men wees op plaatsen
als Ede en Apeldoorn, welke dan niet
tot het platteland zouden behooren.
De Kamer verwierp het eerste amen
dement-Th ijssen met 68 tegen 24 stem
men, waarbij voor stemden de S.D.A.P.,
de C.P. en de heeren van Houten (C.D.),
Arts (K.D.), Sneevliet (R.S.) en Duys
(partijloos). Daarmee was de verzach
ting van de leerlingschalen voor de la
gere scholen Op het platteland van de
baan. Het tweede amendement, de
uloscholen betreffende, verwierp de Ka
mer bij zitten en opstaan.
Minister Slotemaker de Bniïne zei
de, van de centrale scholen niet genoeg
a.f te weten om over de financieele ge
volgen van het derde amendement te
kunnen oordeelen. Hij liet de beslissing
erover aan de Kamer over. Dit bezorgde
Z. Exc. een boetpredicatie van zijn par
tijgenoot den heer Tilanus, wien het
verwonderde, dat de bewindsman de
verantwoordelijkheid voor de geldelijke
gevolgen aan de Kamer overliet. De
heer Tilanus zag de gevolgen ernstiger
in dan de regeèring. De minister ant
woordde, dat bij hem het pro en het
contra van het amendement in even
wicht waren en dat hij toch ook naar
gemeen overleg met. de Kamer moest
streven.
De heer Suring diende op dit amen-
dement-Thijssen een sub-amendement
in, waardoor de werking ervan werd
beperkt tot de centrale scholen, welke
op 31 December 1935 al hestonden. Daar
het amendement-Thijssen, eenigszins
gematigd, wel kans maakte en de soci
aal-democraten vreesden, dat zij, het
onderste uit de kan willende hebben,
het lid op den neus zouden krijgen,
namen zij hét sub-amendement óver,
waarna de Kamer hun amendement,
aldus gewijzigd, zonder stemming goeij-
keurde, met aanteekening, dat de heer
Tilanus tegen was. Of die aanteekening
gold voor de geheele christelijk-hislori-
sche fractie, bleek niet, maar uit het
debat tusschen den minister en deal
heer Tilanus kreeg men niet den in
druk van een erg vriendschappelijk*
verhouding.
De minister heeft een amendement
van Dijken (A.R.) overgenomen, waar*
door de gevolgen van het niet-herbonoo*
men hij vacature van een gewezen bo
Ventalligen onderwijzer niet den wacht*
gelder, maar het schoolbestuur treffen.
Volgens het wetsontwerp zou op da
niet-herbcnoeming van een wachtgel
der, die voor rekening van de gemeente
is, veriies van' wachtgeld volgen. Door
het amendement is er korting op de
vergoeding voor het schoolbestuur voor
in de plaats gekomen.
Het artikel, dat de vergrooting
van het leerlingental per klasse be-
Vat, heeft de Kamer vervolgens
met 68 tegen 24 stemmen aangeno
men, in dezelfde stemmenverhou
ding als bij de stemming over het
amendement-Thijssen.
Het wetsontwerp bepaalt, dat 's Rijkf
belastingdienst aan de gemeenten voor
de regeling van het schoolgeld gegeven*
verstrekt over de personeele belasting
en over de zgn. gemengde hoofdsom,
d.i. de gezamenlijke hoofdsommen der
gemeentefonds- en der vermogensbelas»»
ting. De heer K. ter Laan (S.D.) stelde
bij amendement voor om den gemeen
ten de keuze te laten tusschen gege*
vens over die gezamenlijke hoofdsom
en over de enkele hoofdsom der ge-
meentcfondsbelasting. Zijn bezwaar
was, dat menschen met een vermogen,
maar die in dezen tijd géén inkomen
hebben, van schoolgeld anders kunnen
worden vrijgesteld. Minister Oud be
toogde, dat het vooral aan de klein*
gemeenten niet aanbevelenswaardig is,
al te veel over de financieele gesteld
heid der ingezetenen te laten weten,
omdat het zoo licht ruchtbaar wordt*
En de gemeenten zijn vrij, z e 1 f s t a n-
d i g gegevens te verzamelen. Met 68
tegen 20 stemmen verwierp de Kamer
het amendement.
Het wetsontwerp stelt de invoering
van de lichamelijke oefening als ver
plicht leervak tot 1941 uit. De heer K.
ter Laan stelde voor om dit uitstel
slechts tot 1937 te laten gelden. Het
amendement werd gesteund door den
neer Wielinga (A.R.), maar hstreden
door diens partijgenoot den heer Zijl
stra en door minister Slotemaker da
Bruine, wegens financieele bezwaren.
Met 63 tegen 23 stemmen heeft de Ka
mer ook dit verworpen.
EERSTE KAMER
DEN HAAG, 19 Dec. - De senaat
heeft de heffing van crisisopcenten op
enkele belastingen aangenomen met 33
tegen 5 stemmen. Tegen stemden da
beide N.S.B.-ers en de heeren van Rap-
pard (Lib.), Blomjous (R.K.) en de Jong
(R.K.).
Graaf de Marchant (N.S.B.) zeide, dat
zijn fractie aan de voorbereiding van
het mondelinge debat niet heeft kun
nen deelnemen, maar dat zij tegen
stemde om de zedelijke waarde van da
tegenstemmers te verhoogen. Duidelijk
was het niet. Lag in deze verklaring
een moreele afkeuring van de andera
tegenstemmers opgesloten?.
Het verzet der andere tegenstanders
ging speciaal tegen de opcenten op de
sucessiebelasting. De heer Blomjous
achtte ze in strijd met zijn principiëela
opvatting van het eigendomsrecht en
meende, dat de regeering het noodfge
geld uit een verhooging van de invoer
rechten moest halen.
De heer van der Hoeven (C.H.) be
streed het wetsontwerp aanvankelijk,
de tijdelijke verhooging der sucessie
belasting een loterij noemende, omdat
het geheel toevallig is, wie ze het vol
gende jaar zal betalen. Hij zag alleen
heil in meer bezuiniging. Maar hij
stemde ten slotte voor. Ook mr. van
Rappard richtte zijn bezwaren tegen de
opcenten op de sucessiebelasting.
Jhr. van Citters (A.R.) wilde alleen
voorstemmen in het vertrouwen, dat de
verhooging zoo kort mogelijk zou du
ren.
Mr. Pollema (C.H.) drong erop aan,
dat de Kamer het wetsontwerp ondanks
bezwaren zou aannemen, omdat het ge
heele kabinet het ermee eens is en ver
werping onrust in het. land zou bren
gen.
Minister Oud -betoogde, dat de regeo
ring, opcenten op de sucessiebelasting
voorstellende, het kleinste kwaad geko
zen heeft. De regeering heeft door da
catastrofale verlaging van 's Rijks mid
delen nu eenmaal geld noodig en elke
manier, om aan het noodige te komen,
stuit op bezwaren.
Jhr. van Sasse van Ysselt (R.K.) ver
klaarde, „voor dezen eenen keer" voor
te zullen stemmen, en jhr. de Gijselaar
(C.H.) sprak in dienzelfden geest.
DEMONSTRATIE VAN ORGEL
DRAAIERS
AMSTERDAM, 19 Dec. Verscheide
ne wijken in de binnenstad, waar in
hoofdzaak kantoren gevestigd zijn, zijn
den laatsten tijd van overheidswege
taboe verklaard voor het draaiorgel,
welks uitzonderlijk gerucht den vlotten
gang van het zakenleven, waarbij de
telefoon een belangrijke functie ver
vult, op hinderlijke wijze zou stagnee-
ren.
Dat door deze beperkende bepalin
gen het gilde der orgeldraaiers zich
ernstig in zijn toch al niet lucratieve
broodwinning bedreigd ziet, ligt voor
de hand en zoo gebeurde het, dat een
aantal van deze lieden vanmorgen voor
het bureau van Maatschappelijken
Steun in de Reguliersdwarsstraat een
protestdemonstratie op touw zette. Vóór
het echter tot ordeverstoringen kon
komen, was dé politie o.a. met eeni
ge ruiters ter plaatse, die de pro
testeerenden uiteen dreef.