VOORLEZEN EEN PRACHTIG MIDDEL De familie Poezekat BERËNBOL KLEURPLAATJE gaven er niet om JAAP EN JET KINDER COURANT door AMBER Mies de Bruin was een aardig meisje en haar ouders, haar jongere broertje Henk en haar oudere zusje Lien hiel den dan ook heel veel van haar. Ook de meisjes op school mochten haar graag. En daarom was het juist zoo jammer, dat ons Miesje een groote fout 'ad: ze kon om de kleinste kleinigheid ver- êchrikkelijk driftig worden. Dat had al heel wat narigheid gege ven, zoowel op school als thuis. Als ze zoo'n driftbui kreeg, leek het wel, of er «en duiveltje in haar gevaren was en ze niet meer wist, wat ze deed. Later al heel gauw daarna zelfs had ze daar altijd spijt genoeg van, maar ja. dan was het eenmaal gebeurd En het leek wel, of die woeste buien den laatsten tijd steeds vaker voorkwa men. Zoo had broertje Henk onlangs haar pop, die in een makkelijken stoel lag. op tafel neergelegd een beetje on handig misschien, zooals jongens dat kunnen doen maar toch heelemaal zonder kwade bedoeling. Hij wou alleen maar zelf in dien stoel gaan zitten om zijn geschiedenisles te leeren. Mies was direct woedend opgestoven, had gezegd, dat hij een nare jongen was, die haar altijd plaagde, en was toen zóó driftig geworden, dat ze hem een klap had gegeven. Henk, die een flinke jongen was, had •erst nog geprobeerd om uit te leg gen, dat hij absoluut niets kwaads be doeld had, maar Mies had niet naar hem willen luisteren. En na dien klap had hij heelemaal niets meer gezegd en ook niets teruggedaan. Je sloeg nu eenmaal geen meisjes, ook al waren die begonnen en al waren ze grooter dan je zelf was, vond hij. Maar wel had hij tranen in zijn oogen gekregen, toen hij de kamer was uitgeloopen. Mies, die dat gezien had, was hem 'direct achterna gegaan en had het op allerlei manieren trachten goed te ma ken. En daar Henk niet haatdragend was, werd de vrede ook al gauw weer geteekend. En zijn driftige zusje had zich nu helaas al voor de zooveelsle maal! voorgenomen om zich voortaan be ter te beheerschen. Een paar dagen lang ging alles goed. Maar er gebeurde dan ook niets, waarover ze zich driftig had kunnen maken. Doch toen, op een Woensdagmiddag, was het op eens Weer mis. Mies zat haar huiswerk voor den volgenden dag te maken, omdat ze 's avonds met een jarig vriendinnetje naar een film zou gaan. En in de ka mer daarnaast zat zus Llen piano te studeeren. Daardoor kon Mies haar gedachten niet bij haar werk houden, maar in piaats van nu kalm op te staan en te vragen, of die pianostudies misschien niet wat uitgesteld konden worden, was ze opgestoven en de andere ka mer binnen gerend. Evenmin als Henk kreeg Lien de ge legenheid om zich te verdedigen. Mies liet haar zusje eenvoudig niet aan het woord komen. Ze vertelde maar door, struikelde in haar drift over haar eigen woorden en overstelpte de andere met de hevigste en meest onverdiende ver wijten. Ze wond zich tenslotte zóó op, dat ze het muziekblad van de piano nam en woedend in stukken scheurde. Maar toen dat gebeurd was, schrok ze dan ook zóó, dat ze huilend naar haar slaapkamertje vluchtte. Met roodgehuilde oogen kwam ze aan tafel, waar dien middag weinig gesproken werd. Wel keek niemand haar aan, maar Mies voelde toch heel goed, dat die drukkende stilte voort kwam uit haar wangedrag van 's mid dags. Het leek wel, of de anderen zich met haar mee schaamden. Direct na het eten vroeg Vader haar om mee naar zijn kamer te gaan. Nu zou het komen, dat begreep Mies wel. „Hoor eens, lieve kind." begon mijn heer de Bruin, niet onvriendelijk, „dat gaat zoo niet langer. Je bederft me* je rare driftbuien je eigen leven en dat van anderen. En dat is toch jam mer, niet?" Mies knikte maar eens, want ze voelde wel, dat ze een vreemde, schorre stem zou hebben opgezet, wanneer ze gesproken had. „Mooi! Daar zijn we het dus over eens. En je bent het zeker ook wel met me eens, dat je straf hebt verdiend?" Weer knikte Mies. „Dan zal ik straks je vriendinnetje opbellen, dat je niet mee kunt gaan naar de film. Wat dat verscheurde muziekstuk betreft, dat moet je na tuurlijk betalen. Wil je dat uit je spaarpot doen, of zal ik het bij kleine beetjes van je weekgeld afhouden?" „Houdt U het maar liever van mijn weekgeld af, Vader." verzocht Mies. En met een benepen stemmetje liet ze er op volgen: „Dan denk ik er telkens nog eens aan, hoe onaardig ik soms ben." „Flink zoo, mijn kind, nu ben Je op den goeden weg," zei mijnheer de Bruin." „Dat malle, maar lastige kwaal tje is best te genezen, maar de eenige die dat tot stand kan brengen, is mijn driftige dochter zelf. En nu zal ik je eens een tamelijk makkelijk middeltje aan do hand doen: Zoodra je voelt aankomen, dat je driftig gaat worden maar dan ook direct 1 tel je lang zaam en desnoods hardop, van één tot tien. Zullen we dat eens proheeren?" „Ja, Vader, best. Ik heb zoo'n idee, dat het helpen zal," zei Mies. En daarmee was het onderhoud af- geloopen. Den volgenden morgen op school toen de eerste les nog niet begonnen was, plaagde Hetty Doorrnans die naast Mies in de bank zat haar. dat ze niet met de anderen mee had mo gen gaan naar de film. „Je had zeker wat uitgehaald?" vischte Hetty. „Ja, dat had ik ook." „Flauw, om je daarom niet uit te la ten gaan!" „Heelemaal niet flauw!" protesteerde Mies. „Ik zou niet eens gewild hebben. Ik had eerlijk straf verdiend." „Pff! Wat ben jij op eens braaf ge worden," plaagde Hetty. „Niet waar," verdedigde Mies zich en zo voelde, dat ze driftig werd ,.Ik En toen dacht ze aan den raad van Vader. Gauw probeeren, of het hielp. En rustig begon ze van één tot tien te tellen. „Wat doe je nu, Mies?" vro-g de juf frouw verbaasd. En toen vertelde Mies, wat vader haar den vorigen avond had aange raden. „Een prachtige raad, kind!" prees de juffrouw. „En je hebt nu zelf gezien, hoe het helpt." Ja, dat had Mies gezien. Het hielp inderdaad. Ook verder. (Nadruk verboden). Moeder! Schreiend komt kleine Hans de kamer in en gaat dan heftig snikkend door: Moeder, ze plagen ine weer zoo! Ze pakken me telkens mijn glijer af on Guus van hiernaast heeft me met een steen gegooid. Moeder zucht, 't Is iederen dag weer hetzelfde liedje met Hans. Sinds ze voor enkele weken terug uit hun rus tige dorpje naar de groote stad zijn verhuisd, is Hansje geheel en al uit don koors geraakt. Bij de dorpsjougd was de kleine, blonde kerel met zijn zonnig natuurtje altijd een graag ge zien speelkameraadje geweest, maar vreemd, met de kinderen, waar hij thans op aangewezen is, schiet Hansje heelemaal niet op. Ze zijn hem glad en al de baas en keer op keer komt Han seman verdrietig thuis, omdat hij óf is weggejaagd, óf uit zichzelf maar is gegaan. Het wil eenvoudig niet! Tel kens legt Hansje het tegenover zijn bijdehandc kameraadjes maar weer af. Als Dolf, zijn oudere broer, een poos je later binnenkomt, staat de kleine man mistroostig voor het raam en Dolf, met een blik naar Hans' ge zichtje, vraagt: Wat is or, Hans Waarom kijk je zoo sip? Hans' lippen beginnen weer beden kelijk te trillen. Hij zwijgt evenwel, maar Moeder zegt verdrietig: Hij heeft het met de buurtjes weer te kwaad gehad, Dolf! Vervelend is dat toch! Dolf, die het in de groote stad een voudig „reuze" vindt, haalt even zijn schouders op. Hoor eens, Hans,— zegt hij dan op beschermenden toon, je pakt het ook heelemaal verkeerd aan. Als je bij ieder plagerijtje maar dade lijk schreiend naar Moeder loopt, den ken ze natuurlijk, dat je bang voor ze bent en plagen je nog meer. Kom jó. wees verstandig en als ze weer begin nen, dan laat je maar eens even goed je tanden zien! Let eens op, hoe gauw het dan afgeloopen is! Hansje kijkt Dolf verwonderd aan. Is dat nu zoo, ofof maakt hij er maar een grapje van? Maar neon, daarvoor ziet Dolf er veel te trouw hartig uit. 't Is enkele dagen later, als Hansje hoogst verontwaardigd naar binnen komt loopen. Verwijtend kijkt hij naar Dolf, die rustig voor de tafel te lezen zit. 't Is niet waar, hoor Moeder! roept hij driftig. Dolf heeft me maar wat wijs gemaakt. Zeze plagen me nog even hard! En Moeder èn Dolf wachten vol ver bazing op wat er nog verder komen zal, omdat ze natuurlijk heelemaal niet begrijpen, waar Hansje het over heeft. Wat bedoel je toch, mannetje? vraagt Moeder vriendelijk, als Hans in plaats van door te spreken in tranen uitgebarsten is. Wat heeft groote broer je maar wijs gemaakt? Ilij heeft gezegd, snikt Hans, hij heeft gezegd, dat ik maar eens goed mijn tanden moest laten zien, als ze mo weer begonnen te plagen en en dat heb ik gedaan, kijk zool Hij toont tweo rijen hagelwitte tan»! jes, die hij stijf op elkander houdt ge klemd. Maar ze hebben er niets om gegeven, hoor! eindigt hij dan met een boozen blik naar Dolf. Hcusch niet. Mams! Geen zier! R. WINKEL. (Nadruk verboden) OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET VORIGE NUMMER, Beter te hard geblazen dan de mond gebrand. (Nadruk verboden). Achter Moeders huisje Spelen Jaap en Jet Al een tijdje samen, Hebben dolle pret. Eind'lijk gaat 't vervelen, Jaap wordt lastig en.... Wil zich 't liefst verstoppen In de kippenren! Jet wil Moeder roepen, Zij bedenkt zich nog, Wantze zou van broertje Niet graag klikken tochl Gaat dan naar haar poppen, Zingt ze zacht in slaap. Maarmet poppen spelen, Is heusch niets voor Jaap! Jaap is toch een jongen. Al vindt Jet hem kleinl Eensklaps roept hij oolijk: Mag ik Vader zijn? Jet klapt in de handen; Nu wordt het pas goed! Achter Moeders huisje Spelen ze weer zoet. CARLA IIOOG. (Nadruk verboden.) door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. De familie Poezekat Ging onlangs verhuizen, Hoe de nieuwe woning heet? In de Zeven Muizen! 't Oude huis beviel niet meer, Sinds twee groote honden Overdag en soms zelfs 's nachts Steeds te blaffen stonden. Vader Poezekat heeft schik In zijn nieuwe woning En hij voelt zich 't is heusch waar! - Minstens wel een koning! Moeder roemt haar daktuin steeds 't Is een paradijsje! En ze neuriet onder 't werk 'n Vroolijk poesewijsje. O, wat wonen wij hier fijn! Mauwen Poezekat jes: Kleine Miesje, Grijs en Tom, Bengels, maar toch.... schatjest Moeder wil uit blijdschap zelfs Een partijtje geven. Buren worden fluks gevraagd, Nichtjes en ook neven. 't Wordt een heerlijk daktuinfeest Een echt poesepretje. Moeder zegt: Verhuizen geeft Nog eens een verzetje! (Nadruk verboden.) Mijn Bcri speelt piano, Ik leer 't hem met één hand, Want aan dat vrecs'lijk harde Heeft Moeder zoo het land. Hij speelt al leuke wijsjes En Broertje's beertje, Tcd, Kan er zoo mooi op dansen. Wat heeft hij dan een prei! We geven oen partijtje; 't Wordt een echt berenbal, En weet je, als Moes 't goed vindt, Waar vk op trakteeren zal? Op lekker zoete honing, Daar houden beertjes van! Wie is er niet tevreden, Als hij zoo smullen kan? Maar 'k zeg: Het moet om bcurcon! Ted moet ook spelen, hoor! Ik leer 't hem, want daar 'ben ik Piano-juffrouw voor! (Nadruk verboden) Zeg, kom je ook op 't feestje? Natuurlijk m e t je beerl Geef j ij dan een partijtje Eens op een and'rcn keer? C. E. DE LILLE HOGERWAARD. rtn FR» (Nadruk verboden.) Kinderen lusschen de bloemen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1936 | | pagina 13