BRIEVEN PER POOT
ZOEKPLAATJE
MUIZENPRET
Itê:
CK) 'W
TWEE SCHATTEN
eede ea/y
WEL FOEI, TOTO
De beurt is aan kleine
teekenaars
Kater Tom wordt
beroemd
KINDER COURANT
„Een reuzebofl" riep Koes, terwijl hij
de kamer binnenstormde en z'n tasch
op 'n stoel gooide.
„Wat dan?" vroeg moeder verbaasd.
„Vacantie, twee dagen vacantie!"
„Nu al najanrsvacantie? Jullie bent
nog niet eens een maand aan 't werk."
„Neen, mams geen herfslvacantie, die
komt nog; een extraatje; twee dagen
vrij,lomdat onze klas ontsmet moet wor-
den. Er Is een roodvonkgeval."
„Erg? Wie?" vroeg moeder belangstel-
lend.
„01 't erg is, weet ik niet. En den jon
gen die 't heeft, kent u niet. Je wordt
toch wel beter van roodvonk, hè?" Kees
vond 't nu eigenlijk wel een beetje erg
dat hij ZOO reuzebllj was over dat ont-
smetten.
„Gewoonlijk wel," zei moeder, „maar
re kunnen er zich erg ziek van voelen
„Ik heb 'n plan," ging de jongen ver-
„En dat is
„Ik ga naar grootvader."
„Kind, zoo'n reis. dat kost geld. En
dan voor twee dagen!"
„Kost nietsl Ik ga fietsen, 't Is zestig
K M. naar Apeldoorn, vijf uur rijden
maar.
„MaAr vijf uur!" merkte moeder op.
„Enfin, we zullen er eens met vader
over spreken."
En vader vond 't best. Kees was sterk
de weg wees zich vanzelf en hij kon 'I
°P z n gemak doen.
Den volgenden morgen om zes uur
maakte de Jongen zich klaar. Z'n nacht
goed in den rugzak met een flinke por-
viert"*, E" ,oen"" haalde hij een
vierkant mandje uit de schuur.
„Wat ga je doen?" vroeg vader.
„Wel, U krijgt bericht van me. zoodra
j opa aangekomen ben, niet per
Post, maar per poo t."Toen haalde hij
rietaT Z" postd,llvon tl» het hok en
deed die in het mandje, waar 't voer en
«en gevuld d.rlnkbakje al in stonden.
gehoor "'erd °P d°n bagagedrager
gebonden en nagewuifd door de huisge-
Pooten, reed Kees weg.
sch^rr?" voorspoedigen tocht, wind
twaalf uu k"'am 'eRPn half
verrast J Z,f00,vader aan. Wat deze
verrast wasl Dadelijk vertelde de jon-
genvan zn vrije dagen en besloot: „Nu
reTpoeor."amV bcHcht naar huis
„Per post bedoel je."
„Neen, opa, per poot. Ik heb èén van
mn postduiven meegebracht. En toen
haalde Kees 't mandje van den bagage
drager. Op een dun papiertje schreef
hij wat, Opa moest er ook iets bij zet
ten. Toen werd 't met een wollen draad-
Je om één van de poolen van de duif
bevestigd en daarna werd 't beest vrij
gelaten, om zoo gauw mogelijk naar z'n
hok terug te vliegen, waar moeder op 't
dier letten zou.
Na een paar uur was Kees al volko
men uitgerust en ging hij met grootva-
der wat wandelen.
„Zou je duif al op 't hok wezen?" In
formeerde do oude heer.
„o, ja, al langl 't ls zestig KM. van
Utrecht naar Apeldoorn; een poslduif
vliegt duizend M. per minuut, dus moet
hij in een uur ongeveer thuis geweest
zijn. Knap van zoo'n beest, hè, om van
een plaats, waar hij nooit geweest is,
in huis terug te kunnen vinden!"
„Do geleerden veronderstellen, dat
vele vogels nog een zesde zintuig bezit
ten. En al heel lang geleden had men
opgemerkt, dat duiven graag naar hun
hok terugvliegen. Daarom werden ze
bij de oude volken reeds als brievenbo-
den gebruikt. Heb je wel eens ge
hoord van de duiven, die tijdens het be-
leg van Leiden gebruikt werden?"
„Neen, grootvader. Vertelt u dat eens"'
„JVjllcm Cornelisz. (bijgenaamd
Speelman) en zijn broers Jan en Uirich
hadden acht afgerichlo postduiven, die
zo beschikbaar hadden gesteld als bo-
den tusschen het leger van de Staten
van Holland en do belegerde stad. In
September van het jaar 1574 was de toe
stand binnen de muren van Leiden
meer dan verschrikkelijk. Hongersnood
en besmettelijke ziekten deden een deel
van de burgerij er bij de magistraten op
aandringen om de stad maar over te ge
ven. Het leger van Boisot was in de na
bijheid met platte vaartuigen vol mond
voorraad. Do dijken waren doorgeslo
pen, maar door den voortdurenden Ons-
ten wind kon het water niet stijgen. Het
leek den ontmoedigden burgers, alsof er
nooit redding zou komen. Ze zonden
twee boden uit. met een duif hij zich.
die slechts met de grootsle moeite uil
de stad en langs het vijandelijke kamp
konden komen, maar slellig geen kans
ba den om tPruSf te gaan. Ze bereikten
eger van Boisot en deze zond met de
duiven een schrijven naar de burge
meesters V. d. Werf en v. d. Does. waar
in hij de bevolking van de stad smeekte
op een gunstige toekomst te wachten en
zich niet door den vijand te laten mis-
eiden. Op 3 Oct. kwam er uitkomst,
zooals Je weet. En Willem Cornelisz
werd beloond voor z'n bewezen dien
sten. In 1578 ontving hij een gewichtig
schrijven van het gemeentebestuur,
waarin hem werd toegestaan, dat hii
en z'n nakomelingen den naam „Dui
venbode" bij den hunne mochten voe
gen. En tot wapen ontving hij een zil
veren schild met twee gekruiste, roode
sleutels erop en in elk kwartier er tu9
schen een blauwe duif. alles omgeven
door een krans van eikebladeren Bo
vendien schonk men hem een zilveren
penning. Aan de eene zijde stond een
schip met voorraad afgebeeld, dat naar
de stad kwam met op 't roer een duif
met uitgespreide vleugels. Aan de keer
zijde zng men de grhotste noodmunt,
die tijdens het beleg in Leiden gesla
gen was."
„En verder?"
„De duiven van Willem Corn. Duiven-
bode heeft men opgezet en ze heel lang
bewaard op het raadhuis te Leiden.
Het wapenbord is na den dood van Wil
lem Corn. Duivenhode in de Pieterskerk
gehangen en dat is het eenige. dat men
na 1795 bewaard heeft. En nu was jij
vandaag zoo'n jeugdige „duivenbode,"
besloot grootvader.
„Maar gelukkig niet bij een beleg. Al
leen maar voor de aardigheid, 'k Doe
het nog eens."
„Daar heb je gelijk in. Als Ik nu dui
ven had, kon je er morgen een van mij
meenemen en die als bode hierheen stu
ren."
„Neem er een paar, grootvader."
Maar tenslotte voelde de oude heer er
toch niet voor. De kleinzoon moest dan
maar een berichtje per post sturen.
Kees reed den volgenden dag terug,
's middags pas, niet zoo voordeelig
want hij had den wind voor. Hij deed
er zes uur over. En toen hij thuis kwam.
hoorde hij, dat z'n duif den tocht heel
wat vlugger gedaan had. Nog voor één
uur was die in 't hok gekomen. Moeder
had den vluggen bode dadelijk getrak
teerd op wat wit kanariezaad, waar 't
beest dol op was; 'toen had ze hem eens
laten drinken en daarna had ze het be
richt van den poot gehaald.
Nadat Kees uitgerust was, vertelde hij
grootvaders verhaal over de duiven van
Leiden entoen was 't juist 3 Oc
tober.
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP.
(Nadruk verboden.)
Moeder zei laatst tegen Vader:
'k Kom met al mijn werk niet klaar
Zooveel dingen, als ik doen moet
En 'k heb toch twee handen
maar!
Ans en Miep, in 't eigen hoekje,
Hadden Moeder goed verstaan
En zijn met hun tweetjes heel stil
Aan het fluisteren gegaan.
D'and'ren morgen, toen Moes opstond,
Wasde kamer al aan kant,
Thee gezet.... Moes stond te kijken.
Zeg. wat was er aande hand?
Moeder zag twee blijde snuitjes.
Ans en Miep! zei ze, nee maar!
IIcbbcn jullie mij verrast, zeg
Maakten jullie alles klaar?
Glunder knikte toen het tweetal,
Zei: Moes, voortaan helpen w'u 1
En dan komt u toch wel klaar, hè
Wantzes handen hebt
U nu! -
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden.)
'k Ontmoette een deftige dame,
Zij leek me geheel overstuur,
Zo blies op een zilveren fluitje;
Haar wangetjes gloeiden als vuur!
„O, o, o, o W6ór is Toto?"
Ik zag in de verte een hondje,
(Zoo'n beeldje! Het leek wel een pop!
Gekleed in een blauw-lakensch jasje,
Met breed-zijden strik aan z'n kop!
„Zoo, zoo, zoo-o- ben jij Toto?"
Thuis wachtte z'n thee-tje met koekjes;
Dat kon je wel zóó aan hem zien!
Toch liet hij het vrouwtje maar fluiten!
Waarom? Kun je 't raden
misschien?
O, o, o, o! Wèit deed Toto
In 't vuilnisvat had hij gestoken
Zijn schattigcn, spierwltten snuit
En haalde, al kauwend en smakkend,
De graat van een bokking er uit
„Ho, ho, ho, ho! Wel foei, Toto!"
JO. DAEMEN.
(Nadruk verboden.)
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
»t V-, 1 t f, s' V
i /TVT,v CO A J o
Waar is dc man, die do appels plukt?
(Nadruk verboden)
door
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD
Kraaloogde zou eens met Moeder
Naar de groote, mooie stad
Op bezoek bij Tante Spitsje,
Jongens, wat een feest was dat
Tante woonde op een zolder
In de Eerste-Kaaskorst-straat
En je kreeg er lek're hapjes
's Morgens vroeg tot 's avonds laat!
Tante zelf had zeven kind'ren,
Die verwenden graag hun gast,
Haalden 't was net uit een bock,
zeg! -
Steeds weer lekkers uit de kast.
En ze kenden leuke spelen,
Waaraan Kraal-oog meedoen kon.
't Allerprettigst was 't op zolder,
Als de duisternis begon.
Muisjes deden dan een dansje,
Vroolijk springend, poot aan poot,
Grijs jas speelde mooi viool. Ja,
Grijsjas was al „bijna" groot!
Was het wonder dus, dat Kraaloog
Graag ging naar de groote stad,
Waar ze met het jonge goedje
Altijd zoo'n plezier toch had
(Nadruk verboden.)
Juffrouw Kwak van Snaterdans
Ging eens naar du stad,
Omdat zij, toen 't winter word,
'n Cape-je noodig had.
't Jurkje van verleden jaar
Paste haar nog goed.
Weet, je, wat z'ook hebben moest
'n Nieuwen winterhoed.
Juffrouw Kwak van Snaterdans
Had al zóó gespaard
En haar centjes weken lang
Daarvoor goed bewaard.
Naar het mode-magazijn
D' aangekleede Gans
Waggelde dus op dien dag
Juffrouw Snaterdans.
Toon zij er weer uit kwam, leek
Zij een dame net
Zwierig was de nieuwe hoed
Op haar bol gezet.
En het Cape-je kleedde haar
Toch zóó elegant 1
Dcft'ger gansje was er niet
In heel Waterland
Ja, bekijk haar maar eens goed.
Vindt je haar niet mooi:
Juffrouw Kwak van Snaterdans
In haar wintertooi
(Nadruk verboden.)
De gummi eend mag zwemmen
In kleine Bonnie's bad.
Dat doet Kwak eiken morgen,
Hij houdt heel veel van nat I
Als Bennie plast en schatert
En kraait zelfs van de pret,
Vindt Moes goed, dat ik Kwakjo
Ook in het water zet.
Ik sta dus eiken morgen
Te kijken bij Bens uad,
Mij kan het heusch niet schelen,
Als 'k nat word van 't gespat.
(Nadruk verboden.)
Zeg. Moeder! vroeg 'k vanmorgen,
Was ik ook eens zoo klein?
Wat moet dat lang geleden,
Heel lang geleden zijn l
Moes zei: Eerst was je kleiner.
Je ging toen ook in bad,
Was net, als Bennie nu is,
Mijn lieve, kleine schat!
Ik keek eens even ernstig....
Groot ben ik, is het niet
Moes zei toen: Maar nu hen je
Mijn groote schat, hoor Riet! -
CARLA HOOG.
Ditmaal zullen we eens een paar
mooie ruïnes teekencn. Allereerst een
Grioksch-Roincinsche ruïne. De grond
is bezaaid met stukken steen; hier en
daar resten van zuilen; op den achter
grond eenige intact gebleven zuilen van
een tempel. Jullie ziet, dat het niet
moeilijk is mot slehts weinig lijnen
een goed beeld te verkrijgen.
Op de andere tockening zien julllo
een Gotische ruïne in het licht der
maan. Dit is ccn silhouctteckcning en
ook niet moeilijk na te teekencn. Pro
beer maar net zoo lang de beide tecke-
ningen na te maken, tot je ze ook uit
het hoofd op papier kunt zetten.
Kater Tom was een beklagenswaard
dig schepsel, dat in een nauw steegje
van do Amcrikaanscho stad Detroit een
jammerlijk bestaan voerde. Op een van
zijn tochten kwam het dier op zekeren
dag terecht in het pakhuis van do
groote automobielfabriek van Ford. Hij
klom in epn groote kist en viel daar in
slaap. Den volgenden dag werd do
kist dicht gespijkerd en op een. naar
Sidney (Australië) vertrekkend, schip
gebracht.
De reis duurde zeven weken, en
jullie kunt je misschien wel voorstellen,
hoe de arme Tommy het in zijn kerker
had. Een geluk was. dat de zich in de
kist bevindende auto met gc-olied pa
pier verpakt was en goed met vet inge
smeerd. Maar veel voedsel voor zeven
lange weken was het toch niet!
Bij het uitpakken van de auto vond
men tot groote verbazing van iedereen
een geheel uitgeteerde kat. Maar nog
erooter werd de verwondering, toen
iemand bemerkte, dat de kat nog niet
dood was. Het gelukte Tom weer op
te kikkeren en den volgenden dag ver
schenen er lange berichten in do kran
ten over het lot van dezen zeldzamcn
reiziger. Een rijke dame bood aan, Tom
in huis te nemen. Ondortusschen
meldde zich ook do automobielfabriek,
die de kat tot reclamedoeleinden wildo
gebruiken. En daar de rijke dame toch
van plan was een reis naar Amerika
te maken, nam ze Tom mee. Toen het
schip San Francisco aandeed, wachtte
een heele reeks verslaggevers en pers
fotografen op de beroemde kat.
Camera's draaiden.
De autofubrick stelde een mooie wa
gen ter beschikking van den viervoe-
tigen gast en iedere dag gaat Tom
's middags een tochtje maken door de
stad.
Zoo werd de arme. altijd hongerige
kater Tom een beroemdheid.
WIE ZOEKT ER MEE?
De bewoners van deze streek worden
iedere nacht opgeschrikt door het ge
huil van een wolf. Het dier houdt zich
echter zoo goed schuil, dat liet niet
mogelijk is, het te vangen. Wie van
jullie ziet de wolf op deze tcekening?