EEN MISVERSTAND
De eedaflegging van
Wilhelm Teil
EEN VREEMDE DROOM
EEN AARDIG DRIETAL
Als 't Najaar is
Knutselhoekje
A
O
U
V
2
0
A
0
0
°0
8
X
oo
A
0
KINDER-COURANT
„Prettig, hé moeder, dat we zulke ge
zellige buren hebben gekregen! Ik vind
Ans zoo'n aardig meisje en misschien
komt ze wel in dezelfde klas als ik.
Haar vader is vanmorgen bij mijn
heer geweest; die zei, dat hij het in de
vijfde klas eens met haar probeeren
zou!
Leuk hé? Ik geloof vast, dat we wel
goede vriendinnetjes zullen worden,
dacht U niet
„Ik hoop het!" zei moeder met een
lachenden blik naar haar oudste doch
tertje.
n'k Ben blij voor je, kind! Ans lijkt
me een alleraardigst meisje en als jul
lie het saampjes goed kunt vinden, zal
dat prettig voor je worden, hoor
Dat werd het inderdaad! De beide
buurmeisjes, Loes Verheek en Ans Ha
gen schoten uitstekend met elkander
op en al gauw werden ze de dikste
vriendinnen, die je maar bedenken
kunt.
„Moeder," zei Loes op zekeren middag
't was al ver in den herfst, maar al
le dagen nog zulk prachtig weer, dat
het wel scheen, of er aan den zomer
nooit een einde kwam „moeder, weet
U, wat we nog eens een keertje moesten
doen, vóór het winter wordt?"
„Zeg het maar," zei moeder, „want
heusch, ik weet het niet!"
„Nou, we moesten samen nog eens
een lange boschwandeling gaan ma
ken zei Locs. „Met die herfsttinten
zal het nu zoo beeldig zijn en wie weet,
hoe gauw het al afgeloopen is!"
„Daar voel ik alles voor," antwoord
de moeder, „en 'k weet wel zeker, va
der ook! Weet je wat, Loes, dan nemen
we die prachtige wandeling langs het
beekje! We komen dan bij „Boschlust"
uit en drinken daar een kopje chocola!
Hoe lijkt je dat?"
„Prachtig!" juichte Loes. „Moeder,
zullen we het dan maar dadelijk op
Zondagmorgen stellen? Dan zijn we
allemaal vrij!"
„Goedl" besliste moeder, „als vader
'dan ten minste kan."
Toen vader 's avonds het plannetje
hoorde, had hij er dadelijk ooren naar.
En zoo werd vastgesteld, dat de bosch
wandeling den eerstvolgenden Zondag
morgen al plaats vinden zou.
„Moeder," vleide Loes Zaterdags van
te voren, toen ze met moeder alleen in
de kamer was, „moeder, mag Ans ook
mee? Ze kent die wandeling natuurlijk
niet en zal er zoo van genieten. Ja?"
Van „mij wel, hoor!" knikte moeder
„ga het maar vragen, kind."
„Ans mag ook mee, Matje!" zei Loes
*s avonds tegen haar jongere zusje,
„moeder vindt het goed!" Margreetje,
die altijd Matje werd genoemd en rus
tig aan tafel kralen zal te rijgen, keek
verwonderd op.
„Ja, moeder? Heusch?" vroeg ze een
beetje weifelend, 't Leek haar vreemd.
„Ileusch, hoor!" lachte moeder en te
gen Loes ging ze voort: „ben je 't al we
zen vragen, kind?"
„Neen mams. 'k zal 't nu dadelijk
even doen!" antwoordde Loes. Ze
stond op, maar plotseling kreeg ze een
inval. „Ik zal net als de groote men-
schen doen, moeder," zei ze gewichtig,
„weet U hoe? Ik schrijf een deftig
briefje aan mevrouw en noodig Ans
dan schriftelijk uit. Ik neem zoo'n mooi
velletje postpapier, dat ik met mijn
verjaardag van Oma heb gekregen."
Even later was het volgende keurig
geschreven briefje klaar:
Lieve mevrouw,
„Als U het goed vindt, mag Ans
„dan morgenochtend om tien uur hij
„ons zijn? Wo gaan met vader en
1 „moeder een groote boschwandeling
1 „maken en drinken in „Boschlust"
„een kopje chocola. Tk hoop, dat Ans
„mee mag, mevrouw!"
Met vriendelijke groeten
Loes Verbeek.
„Mooi zoo!" zei moeder, die het brief
je las, „nu het adres nog, kind!"
„Gaat het dan met de post?" vroeg
Matje, die belangstellend toegekeken
had.
„Natuurlijk niet, domme meid; dan
kwam het immers niet meer op tijdl"
lachte Loes.
„Ik stop het zelf wel even in do bus!
Of toe. Matje, wees eens lief en doe jij
het, ja?"
„Goed!" knikte Matje, „geef maar
hier!" en ze dacht, toch nog wel een
beetje verbaasd: „fijn, dat moeder Ans
mee hebben wil!"
„Wat hen je lang weggebleven,
pruil'* zei moeder, toen Matje een mi
nuut of tien later weer in de kamer
kwam. „Ben je soms nog even binnen
geweest?"
„Neen, moeder!" schudde Matje het
hoofd, ,,'k heb het briefje gauw in de
bus gestopt en ben toen hard wegge-
loopen, hoor!"
„Dat zal wel niet zoo hard zijn ge
weest!" meende tnoeder met een blik
naar de klok, maar vóór ze nog iets
verder kon zeggen, werd het gesprek
afgeleid, doordat vader binnenkwam.
Den volgenden morgen tegen tien uur
stond Loes voor het raam en keek ver
langend naar het huis van de buren
„Wat blijft ze lang weg!" zei ze onge
duldig, „niets voor Ans! Ze zal toch wel
komen, moeder?"
„Natuurlijk wel, vrouwtje!" meende
moeder, „en anders hooren we het well"
„Daar heb je Ansje van der Sluis," zei
Loes even later tegen Matje, die ook
voor het raam was komen staan. „Kijk,
ze komt hier het hekje in! Wat zou ze
willen, Mat?"
Ansje van der Sluis, dat moet ik jul
lie even vertellen, was een leerlingetje
uit het fröbelklasje van kleine Mat! Af
en toe bracht Matje haar wel eens mee,
maar dat gebeurde toch niet dikwijls.
„Willen?" herhaalde Matje ver
baasd, maar voor ze verder antwoord
kon geven, riep Ansje met een vroolij-
ken zwaai naar de beide meisjes voor
het raam: „ik mag van mijn moeder,
hoor
„Lieve genade. Matje!" zei Loes ver
schrikt, „je... je hebt toch niet
O moeder, ze heeft dat briefje gis
teren natuurlijk bij Ansje van der Sluis
in de bus gestopt!"
„Ja natuurlijk!" beaamde Matje,
„Ansje mocht toch immers mee van
mams."
„Domoor!" schold Loes, „d i e Ansje
hadden we toch niet bedoeld, natuur
lijk....!"
Met een snellen wenk legde moeder
haar het zwijgen op. „Laat Ansje maar
gauw binnen. Mat," zei ze rustig, „wat
prettig voor je, dat ze mag!
„Lieverd", zei ze dan vlug, toen Matje
naar de deur was gesneld en Loes diep
verslagen haar stond aan te zien, „dat
is een misverstand geweest. Kleine
Mat heeft gedacht, dat we haar Ans
je hebben bedoeld Nu begrijp ik, waar
om ze gisteravond zoo verwonderd
keek! Er is niets meer aan le doen! La
ten we de pret van die beidjes dus niet
bederven, Loes! We zeggen niets en ik
wip gauw naar mevrouw hiernaast om
te vragen, of jouw Ansje soms nog wil
en kan! Heusch, dat komt nog wel
voor elkaar!"
Gelukkig, dat kwam het ook! Met
een glunder knipoogje tegen Loes, stap
te moeder, even later met Ansje num
mer twee de kamer in! Ze had bij de
buren het vermakelijke misverstand
verteld en al was het dan ook ter elf
der ure, hot oorspronkelijk bedoelde
Ansje ging nog wit graag mee! Ze had
beloofd, dat ze er tegenover de beide
kleintjes over zwijgen zou.
Zoo werd het voor allemaal nog een
prettige morgen. Loes nam zich echter
voor, haar zaakjes in het vervolg toch
zelf maar af te doen! Dat leek haar vei
liger. ,,'t Was nu een moppig misver
stand, hè moeder," zei ze 's avonds
lachend, „maar 't had ook andera kun
nen zijn!"
R. WINKEL.
(Nadruk verboden.)
Er waren eens drie poesjes.
Die hadden zich verkleed.
Je wilt wel heel graag weten,
Hoe elke poes dat deed
Minet: met hoed en mantel
Aan eiken kant een zak
Liep deftig, hoor! te wand'leh,
Ik zag haar op het dak.
Naast Felix in pull-over,
En met geruite broek,
Een bril op; in zijn hand zelfs
Droeg hij een heel dik boek.
De derde poes, klein Witje,
'n Matrozen-pakje aan.
Vond 't eenig; met de and'ren
Zoo mooi op stap to gaan
Bekijk maar goed het plaatje
Is het geen leuk geheel?
Zoo'n grappig drietal poesjes,
Die zie je toch niet veel!
C. E. d. L. H.
(Nadruk verboden.)
Jullie zult allen wel eens gehoord
hebben, dat Wilhelm Teil, een Zwitser,
eens de straf werd opgelegd een appel
van het hoofd van zijn zoontje weg te
schieten met pijl en boog. Daar hij een
uitstekend boogschutter was, gelukte
hem dit. Hoewel hij door dit feit we
reldberoemd is geworden en hierover
in alle talen en landen verhalen wor
den verteld, is dit niet de oorzaak, dat
hij in Zwitserland geëerd wordt als een
nat.ionalcn held. Hij is namelijk de
stichter van het "Rutliverbond, oen be
weging, die ten doel had een onafhan
kelijk land van Zwitserland te maken
Op het plaatje, dat jullie hier zien. zie
j-, hoe Wilhelm Teil en zijn aanhan
gers vurig zweren elkaar te zullen hel
pen in de strijd om de vrijheid van hun
eigen land. Door velen wordt Teil dan
ook de bevrijder van Zwitserland ge
noemd. Hij leefde van het eind van de
dertiende eeuw tot de helft van de veer
tiende eeuw.
Do klccding, die je op het plaatje
ziet, wordt in Zwitserland nog veel ge
dragen.
C. E.
Verhaaltje op Rijm
door
DE LILLE HOGERWAARD.
Konijntje Flapoor liep door 't bosch,
Waarheen? Naar Oma toe.
Hij kon al zóó goed stappen en
Was dan ook niet gauw moe.
Zijn Oma woond' In Knollendam,
Juist aan den rand van 't bosch.
Heel vroolijk liep ons Flapoortje
Dus over 't groene mos.
Daar zag hij Omaatje al staan
Keek zij soms naar hem uit?
Dag Omaatje! Dag O-maa-tje!
Riep 't klein konijntje luid.
Hij wuifde met zijn rechterpoot
En Oma zwaaide ook.
Fijn als het daar in Knollendam
Naar lekk're knollen rookl
Hij werd door Oma getrakteerd
Op knolletjes, zoo fijn!
Als die alleen hij Omaatje
Heusch waar! maar konden zijn.
Zijn zakken vulde Oma, zei:
Neem die voor Moeder mee!
Gelukkig, dat je jasje, vent,
Niet één zak heeft, maar twee!
Flapoor bcdankle Oma eerst,
Gaf haar een dikken kus,
Zei goedendag en ging terug
Naar Pappie, Moes en Zus!
Zijn Oma wuifde, Flapoor ook
En telkens riep hij: Dag!
Totdat hij van zijn Omaatje
Geen sikkepit meer zag.
Natuurlijk was thuis ieder blij,
Moes zei: 'k Had niet gedacht,
Dat jij, Flapoor, van je bezoek
Zooveel had meegebracht!
(Nadruk verboden.)
Met zijn verfpot en zijn kwastjes
Komt 't kaboutertje heel zacht.
Niemand mag er wakker worden,
Want 't is midden in den nachM
Vlug gaat het de blaadjes schild'ren;
Donkerbruin, wat lichter, geel.
O, hij zal vooreerst niet klaar zijn,
Blaadjes zijn er toch zóóveel
Maarer komen meer kabouters,
Die hem helpen vlug en goed,
Blaadjes schild'ren is een werkje,
Dat het kleine volk graag doet.
Onder 't werk denkt 't aan de
kind ren.
Zullen die ze morgen zien,
Al die bonte, mooie kleuren,
Juichen van de pret misschien?
'k Denk; als de kabouters slapen,
Rusten na hun drukken nacht,
Juichen groot en klein bij 't zien van
Al die wond're kleurenpracht
CARH IIOOG
(Nadruk verboden).
Ik kreeg een bal van Vader,
•Een mooien, grooten bal,
Waarmee ik als 't goed weer is!
.Vaak buiten spelen zal.
Nu ligt hij in mijn kastje.
Dc regen plast maar neer,
O, 'k kan toch zoo verlangen
Naar heerlijk, zonnig weer!
Juist gistermiddag had ik
Mijn bal een eind verlegd.
Ik moest mijn kast opruimen
Had Moeder mij gezegd.
Wat denk je, dat die bal toen
Deed midden in den nacht?
Hij sprong, hup! op mijn dekens
En zei toen heel, heel zacht:
(Nadruk verboden.)
Ga jij maar lekker slapen!
Ik blijf hier liggen, hoor!
Ik wil ook graag een pretje!
Heb 'k geen gelijk soms, Floor?
'k Wou zeggen: In do kast! maar..
Daar kwam op eens een reus,
Die schopte vlug den bal Juist
Op 't puntje van zijn neus
En droeg hem naar de kast to*
Zei nu: Daar hoor je thuis!
Bij Floortjc's prentenboeken
En bij haar speelgoedmuis! -
Ik wou den reus bedanken,
Maar die was eensklaps weg!
Zooals het gaat in droomen,
Is dat niet jammer, zeg?
ANNIE O.
De afbeelding, die je hier ziet, stelt
een spel voor, een soort lottospel. Je
hebt er twee stukken carton voor noo
dig, die 20 c.M. bij 16 c.M. groot zijn.
De schrijfblocs hebben altijd een vel
carton als onderkant. Als je eenmaal
knutselt, bewaar je zulke dingen, omdat
je er allicht later iets van maken kunt.
Nu, die stukken carton zijn bijzonder
geschikt om er zoo'n spel van te ma
ken.
Verder heb je hiervoor noodig: plak-
figuurtjes. Die zijn in huisvlijtzakcn
verkrijgbaar in allerlei vorm: vierkant,
rond (in drie maten), driehoekjes,
hart-, ei-, peer- en maanvormig. Al deze
verschillende vormen zijn in twintig
kleuren verkrijgbaar. Jo begrijpt wel,
dat je zoo een heeleboel verschillende
figuurtjes kunt krijgen.
Wie zulk soort plakfiguurtjes niet
heeft, en liever niets koopt, kan ze zelf
maken. Van gekleurd papier knip je
dan vierkantjes en driehoekjes in ver
schillende grootten. Om bijv. vier fi
guurtjes precigs hetzelfde te krijgen
wat vorm en grootte betreft, moet je
vier velletjes op elkaar leggen, of je
papier zóó vouwen, dat het vierdubbel
ligt. Tegelijk knippen dus.
De twee vellen carton verdeel je in
vakken van i c.M. Aan den langen kant
krijg je er vijf, aan den korten kant
vier.
Nu ga je op elk vak een figuurtjo
plakken. De twee vellen carton moeten
hetzelfde beplakt worden. Wat je dus
op het eerste vakje plakt van het ééne
vel, moet je net zoo op hel eerste vak
je van het tweede vel plakken, enz.
De 20 vakjes van eenzelfde vel moet
je echter allemaal verschillend maken
Met plakfiguurtjes is dat niet moeilijk,
maar ook als je de papiertjes zelf knipt,
kan dat heel goed. Om te beginnen
kun jc eenzelfden vorm van verschil
lende kleuren knippen. Dan kun je
vierkanten in verschillende maten ma
ken. Vierkantjes kun je doorknippen
(recht of schuin). Driehoeken kun je
mot de punt naar boven, of naar bene
den opplakken. Tenslotte kun je in één
vakje twee figuurtjes bij elkaar plak
ken, soms op elkaar (een kleinen cir
kel op een grooten.) Zoo zijn er tal van
mogelijkheden, waardoor je alle vakjes
verschillend beplakken kunt. De af
beelding laat je dat zien.
ITeb je twee vellen op dezelfde wijze
beplakt, dan moet je één vel op de lij
nen doorknippen (dik carton snijden,
langs een ijzeren liniaal), zoodat je
twintig losse kaartjes krijgt. Het ande
re vel blijft heel. Zoo kun je je werk
gebruiken als legs pel. De losse stuk
jes worden door elkaar geschud en op
de kaart gelegd.
Maak je bijv. vier verschillende
kaartstellen (acht stuks dus), dan kun
nen er vier kindoren tegelijk mee spe
len. Elk kind krijgt dan een heele
kaart voor zich, de kleine kaartjes wor
den door elkaar geschud, en het spel
wordt gespeeld als een prcnten-lotto.
Houd je wel van knutselen en plak
ken, maar niet van spelen? Wel, dan
is het een aardig cadeautje. Niet alleen
jongere kinderen spelen graag met
zoo'n legspel: ook zieke kinderen, die
op weg zijn om beter te worden, vinden
het een leuk tijdverdrijf.
In zoo'n geval is cén legkaart meteen
bijbehoorend stel kleine kaartjes vol
doende.
INA v. DEVENTER.
(Nadruk verboden.)