Wat defensie noodig heeft Achterstand moet ingehaald BLACK CAP NOG GEEN VERLAGING VAN BELASTINGEN J. A. SCHOTERMAN Zn. Wellicht wel eenige der accijnzen De lotgevallen van Piet Krent en Jan Oliebol OM EN OP HET BINNENHOF Eerste termijn voor nieuwen kruiser aangevraagd OLD SCOTCH WHISKY p. fl. 3.75 UTRECHTSCHESTR. 17 Ao 1878 Tel. 145 Waarschuwing tegen optimisme ALLES WAS GOUD WAT ER BLONK 2e BLAD PAG. 3 AMERSFOORTSCH DAGBLAD WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1937 DE begrooting van defensie voor den gewonen dienst 1938 wordt aange boden met een eindcijfer, dat 25.513.240 hooger is dan dat van he; dienstjaar 1037. Ter verklaring van deze verhooging is het volgende aangeteokend: In de eerste plaats heeft de minister zich ten deze stellende op hetzelfde standpunt als door zijn ambtsvoorganger bij verschillende gelegenheden is ken baar gemaakt thans alle kosten van aanbouw van nieuw materieel voor de Staatsmarine op dit hoofdstuk gebracht. Hierbij is in zooverre vooruitgeloopen op dc beslissing in zake een nieuwe kosten- verdeeling voor de zeemacht, waarom trent nog nader overleg met de Indische regeering wordt gepleegd. In 1937 was de aanbouw van het deel der Staats marine. dat als regel in Nederlandsch- Indië dienst doet, nog op de Indische be grooting uitgetrokken. Op deze begroo ting zullen in 1938 en enkele volgende Jaren echter nog posten voorkomen op den buitengewonon dienst voor het af bouwen van het marine-materieel. De sterkte der marine Ten einde een overzicht te verkrijgen van datgene, wat noodig is om in de behoeften van de Staatsmarine te voor zien, merkt de toelichting het volgende op: Allereerst dient eenlgszins nauwkeu rig vast te staan, welke sterkte men aan dit deel van de weermacht wenscht te geven, alvorens de aanbouw en verdere organisatie volgens vast te stellen sche ma's en plannen, waarvan de financieele consequenties aanvaardbaar zijn, zullen kunnen verloopen, Voor deze sterkte wcnscht de minister ten naaste bij vast te houden aan de cijfers, die in het vloot- plan 1930 voor een deel van het mate rieel werden aangenomen. Evenwel wer den, voor wat het vliegwapen en het materieel voor locale defensie betreft, In genoemd plan geen sterkte-cijfers vast gelegd. Echter dient ook ten aanzien van dit materieel vast to staan, wat ten slotte wordt beoogd. Bekening houdende met den be- staanden toestand op het gebied der bewapening en overigens de grens, die het financieele mogelijke onaf wijsbaar stelt, niet uit het oog ver liezend, is de Minister van meening, dat de Staatsmarine een sterkte zal moeten hebben van 3 kruisers, 2 f ot- tieljeleiders, 12 torpedobootjagers, 18 onderzeebooten meer in het bijzon der voor Indië bestemd, benevens eenige voor den dienst in Nederland bestemde onderzeebooten, 3 flottielje vaartuigen, waarvan 1 voor West- Indië, 1 artillerie-in6tructieschip, 6 bewakingsvaartuigen voor den dienst hier te lande, 8 mijnenvegers, ten minste 12 mijnenvegers, eenige torpedomotorbooten, benevens de noodige opnemings-, politie- en hulp- vaartuigen, terwijl een aantal van 72 groote zeevliegtulgen naast de noo dige kleinere toestellen voor oplei ding en inscheping de noodzakelijke aanvulling in de lucht dienen te vormen van de genoemde varende strijdkrachten. Voorzoover het bovengenoemde mate rieel niet in het vlootplan 1930 voor komt, wijkt de aangenomen sterkte niet of weinig af van dat wat reeds aanwe zig is of krachtens vroeger van de Sta- ten-Generaal verkregen machtiging in aanbouw is. De Minister meent, dat het kruiser- vraagstuk, dat het voorwerp van ern stige en diepgaande studie geweest is, welke geen gronden opleverde, die tot het opgeven van dit werpen zouden moe ten leiden, als een afgedane zaak dient te worden beschouwd. Temeer vindt dit standpunt rechtvaardiging in het feit, dat geen enkele buitenlandsche zeemo gendheid blijkens de algemeen gevolgde aanbouwpolitiek aan het opgeven van het kruiserwapen denkt. Het totaal, dat gemiddeld per jaar aan aanbouw moet worden besteed, om de beoogde sterkte op peil te houden, blijkt ongeveer 17'/ï millioen te beloopen Door gemiddeld per jaar deze som voor aan bouw te besteden is een regelmatige ver vanging van het materieel dat ver oudert, te verkrijgen. Ten laste van den kapitaaldienst zijn de nog ontbrekende tweede flottieljelei der en drie bewakingsvaartüigen ge bracht. Gebruik makende van de gelden, welke, op grond van het Defensiefonds te harcr beschikking zijn gesteld, heeft de regeering met bekwamen spoed de aanschaffing van een deel van het in de allereerste plaats onontbeerlijke mate rieel ter hand genomen. Daartoe is over gegaan tot den aankoop van een aantal batterijen modern luchtdoelgeschut, van een zij het beperkt aantal moderne infanteriekanonnen, van enkele batte rijen moderne artillerie, van een aantal zoeklichten en van een hoeveelheid gas- beschermlngsmaterieel, zoomede van een aantal vliegtuigen, terwijl voorts werd overgegaan tof het inrichten van kleine versterkingen (kazematten) hij dé overgangen der groote rivieren en op enkele andere voor de verdediging van ons land van bijzonder belang zijnde punten. Verbetering der uitrus ting van de weermacht nog niet voltooid Nochtans is met de bovenvermelde aanschaffingen de zoo onontbeerlijke verbetering van de matorieelo uitrusting van de weermacht allerminst voltooid, zooals hieronder nader uiteengezet i9. 1. Het aantal, ten la9te van het defen siefonds, aangekochte infanterievuur- monden is bij lange niot toereikend om, rekening houdende met de eischen, zoo als deze op krijgskundige gronden die nen te worden gesteld, en ook, mede op grond van de oorlogservaring in dit op zicht, in de buitenlandsche legers zijn aanvaard, de verdediging tegen vecht- wagens naar behooren te verzekeren. 2. Verder ontbreekt aan het luchtwa- pen zeer veel, als gevolg van de om standigheid, dat wegens den financiee* len toestand ln een reeks van jaren aan dat wapen minder is ten koste gelegd, dan noodig zou zijn geweest De aan schaffingen. welke ten laste van het De fensiefonds hebben plaats gevonden, zijn, hoewel belangrijk, te eenen male onvoldoende om de kracht van het luchtwapon tot het gewenschte peil op te voeren. 3. Ook de overige middelen ter verde diging tegen aanvallen uit de lucht, n.l. de luchtdoelartillerie en de zoeklichten, behoeven verdere versterking, wil een doelmatige verdediging gewaarborgd zijn. 4. Voorts is een vorder gaande verstor- king van do lichte troepen, vooral met gemotoriseerd en gemechaniseerde strijdkrachten, zoomede een uitbreiding van het aantal pioniereenheden, een dringende eisch. waaraan tot dusver door gebrek aan geldmiddelen niet kon worden voldaan. 5. Ten slotte is het niet mogelijk ge bleken de versterking van het artilleriu- tisch vermogen uit de door de instelling van genoemd fonds beschikbaar geko men gelden te verwezenlijken. Wat gevraagd wordt Wat de zeemacht betreft ligt het In de bedoeling een aanvang te maken met den bouw van drie bewakingsvaartui gen, die bewapend zullen worden met 4 kanonnen van 12 cm. en voorzien zul len worden van pantser, waardoor zij tegen licht materieel van een tegenstan der, die onze mijnversperring zou wil len opruimen, in alle opzichten opge wassen zullen /d-n. Door aan deze sche pen, dio een waterverplaatsing van on geveer 1200 ton zullen krijgen, een snel heid te geven van 18 mijl, zullen zij niet alleen In staat zijn s-el in te grijpen, waar zulks noodig is, maar ook in tijden van neutraliteilshandhaving geschikt zijn voor patrouillevaartuig. Een zorgvuldl becijfering heeft uilgewezen, dat ten einde op be scheiden wijze ln de hooger aange geven behoeften van de weermacht te voorzien, in de jaren 1938 tot en met 1911 benoodigd zal zijn rond 157.500.000, waarvan 20.500.000 voor de zeemacht. Aangezien het hier voor een belangrijk deel aan schaffing van materieel betreft, dat een vrij langen levensduur heeft en 99 99 Sole Importers: een dergelijk groot bedrag geheel buiten do mogelijkheid van gewono dekking ligt, wordt het aangewezen geacht dit op den kapitaaldienst be schikbaar te stellen. Voor het dienst jaar 1938 wordt daartoe een bedrag van rond 40.940000 aangevraagd. Een termijn van 5 millioen wordt op den gewonen dienst gebracht al9 eorste termijn voor den bouw van een kruiser ter vervanging van H. Ms. „Sumatra". Geschutreserve voor koopvaardijschepen Het op do begrooting brengen van een post van 2 millioen voor ge schut voor de bewapening van koop vaardijschepen is het gevolg van do noodzakelijkheid onze nieuwe koop vaardijschepen een uitrusting te ge ven voor defensieve doeleinden, zoo als dit ook allerwego in het buiten land geschiedt. Het is de bedoeling een bewegelijke geschutreserve te vormen, die, afhanke lijk van het onverhoopt intredende oor- logsgoval, door de regeering bestemd kan worden voor opstelling op onze mo derne koopvaardijschepen dan wel voor een plaatsing op het zeefront in Neder land. Een eerste termijn wordt aange vraagd voor een 2-tal torpedoboot jagers, welke tezamen met de op de bcgrooting 1937 voor koloniën aan gevraagde 2 torpedobootjagers en de reeds in Indië aanwezige 8 stuks, het aantal torpedobootjagers brengt op het ln het vlootplan 1930 genoem de aantal van 12. Voort9 is een eerste termijn aan gevraagd voor 3 vervangende onder zeebooten, Voor de vliegtuigen is een eerste ter mijn aangevraagd voor 12 groote zee- vliegtuigen, gedeelteijk voor vervanging, gedeeltelijk voor uitbreiding, ten einde geleidelijk te komen tot een aantal van 72 groote zeevliegtuigen. Een laatste termijn wordt aange vraagd voor do vervanging van de 12 kleine zeeverkenners, welke in Indië aanwezig zijn en waarvan één reeds aan den dienst ontviel. Voor vervanging van de ln Indië aan wezige torpedomotorbooten, waarvan reeds één aan den dienst ontviel, wor den thans gelden voor don bouw vau een eerste boot aangevraagd. In het kader van het aanbouwplan, waarbij Jaarlijks gemiddeld 17,5 mil lioen moet worden besteed, is op deze ontwerpbegrooting op den gewonen dienst 16.029.500 gebracht. De minister wenscht zich nog niet uit te laten over de mogelijkheid van con versie van staatsschuld IN de Memorie van Toelichting op de Rijksbegrooting geeft do Minister van Financiën nog eenige beschou wingen met betrekking tot den alge- meenen financieelen toestand van ons land. Wij ontleenen daaraan het vol gende: De Minister betreurt het in hooge mate, dat er voorloopig niet aan ge dacht kan worden de belastingen, die zwaar op het Nederlandsche volk drukken, te verlagen. Hoe wenschelijk zulk een verlaging ook moge zijn, toch zou men zich schul dig maken aan een roekelooze poli tiek, indien men daartoe overging, zonder dat de begrootine van inkom sten en uitgaven in het juiste even wicht i9 gebracht. Wel is er aanleiding te overwegen enkele indirecte belastingen te ver lagen, die, uit fiscaal oogpunt be schouwd, te hoog zijn opgevoerd. Met name wordt hier gedacht aan enkele accijnzen. Maar ook tot zulk een verlaging zal alleen het initia tief genomen worden, als met groote waarschijnlijkheid venvacht mag •worden, dat de verlaging geen aan merkelijke vermindering in de op brengst zal ten gevolgo hobben. Mogelijkheid van con- versie Een tweetal vragen, welke naar aan leiding van de vorenstaande beschou wingen min of meer voor de hand lig gen, mogen thans nog worden behan deld. In de eerste plaats zal wellicht de vraag worden gesteld of eventueel door conversie van staatsschuld budgetaire perspectieven voor de naaste toekomst zouden kunnen worden geopend. Hoe wel de mogelijkheid van conversie ten gevolge van de op de kapitaalmarkt in getreden belangrijke daling van het ren teniveau geenszins denkbeeldig is te achten, geeft de minister met het beeld voor oogen van den nog niet-geschoten beer en diens reeds vooraf verkochte huid, er do voorkeur aan deze vraag voor het oogenblik onbesproken te la ten. Niettemin worde or reeds thans op gewezen, dat dc eventueel uit conversie voortspruitende verlichting van den reri- lolast, bij hervatting van normale af lossingen, waarnaar immers dient ere- streefd te worden, althans gedurende de eerstvolgende jaren, voor een belangrijk eedeelte zal worden gecompenseerd door hoogere schuldaflossing, die uit deze conversie zal voortvloeien. Geen optimisme In de tweede plaats ligt de vraag voor de hand, of de reeds in het jaar 1936 ingetreden verbetering van den economischen toestand hier te lande, welke vooral in de laatste maanden tot uiting kwam in een niet onaanzienlijke stijging der middelen, het budgetaire toekomstbeeld niet gunstig beïnvloedt. Inderdaad is tengevolge van het ingetre den conjunctuurhcrstel de budgetaire positie verbeterd en is dan ook de ra ming der middelen ln de ontwerp-be grooting reëel met een bedrag van niet minder dan 50,1 millioen verhoogd. Niettemin is voor optimisme in dit opzicht geen plaats en wel, omdat do uitgavenkant van het budget zelfs afgezien van den invloed van de verhooging der defensie-uitga ven -- nog slecht6 zeer weinig van de conjunctuurverbetering heeft ge profiteerd. Integendeel, op menig be- grootingsonderdeel moest de raming der uitgaven ten gevolge van de roods genoemde factoren niet onaan zienlijk worden verhoogd. Voog daarbij do- omstandigheid, dat ondanks conjunctuurherstel nog steeds een aanzienlijk deel der valide Neder landsche arbeidskrachten werkloos blijft, zoodat uit dien hoofde op het budget zoowel van rijk als van gemeen ten eon aanzienlijke druk blijft bestaan, terwijl ook ln de toekomst het normaal accres der uitgaven ten gevolge van den bevolkingsaanwas (te schatten op onge veer 10 millioen 's jaars), hetwelk op den duur niet volledig door bezuiniging op andere uitgaven zal kunnen worden opgevangen, wederom zijn invloed zal doen gelden, dan ligt do conclusie voor de hand, dat voor budgetair optimisme voorloopig niet de minste redon bestaat. Ook daarom meent de minister tegen een te groot optimisme, geba seerd op de verbeterde conjunctuur hier te lande, to moeten waarschu wen, omdat in het verleden zeer duidelijk is gebleken, dat deze con- j'unctuur in zekeren zin parallel loopt met de ontwikkeling van do wereldconjunctuur. M.a.w. tusschen het verloop der middelen hier to lande en het verloop der wereld conjunctuur bestaat verband. Daar er geen zekerheid bestaat, dat de ontwikkeling der wereldconjunctuur voor de naaste toekomst in stijgen de lijn door zal gaan, schijnt ten aanzien van het toekomstig verloop van 's rijks middelen een voorzich tig beleid op zijn plaats* Werkverruiming Voor zoover de regeering het in haar macht heeft, door middel van beïnvloe ding der kosten van levensonderhoud mede te werken tot behoud van werk gelegenheid, zullen de noodige voorzie ningen, ook al mogen deze budgetaire offers (mits binnen redelijke grenzen blijvend) vorderen, worden getroffen. Ook ten aanzien van een stimuleering der uitbreiding van werkgelegenheid, mits deze op zoodanige wijze plaats vindt, dat zij niet leidt tot werk- verschuiving, geldt, dat hiervoor, ondanks den weinig gunstigen budge- tairen toestand, middelen beschikbaar moeten zijn. Deze belangen toch vallen naar het oordeel der regecring binnen hetzelfde kader als het defensiebelang. Overigens worde in dit verband niet uit het oog verloren, dat herstel der door de crisis aangetaste financieele funda menten voor de volksgemeenschap van gelijke orde is als de behartiging der evengenoemde andere belangen. Rcsumecrende luidt de conclusie, bij de vaststelling van den financieelen koers, dien de regeering in de naaste toekomst meent te moeten sturen, dat voor de volvoering van de taak, die zij zich heeft gesteld met betrekking tot het behoud van de volkskracht, budge taire saneering onvermijdelijk is. Uiter aard zullen hierbij de eventueel ruimer vloeiende middelen in principe aller eerst beschikbaar moeten blijven voor de verbetering van het budget en zal uitzetting der uitgaven dan ook slechts daar mogen plaats hebben, waar zij, gelijk bij de uitgaven voor de defensie, en eenige economisch-soclale maatrege len, als een onvermijdelijke noodzake lijkheid is te beschouwen. Uitzetting van de uitgaven voor een bepaald doel in zoo belangrijke mate als thans voor de defensie is voorgenomen, moet, zelfs in normale omstandigheden, noodzake lijk leiden tot beperking van de uitga ven voor de andere onderdeelen van regeeringszorg. In de huidige omstan digheden echter is deze beperking dub bel geboden. Veel blijft nog rusten Het zal dus duidelijk zijn, dat voorhands ook de mogelijkheid ont breekt tot het doen van allerlei be langrijke uitgaven, die op zichzelf gewenscht of nuttig zouden zijn, zooals: verhooging van salarissen en loonen, verlaging van de leer- lingenschaal bij het lager onderwijs, uitbreiding van de gelegenheid tot opneming ln de ouderdomsverzeke- ring en meer andere. De regeering heeft vertrouwen, dat, indien het verloop van de middelen zich in gunstige richting blijft ontwikkelen en ook de crisisuitgaven, welke op de rijksbegrooting drukken, als gevolg van een voortgaande gunstige ontwikkeling van den economischen toestand kunnen worden verlaagd, bij een beleid, als de regeering heeft aangegeven, het rccel sluitende hudtrot zal worden bereikt. gi 275. Krent keek gespannen toe, wat er nu ging gebeuren. De twee mannen, het waren Touaregs behoorende tot één dor meest gevreesde Oostersche stammen, praatten nu druk met elkaar, waar Krent geen woord van kon verstaan. 276. Zij bonden den Dikke en den professor, stevig vast, haal den daarna uit een hoek wat stroo en gingen op den grond Idg- gen met hun hoofd op het stroo. Na een tijdje was een luid ge snurk hoorbaar. Het zondige pijltje der ijdelheid „Och, waren alle menschen wijt (Dat Is heelemaal niet noodig, als re achter het stuur maar n kleir beetje beter wilden opletten, dan konden we al héél tevreden rijnlj (Van een eigen verslaggever) EEN van de weinige dagen dat ons moderne parlementaire regeerings9y6teem, democratisch als het zich gewoonlijk voordoet, een overgeleverd ceremoniëol karakter yertoont, worstelend ih oude tradl- ties, is weer voorbij. Hot volk, dol op schittering on statig heid, al neemt het er uiterlijk graag een loopje mee, gehecht aan oude gewoon ten, al schimpt het op ouderwetsche ?n verkalkte meeningen, heeft er zijn ple zier aan gehad, zoo goed als regeerings- personen en hofdignitarissen er hun vreugde aan beleefd hebben. „Stijl" is iels, dat het Hollandsche volk in het algemeen ontbreekt, on ook op dezen openingsdag van de Staten-Generaal, zoo propvol met décorum, wordt de in nerlijke stijl, die zich met het décorum spelenderwijs vertrouwd voelt, nog al te veel gemist Weinige ministers, leden van den Raad van State, Kamerleden of andere politieke figuren dragen het gala-costuum dat bij hun ambt past met dien onmisbaren zwier, die losse gratie, die het co6tuum tot iets meer maken dan een maskerade. Maar toch, er zijn er. Wij bedoelen met dien zwier nog niet eens de gemakkelijke jovialiteit van een oud-minister, die het aan zijn eer verplicht rekent om hoed- loos door 't leven te gaan en die der halve ook zijn gala-stoek in de hand houdt wanneer hij opwandelt naar de Ridderzaal. Het lijkt erop, dat zij die vele jaren van hun leven in Ned.-Indië hebben doorgebracht, het gala-costuum vanzelfsprekender dragen dan menig ander. Hoe oud mr. Fock ook geworden is het kleurige ambtsgewaad zit hem niet onwennig. En van oud-minister Wolter, die eveneens de tropen kent, zou ,men kunnen meenen dat hij zonder door zijn personeel te worden uitge lachen, aan het ontbijt verschijnt in zijn gala-pak. Hij draagt heten omge keerd draagt het costuum hèm. Van mr. Aalberse en mr. Wendelaar is het zelfde te zeggen maar er zijn anderen, btj Wie men terstond aan een operette of op z'n minst aan do kamferklst denkt, waar het pak bijna 364 dagen bewaard is gebleven. En bij een enkelen nieuwbakken minister kijkt men alleen naar den ongelooflijken vouw in den gloed- nieuwen pantalon, en men vraagt zich af, of hij ooit gelegenheid zal krijgen die onberispelijkheid wat weg te werken... Men had gisteren niet alleen gelegen heid deze waarnemingen te doen, toen de onderscheiden „Heeren van Den Haag" naar de eigenlijke plechtigheid op weg waren, maar uitvoeriger nog toen zij met of zonder hunne dames de Ridderzaal verlieten, en zij onder den rooden baldakijnhome] moesten wach ten op hun auto. Zij lieten niet blijken dat zij dit wachten onaangenaam von den; misschien was het hun zelfs met onwelgevallig, wijl zij al dien tijd ln het zonnetje stonden der publieke belang stelling; en ach zelfs ministers, ja zelfs ministers stoelend op één zelfden wortel, zijn niet altijd veilig gepantserd tegen het zondige pijltje der ijdelheid Een vuig gezegde Het spreekwoord zegt: het is niet alles goud wat er blinkt, maar op dozen éónen dag van het jaar hooft dit vuige gezegde ongelijk. Wat om en bij de Ridderzaal schitterde en blonk waa w 1 goud, achttien karaats van binnen en van buiten. De Koningin zelf echter was gekleed in een zilverkleurig cos tuum. Paarl-grljs is de offlcieele mode-term, maar er glansde iets van zilver van dit statige velours chiffon, dat in zijn fraaie éénkleurigheid een waarlijk ma jesteitelijk karakter had. Hoog en rustig schreed Zij de treden op naar de Rid derzaal. Zich zeer bewust van do grooto plechtigheid van het oogenblik, kenne lijk ook doordrongen van het gewicht van Haar taak. Haar houding jegens het publiek dwingt in dezen tijd een stijgende bewondering af. Niets aan Haar wezen is er, dat een reactie van de massa opzettelijk en welbewust uit lokt. Menig staatshoofd in dezen tijd, machtiger dan een monarch, en toch eenzamer en onzekerder in die macht, toont in zijn houding maar al te duide lijk hoe hij het aanhankelijkheidsbetoon opeischt, omdat het onmisbaar is in het stelsel van propaganda dat hem staande moet houden. Bij Koningin Wil- helmina geen zweem daarvan. Eerder voelt men in Haar gebaar iets van terughouding en reserve, van een accepteeren. omdat het nu eenmaal niet anders kèn... Maar daarnaast toch ook de gulle erkenning, een blij gevoel, zich gedragen te weten door de sympathie en de genegenheid van de massa. Voor al was dit evident, toen Zij bij den terugkeer plaats had genomen ln do gouden, glazen koets, en links en rechts de armen de hoeden in de hoogte gin gen, kreten aanzwollen, en uit de ven steropeningen de zakdoeken op en neer deinden. Een zonnige glimlach verhel derde Haar gelaat... En deze geest drift, niet uitgelaten, maar toch positief, herhaalde zich toen 's middags om vier uur. of om precies te zijn, enkele minu ten vóór vier. Hare Majesteit opnieuw uitreed, nu in een open calèche, door een breed bont beschut tegen den killen Septemberwind. Honderden stonden voor het Paleis en duizenden lange dc verdero route, die eindigde op het plein vóór het Staatsspoorstation. Want deze tocht was tegelijk de rit naar den trein, waarmee Hare Majesteit vertrok naar Het Loo „Hij is in de vacantie goed gt- groeid'" „Och nee hij is in hel water ge vallen en daarbij zijn z'n kleeren ge krompen Tidens Tcgn.")

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1937 | | pagina 7