Wat defensie noodig
heeft
Achterstand
moet
ingehaald
BLACK CAP
NOG GEEN VERLAGING
VAN BELASTINGEN
J. A. SCHOTERMAN Zn.
Wellicht wel
eenige der
accijnzen
De lotgevallen van
Piet Krent en Jan Oliebol
OM EN OP HET BINNENHOF
Eerste termijn voor
nieuwen kruiser
aangevraagd
OLD SCOTCH WHISKY p. fl. 3.75
UTRECHTSCHESTR. 17 Ao 1878 Tel. 145
Waarschuwing tegen
optimisme
ALLES WAS GOUD
WAT ER BLONK
2e BLAD PAG. 3
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1937
DE begrooting van defensie voor den
gewonen dienst 1938 wordt aange
boden met een eindcijfer, dat
25.513.240 hooger is dan dat van he;
dienstjaar 1037.
Ter verklaring van deze verhooging is
het volgende aangeteokend:
In de eerste plaats heeft de minister
zich ten deze stellende op hetzelfde
standpunt als door zijn ambtsvoorganger
bij verschillende gelegenheden is ken
baar gemaakt thans alle kosten van
aanbouw van nieuw materieel voor de
Staatsmarine op dit hoofdstuk gebracht.
Hierbij is in zooverre vooruitgeloopen op
dc beslissing in zake een nieuwe kosten-
verdeeling voor de zeemacht, waarom
trent nog nader overleg met de Indische
regeering wordt gepleegd. In 1937 was
de aanbouw van het deel der Staats
marine. dat als regel in Nederlandsch-
Indië dienst doet, nog op de Indische be
grooting uitgetrokken. Op deze begroo
ting zullen in 1938 en enkele volgende
Jaren echter nog posten voorkomen op
den buitengewonon dienst voor het af
bouwen van het marine-materieel.
De sterkte der marine
Ten einde een overzicht te verkrijgen
van datgene, wat noodig is om in de
behoeften van de Staatsmarine te voor
zien, merkt de toelichting het volgende
op:
Allereerst dient eenlgszins nauwkeu
rig vast te staan, welke sterkte men aan
dit deel van de weermacht wenscht te
geven, alvorens de aanbouw en verdere
organisatie volgens vast te stellen sche
ma's en plannen, waarvan de financieele
consequenties aanvaardbaar zijn, zullen
kunnen verloopen, Voor deze sterkte
wcnscht de minister ten naaste bij vast
te houden aan de cijfers, die in het vloot-
plan 1930 voor een deel van het mate
rieel werden aangenomen. Evenwel wer
den, voor wat het vliegwapen en het
materieel voor locale defensie betreft, In
genoemd plan geen sterkte-cijfers vast
gelegd.
Echter dient ook ten aanzien van dit
materieel vast to staan, wat ten slotte
wordt beoogd.
Bekening houdende met den be-
staanden toestand op het gebied der
bewapening en overigens de grens,
die het financieele mogelijke onaf
wijsbaar stelt, niet uit het oog ver
liezend, is de Minister van meening,
dat de Staatsmarine een sterkte zal
moeten hebben van 3 kruisers, 2 f ot-
tieljeleiders, 12 torpedobootjagers, 18
onderzeebooten meer in het bijzon
der voor Indië bestemd, benevens
eenige voor den dienst in Nederland
bestemde onderzeebooten, 3 flottielje
vaartuigen, waarvan 1 voor West-
Indië, 1 artillerie-in6tructieschip, 6
bewakingsvaartuigen voor den
dienst hier te lande, 8 mijnenvegers,
ten minste 12 mijnenvegers, eenige
torpedomotorbooten, benevens de
noodige opnemings-, politie- en hulp-
vaartuigen, terwijl een aantal van 72
groote zeevliegtulgen naast de noo
dige kleinere toestellen voor oplei
ding en inscheping de noodzakelijke
aanvulling in de lucht dienen te
vormen van de genoemde varende
strijdkrachten.
Voorzoover het bovengenoemde mate
rieel niet in het vlootplan 1930 voor
komt, wijkt de aangenomen sterkte niet
of weinig af van dat wat reeds aanwe
zig is of krachtens vroeger van de Sta-
ten-Generaal verkregen machtiging in
aanbouw is.
De Minister meent, dat het kruiser-
vraagstuk, dat het voorwerp van ern
stige en diepgaande studie geweest is,
welke geen gronden opleverde, die tot
het opgeven van dit werpen zouden moe
ten leiden, als een afgedane zaak dient
te worden beschouwd. Temeer vindt dit
standpunt rechtvaardiging in het feit,
dat geen enkele buitenlandsche zeemo
gendheid blijkens de algemeen gevolgde
aanbouwpolitiek aan het opgeven van
het kruiserwapen denkt.
Het totaal, dat gemiddeld per jaar aan
aanbouw moet worden besteed, om de
beoogde sterkte op peil te houden, blijkt
ongeveer 17'/ï millioen te beloopen Door
gemiddeld per jaar deze som voor aan
bouw te besteden is een regelmatige ver
vanging van het materieel dat ver
oudert, te verkrijgen.
Ten laste van den kapitaaldienst zijn
de nog ontbrekende tweede flottieljelei
der en drie bewakingsvaartüigen ge
bracht.
Gebruik makende van de gelden,
welke, op grond van het Defensiefonds
te harcr beschikking zijn gesteld, heeft
de regeering met bekwamen spoed de
aanschaffing van een deel van het in de
allereerste plaats onontbeerlijke mate
rieel ter hand genomen. Daartoe is over
gegaan tot den aankoop van een aantal
batterijen modern luchtdoelgeschut, van
een zij het beperkt aantal moderne
infanteriekanonnen, van enkele batte
rijen moderne artillerie, van een aantal
zoeklichten en van een hoeveelheid gas-
beschermlngsmaterieel, zoomede van
een aantal vliegtuigen, terwijl voorts
werd overgegaan tof het inrichten van
kleine versterkingen (kazematten) hij
dé overgangen der groote rivieren en op
enkele andere voor de verdediging van
ons land van bijzonder belang zijnde
punten.
Verbetering der uitrus
ting van de weermacht
nog niet voltooid
Nochtans is met de bovenvermelde
aanschaffingen de zoo onontbeerlijke
verbetering van de matorieelo uitrusting
van de weermacht allerminst voltooid,
zooals hieronder nader uiteengezet i9.
1. Het aantal, ten la9te van het defen
siefonds, aangekochte infanterievuur-
monden is bij lange niot toereikend om,
rekening houdende met de eischen, zoo
als deze op krijgskundige gronden die
nen te worden gesteld, en ook, mede op
grond van de oorlogservaring in dit op
zicht, in de buitenlandsche legers zijn
aanvaard, de verdediging tegen vecht-
wagens naar behooren te verzekeren.
2. Verder ontbreekt aan het luchtwa-
pen zeer veel, als gevolg van de om
standigheid, dat wegens den financiee*
len toestand ln een reeks van jaren aan
dat wapen minder is ten koste gelegd,
dan noodig zou zijn geweest De aan
schaffingen. welke ten laste van het De
fensiefonds hebben plaats gevonden,
zijn, hoewel belangrijk, te eenen male
onvoldoende om de kracht van het
luchtwapon tot het gewenschte peil op
te voeren.
3. Ook de overige middelen ter verde
diging tegen aanvallen uit de lucht, n.l.
de luchtdoelartillerie en de zoeklichten,
behoeven verdere versterking, wil een
doelmatige verdediging gewaarborgd
zijn.
4. Voorts is een vorder gaande verstor-
king van do lichte troepen, vooral met
gemotoriseerd en gemechaniseerde
strijdkrachten, zoomede een uitbreiding
van het aantal pioniereenheden, een
dringende eisch. waaraan tot dusver
door gebrek aan geldmiddelen niet kon
worden voldaan.
5. Ten slotte is het niet mogelijk ge
bleken de versterking van het artilleriu-
tisch vermogen uit de door de instelling
van genoemd fonds beschikbaar geko
men gelden te verwezenlijken.
Wat gevraagd wordt
Wat de zeemacht betreft ligt het In de
bedoeling een aanvang te maken met
den bouw van drie bewakingsvaartui
gen, die bewapend zullen worden met
4 kanonnen van 12 cm. en voorzien zul
len worden van pantser, waardoor zij
tegen licht materieel van een tegenstan
der, die onze mijnversperring zou wil
len opruimen, in alle opzichten opge
wassen zullen /d-n. Door aan deze sche
pen, dio een waterverplaatsing van on
geveer 1200 ton zullen krijgen, een snel
heid te geven van 18 mijl, zullen zij niet
alleen In staat zijn s-el in te grijpen,
waar zulks noodig is, maar ook in tijden
van neutraliteilshandhaving geschikt
zijn voor patrouillevaartuig.
Een zorgvuldl becijfering heeft
uilgewezen, dat ten einde op be
scheiden wijze ln de hooger aange
geven behoeften van de weermacht
te voorzien, in de jaren 1938 tot en
met 1911 benoodigd zal zijn rond
157.500.000, waarvan 20.500.000
voor de zeemacht. Aangezien het
hier voor een belangrijk deel aan
schaffing van materieel betreft, dat
een vrij langen levensduur heeft en
99
99
Sole Importers:
een dergelijk groot bedrag geheel
buiten do mogelijkheid van gewono
dekking ligt, wordt het aangewezen
geacht dit op den kapitaaldienst be
schikbaar te stellen. Voor het dienst
jaar 1938 wordt daartoe een bedrag
van rond 40.940000 aangevraagd.
Een termijn van 5 millioen wordt
op den gewonen dienst gebracht al9
eorste termijn voor den bouw van
een kruiser ter vervanging van
H. Ms. „Sumatra".
Geschutreserve voor
koopvaardijschepen
Het op do begrooting brengen van
een post van 2 millioen voor ge
schut voor de bewapening van koop
vaardijschepen is het gevolg van do
noodzakelijkheid onze nieuwe koop
vaardijschepen een uitrusting te ge
ven voor defensieve doeleinden, zoo
als dit ook allerwego in het buiten
land geschiedt.
Het is de bedoeling een bewegelijke
geschutreserve te vormen, die, afhanke
lijk van het onverhoopt intredende oor-
logsgoval, door de regeering bestemd
kan worden voor opstelling op onze mo
derne koopvaardijschepen dan wel voor
een plaatsing op het zeefront in Neder
land.
Een eerste termijn wordt aange
vraagd voor een 2-tal torpedoboot
jagers, welke tezamen met de op de
bcgrooting 1937 voor koloniën aan
gevraagde 2 torpedobootjagers en de
reeds in Indië aanwezige 8 stuks,
het aantal torpedobootjagers brengt
op het ln het vlootplan 1930 genoem
de aantal van 12.
Voort9 is een eerste termijn aan
gevraagd voor 3 vervangende onder
zeebooten,
Voor de vliegtuigen is een eerste ter
mijn aangevraagd voor 12 groote zee-
vliegtuigen, gedeelteijk voor vervanging,
gedeeltelijk voor uitbreiding, ten einde
geleidelijk te komen tot een aantal van
72 groote zeevliegtuigen.
Een laatste termijn wordt aange
vraagd voor do vervanging van de 12
kleine zeeverkenners, welke in Indië
aanwezig zijn en waarvan één reeds aan
den dienst ontviel.
Voor vervanging van de ln Indië aan
wezige torpedomotorbooten, waarvan
reeds één aan den dienst ontviel, wor
den thans gelden voor don bouw vau
een eerste boot aangevraagd.
In het kader van het aanbouwplan,
waarbij Jaarlijks gemiddeld 17,5 mil
lioen moet worden besteed, is op deze
ontwerpbegrooting op den gewonen
dienst 16.029.500 gebracht.
De minister wenscht zich
nog niet uit te laten over
de mogelijkheid van con
versie van staatsschuld
IN de Memorie van Toelichting op
de Rijksbegrooting geeft do Minister
van Financiën nog eenige beschou
wingen met betrekking tot den alge-
meenen financieelen toestand van ons
land. Wij ontleenen daaraan het vol
gende:
De Minister betreurt het in hooge
mate, dat er voorloopig niet aan ge
dacht kan worden de belastingen,
die zwaar op het Nederlandsche
volk drukken, te verlagen. Hoe
wenschelijk zulk een verlaging ook
moge zijn, toch zou men zich schul
dig maken aan een roekelooze poli
tiek, indien men daartoe overging,
zonder dat de begrootine van inkom
sten en uitgaven in het juiste even
wicht i9 gebracht.
Wel is er aanleiding te overwegen
enkele indirecte belastingen te ver
lagen, die, uit fiscaal oogpunt be
schouwd, te hoog zijn opgevoerd.
Met name wordt hier gedacht aan
enkele accijnzen. Maar ook tot zulk
een verlaging zal alleen het initia
tief genomen worden, als met groote
waarschijnlijkheid venvacht mag
•worden, dat de verlaging geen aan
merkelijke vermindering in de op
brengst zal ten gevolgo hobben.
Mogelijkheid van con-
versie
Een tweetal vragen, welke naar aan
leiding van de vorenstaande beschou
wingen min of meer voor de hand lig
gen, mogen thans nog worden behan
deld. In de eerste plaats zal wellicht de
vraag worden gesteld of eventueel door
conversie van staatsschuld budgetaire
perspectieven voor de naaste toekomst
zouden kunnen worden geopend. Hoe
wel de mogelijkheid van conversie ten
gevolge van de op de kapitaalmarkt in
getreden belangrijke daling van het ren
teniveau geenszins denkbeeldig is te
achten, geeft de minister met het beeld
voor oogen van den nog niet-geschoten
beer en diens reeds vooraf verkochte
huid, er do voorkeur aan deze vraag
voor het oogenblik onbesproken te la
ten. Niettemin worde or reeds thans op
gewezen, dat dc eventueel uit conversie
voortspruitende verlichting van den reri-
lolast, bij hervatting van normale af
lossingen, waarnaar immers dient ere-
streefd te worden, althans gedurende de
eerstvolgende jaren, voor een belangrijk
eedeelte zal worden gecompenseerd door
hoogere schuldaflossing, die uit deze
conversie zal voortvloeien.
Geen optimisme
In de tweede plaats ligt de vraag
voor de hand, of de reeds in het jaar
1936 ingetreden verbetering van den
economischen toestand hier te lande,
welke vooral in de laatste maanden tot
uiting kwam in een niet onaanzienlijke
stijging der middelen, het budgetaire
toekomstbeeld niet gunstig beïnvloedt.
Inderdaad is tengevolge van het ingetre
den conjunctuurhcrstel de budgetaire
positie verbeterd en is dan ook de ra
ming der middelen ln de ontwerp-be
grooting reëel met een bedrag van niet
minder dan 50,1 millioen verhoogd.
Niettemin is voor optimisme in dit
opzicht geen plaats en wel, omdat
do uitgavenkant van het budget
zelfs afgezien van den invloed van
de verhooging der defensie-uitga
ven -- nog slecht6 zeer weinig van
de conjunctuurverbetering heeft ge
profiteerd. Integendeel, op menig be-
grootingsonderdeel moest de raming
der uitgaven ten gevolge van de
roods genoemde factoren niet onaan
zienlijk worden verhoogd.
Voog daarbij do- omstandigheid, dat
ondanks conjunctuurherstel nog steeds
een aanzienlijk deel der valide Neder
landsche arbeidskrachten werkloos
blijft, zoodat uit dien hoofde op het
budget zoowel van rijk als van gemeen
ten eon aanzienlijke druk blijft bestaan,
terwijl ook ln de toekomst het normaal
accres der uitgaven ten gevolge van den
bevolkingsaanwas (te schatten op onge
veer 10 millioen 's jaars), hetwelk op
den duur niet volledig door bezuiniging
op andere uitgaven zal kunnen worden
opgevangen, wederom zijn invloed zal
doen gelden, dan ligt do conclusie voor
de hand, dat voor budgetair optimisme
voorloopig niet de minste redon bestaat.
Ook daarom meent de minister
tegen een te groot optimisme, geba
seerd op de verbeterde conjunctuur
hier te lande, to moeten waarschu
wen, omdat in het verleden zeer
duidelijk is gebleken, dat deze con-
j'unctuur in zekeren zin parallel
loopt met de ontwikkeling van do
wereldconjunctuur. M.a.w. tusschen
het verloop der middelen hier to
lande en het verloop der wereld
conjunctuur bestaat verband. Daar
er geen zekerheid bestaat, dat de
ontwikkeling der wereldconjunctuur
voor de naaste toekomst in stijgen
de lijn door zal gaan, schijnt ten
aanzien van het toekomstig verloop
van 's rijks middelen een voorzich
tig beleid op zijn plaats*
Werkverruiming
Voor zoover de regeering het in haar
macht heeft, door middel van beïnvloe
ding der kosten van levensonderhoud
mede te werken tot behoud van werk
gelegenheid, zullen de noodige voorzie
ningen, ook al mogen deze budgetaire
offers (mits binnen redelijke grenzen
blijvend) vorderen, worden getroffen.
Ook ten aanzien van een stimuleering
der uitbreiding van werkgelegenheid,
mits deze op zoodanige wijze plaats
vindt, dat zij niet leidt tot werk-
verschuiving, geldt, dat hiervoor,
ondanks den weinig gunstigen budge-
tairen toestand, middelen beschikbaar
moeten zijn. Deze belangen toch vallen
naar het oordeel der regecring binnen
hetzelfde kader als het defensiebelang.
Overigens worde in dit verband niet uit
het oog verloren, dat herstel der door
de crisis aangetaste financieele funda
menten voor de volksgemeenschap van
gelijke orde is als de behartiging der
evengenoemde andere belangen.
Rcsumecrende luidt de conclusie, bij
de vaststelling van den financieelen
koers, dien de regeering in de naaste
toekomst meent te moeten sturen, dat
voor de volvoering van de taak, die zij
zich heeft gesteld met betrekking tot
het behoud van de volkskracht, budge
taire saneering onvermijdelijk is. Uiter
aard zullen hierbij de eventueel ruimer
vloeiende middelen in principe aller
eerst beschikbaar moeten blijven voor
de verbetering van het budget en zal
uitzetting der uitgaven dan ook slechts
daar mogen plaats hebben, waar zij,
gelijk bij de uitgaven voor de defensie,
en eenige economisch-soclale maatrege
len, als een onvermijdelijke noodzake
lijkheid is te beschouwen. Uitzetting
van de uitgaven voor een bepaald doel
in zoo belangrijke mate als thans voor
de defensie is voorgenomen, moet, zelfs
in normale omstandigheden, noodzake
lijk leiden tot beperking van de uitga
ven voor de andere onderdeelen van
regeeringszorg. In de huidige omstan
digheden echter is deze beperking dub
bel geboden.
Veel blijft nog rusten
Het zal dus duidelijk zijn, dat
voorhands ook de mogelijkheid ont
breekt tot het doen van allerlei be
langrijke uitgaven, die op zichzelf
gewenscht of nuttig zouden zijn,
zooals: verhooging van salarissen
en loonen, verlaging van de leer-
lingenschaal bij het lager onderwijs,
uitbreiding van de gelegenheid tot
opneming ln de ouderdomsverzeke-
ring en meer andere.
De regeering heeft vertrouwen, dat,
indien het verloop van de middelen zich
in gunstige richting blijft ontwikkelen
en ook de crisisuitgaven, welke op de
rijksbegrooting drukken, als gevolg van
een voortgaande gunstige ontwikkeling
van den economischen toestand kunnen
worden verlaagd, bij een beleid, als de
regeering heeft aangegeven, het rccel
sluitende hudtrot zal worden bereikt.
gi
275. Krent keek gespannen toe, wat er nu ging gebeuren. De
twee mannen, het waren Touaregs behoorende tot één dor meest
gevreesde Oostersche stammen, praatten nu druk met elkaar,
waar Krent geen woord van kon verstaan.
276. Zij bonden den Dikke en den professor, stevig vast, haal
den daarna uit een hoek wat stroo en gingen op den grond Idg-
gen met hun hoofd op het stroo. Na een tijdje was een luid ge
snurk hoorbaar.
Het zondige pijltje der
ijdelheid
„Och, waren alle menschen wijt
(Dat Is heelemaal niet noodig, als
re achter het stuur maar n kleir
beetje beter wilden opletten, dan
konden we al héél tevreden rijnlj
(Van een eigen verslaggever)
EEN van de weinige dagen dat
ons moderne parlementaire
regeerings9y6teem, democratisch als
het zich gewoonlijk voordoet, een
overgeleverd ceremoniëol karakter
yertoont, worstelend ih oude tradl-
ties, is weer voorbij.
Hot volk, dol op schittering on statig
heid, al neemt het er uiterlijk graag een
loopje mee, gehecht aan oude gewoon
ten, al schimpt het op ouderwetsche ?n
verkalkte meeningen, heeft er zijn ple
zier aan gehad, zoo goed als regeerings-
personen en hofdignitarissen er hun
vreugde aan beleefd hebben. „Stijl" is
iels, dat het Hollandsche volk in het
algemeen ontbreekt, on ook op dezen
openingsdag van de Staten-Generaal,
zoo propvol met décorum, wordt de in
nerlijke stijl, die zich met het décorum
spelenderwijs vertrouwd voelt, nog al
te veel gemist Weinige ministers, leden
van den Raad van State, Kamerleden
of andere politieke figuren dragen het
gala-costuum dat bij hun ambt past
met dien onmisbaren zwier, die losse
gratie, die het co6tuum tot iets meer
maken dan een maskerade. Maar toch,
er zijn er. Wij bedoelen met dien
zwier nog niet eens de gemakkelijke
jovialiteit van een oud-minister, die het
aan zijn eer verplicht rekent om hoed-
loos door 't leven te gaan en die der
halve ook zijn gala-stoek in de hand
houdt wanneer hij opwandelt naar de
Ridderzaal. Het lijkt erop, dat zij die
vele jaren van hun leven in Ned.-Indië
hebben doorgebracht, het gala-costuum
vanzelfsprekender dragen dan menig
ander. Hoe oud mr. Fock ook geworden
is het kleurige ambtsgewaad zit hem
niet onwennig. En van oud-minister
Wolter, die eveneens de tropen kent,
zou ,men kunnen meenen dat hij zonder
door zijn personeel te worden uitge
lachen, aan het ontbijt verschijnt in zijn
gala-pak. Hij draagt heten omge
keerd draagt het costuum hèm. Van
mr. Aalberse en mr. Wendelaar is het
zelfde te zeggen maar er zijn anderen,
btj Wie men terstond aan een operette
of op z'n minst aan do kamferklst
denkt, waar het pak bijna 364 dagen
bewaard is gebleven.
En bij een enkelen nieuwbakken
minister kijkt men alleen naar den
ongelooflijken vouw in den gloed-
nieuwen pantalon, en men vraagt
zich af, of hij ooit gelegenheid zal
krijgen die onberispelijkheid wat
weg te werken...
Men had gisteren niet alleen gelegen
heid deze waarnemingen te doen, toen
de onderscheiden „Heeren van Den
Haag" naar de eigenlijke plechtigheid
op weg waren, maar uitvoeriger nog
toen zij met of zonder hunne dames de
Ridderzaal verlieten, en zij onder den
rooden baldakijnhome] moesten wach
ten op hun auto. Zij lieten niet blijken
dat zij dit wachten onaangenaam von
den; misschien was het hun zelfs met
onwelgevallig, wijl zij al dien tijd ln het
zonnetje stonden der publieke belang
stelling; en ach zelfs ministers,
ja zelfs ministers stoelend op één
zelfden wortel, zijn niet altijd veilig
gepantserd tegen het zondige pijltje der
ijdelheid
Een vuig gezegde
Het spreekwoord zegt: het is niet
alles goud wat er blinkt, maar op
dozen éónen dag van het jaar hooft
dit vuige gezegde ongelijk. Wat om
en bij de Ridderzaal schitterde en
blonk waa w 1 goud, achttien
karaats van binnen en van buiten.
De Koningin zelf echter was gekleed
in een zilverkleurig cos
tuum.
Paarl-grljs is de offlcieele mode-term,
maar er glansde iets van zilver van dit
statige velours chiffon, dat in zijn
fraaie éénkleurigheid een waarlijk ma
jesteitelijk karakter had. Hoog en rustig
schreed Zij de treden op naar de Rid
derzaal. Zich zeer bewust van do grooto
plechtigheid van het oogenblik, kenne
lijk ook doordrongen van het gewicht
van Haar taak. Haar houding jegens
het publiek dwingt in dezen tijd een
stijgende bewondering af. Niets aan
Haar wezen is er, dat een reactie van
de massa opzettelijk en welbewust uit
lokt. Menig staatshoofd in dezen tijd,
machtiger dan een monarch, en toch
eenzamer en onzekerder in die macht,
toont in zijn houding maar al te duide
lijk hoe hij het aanhankelijkheidsbetoon
opeischt, omdat het onmisbaar is
in het stelsel van propaganda dat hem
staande moet houden. Bij Koningin Wil-
helmina geen zweem daarvan. Eerder
voelt men in Haar gebaar iets van
terughouding en reserve, van een
accepteeren. omdat het nu eenmaal niet
anders kèn... Maar daarnaast toch ook
de gulle erkenning, een blij gevoel, zich
gedragen te weten door de sympathie
en de genegenheid van de massa. Voor
al was dit evident, toen Zij bij den
terugkeer plaats had genomen ln do
gouden, glazen koets, en links en rechts
de armen de hoeden in de hoogte gin
gen, kreten aanzwollen, en uit de ven
steropeningen de zakdoeken op en neer
deinden. Een zonnige glimlach verhel
derde Haar gelaat... En deze geest
drift, niet uitgelaten, maar toch positief,
herhaalde zich toen 's middags om vier
uur. of om precies te zijn, enkele minu
ten vóór vier. Hare Majesteit opnieuw
uitreed, nu in een open calèche, door
een breed bont beschut tegen den killen
Septemberwind. Honderden stonden
voor het Paleis en duizenden lange dc
verdero route, die eindigde op het plein
vóór het Staatsspoorstation. Want deze
tocht was tegelijk de rit naar den trein,
waarmee Hare Majesteit vertrok naar
Het Loo
„Hij is in de vacantie goed gt-
groeid'"
„Och nee hij is in hel water ge
vallen en daarbij zijn z'n kleeren ge
krompen
Tidens Tcgn.")