IN ONZE BIOSCOPEN
DE RADIO-CENTRALE
JUBILEERT
MACHIEL BRANDENBURG
AAN 'T WOORD
EEN UP-TO-DATE
BEDRIJF
W. J. VAN DIJK
Spellingskwestie
WIELRIJDERS
ATTENTIE!
KUNSTENAAR MET
TOEKOMST
Qrand-Theatre
City Theater
2c BLAD PAG. 1 1
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ZATERDAG 18 DECEMBER 1937
STADSNIEUWS
De radiodistributie bleek aan
een zeer groote behoefte
te voorzien
Jubileum op 2 Januari
EEN onzer stedelijke instellincen,
de N.V. Amersfoortsche Ra
dio-Centrale, staat aan den voor
avond van een jubileum. Op 2 Jan.
a.s. zal het 10 jaar geleden zijn, dat
zij een aanvang nam om haar be
drijf te exploiteeren. Zij vestigde
hare kantoren en bedrijven in de
Langestraat. Omdat het een geheel
nieuwe exploitatie was, die nog
geen, of zeker geen voldoende,
bekendheid had, heeft dit bedrijf in
den beginne met zeer veel moeilijk
heden te kampen gehad.
Amersfoort was één van de eerste
plaatsen in den lande, die een radio-
centrale had en dank zij de leiding
heeft de Amersfoortsche Radiocen
trale steeds aan de spits gestaan
zoowel wat installatie als geluid
betrof. Overal in ons land werd
in navolging van de centrale in onze
stad gebouwd en dit mag dan zeker
wel het bewijs zijn, dat wij hier een
bedrijf hebben, dat geheel aan de
eischen van de moderne radio-tech
niek voldoet.
De Amersfoortsche Radiocentrale is
begonnen met het spannen van vier
blanke draden voor het doorgeven van
de beide Hollandsche uitzendstations
Hilversum en Huizen en gebruikte daar
toe binnenshuis twee stopcontacten.
Radiokabel was in die dagen nog niet
storingvrij verkrijgbaar, doch daar dit
in de toekomst geheel storingvrij te ma
ken was, hield men de aandacht daarop
gericht.
In April 1928 was de centrale reeds
verplicht hare kantoren en bedrijven te
verplaatsen van de Langestraat naar de
Bergstraat, waar het thans nog gevestigd
is.
De ontwikkeling
De radio-distributie bleek 'aan 'n zeer
groote behoefte te voldoen en ontwikkel
de zich vrij snel. Voor het net. geheel
gereed was, bleek dat de eischen van de
luisteraars van zoodanigen aard waren,
dat de N.V. het noodig oordeelde, om de
aangeslotenen te laten genieten van een
derde programma, waarop een keuze
jverd gedaan uit de beste buitenlandsche
stations. Hierlangs konden de abonhé's
dan ook de zoo gewilde gramofoonuur-
tjes beluisteren. Nog altijd hebben de uit-
zenduurtjes van de A.R.C. de volle be
langstelling van de luisteraars.
Rechtstreeksche lijnen
Er is destijds getracht om met ge
twiste, geïsoleerde draden het z.g. derde
programma door te zenden. Hoewel deze
wijze van doorgeven der programma's
goed genoemd kon worden, was het uit
artistiek oogpunt zeer leelijk deze dra
den over huizen en straten te zien han
gen.
In verband hiermede nam de
radiocentrale in 1933 het besluit om
het bovengrondsche net te vervangen
door grondkahel, waardoor de ont
sierende draden uit de lucht over
straten, pleinen en huizen verdwe
nen. Dit was een groote technische
verbetering. Storingen door storm
enz. werden hierdoor voorkomen.
Bovendien werden rechtstreeks Lij
nen vanuit de studio's te Hilversum
en Huizen aangesloten, waardoor
de beide Hollandsche stations onge
stoord aan de aangeslotenen kon
den worden doorgegeven.
De aansluitingen werden gemaakt met
loodkabel langs de huizen, de stopcon
tacten werden vervangen door schakel-
kastjes voor vijf standen en konden de
luisteraars behalve de Hollandsche ook
de buitenlandsche stations heluisteren
Zooals vanzelf spreekt, worden die bui
tenlandsche stations doorgegeven, waar
van de ontvangst het mooist is.
De alarminrichting
Er bleek in onze gemeènte, dat er
een dringende behoefte bestond aan
een alarminrichting, waarvan bij
politiehulp, brand, ongelukken of
anderszins gebruik kon worden ge
maakt. De radiocentrale zorgde voor
het maken hiervan en deze inrich
ting voldoet nog altijd zeer goed.
Bij herhaling moest de N.V. haar be
drijf vernieuwen vanwege den gestadi-
gen vooruitgang \an de techniek. Zij
zorgt steeds met het nieuwste op de
hoogte te zijn om het bedrijf goed te la
ten functionneeren en de aangeslotenen
het beste te verstrekken wat op het ge
bied van radio kan worden verstrekt.
Thans staat de Amersfoortsche Radio-
Centrale aan den vooravond van haar
tweede lustrum. Met recht kan van haar
gezegd worden, dat zij alles deed om
haar bedrijf zoo goed mogelijk te laten
functionneeren en dat haar service
tegenover de luisteraars zoo goed en
groot mogelijk was. Wij zijn er zeker
van, dat zij dit standpunt getrouw wit
blijven.
In verband met het jubileum wil de
directie der Radiocentrale de luisteraars
op Maandag, 3 Januari a.s. vanaf des
middags. 2 uur in de gelegenheid stellen
de bedrijven 1e bezichtigen.
ACCOUNTANTSKANTOOR
UTRECHTSCHEWEG 119
AMERSFOORT - TEL. 1350
ACCOUNTANCY en BELASTINGZAKEN
Oh heerlijk Spelling-Nederland,
Waar telkens weer de etrijd
ontbrandt:
Hoe moet de natie spellen
Oh speling van het spelling-spel,
Wat doe je het weer wonderwel,
Wat kun j'ons véél vertellen!
Oh één-o, twéé-o-spelling-strijd,
Hoe raakt on6 land je ooit nog kwijt,
Oh, oh die o-omissie
Oh o en e in 't Parlement,
Wat ben je daar weer diligent
En la6tig (met permissie).
Oh wankel lot van e en o,
Wat breng je on6 weer zoowiezoo
In vreemde situatie,
Je bent naar officieel parool
Als „eenling" vriend van Nêerland's
school,
Doch niet van onze natie
Oh lastig o- en e-parket,
Waarin de schrijver werd gezet,
Wéér is 't beslissend einde?
Oh Nederland verlangt toch zoo
Dat al dat één- of twéémaal o
En e voorgoed eens kwijnde
Oh speling van het spelling-spel,
Wat maak je hier een spelling-hel
Met onze twijfel-spelling
Ons landje vraagt het kost wat kost
Geeft eenheids-spelling! En verlost
Ons van die spelling-kwelling.
PHILIA.
(Nadruk verboden).
Het roode achterlicht
De commissaris van Politie brengt ter
kennis, dat, te rekenen vanaf 1 Januari
1938, rijwielen aan de achterzijde moe
ten voorzien zijn van een lantaarn (ach
terlicht) met reflector, welke lantaarn
achterwaarts, duidelijk zichtbaar voor
het achteropkomende verkeer, een rood
licht uitstraalt. Lantaarn en reflector
moeten zijn aangebracht, overeenkom
stig de bepalingen van den Minister van
Waterstaat. Reflector en achterlicht
moeten in nagenoeg verticalen stand
zijn aangebracht, terwijl het achterlicht
moet behooren tot een soort, dat door
den minister is goedgekeurd en voor
zien van een door den minister vastge
steld merk.
GESPREKKEN MET KUNSTENAARS
DE weg naar Hilversum glimt
met een vettigen glans en
trekt een modderig lint dwars tus-
schen de kale boomenrijen door. Het
is moeilijk te zeggen of het sneeuwt
of regent of hagelt, maar bijna on
der een hoek van vijf en veertig gra
den waait de wind venijnig koud in
de flank van den wielrijder en jaagt
hem een regenachtig mengsel van
sneeuw en nog iets in het gelaat,
waardoor de spieren verstarren in
een lachwekkenden grimas. De
eiken, die hier enkele maanden ge
leden nog zoo breed tusschen de
dennen naar boven ruischten, rei
ken met hun kaalheid mistroostig
naar elkaar: het is alles naargees
tig, nat, koud
Dan eensklaps een bord met
witte letters: Hilversum. We zijn,
waar we wezen moeten. In een iet
wat stijve, kaarsrechte straat woont
de schilder Machiel Brandenburg.
Hij vertelde wel eens, dat er oorspron
kelijk goed-bedoelde stemmen opgingen
om hem maar liever een meer gedegen,
meer in tel zijnd beroep dan kunstenaar
te doen kiezen. Waarom zou hij eigen
lijk geen onderwijzer of ambtenaar wor
den? Kiik om u heen: het is toch duide-
delijk, dat vandaag aan den dag iedere
ambtenaar met behulp van zijn inktpot
meer verdient dan de hardst werkende
schilder met de duurste tuben verf!
Nu wat de algemeenheid van dat
Durf te leven
HET tooneel en later ook de film heb
ben zich immer voor de symboliek
van de Gneksche Mythen geïnte
resseerd. De herkomst van vele tegen
woordige stukken moet men zoeken in
de Helleensche oudheid. Men krijgt
daarmede eigenaardige contrasten, in
de film „Durf te leven" bijvoorbeeld
moet de ontmoeting tusschen een ver
evende millionairsdochler en een ar-
chaeoloog tot liefde uitgroeien. Welnu,
op Naxos gebeurde vroeger zoo veel op
het gebied van Arnor, waarom zou men
daar niet eens aan herinneren, in woord
en beeld! Het primitieve schip uit de
oudheid werd vervangen door een
prachtige, luxueus ingerióhte stoomer,
aan boord waarvan zich geldmagnaten
bevinden, die zoozeer in het bridgespel
.verdiept zijn, dat zij niet eens weten,
dat het Gneksche eiland tweemaal in
twee dagen tijds aangedaan wordt. Dat
was op verzoek van het rijke meisje,
dat na een moeilijken tocht op een
muilezel in het kamp van archaeologen
terecht kwam en daar den waren man
leerde kennen. Hij vertelde haar de ge
schiedenis van Pygmalion, die uit klei
de mooiste vrouw opbouwde en door;
goddelijke macht Galathea leven inge
blazen zag. Jarenlang heeft hij geluk
kig met haar samengeleefd. Maar al
te spoedig moet het meisje weer naar
het mondaine New-York terugkeeren. De
archaeoloog kon haar niet vergeten en
wanneer hij zijn arbeid met een belang
rijke opgraving beloond ziet, gaat hij
(eveneens naar Amerika. In dit milieu
van geld en praal past hij niet. Iedereen
houdt hem voor gek en hij denkt het
zijne van de rest. De film onder regie
van W. S. van Dyke buit dien eigenaar-
digen toestand ter dege uit, grootendeels
humoristisch, maar met een ondergrond,
waarin het aan ernst niet ontbreekt;»
Eenigen tijd lang viert de ruzie tusschen
archaeoloog en meisje hoogtij. Zelfs tot
en met de huwelijksinzegening, waar
aan Joan Crawford een driftige smijt
partij met al het kostbaren huisraad doet
voorafgaan, omdat haar toekomstige
echtgenoot geen vice-president wil zijn
en liever kuilen graaft op Naxos! Voor
de geestelijkheid verklaart zij tenslotte,
dat zij ook anders durft te leven en zij
hem \olgen zal, waarheen hij maar wil.
Men ziet, een liefdesgeschiedenis .waar
in verder nog een rijke schoonmama,
een ware vrouwelijke tyran, een belang
rijke rol speelt. Zij hechtte haar goed
keuring aan het huwelijk pas, toen bleek,
dat de schoonzoon haar durfde trotsee-
ren en van bijzonder sensationeeien af
komst was.
Dyke heeft in dit eenigszins vormloo-
ze gegeven leven ingeblazen, gelijk vroe
ger een godin met Galathea deed.
De handeling in de film is vlot en
luchtig met een kemachtigen dialoog.
Waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijk
heid in het scenario staan elkaar voort
durend in don weg, maar daaraan be
hoeft men zich niet te ergeren. Integen
deel we kunnen veelal lachen om de
kostelijke momenten, die daaruit voort
komen.
Brian Aherne is de archaeoloog uit het
goede manlijke hout gesneden, die aller
sympathie wint. Joan Crawford beeldt de
millionairsdochter uit met verve en
houdt ervan verwend te worden. Frank
Joan Crawford verstuikt voor de
tweede maal haar enkel
(Grand Theatre)
Morgan is een gezellige, aarzelende en
vaak schuldige vader, terwijl de schoon
moeder een ware Xantippe is in deze
amusementsfilm.
Het voorprogramma brengt Popeye en
een knappe muzikale show.
Brian Aherne en Joan Crawford zeggen elkander duidelijk de waarheid in één
van de vele kibbelpartijen (Grand Theatre)
De ondergang van de
William Brown
TROTSCHE hooggetuigde zeil
schepen doorklieven de golven
van den Oceaan, indrukwek
kende gevaarten die een onweer
staanbare bekoring hebben, waarvan
Henry Hathaway in zijn film ruim
schoots heeft geprofiteerd, doch die
in hun ruimen een lading bergen,
welke eiken eerbied voor de opva
renden onmogelijk maakt: slaven.
Ook deze zeemansfilm speelt in den
tijd. toen de slavernij officieel was afge
schaft en het smokkelen der mensche-
lijke koopwaar wèl een winstgevend
maar ook een gevaarlijk beroep was. Er
gebeurden echter merkwaardige dingen;
slavenschepen vergingen of werden ver
rast door patrouillevaartuigen; een snel
varend schip werd plotseling langzaam,
zoodat het door een oorlogsschip kon
worden ingehaald, in één woord er
scheen een geheimzinnige bestrijder van
de slavernij te zijn, die daar de hand in
moest hebben.
Om deze heroïsche figuur heeft de
regisseur met kennis van zaken zijn
historie geweven, waarin noch de aan
trekkelijke kant van het zeemansleven,
noch de geheimzinnige machinaties van
de slavenhandelaars tegen de regeerin
gen vergeten zijn.
Zijn film heeft de verdienste van de
beknoptheid, zoodat hij zich volledig bij
zijn onderwerp kan houden en de span
ningen en moeilijkheden aan boord van
de William Brown volledig kan volgen.
Het gezelschap, dat aan boord is, omdat
een slavenhandelaar ,die als ex-marine
officier over voortreffelijke gegevens be
schikt, maar ook den geheimzinnigen
helper van de Britsche regeering. Óm
den verbeten strijd tusschen die twee zijn
dan twee liefdesverhoudingen gewik
keld, die naar beide kanten de zaak er
niet eenvoudiger op maken.
De ramp, welke het vergaan van het
schip tot gevolg heeft, is met veel ta
lent verwerkt en verduidelijkt in de ta-
fereelen eener rechtszitting, waarmede
de film ingeleid en besloten wordt.
G a r v Cooper is als zeeman zeer
geslaagd en als minnaar van een jon
gensachtige beschroomdheid. George
Raft is zijn merkwaardige kameraad
en Frances Dee een gracieuse en
temperamentrijke officiersdochter. Voor
de fotografie niets dan lof.
Voor een goed voor-programma is we
derom zorggedragen.
tuintje voor zijn woning betreft: zoo
vindt men ze bij honderden. Maar u
moet eens binnen komen kijken. Daar
kan men leeren, wat binnenhuis-archi
tectuur eigenlijk beteekent. „Artistiek"
is tegenwoordig een begrip, dat door
iedere galanteriewinkel in toepassing
wordt gebracht bij den verkoop vin
glas- en aardewerk. Maar om het groore
vlak van een deur zoo maar blauw te
verven en het dan toch een domineeren-
de functie te geven, is een nog weinig
verbreide k .nst. Brandenburg behoort
tot die menschen, die er kijk op hebben.
Bovendien houdt hij ervan, zijn huis een
eigen karakter te geven. Daarom is het
wel prettig, hem eens een bezoek te
brengen.
Waarom we deze week juist hem aan
onze lezers willen voorstellen?
Wel dat is een hoogs! simpele zaak.
In het fraaie zaallje van „Sierkunst" ex
poseert Brandenburg dezer dagen dat
manlijke, sterk-geschildcrde werk van
hem Men zou zijn schilderstaai uitbun
dig kunnen noemen, indien men dan
niet net iets te kort deed aan den haast
zwaren ernst, waarmee deze jongere
in zijn taak gelooft.
Zijn eerste zelfstandige tentoonstellir
en dat in Amersfoort: Is het geen
reden genoeg om hem ditmaal eens voor
het voetlicht te brengen...?
Hij werd in Mei 1907 te Rotterdam ge
boren, hetgeen men als men zelf ook
Rotterdammer is wel eens aan zijn
humor kan merken. Op jeugdigen leef
tijd werd hij leerling van de aldaar go»
vestigde Academie voor Beeldende Kun
sten.
Dit waren moeilijke jaren, vooral in
het begin. Men heeft iets te zeggen of
men heeft het niet. Maar in het eerste
geval is het keurslijf di academische
virtuositeit (of wat daar voor door wil
gaan) al spoedig een dwangbuis, waar
in een rasschilder zich weinig thuis
voelt. Brandenburg weet daar 'van mee
te praten. Toch heeft hij, nu hij zich ont
worsteld weet aan al te schoolsche in
vloeden, nog wel waardecrende woor
den voor het geleerde in die periode.
In zijn achtste academie-jaar kwam
hij in de naaktklasse. Misschien omdat
de leeraar Bouts op de juiste wijze les
gaf, d.w.z. ieder een ruime mate van in-
dividueele vrijheid gaf, begreep hij toen
voor 't eerst wat hij zelf wilde het
geen weinig verwondering behoeft te
wekken, indien men weet, dat hij toen
ook eindelijk zichzelf mocht, zijn
Tezamen met leerlingen van de aca
demie had hij zijn eerste expositie. De
criticus Fritz Hopman haalde hem toe.i
ineens tusschen al die jongeren uit.
„Brandenburg durft de problemen van
zijn tijd aan." aldus Hopman.
„Ja, aan Hopman helDben wij, jonge
ren, ontzaggeli'k veel te danken," moet
Brandenburg zeggen. „Hij was een be-
oordeelaar, die zijn taak begreep. Onder
de kin strcelen, daar deed hij niet aan,
maar wel: opbouwen!"
Er is ook nog een ander, aan wien hij
uit zijn Rotterdamsche periode buiten
gewoon aangename herinneringen heeft
bewaard: Henk Chabot. „De kennisma
king met hem was misschien het beslis
sende moment in mijn leven".
Chabot, met wiens jongeren broer
Wim hij bevriend was, zette in zekeren
zin het werk van Bouts voort. In ge
sprekken, waarin veel en diep op de
dingen werd ingegaan, gingen zij samen
het leven te lijf.
Wanneer men van deze vriendschap
weet, ontkomt men er niet aan, naar
overeenkomsten in beider werk te speu
ren. Geestelijke analogién ontdekt men
in ieder geval. Beiden toonen durf, wil
en een rotsvast geloof in dit leven Zoo
wel Chabot als r"andenburg weten ook,
dat zij den moed dienen te bezitten om
zich eenzaam te weten.
Is daar moed voor noodig?
Een vraag, die geen antwoord hehoeft!
Midden in de wereld te staan. Haar
leed en haar onrecht te ervaren, anders
te willen en dan toch midden in den
stroom te blijven: dat is moed. Haar te
willen dienen: dat is geloof.
Brandenburg schilderde eens n
vrouw. Een stuk linnen sloeg hij op iv:i
lijst. Het doek was zoo groot, dat het
atelier er nog kleiner van werd. Maar
wat deert het als men iets zeggen
wil?
Nu is het schilderij, na maanden, ge
reed gekomen en er zijn er geweest, die
hun wenkbrouwen in rechtvaardigheid
fronsten.
Die vrouw was slechts een uitgestoote-
ne, een paria. Geen wonder dus. dat
sommigen hun wenkbro-..en fronsten.
Zoo lost men moeilijkheden bij voorbaat
op. Men kan ook andere wegen bewan
delen. Maar dan loopt men meer ri
sico
Gelukkig is Brandenburg daar niet
bang voor: „Een schilder moet nu een
maal een vechtjas zijn, die de proble
men niet uit den weg gaat".
Bovendien is iets, dat hem steeds
nieuwe kracht geeft: de collegialiteit, en
de vriendschap, die hij vooral in het
Amersfoortsch Kunstenaarsgilde vindt.
Daar spreekt hij graag over. In Rotter
dam, waar hij wat dit betreft soms een
leegte rond zich voeld miste hij veel.
Amersfoort vergoedt dit nu voor hem.
Hij zegt: „Deze stad is bezig een be
langrijk kunstcentrum in Nederland te
worden, kan dit althans worden". En
hieraan mee te mogen werken, stemt
hem tot dankbaarheid.
„Schrijft u dit toch vooral niet zoo,
dat men gaat meencn, dat ik mijzelf eeu
belangrijke taak heb toebedeeld!"
Doch waarom dit niet vermeld? Het
enthousiasme, waarmee hij kan spreken
over de sociale roeping van den kunste
naar is immers teekcii nd voor hem!
Zijn kunst, dio zoo bij uitstek in het
volle leven staat, zou men trouwens so
ciaal kunnen noemen. Niet omdat cr
met opzet een maatschappelijke predi
king in is vastgelegd, maar vooral om
dat zij zoo direct van mensch tot mensch
spreekt. Men ontkomt niet aan het ge
loof in de grootheid van het leven, dat
er soms fél bewogen, soms met verstilde
aandrcht in vibreert.
Het bevreemdt dan ook niet, dat hij
zooveel bewondering koestert voor Zola.
Op zijn kamer staat de gansche cyclus
„Rougon-Macquart". Groot vindt hij de
wijze, waarop deze strijder tot de
menschheid ging: ..Hi, streed voor een
ideaal buiten zichzelf".
„Men komt zoo spoedig lot een gevaar
lijk individualisme", zegt. Brandenburg.
De beweging der tachtigers droeg dit
kwaad in zich „Alsof het geen genade
is, mee te mogen werken aan een cul-
tureele taak
Het onderwerp-Zola en bovenal het
eigen werk van dezen schilder, brengen
ons tot een misschien wat vreemd klin
kende vraag: „Of hij zelf wel eens ge
schreven heeft?"
Het overvalt hem eenigszins.
„Totnutoe niet", zegt hij. „Of ik er
ooit toe zal komen weet ik niet. Mis
schien heel misschien
Dan: „Voorloopig heb ik met schilde
ren nog mijn handen vol. Maar wie
weetEigenlijk, nu u het toch vraagt,
moet ik bekennen, dat ik er al eens
vaag aan gedacht heb. Het is mogelijk,
hoewel dan nog zal moeten blijken, of
er een schrijver in mij zit."
Dit zal dan inderdaad moeten blijken.
Doch wij meenden aanleiding tot deze
vraag te hebben Het literaire element
vindt men in zijn werk. Dit laat geen
twijfel.
Eenigen tijd geleden schilderde hij
een hoedenverkoopstertje in een markt-
tent. Alweer zoon schilderij, waarvan
men zich moeilijk kan indenken, dat het
in zoo'n betrekkelijk klein atelier tot
stand kwam. „Au bonheur des dames",
noemde hij het. Dit Schilderij is een ver
telling. Een verhaal speelt zich af bin
nen de beslotenheid van het doek. Hét
verkoopstertje is ondervoed en een leeg
te weerspiegelt zich in haar oogen. Maar
de hoedjes, die zij etaleert, vertellen an
dere dingen. Zij weten u onder meer
precies te zeggen, welk soort gezicht er
onder hoort. En zij doen dit niet zonder
humor.
„Maar voorloopig ben en blijf ik schil
der. Zoo kan ik mij uiten in kleur.
Neen, ik zou niet graag van mijn palet
afscheid nemen."
Zij, die Brandenburg's werk kennen,
weten dat kleur voor hem ontzaggelijk
veel beteekent. „Kleur is voor mij alles",
vertelde hij maar dat was maar bij
wijze van spreken en had daarom na
tuurlijk slechts een betrekkelijke waar
heid.
Doch in geen geval mag men zich over
deze uitspraak verwonderen: Branden
burg is immers tot in de vingertoppen
colorist!
„Ik ken," zegt hij, wijzend op zijn pa
let, „een leeraar... enfin, het doet 'er
eigenlijk minder toe... kijkt u liever
eens naar dit zelfportret".
Er was eens een criticus lang niet
de slechtste overigens! die schreef,
dat Brandenburg in dit zelfportret zijn
déceptie had bereikt. Niet iedereen zal
het met dezen beoordeelaar eens zijn.
Men krijgt veeleer den indruk, dat op
dit doek de laatste geestelijke verove
ringen van den schilder voorzichtig tas
tend bijeen zijn gebracht. Het biedt, on
danks den zorgvuldigen ophouw van
den stof, een geestelpke ademruimte, di«
moedgevend is voor de toekomst van
dezen kunstenaar. Trouwens, wat haast
steeds bij het werk van Brandenburg
treft, is juist dat geloof in eigen toe
komst een rustig vertrouwen, waar
uit nog veel geboren kan worden!
En daarom, Brandenburg, op de toe
komst!
v. d. Kr. Jr.
George Raft met Olympe Bradna en Gary Cooper met Frances Dee,
de vier hoofdvertolkers uit de Paramount-film „De Ondergang van de
William Brown" (City Theater)