De Tweede Kamer over
verdedigingsvoor-
bereiding
Arbeidswet plechtig
herdacht
Twintig jaar geeischt
Het bankgeheim
blijft
gehandhaafd
Bloesempracht in
ons land
Minister Romme
over haar
ontwikkeling
Tegen hoofddader van moord op de
Lindengracht
Hoe de misdaad
ontdekt werd
Wat zal de
regeering
doen?
Je BLAD PAG. 1
AMERSFOORTSCH DAGBLAD!
ZATERDAG 6 MEI 1939
Geen sprake van confiscatie zonder schade
vergoeding, aldus de minister
Alle wetsontwerpen
aangenomen
's-GRAVENHAGE, 5 Mei. De Twee-
de Kamer kwam hedenmiddag bijeen
onder voorzitterschap van mr. J. R. H.
van Schaik.
Aan de orde is het ontwerp van wet
medewerking verdedigingsvoorbereiding
1939.
De heer Kortenhorst (R.K.)_ is
van oordeel, dat do minister in ruime
mate de gelegenheid heeft benut om
aan de wenschen der Kamer tegemoet
te komen. Bij gebreke aan behoorlijke
omschrijving der bevoegdheden van te
voren, kunnen de rechten der burgers
ernstig gevaar loopen. Deze wet zal niet
gelden voor economische crisismaatre
gelen, doch slechts in geval van oorlog,
oorlogsgevaar of andere daarmede ver
wante omstandigheden blijkens de ge
wijzigde considerans. Spr. vraagt of nu
de wet ook niet geldt in gevallen van
hongersnood of watersnood.
Hoe meent de minister de economi
sche verdedigingsvoorhcreiding te orga-
niseeren? Wil de minister de inscha
keling van centrale organisaties bevor
deren bij de voorbereiding en de uit
voering? Spr. zag gaarne, dat ér maat
regelen worden genomen om te voor
komen. dat ecnige ondernemingen bo
ven andere zullen worden bevoordeeld.
Het economische mobilisatieplan moet
van te voren gereed zijn, zoodat iedere
ingeschakelde zijn taak kent.
Bij de toekenning van schadeloosstel
ling kunnen groote onbillijkheden voor
komen. Spr. bepleit daarom van te
voren de procedure vast te stellen.
De heer van Gelderen (S.D.)
wijst op een ernstige lacune in dit ont
werp en de daarmede verwante ont
werpen. Er is geen enkele voorziening
ten opzichte van bevoegdheden, die de
regcéring zich op het gebied van de in
dustrie wenscht te verwerven. Er is
zelfs geen behoefte aan een'wettelijk
geregel den voorrang van regeeringsor-
ders? Spr. meent, dat er ook behoefte
bestaat aan het requireeren van een
tak van industrie, zooals bij de rcede-
rijen mogelijk is. Voor een uitzonde-
zingspoSitie van de industrie is geen
reden.
De heer Schiltbuis (V.D.) is van
oordeel, dat dn economische verdedi-
gingsvoorbereiding een zaak van groot
gewicht is.
Spr. kan daarom ten volle met
dit ontwerp instemmen.
Voor de voorbereiding der verde
diging moet de medewerking wor
den verkregen, van alle takken-van
het bedrijfsleven. Gelukkig zijn deze
hiertoe bereid. Spr. is van oordeel,
dat de vrees, dat de deskundigen
misbruik maken van geheimen, te
zeer overdreven wordt.
'De heer Bijlsma (V.D.) is van oor
deel, dat de kosten van maatregelen, in
het algemeen belang genomen, uit de
algcmccne kas dienen te worden be
taald. De Staat behoort niet te function-
neeren op risico van den enkeling. Bij
vermogensrechtelijke offers behoort
steeds schadevergoeding plaats te heb
ben. In beginsel behoort de wetgever
den schadcvergoedingsplicht te aanvaar
den. Spr. wijst hierbij op enkele be
staande wetten.
De heer de Mar chant et d'An-
sembourg (N.S.B.) meent, dat de
regeering te laat komt met de defensie
maatregelen. Ook ten aanzien van de
volkshuishouding is de regeering in ge
breke gebleven.
Wanneer de oorlog morgen uitbreekt,
dan is de regeering niet bij machte,
«iet of zonder volmachten, het gevaar
keeren. Men stuurt thans aan op een
namaak-autoritair regime. Hier wordt
do uitlevering van hot bedrijfsleven ge
vraagd. Spr. betwijfelt, of het oorlogs
gevaar niet een voorwendsel is.
Spr. kan zijn stem aan het ontwerp
niet geven, evenmin aan de distributie-
wet 1939.
De minister aan het woord
De minister van Economische zaken,
de heer Steenberg he, verklaart er
kentelijk te zijn voor den bijval van de
meesto sprekers.
Tegen het in werking treden bij de
wet zijn groote bezwaren. De gevallen
van hongersnood en watersnood c. d.
lijn niet uitgesloten. De minister zal
zooveel mogelijk de organisaties van
belanghebbenden inschakelen; hij wil
dit echter niet beperken tot de centrale
werkgeversorganisaties.
Ten aanzien van het kosten-
vraagstuk merkt spr. op, dat hier
geen sprake is van confiscatie zon
der schadevergoeding. In de bodem-
productiewet wordt verwezen naar
enkele crisiswetton. Dit ontwerp be
treft evenzeer een buitengewone wet.
De regeering gaat er van uit, dat de
consumenten de schade zullen hebben
te dragen. Wanneer de producent de
eventuecle aanwezige schade niet kan
afwentelen, dan bestaat de mogelijkheid
van schadevergoeding. Dit acht de mi
nister volkomen logisch.
Spr. ontkent, dat de regeering een
Minister Steenberghe
lacune heeft laten bestaan ten aanzien
van het industrieele apparaat. De re
geering heeft wel degelijk hierover ge
dacht. Er is gebleken, dat de vrijwillige
medewerking van dat apparaat vol
doende is. Doch bovendien heeft de re
geering via de distributiewet diep-in-
grijpende bevoegdheden op dit gebied.
De minister ontkent, dat de regeering
te laat is gekomen. Zij is met de voor
bereiding reeds eenige jaren bezig ge
weest. Alleen de vredeseconomie heeft
de regeering nog niet omgezet in een
oorlogseconomie. Spr. verwijt den heer
de Marchant et d'Ansembourg, dat
deze niet van zins is de defensie van
ons land te steunen.
De.heer van Gelderen (S.D.)*
licht een amendement op art. 5 toe,
dat beoogt, uitdrukkelijk te doen
uitspreken, dat ook aan bankinstel
lingen de verplichting opgelegd zal
kunnen worden tot het verstrekken
van inlichtingen en het gedoogen
van een onderzoek van de boeken
enz. Voor deze uitzondering ziet
spr. geen reden. Kennisgeving van
de vlottende saldi zal groote voor-
deelen hebben.
De heer Kortenhorst (R.K.) be
strijdt het amendement-van Gelderen.
De regeering heeft geen behoefte aan
grootere bevoegdheden; waarom zouden
wij haar deze opdringen?
Wij moeten het bankwezen-vraagstuk
algemeen bezien en niet incidenteel bij
dit ontwerp. Bovendien kan de regee
ring de kapitaalbeweging voldoende be-
heerschen.
De heer S m e e n 1: (A.R.) is eveneens
van oordeel, dat dit niet de gelegenheid
is om over het bankgeheim te beslissen.
Spr betwijfelt, of de opheffing daarvan
wel in het algemeen belang zal zijn.
De uitzondering van de banken ge
schiedt niet in het belang van die ban
ken, doch in het algemeen belang.
De Minister sluit zich aan bij de
hecren Kortenhorst en Smeenk. Dit
amendement, is overbodig, niet noodig
en schadelijk.
Wanneer men de medewerking
van de banken noodig had, kon men
wel over zekere scrupules heenstap
pen. De regeering heeft echter de
gevraagde bevoegdheid niet noodig,
daar do Nederlandsche Bank en de
particuliere banken ons op ieder
tijdstip de gegevens betreffende de
totalen kunnen verschaffen. De in-
dividueele gegevens heeft de rege,-
ring niet noodig. Bij de huidige
mentaliteit is deze bevoegdheid ge
vaarlijk.
De heer van Gel deren (S.D.) ont
kent, dat hier sprake is van het bank
geheim als zoodanig. Het gaat om het
bankwezen als onderdeel van de volks
huishouding. Spr. wijst er op, dat de
medewörkine van de banken berust op
eon „gentlemen's agreement". Boven
dien denkt spr. niet alleen aan de tota
len, doch ook aan individueele gegevens
als de nationaliteit der bezitters van
vlottende schulden.
Do heer Joe-
k e s (V.D.) ver
klaart, dat het
bankgeheim
weinig ter zake
dienende is. Spr.
kan zich met
het standpunt
van het amen
dement vereeni
gen. doch neemt
in aanmerking
de verklaring
van don minis
ter, dat de re
geering aan dit
amendement
geen behoefte heeft. Spr. kan daarom
zijn stem er niet aan geven.
De Minister geeft toe, dat hier
sprake is van een „gentlemens agree
ment", doch ontkent, dat dit zoo gemak
kelijk kan worden opgezegd. Hij ont
raadt de aanneming ten sterkste.
Het amendement komt in stemming.
Het wordt verworpen met 55 tegen 26
stemmen.
Voor stemden de S.D., Comm.. N.S.B,,
en de hoeren van Houten (C.D.U.). Pos-
thuma (C.D.U.) en IJsselmuiden (R.K).
Het, wetsontwerp wordt z.h.st.. aange
nomen met aanteekening, dat de N.S.B.
Mr. A. M. Joekes
geacht wenscht te worden te hebben
tegengestemd.
Zeven wetsontwerpen
aangenomen
De Kamer heeft zonder hoofdelijke
stemming aangenomen de ontwerpen
van de wet algemeene vorderingswet,
bodémproductievvet, distributiewet, prijs
opdrijvings- en hamsterwet, zeeschepen-
vorderingswet, wet behoud scheeps-
ruimte en zee- en luchtvaartverzeke
ringswet.
Twee amendementen-Albarda (S.D.),
die op deze zeven ontwerpen waren in
gediend en de strekking hadden den
geldigheidsduur der wetten bij de be-
krachtingswet op hoogstens zes maan
den te stelicn en het ontwerp van de
bekrachtigingswct uiterlijk binnen acht
dagen na het Koninklijk Besluit te doen
indienen, werden hij alle wetten aan
vaard, nadat min. Stecnbcrghe hiertegen
geen bezwaar had gemaakt, indien de
termijnen op respectievelijk een jaar en
veertien dagen zouden worden gesteld.
De heer Albarda heeft deze wijzigingen
aangebracht.
Een amendement-Donker (S.D. op de
distributiewet, dat beoogde de uitvoe
ring dezer wet in gemeenten met meer
dan twee wethouders aan het college
van Burgemeester en Wethouders op te
dragen en niet aan den burgemeester
alleen, werd met 36 tegen 22 stemmen
verworpen. De overige ontwerpen wer
den zonder debat aangenomen.
De vergadering werd om 18 uur ver
daad tot Dinsdagmiddag één uur.
APOTHEKERSADDSISTENT-
EXAMEN
AMSTERDAM, 5 Mei. Geslaagd de
dames: H. S. Plooy te Est (G.) en H. Ro-
zendaal te Arnhem,
Volgens door de A.N.W.B. ontvangen
gegevens zal er op onderscheidene plaat
sen het komend weekend nog van de
vruchtboomenbloei te genieten zijn:
Betuwe: de vruchtboomen staan alle
in vollen bloei. De kersen, peren en
appels bieden een prachtig gezicht.
Over-Betuwe (omgeving Eist): de
voornaamste bloei is voorbij; de kersen
zijn bijna uitgebloeid, maar de appel-
boomen moeten nog bloeien en de pe
ren staan in vollen bloei. Voor dit
week-eind is een bezoek nog wel de
moeite waard.
Zuid-Limburg: de kersen zijn uitge
bloeid, de peren en vroege appels
bloeien volop en zijn zeer mooi.
Zuid-Bevcland: de appelboomen staan
hier prachtig in bloei, ook de kersen
bloeien nog. De peren zullen vermoe
delijk a.s. weck wel uitgebloeid zijn.
Beemster en Purmcr: de peren
bloeien hier volop. Voor de appelbloe
sems is het in deze streek nog iets te
vroeg: bij goed weer zullen deze echter
ook in het aanstaande week-eind in
bloei staan.
De Bangert (bij Hoorn): do pruimen
zijn uitgebloeid, de peren staan in vol
len bloei, de appelbloesem staat op
openspringen en behoeft nog maar een
paar dagen goed weer om zich te ont
plooien.
Langeraksche Polder (bij Gouda): de
appelboomen staan in vollen bloei, de
kersen zijn uitgebloeid, ook de peren
bloeien nog.
Dwingelo: de „krentenbosschen" bij
Dwingelo (Drente) staan nog in vollen
bloei en bieden een mooi schouwspel.
Tenslotte herinneren wij eraan, dat
er in de bollenstreek eveneens nog veel
te zien is. Het zijn nu hoofdzakelijk de
tulpen, die de belangstelling trekken.
Vijftig jaar geleden kwam deze belang
rijke wet tot stand
's-GRAVENHAGE, 5 Mel. Tef
herdenking van het feit. dat hedert
de arbeidswet vijftig jaar bestaat,
is hedenmiddag in Pulchri Studiot
een bijeenkomst gehouden, welkd
was georganiseerd door een comité,
bestaande uit vertegenwoordigers
van de centrale vercenigingen vatf
werkgevers en arbeiders tezamen
met de vereeniging voor administra
tief recht
De voorzitter van het comité, mr. dr.
A. L. Scholténs, secretaris-generaal van
sociale zaken, hield een inleiding, waar
in hij constateerde, dat in de vijftig jaar
dat de arbeidswet bestaat een revolutie
ten gunste van de arbeidende bevolking
in ons land heeft plaats gehad. Spr.
bracht dank aan hen, die dezen middag
over de arbeidswetgeving wilden spre
ken, doch hij dankte tevens den toe
hoorders, die allen <jp een bijzondere
wijze betrokken zijn bij het onderwerp,
deels als producenten, deels als consu
menten.
Tenslotte gaf mr. Scholténs het
woord aan prof. mr. C. P. M. Romme,
minister van Sociale Zaken.
Minister Romme wilde zich in
zijn rede bezinnen op de ontwikkelings
lijn, welke het ingrijpen der Nederland
sche centrale overheid door middel van
de arbeidswetten in de verloopen vijftig
jaren te zien geeft en op het richtsnoer,
welke zij ons biedt voor de toekomst.
Spr. wilde zich vooral op den meest
klemmenden kant der aangelegenheid
richten en meer in het bijzonder hierbij
in het oog houden de relatie van dit
overheidsingrijpen tot het groote goed
der persoonlijke vrijheid.
Spr wees op de tegenstelling tusschcn
de kinderwet-van Houten en de arbeids
wet 18S9. De wet. van Houten is gewor
den en gebleven de regeling, welke mis
standen op het gebied van den kinder
arbeid uit den weg ruimde, die tege
moet kwam aan het gevoel van mede-
doogen met het lot der kinderen. De
arbeidswet-Ruijs werd ter tafel gebracht
om hen, wier vrijheid op de arbeids
markt, een fictie was geworden, tegen
de ernstige gevolgen daarvan te behoe
den.
De kern van de tegenstelling lag
hierin, dat, terwijl de wetgever van
1874 zijn bescherming principieel
beperkte tot het onmondige kind,
de wetgever van 1889 do grens van
ingrijpen van staatswege principieel
uitstrekte tot alle mondigen,
voorzoover te hunnen aanzien be
staande misstanden, als zoodanig
erkend, niet op andere wijze dan
door staatsinmenging uit den weg
geruimd kon worden.
Naar sprekers meening is met de ar
beidswet 1889 de wetgever ten onzent
den weg opgegaan, om door ingrijpen
van de centrale overheid de feitelijke
onvrijheid van den arbeider ta hulp te
komen, wanneer die feitelijke onvrij
heid voerde tot wat als misstand werd
aangemerkt en op geen andere wijze
dan door staatsinmenging de misstand
te verhelpen was.
Formeel is er thans niet gewijzigd,
materieel defe te meer en wel in tweeër
lei opzicht. De grootste verandering is
opgetreden door een grondige wijziging
van inzicht in wat als misstand is aan
♦e merken. Daarnaast, is nog schuchter
een verandering opgetreden door de
groeiende mogelijkheid, dat op andere
Minister Romme
wijze dan door staatsinmenging mis
standen uit den weg te ruimen zijn.
Eerst heeft de wetgever zich beperkt tot
tegemoetkoming aan feitelijke onvrij
heid, welke misstanden op het terrein
van voortbrenging mogelijk deed zijn.
In Talma's ziektewet kwam de wetge
ver tegemoet aan de feitelijke onvrijheid
op het gebied der verdeeling.
De arbeidswet 1919 greep naar
twee kanten in: zij' beschermde den
arbeider tegen nadeelige gevolgen
van het streven naar do grootst mo
gelijke voortbrenging, en bescherm
de hem tegen een stelsel van vcr-
deeling „hoe dan ook". In 1919 werd
vervolgens in tegenstelling tot de
meening in 1889 uitgedrukt, dat het
optreden van staatswege geschieden
moest bij gebrek aan beter.
Spr. besloot met de overtuiging uit te
spreken, dat tegenover onze persoon
lijke vrijheid geen grooter weldaad kan
worden bewezen, dan door de realisee
ring der gedachte zelfwerkzaamheid
van in en door bodrijfsgcmeenschappen,
geen grooter wandaad kan worden ge
pleegd dan door het individu, zonder de
nauwere binding in do bcdrljfsgemeen-
schap, over to laten aan den staat.
De voorzitter van N.V.V., de heer
Kupers, constateerde, dat de arbeids
wet van 1889 een mijlpaal was in de
geschiedenis-wetgeving. De arbeidersbe
weging stond in die dagen nog in haar
kinderschoenen. Do invloed van de op
gerichte organisaties was niet groot.
Hoewel men niet naar sociale wetge-
vine streefde, waren dergelijke wetten
wel noodzakelijk. De toenmalige regee
ringen koersten evenmin in die richting.
De parlementaire enquete van 1S87 gaf
de stoot aan dc arbeidswet 1889. Veien
stonden op het standpunt, dat hier geen
taak lag voor de regeering.
Prof. mr. P. A. Diopenhorst. zei-
dat meermalen uit ondernemers
kringen verzet opging tegen do arbeids
wetgeving. Deze houding was echter
niet algemeen. In 1863 reeds richtten
eenigo Leidsche fabrikanten oen petitie
tot den Koning om den nood van vele
arbeiders te lenigen. Het initiatief tot
arbeidswetgeving ging in ons land
mede van de werkgevers uit. Deze
werkgevers gaven in dat jaar een krach-
tigen stoot aan de totstandkoming van
arbeidswetgeving. Ook later was dit het
geval.
Dé patroons mochten dan ook niet
ontbreken; in vele opzichten hebben zij
coordcel van goede sociale wetten. Spr.
haalde hiervan eenige vonrheclden nan.
Prof. mr. C. W. dn Vries sprak
daarop over de systematiek van het ar
beidsrecht.
De bouw van het arbeidsrecht, dat
met en na 1S89 op kwam, werd niet,
voltooid langs lijnen, die van te voren
Tegen mededader
twaalf jaar
geeischt
TEGEN twee uur zitten de beide
hoofdverdachten weer in de
bank.
Als eerste getuige wordt gehoord
dr. J. P. L. Hulst, die het sectie
rapport heeft uitgebracht. Het eerste
wat deskundige was opgevallen
was, dat zich in de mond van het
slachtoffer een prop bevond, die de
lucht naar neus en mond afsloot.
Terstond meende hij tot verstik
kingsdood te mogen concludeeren,
welke conclusie door de sectie werd
bevestigd.
Uitvoerig gaat de verdediger van
verd. K, mr. W. van Everdingen,
in op het rapport van deskundige
Hulst, o.a. vraagt de verdediger, of het
niet aannemelijk is, dat de vrouw reeds
bewusteloos jvas toen zij werd aange
grepen.
Dr Hulst: Er zijn geen aanwijzingen
van geweld en ik kan onmogelijk een
definitief antwoord op deze vraag van
den verdediger geven.
De verdediger poogt door zijn vragen
aan te toonen, dat de dood niet door
verstikking is ingetreden, zooals te/n
laste is gelegd. Die verstikking was,
zcfbals desk. nogmaals uiteenzet, inge
treden door de prop in den mond, be
staande uit een wollen sok. Desk. heeft
in zijn practijk reeds meerdere derge
lijke verstikkingsgevallen meegemaakt
Gedurende het langdurig debat tus-
schen verdediger en deskundige zitten
de beide verdachten met diep gebogen
hoofd, onbewegelijk ieder in een hoek
van de verdachtenbank*
Dan begint het verhoor van 'de getui*
gen.
De eerste, die voor het hekje komt. ïs
commissaris Schreuderf van het bu-
rean Raampoort, die eenige formeele
verklaringen aflegt.
De agent van politie Oorf vertelt
vervolgens, dat hij in den Jordaan sur
veilleerde, toen hif gewaarschuwd
werd, dat een oude vrouw in haar wo
ning op 'den Lindengracht plotseling
dood was gebleven. Getuige stelde een
onderzoek in en zag direct, dat er spra
ke van moord was. In de woning zag
hij op een kastje het portret van Frans
E., den kleinzoon van de oude vrouw,
staan.
Hij herinnerde zicH, 'dat hij 'den
jongen den vorigen dag in de buurt
had gezien,, uitgedoscht in een
spiksplinternieuw pak. Bovendien
wist getuige, dat de vrouw een be
kende woekeraarster was en waar
schijnlijk ruim geld in huis had ge
had.
Getuige combineerde de feiten en het
gevolg was, dat de jongen werd aan
gehouden. De agent had vroeger ook al
eens met den jeugdigen Frans E. te ma-
kén gehad. Hij werd toen ten onrechte
verdacht van een zakkenrollerij. Toen
hij gefouilleerd was, had men ruim
f 400.— op hem gevonden. Hij had toen
gezegd, dat hij een pleegzoon van een
bankdirecteur was en dat zijn groot
moeder hem ruim van geld voorzag.
Toen men hera aanhield in verband
met den moord op zijn grootmoeder en
de politie den jongen vroeg, waar hij
die mooie, nieuwe kleeren vandaan
had, had hij gezegd: „van Sinterklaas".
Pres. (tot verd. Frans E.): Die eerste
keer, toen je aangehouden werd en je
zooveel geld bij je had, had. je pas 400
van je grootmoeder gestolen?
Verd. geeft dat toe.
Pres.: En toen u dat geld verkwist
had, kwam het plan bij u op, om op
nieuw hij uw grootmoeder op roof uit
te gaan?
Verd.: Ja.
Pres.: En u vond uw medeverdachte
KI. bereid u te helpen. U ging met K.
op Vrijdag 20 Januari naar haar huis,
een sok nam u mee om later eventueel
als prop te gebruiken.
Verdachte Frans E. vertelt dan met
horten en stooten en in antwoord op
vragen van den president, hoe het mis
drijf is gepleegd.
De oudste verdachte wil een eenigs-
zins afwijkende verklaring afleggen.
werden vastgesteld. In alle landen was
het arbeidsrecht een recht in groei. Hon
derd jaar geleden was de codificatie
van het burgerlijk recht, naar strenge
principes, opgebouwd. Het arbeidsrecht
vond tastend zijn weg. Nooit had een
staatscommissie of een minister één ge
heel, alles omvattend plan, dat maar
behoefde te worden uitgevoerd.
De waarde van het rapport van de
groote staatscommissie (1800) is sterk
in de literatuur overdreven. Het rap
port had geen of zeer weinig wezenlij
ken invloed. Het gaat hier nu niet om
de wenschen, in bepaalde groepen tot
uiting gebracht, maar om den juridi-
schen bouw der vroeger genoemde
sociale wetgeving. Hiermede werd niet
eenvoudig gereageerd op die wenschen.
Tot een voornaam plan kwam wel
minister Talma. maar het geheel werd
niet tot uitvoering gebracht.
Thans moet. naar de mcening van het
bestuur van dc vereeniging voor admi
nistratief recht, de studie van het ar-
breidsrecht systematisch worden onder
nomen. Daartoe is de materie van wet
geving thans ver genoeg gevorderd.
Maar de president houdt hem aan zljfl
verklaring voor de politie afgelegd.
Verd. G.: Toen was ik zenuwachtig.
Ik wist niet meer wat ik zei.
Pres.: Je was zeker net zoo zenuw
achtig als toen je in het ziekenhuis met
het lijk werd geconfronteerd en toen je
zei: „Wat moet die poppenkast, geef
me maar liever een cigaret, wat heb ik
hier te maken?"
Aan den kleinzoon van de oude
vrouw vraagt de president: „En waar
om heb je ie oude grootmoeder dood
gemaakt? Was het omdat je haar erf
genaam was, of om te maken, dat nie
mand zou weten, dat je haar beroofd
had?"
Verd. E.: Ik was gek. Ik wist niet
meer wat ik deed.
Pres.: Je deed het niet om haar
geld te erven?
Neen, zegt verd., het was om dat
wegnemen van het geld.
De oudste verdachte doet dan een
uitvoerig relaas. Zijn aandeel heeft
zich hoofdzakelijk bepaald in het
binden van de vrouw.
Op een gegeven oogenblik had Frans
geroepen: „Ze is dood". „Ik werd toen
bang en ik wilde er verder niets aan
doen."
Hij had gezien, dat zijn vriend de zak
van het oudje doorzocht. Hij had het
geld uit een knip gehaald en zelf had
hij slechts vijf gulden gekregen.
De officier van justitie, mr. C J. vart
A r k e 1, schildert in zijn requisitoir dd
gebeurtenissen. Dank zij de persoon
lijke leiding van commissaris Schreu-
der konden de daders van den laffeö
roofoverval worden gearresteerd.
De dood is bij de vrouw ingetreden
door verstikking veroorzaakt door de»
prop.
De verdachten zeggen, 'dat zij 'dd
vrouw niet hebben willen dooden, maar
hun handelingen konden moeilijk een
ander resultaat hebben. Het opzet om
te dooden staat daarom vast. Er was
een sterke samenwerking 'tusschen bei
de verdachten, immers Frans E. duwdd
de prop in den mond. De tweede ver
dachte zag dit en verzette er zich niet
tegen, bovendien maakte hij het ver
oorzaken van den dood mogelijk doof
haar te binden en vast te houden. Spr,
toetste zijn meening aan jurispruden
tie.
Spr. wilde rekening houden met en
kele verzachtende omstandigheden ert
eischte tegen den hoofdverdachte Frans
E. twintig jaar gevangenisstraf wegens
doodslag, voorafgegaan of gevolgd doof
een strafbaar feit en gepleegd om zicli
voor het andere feit straffeloosheid
verzekeren.
Tegen den tweeden verdachte, Leem
dert K., vorderde hij wegens hetzelfde
feit, gepleegd samen en in vereeniging
met Frans E., twaalf jaar gevangenis
straf.
De verdediger van Frans E., mr. M,
Schorlesheim schetste in een uit
voerig pleidooi de mislukte opvoeding
van dezen jeugdige verdachte. PI. is er
na uitvoerige gesprekken met zijn cliënt;
van overtuigd, dat het nooit de bedoe
ling van Frans is geweest om zijn groot
moeder te dooden.
Gestraft moet deze jongen worderi,
maar het is niet alleen hij, die voor het
misdrijf aansprakelijk is. Hij is nog
zeer jong, bijna een kind nog en ook'
daarmee moge de rechtbank rekening
houden.
De verdediger van den tweeden ver
dachte, mr. W. van Everdingen,
begint zijn pleidooi met. een woord van'
deernis voor het slachtoffer. Ook hij
geeft een relaas van de gebeurtenissen
op den avond van den 20sten Januari*
Uitvoerig bespreekt de verdediger het
sectierapport en hij betwijfelt het, of dö
dood ingetreden is door verstikking*
Evenals zijn medepleiter legt hij ef
den nadruk op. dat zijn cliënt geelt
oogenblik de bedoeling heeft gehad om
de oude vrouw te dooden.
Voorbedachte raad is dan ooK
zeer zeker niet aan te nemen. De man,
die hier zit roept de verdediger uit
is geen moordenaar, hij was een dief,
hij wilde zich verrijken maar over doo
den dacht, hij niet. Met klem drong pi*
op de uiterste clementie aan.
De rechtbank zal 19 Mei vonnissen
wijzen.
De zaken tegen de helers worden we
gens het late uur uitgesteld tot Maan
dag 8 Mei a.s.
's-GRAVENHAGE, 5 Mei. Naar wij
vernemen heeft het rijk, na de verwer
ping door de Tweede Kamer van het
door den minister van defensie aange
vraagde crediet voor den bouw van eert
nieuw administratiegebouw voor het
Staatsbedrijf der artillerie-inrichtingen
hier ter stede, zich nog niet tot het ge
meentebestuur gewend.
Het is dus nog geheel onzeker wat
met het terrein zal gebeuren, of het
bouwwerk zal worden afgebroken of
alsnog zal worden afgemaakt. Dit laat
ste is uiteraard zonder meer volstrekt
onmogelijk.
De gemeente V-Gravenhage zal ech
ter, naar ons werd verzekerd, in dezeri
voorloopig geen stappen doen en een
afwachtende houding aannemen.