Gebrek aan homogeniteit in het
kabinet thans bevestigd
Oud-burgemeester van
Ootmarsum in beroep
Latente kabinetscrisis
Stand der Rijksmiddelen
Pro-Duitsche
Om 80 millioen
Opbrengst directe
belastingen steeg
uitlatingen
toegegeven
3e BLAD PAG. I
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ZATERDAG 17 JUNI 1939
Het aftreden van minister De Wilde
Minister Colijn antwoordt de Tweede Kamer,
dat de omstandigheden van 1937 een kabinet
van den huidigen vorm wettigden
's-GRAVENHAGE, 17 Juni. Bij de
gistermiddag voortgezette behandeling
van de interpellatie "van den heer Wijn
koop betreffende het aftreden van den
minister van Financiën, mr. J. A. de
Wilde, heeft de heer Wijnkoop
(Comm-) na de toelichting van minister
Colijn nog opgemerkt, dat hij de mede-
deeling. dat de heer de Wilde reeds in
Augustus van het vorige jaar bezwaren
had tegen 't algemeene begrootingsbeeld
belangrijk acht. Dit wijst op de perma
nentie van de crisis. Dat de voorwaar
den van mr. de Wilde niet zijn nageko
men. bewijst, dat de strijd doorgaat
Wat de heeren Colijn en de Wilde wil
len, kan niet: dat weet de heer Colijn
ook. De zaak is, dat de strijd in den
boezem van het kabinet op het oogen-
hlik op zijn hevigst woedt: het conflict
is niet vermeden.
Als de heer Colijn aan de voorwaar
den van mr. de Wilde wil vasthouden,
dan heteekent, dit. dat de Roomsch-
Katholieken hun gedragslijn zullen la
ten varen.
Er is. blijkens het antwoord van mi
nister Colijn. alle kans. dat de uitgaven
nog grnoter worden. Dit heteekent. dat
er minder dan niets voor sociale zaken
zal worden uitgegeven.
Er is geen sprake van „gezamenlijke
inspanning" in het kabinet, doch van
.gezamenlijke spanning".
Spr. is niet bevredigd door de ant
woorden van den minister. De aanpas
singspolitiek zal erger worden.
Spr. had overwogen een motie voor
'e stellen, doch hij acht dit voorshands
niet noodzakelijk.
Veel raadselachtigs
De heer Albarda (S.D.) is van mee
ning, dat het duidelijk is, dat er een
nroces in het kabinet gaande is. Daar
om acht hij gedurende deze worsteling
een interpellatie niet geivenscht.
Toen de interpellatie was aangekon
digd. had de minister-president beter
•■•igener :be,\>-.eging een verklaring in de
Kamer kunnen afleggen.
De ontslagaanvrage heeft aanleiding
gegeven tot allerlei geruchten. Men
vprmoedde. dat de bezwaren van mr. de
Wilde gingen öf tegen de grootscheep-
sche vlootplannen öf tegen de werkloos
heidsbestrijding Thans is duidelijk ge
worden. dat zij niet gingen tegen he-
naalde uitgaven. Het was ook niet
waarschijnlijk, dat de heer Coliin op
een ander standpunt stond dan mr. de
Wilde ten aanzien van de werkloosheids
bestrijding. F,en principieel verschil van
meening bestaat niet. slechts een ver
schil in verwachting.
Verschil van meening in het kabinet
moet bestaan ten aanzien van de siag-
inhooen en de werkloosheidsbestrijding
Minister Colijn: Het eene is zelfs
nooit besproken.
De heer Albarda: Dat moeten dan
de slagschepen zijn. Er is hier veel
••aadsèlachtigs. Het is echter duidelijk,
dat er een latente kabinetscrisis is.
Hebben alle ministers het doel
aanvaard om door bezuiniging op
Ie hegrootingen van de departe
menten de hegrooting sluitend te
maken en compensatie, voor andere
uitgaven in bezuiniging te vinden.
Zijn de Roomsch-Katholieke minis
ters het hiermede eens? Zoo neen.
dan voorspelt spr het kabinet een
slechten tijd. Het is onmogelijk
om door bezuiniging een budgetair
evenwicht voor 1940 te verkrijgen.
De poging alleen reeds zal veel on
heil aanrichten en groot verzet te
voorschijn roepen. Die bezuinigin
gen zullen op ons economische
leven een funesten invloed uitoefe
nen.
Het persoonlijk aanzien van den
minister-president is groot, het
politiek aanzien echter is gedaald.
Het blijkt uit tal van parlemen
taire feiten, b.v. de houdng van de
Roomsch-Katholieke fractie te
genover den minister van onder
wijs, die eenig is. De belasting
plannen zijn zoo weinig nationaal,
dat zij in het land alleronvriende-
lijkst zijn ontvangen. Dit kabinet
verkeert in staat van ontbinding.
De homogeniteit op christelijke
basis bestaat meer in woord dan
in daad-
Een krachtig kabinet is onder de
huidige internationale omstandig
heden noodzakelijk. Het regeerings-
beleid ten aanzien van de werkloos
heid stelt teleur. Dit is alles koren
op de molen Aan de N.S.B. Het beste
is, dat hef kabinet, besluit to< aftre
den. Een n i e u w kahinet op solide
basis is noodzakelijk.
De heer Rost van Tonningen
(N.S.B.) constateert, dat de heer Colijn
een algemeen politiek of financieel-eco-
nomisch debat weigert, hoewel dit de
gelegenheid daarvoor is.
Het is aigemeen bekend, dat de heer
Colijn niet meer leidt, doch geleid
wordt. De twee groepen in het kabinet
hebben in verschillende richting getrok
ken. Het finaneieelc beeld van hel kabi
net is chaotisch. De expansionistische
groep is geheel bezeten door den Jood-
schen geest van den heer Blum. De heer
Albarda vergeet, dat welvaartspolitiek
accres van inkomsten medebrengt.
De kern van de kwestie zit dieper
dan in het aftreden van mr. De Wilde.
Het politiek katholicisme, geholpen door
de marxisten, moet de leiding van dr.
Colijn overnemen. Strijd tusschen de de
mocratische partijen is logisch, deze
moest komen. De politiek van den heer
Colijn is een reeks van jammfrlijke
mislukkingen.
De hegrooting van den heer Colijn
in 1933 was zeer goed. De tegen
woordige splitsing van de begroo
ting in gewone en buitengewone
noemt spr. ongezond. De uitgaven
op de geAA'one begrooting zijn sinds
1933 gestegen van 573 tot 715 mil
lioen. Het is geAvoonte van dr. Colijn
vele uitga\ren van de geAvone be
grooting naar de buitengewone be
grooting te verschuiven. Deze zijn
sinds 1933 gestegen van 73 tot 264
millioen.
Na een bewind van zeven jaren heeft
dr. Colijn een verhooging der begroo
ting met. 60 pet. bewerkstellicd. De
staatsschuld is de hoogste sinds 1920.
De regeering is in het nauAv gedreven
door de R.K. Staatspartij en de defensie-
eischen.
Het is duidelijk, dat de heer Colijn
schipbreuk heeft geleden; de verkiezin
gen hebben dit heiveren.
Geen homogeniteit
De heer Bi er erna (Lib.) betreurt
eA'eneens, dat de regeering niet eigener
beweging eèn verklaring heeft Avillen
geven. Spr. geeft enkele voorbeelden
van het. aftreden A'an ministers, Avaar-
van de beweegredenen niet geheim Avas.
Hier Avas Avel een geheim. De publicatie
van de regeering Avas geen verklaring.
Van den beginne is er het ge
voel geweest, dat het kabinet leed
aan gebrek aan homogeniteit. Dit
vermoeden is thans volkomen be
vestigd. De minister-president is
er niet in geslaagd duidelijk te
maken, dat de homogeniteit aan
wezig is. Openbaarheid is hier
geboden; daarom kan men zich
niet beroepen op de usance.
Spr. heeft den indruk gekregen, dat
er inderdaad geen bezwaren tegen be
paalde uitgaven Avaren gerezen. In het
communiqué leest spr., dat er een odium
wordt geAvorpen op mr. De Wilde; als
er geen verandering van gedragslijn is,
waarom is mr. De Wilde dan afgetre
den? Mogelijk is het inzicht A'an dr.
Colijn waf optimistischer.
Spr. acht de conclusie, dat. er een diep
principieel verschil ten opzichte van
het te A'ooren financieele beleid is ge
rechtvaardigd. Spr. staat <p het stand
punt. dat de liberalen het mogelijke
moeten doen om den minister te steu
nen bij zijn pogingen om een sluitende
hegrooting te krijgen. Men mag niet
fatalistisch ziin als men denkt, dat een
sluitende hpgrooting nipt mogelijk is.
Wij hehben 'der een latente cri
sis in permanentie, aldus spr. De
grondslagen van het kabinet kun
nen niet hecht genoemd worden.
Met leedwezen ziet spreker, dat er
geen instemmigheid heerscht.
De heer De Geer (C.H.) acht het
nuttig, dat de interpellatie is gehouden.
Spr. maakt er den minister-president
geen grief van. dat deze geen mededee
lingen heeft gedaan. Slechts bij kabi-
netsAvisseling is een regceringsverkla-
ring gebruikelijk. De inlichtingen heh
ben spr. verheugd. Speciaal, dat de re
geering geen lichtvaardige financieele
politiek zal A'olgen, verheugt spr.
Wanneer men voor den eenen tak
van staatsdienst meer moet uitgeven,
dan is duidelijk dat men voor andere
takken minder en niet ook meer kan
uitgeven. Bij de inrichting van onze
defensie mag men redelijke grenzen
niet uit het oog verliezen. Men zal altijd
minder moeten uitgeven, dan men kan
en wil.
Spr. waarschuwt onze nuchterheid
niet te verliezen. Wij weten niet, hoe
lang de tegem\-oordige omstandigheden
zullen duren; daarom mag geen Avissel
op de toekomst getrokken Avorden.
Tegen wie richten zich
de verwijten?
De heer J o e k e s (V.D.) acht het. van
belang, dat mr. De Wilde reeds in
Augustus wilde aftreden. De motivee
ring van dr. Colijn. waarom dit toen
niet is geschied, bevredigt spr. niet.
Waarom is de minister de portefeuille
tot Mei van dit jaar blijven beheeren?
De budgetaire toestand hangt samen
met defensie, onderwijs en sociale za
ken. Waarover was men het nu niet
eens? Hoe staat het thans? Waarom is
de minister tusschentijds uitgetreden,
als toch dr. Co..jn het door hem ge
stelde doel beaamt?
Het zal algemeen instemming vin
den, dat men geen luchthartige fi
nancieele politiek wil voeren. Doch
tegen Avien richt zich deze opmer
king? Is er dan op die politiek
aangedrongen? en wat verstaat men
onder die politiek?
Spr. is van oordeel, dat het finan
cieele beleid thans ongemeen moeilijk
is. Ook naar sprekers meening was
sinds eind 1938 een latente crisis in het
kabinet aanwezig.
De grondslagen van het kabinet
waren dus niet deugdelijk. Door
deze interpellatie staat duidelijk
vast, dat wij leven onder een kabi
netscrisis. Het is landsbelang, dat
men weet, of dit kabinet in de
huidige labiele samenstelling zal
blijven bestaan.
Sombere perspectieven
De heer van Houten (C.D.U.) is
eveneens van oordeel, dat het kabinet in
staat van ontbinding verkeert. De heer
Colijn is van oordeel, dat elk accres
van uitgaven moet Avorden opgevangen
door bezuiniging. Dit is de aanpassings
politiek in verscherpten vorm. Slagen
de ministers er niet in de gevraagde
bezuinigingen aan te brengen, dan is
dit het einde van het kabinet.
Indien de heer Colijn blijft, wat zal
er dan .terecht komen van het plan-
Westhoff en vele andere voorzieningen?
Staan alle ministers op het standpunt
A'an dr. Colijn? Spr. is van oordeel, dat
de rede van den heer Colijn sombere
perspectieA'en opent voor de sociaal
ZAvakken.
De heer Kersten (Staatk. Geref.)
acht de mededeelingen van dr. Colijn
niet A'oor tAveeërlei uitleg vatbaar. Er
heerscht groote oneenigheid in het mi
nisterie. De %'raag rijst, Avaarom alleen
mr. de Wilde en niet ook dr. Colijn is
heengegaan. Spr. ziet geen anderen weg,
dan dat het tot een totaal breken komt
met den thans gevolgden weg. De sa
menstelling A'an de coalitieregeering is
een fout geAveest.
De heer de Visser (Comm.) is van
oordeel, dat een usance om te zAvijgen
in dit geA'al, niet beteekent, dat er
a 11 ij d gezwegen moet worden. De po
sitieve christelijkheid is geen recht ce
ment geweest: dit is hedenmiddag dui
delijk gebleken.
Spr. acht het ergerlijk, dat van den
kant A'an de R.K. Staatspartij geen
woord wordt gezegd, hoewel haar poli
tiek de schuld is A'an de crisis. Hij tart
deze partij thans openlijk klaren wijn
te schenken.
De minister opnieuw aan
het woord
De minister van algemeene
zaken Avil zich strikt houden aan de
formuleering van de interpellatie. Hij
zal daarom niet ingaan op financieel-
economische en politieke beschouAvin-
gen.
Spr. houdt staande, dat de omstan
digheden van 1937 het veroorloofden
een kabinet van den huidigen vorm sa
men te stellen.
Den heer Kei-sten vraagt spr., hoe
deze zich een kabinet denkt zonder ka
tholieken en zonder heeren van de lin
kerzijde.
Van Augustus 1938 tot Mei 1939 was
er geen enkel geschil in het kabinet.
De minister van financiën AA-enschte
slechts, dat de begrooting A'an 1940 niet
hooger zou zijn dan die A-an 1939. In
Augustus 1938 hebben alle ministers
zich verbonden er naar te streven aan
dien wensch te voldoen.
Een verklaring kon de regeering niet
eerder geven dan nadat het proces is
afgeloopen: hiermede had de heer Al
barda gelijk.
Spr. ontkent, dat men in het commu
niqué een beschuldiging aan het adres
van den vorigen minister van financiën
mag lezen.
Men houde de andere verantAvoorde-
lijkheid van een minister en den for
mateur in het oog. Over een kabinets
crisis mag men niet te licht spreken.
Spr. verklaart, dat hij betreffende het
verschil van meenine alles gezegd heeft,
wat hij te zeggen had. De minister van
financiën heeft zich niet op bepaalde
onderdeelen van het beleid met nadruk
uitgesproken.
De ministers zijn er niet in ge
slaagd aan den wensch van mr. de
Wilde tegemoet te komen. Toen
heeft spr. met zijn grootere verant-
Avoordelijkheid op zich genomen al
les er op te zetten om dit doel te
bereiken. Het gaat om minstens 80
millioen gulden, die zouden moeten
Avorden gevonden.
Spr. heeft naar de andere beschou
wingen met groote belangstelling ge
luisterd, doch zij A-allen buiten het ka
der van de interpellatie.
De hee;r W ij n k o o p (Comm.) Avijst
op de passiviteit van de S.D.A.P., wan
neer zij actief AA-as, zou de regeering
niet kunnen blijven voortbestaan. Wij
AA'eten nog niet, wie in het kabinet den
ander respijt heeft gegeven. Spr. hand
haaft zijn meening, dat er sprake is
van een latente kahinestscrisis in per
manentie.
De interpellatie is hiermede geëin
digd.
Om 16.55 uur AA-ordt de vergadering
tot Dinsdagmiddag 1 uur verdaagd.
's-GRAVENHAGE. 16 Juni. Blijkens
het overzicht van den stand der rijks
middelen (hoofdsom en opcenten) op
ultimo Mei van het dienstjaar 1939 Avas
het bedrag der kohieren voor de direc
te# belastingen in totaal f 52.651.315.—
tegenover 47.259.701 op ultimo Mei
1938. De grondbelasting leverde 8,9
mliliocn, de inkomstenbelasting 31,4
millioen, de vermogensbelasting 7,2
millioen, de A'erdedigingsbelasting I
3,7 millioen en de belasting van de
doode hand 1,3 millioen op. De in
komstenbelasting bracht 6.480.745
meer op dan vorig jaar, de grondbelas
ting 927.797.minder en de verdedi
gingsbelasting 197.215 minder. De ove
rige verschillen waren gering.
Van de „overige middelen" treffen
Ave als opbrengsten over Mei 1939, met
de bedragen tusschen haakjes over Mei
1938 de volgende sommen aan:
Dividend- en tantièmebelasting
2.193.636, 2.356.588).
Rechter op den invoer f 10.257.287,
8.194.310).
Statistiekrecht 231.078, 201.169).
Accijns op zout 178.375, 177.269).
Acc. op geslacht 641.561, 661.823).
Accijns op wijn 99.125, 47.200).
Accijns op het gedistilleerd 2.164.023,
2.183.613).
Accijns op bier 726,566, 705.829).
Accijns op suiker 4.282.109,
4.128.666).
Acc. op tabak 3.170.866, 3.287.127).
Belasting op gouden en zilveren Aver-
ken 49.818, 41.639).
Omzetbelasting ƒ5.651.419, (ƒ7.475.730)
Couponbelasting 378.786, 408.038).
Rechten en boeten v. zegel 1.255.926,
1.461.294).
Rechten en boeten van registratie
1.357.614, 1.562.592).
Rechten en boeten van successie, van
overgang bij overlijden en van schen
king 3.828.638, 8.444.011).
Opbrengsten der loodsgelden 71.701,
66.600).
Totaal over Mei 1939 f 36.538.534: to
taal Mei 1938 41.403.504.
Over de eerste vijf maanden van 1939
was de totaal-opbrengst dezer middelen
185.085.371.— tegenover 177.946.215
in de overeenkomstige periode van
1938.
De rechten op den invoer leverden in
die periode in 1939 ruim 6,7 millioen
meer, de omzetbelasting ruim 1,6 mil
lioen meer, de dividend- en tantième
belasting bracht 5.1 millioen minder
en de rechten en boeten van successie*
en van schenking enz. brachten ruim
1,2 millioen minder op dan de raming
had aangegeven.
Vergeleken bij de opbrengst in de
eerste vijf maanden A'an 1938 brachten
de rechten op den invoer 8,4 millioen
meer. de omzetbelasting 4,7 millioen
meer op in 1939. Daarentegen Avas de
opbrengst van de rechten en boeten
van successie enz. ruim 5,8 millioen
minder dan in de eerste vijf maanden
van 1938. Overigens waren de A'erschil-
len naar verhouding gering.
De gemeentefondsbelasting leverde
60,5 millioen, de opcenten vermogens
belasting leverden bijna 6 millioen
ten bate van het gemeentefonds op.
Ten bate van het Averkloosheidssub-
sidiefonds kwam tot ultimo Mei j.l,
ruim 52,6 millioen binnen op den
dienst 1938 en ruim 27,2 millioen op
den dienst 1939.
De motorrijtuigenbelasting leverde in
Mei j.l. 3,06 millioen, de rijwielbelas
ting leverde in die maand slechts
15.755.op, Avaarbij dient opgemerkt
dat het loopende belastingjaar A'oor de
rijAA-ielen einde Juli zal zijn verstreken.
Over de eerste 5 maanden van 1939
bedroeg de opbrengst der motorrijtui
genbelasting 13,05 millioen en die der
rijAA'ielbelasting 85,137.
ALMELO, 16 Juni. De met ingang
van 1 Maart ƒ.1. ontslagen burgemeester
van Ootmarsum. jhr. E. L M. T. J. von
Bönninghausen. die door de Kroon van
ziin functie ontheven werd. omdat hij ze
kere onnationale uitdrukkingen zou heb
ben gebruikt, heeft met dit ontslag geen
genoegen genomen. In de eerste plaats
heeft hij eenige dagen, nadat de ontslag
brief hem bereikte, zich tot H.M. de Ko
ningin gewend met het verzoek hem voor
een nieuwe benoeming tot burgemeester
van Ootmarsum in aanmerking te doen
komen en in de tweede plaats is hij bij
het ambtenarengerecht in Arnhem in be
roep gekomen tegen het ontslag.
Dit ambtenarengerecht kwam thans
vanmorgen te Almelo bijeen om van de
ontslagkAA'estie en wat daar omheen zit,
kennis te nemen. Daarbij doet zich al
lereerst de belangAA-ekkende vraag voor
of het gerecht inderdaad bevoegd is in
deze een uitspraak te doen. Er bestaat
geen jurisprudentie omtrent dergelijke
gevallen, daar het eigenlijk nooit is
voorgekomen, dat een burgemeester on
der deze omstandigheden ontslag is ge
geven. terwijl een of ander ambtenaren
gerecht ook nog nimmer de vraag heeft
beoordeeld of het competent is een uit
spraak te doen in een geschil tusschen
de Kroon en een burgemeester. Het is
dus feitelijk niet uitgemaakt of een
burgemeester ambtenaar in den zin der
Avet moet Avorden geacht en het Arn-
hemsche ambtenarengerecht moet zich
dus in eerste instantie hierover uitspre
ken.
Dit. neemt niet weg, dat de zitting
geAvoon haar gang kon gaan, want het
gerecht volgde den gebruikelijken weg
en gine pas in raadkamer na afloop van
de zitting.
Tal van personen waren gedagvaard.
De raadsman vai^ den ex-burgemeester,
diens broeder jhr. mr. E. J. B. M. von
Bönninghausen. lid der Eerste Kamer,
bad o.m. de ministers Goseling en Van
Boeyen opgeroepen, den eerste omdat
deze een onderzoek had gelast en den
(Aveede omdat hij als partij, optredende
voor de Kroon, werd beschouivd. Voorts
Avaren diverse personen, betrokken in
deze zaak, gedagvaard.
Voorzitter van het ambtenarengerecht
AA'as dr. J. J. de Waal Malefijt te Arn
hem, leden Avaren mr. A. C. Knook te
Almelo on H. C. Nvkamp te Enschede.
Voor de Kroon trad op mr. H. W. J.
Mulder, chef van de afdeeling binnen-
landsch bestuur van het departement
van binnenlandsche zaken te Den Haag.
Het eerst werd gehoord de oud-burge
meester van Ootmarsum. die vertelde,
dat de vergaderingen van B. en W. in
den laatsten tijd nog al een officieel
karakter droegen.
In de periode van de politieke
spanningen in September j.l. was er
echter wel eens een gesprek gevoerd
en de oud-burgemeester geeft toe,
dat hij wel eens pro-Duitsche uitla
tingen heeft gedaan.
Bij den beAvusten jachtmaaltijd te 01-
denzaal heeft de oud-burgemeester
dicht bij Avethouder .Toosten gezeten.
Daarna werd met het getuigenverhoor
begonnen. De eerste getuige Avas de in
dustrieel B. J. ter Kuyle te Enschede,
die dicht bij den oud-burgemeester zat.
Hij verklaart dat hij opmerkingen heeft
gehoord van den burgemeester, die een
zeer Duitscb nationaal-socialistische
strekking hadden.
Hij herinnert zich echter niet te
hebben gehoord, dat de burgemees
ter zou hebben gezegd: „Nederland
moet maar bij Duitschland worden
ingelijfd."
De raadsman, mr. von Bönninghausen
A'roeg getuige, of er niet een sterke ver
ontwaardiging was opgegaan, toen de
burgemeester gesproken had over inlij
ving bij Duitschland.
Getuige: „Wij waren gasten, dat moet
u niet vergeten. Overigens hebben zich
speciaal anderen in de discussie ge
mengd".
De volgende getuige was de fabrikant
A. H. Ledeboer te Almelo, die ook aan
den maaltijd had deelgenomen. Getuige
heeft niet gehoord, dat de burgemees
ter op vereeniging A'an Nederland met
Duitschland aandrong.
President: „Was er ook ontstemming
over de Avoorden van den burgemees
ter?"
Getuige: „Daarvan heb ik niets ge
merkt. De toon Avas zeer vriendschappe
lijk." Later heeft men echter OA'er de
discussie nagegraat en de algemeene
op\-atting AA-as Avel aldus getuige
dat de burgemeester zijn mond had
voorbijgepraat.
Getuige verklaart nog dat hij
positief weet, dat de burgemeester
gezegd heeft, enthousiast te zullen
zijn, als hij de vlag zou kunnen
uitsteken, wanneer de Duitschers
binnenrukten.
Ook herinnert getuige zich nog enkele
andere, z.i. ontoelaatbare uitdrukkingen.
Daarna kAvam Avethouder Reuver uit
Ootmarsum voor. Deze bevestigt, dat
omstreeks September van het vorig jaar
politieke gesprekken zijn geA'oerd in het
college en daarbij heeft de burgemees
ter op zoodanige Avijze over Duitschland
gesproken, dat get. het ontoelaatbaar
achtte.
De Avethouder A'crtelt nog. op een
A'raag van raadsman von Bönninghau
sen. dat de burgemeester zeker heel Avat
voor zijn gemeente gedaan heeft. Op on-
derwijsgebied Avaren er evenAvel moei
lijkheden. ook al in A-erhand met de
slechte A'erhouding tusschen den burge
meester en den pastoor.
Vervolgens verscheen de gastheer
van den jachtmaaltijd. ir. G. Jan-
ninck uit Enschede als getuige. Hij
beklaagt zich over het optreden A-an
de recherche, daar hij meent, dat
deze een A-erklarine van hem in een
zekere richting Avenschte. Overigens
vond hij wel. dat het niet geheel in
den haak Avas. Avat de bureemeester
had gezegd, doch daar dit in een
besloten partij was geschied. A'ond
hij dit niet zoo erg Positief bestrijdt
hij, dat de heer \'on Bönninghausen
over inlijving bij Duitschland zou
hebben gesproken.
Over het gebeurde heeft get. later
niets meer gehoord. Eerst in Januari,
na het bezoek van den minister aan
Ootmarsum. hoorde hij, dat er Averk van
de kAvestie gemaakt Avas en hij betreur
de dat. Avant nu Avas alles zoo moeilijk
te reconstrueeren.
Wethouder Joosten Avas de volgende
getuige. Deze is zeer positief in zijn
mededeelingen en verklaart, dat de hur-
gemeester Avel degelijk over inlijving bij
Duitschland heeft gesproken.
Ook herinnerde spr. zich absoluut, dat
de burgemeester ontoelaatbare uitdruk
kingen heeft gebezigd in vergaderingen
van B. en W. Toen de burgemeester zei-
de. dat hij een der eersten zou zijn. die
zou meemarcheeren als do Duitschers
zouden binnenrukken, had de gemeente
secretaris Weustink nog geantAvoord:
„Dan Avordt u zeker „gouivleider".
Daarna Averd de gemeente-secretaris
gehoord. Hij verklaart op zeer goeden
A'oet te hebben gestaan met den burge
meester.
De A'erhouding tusschen dezen en de
Avethouders Avas echter bijzonder slecht,
vooral in de laatste tijden.
Getuige kan zich niets herinneren
van bezwarende uitlatingen van den
burgemeester, die hij in vergaderingen
van B. en W. toch zeker had moeten
hooren. Ook ontkende hij, de woorden te
hebben gesproken „dan Avordt u zeker
gouivleider".
Over het beleid van den burgemeester
heeft de secretaris veel lof.
Tenslotte iverdcn nqg enkele getuigen
gehoord, n.l. de industrieel Smulders
uit Lonneker. die ook deelnam aan den
jachtmaaltijd. voorts mr. dr Schneider.
Deze vertelt enkele bijzonderheden over
het bezoek, dat hij in Januari aan Oot
marsum heeft gebracht en geeft ook en
kele inlichtingen over den burgemees
ter.
Herhaaldelijk hebben Grd. Staten met
dezen moeilijkheden gehad Hot is zelfs
eenmaal zoover gekomen, dat de burge
meester door den commissaris uit een
vergadering te Zwolle Averd gezonden.
De laatste getuige is mr. Mulder, die
ook als getuige is opgeroepen door den
raadsman. A-an von Bönninghausen.
Deze treeft enkele mededeelingen over
het dossier, dat over den burgemeester
is opgemaakt.
Hierna Averd gepauzeerd.
Pleidooien
Bij de pleidooien na de pauze gehou
den, was het woord het eerst aan jhr.
mr. von Bönninghausen. die alles terug
bracht op laster en wraakneming. Tot
de zaak zelf komende, zeide pleiter, dat
dit de eerste keer is. dat een burgemees
ter in beroep komt. Pl. besprak de juri
dische middelen, \'olgens Avelke het
ambtenarengerecht zijns inziens nel
competent is in de zaak te beslissen. De
burgemeester is immers in openbaren
dienst. De goede trouAv A-an den minis
ter nam pi. aan. doch deze is bij zijn
onderzoek te onvoorzichtig geiveest.
Daarna behandelde mr) von Bön
ninghausen de ambtsperiode van
den burgemeester en schreef de con
flicten toe aan het optreden der
geestelijkheid. Het beleid van den
burgemeester Avas echter dusdanig,
dat er veel A-erbeteringen in de ge
meente tot stand kAvamcn, o.a. is
een brandspuit uit1753 vervan
gen door een moderne bluschinrich-
ting.
Spr. hekelde het. optreden van den
pastoor, die, volgens spr., den strijd,
w-aarbij het speciaal den bouw van een
nieuAve school betrof, systematisch i'oer-
de en A'an de preekstoel af elke Aveek de
gemeentenaren tegen den burgemeester
opzette.
In de laatste faze van den strijd heeft
men den burgemeester pro-Duitsche ge
zindheid A'erweten. hetgeen o.m. betee
kent. dat hij heiden, anti-semiet en
landverrader is. Alles kan men in Ne
derland zijn: pro-Engeland. pro-Negus,
pro-Zogoe van Albanië en pro-roofi
Spanje, maar niet pro-Duitsch. Anti-
Duitseh heeft men tot nationale plicht
A-erheven. aldus pl.. die voorts Avecs op
diverse aantijgingen tegen den tfuirge-
meester ingebracht: smokkelen A'an
Duitsche jachtpatronen, onnationale uit
latingen tijdens een dansfeest, in Dui9-
hure pnz. Steekhoudend zijn deze echter
niet gebleken.
Na het bezoek van den minister, zoo
A'erA'olgde spr.. is het onderzoek der
klachten op een manier ter hand geno
men. die men nog niet bij een school
jongen zou toenassen. Het Avas kennpliik
de bedoeling den burgemeester te ivip-
pen en er iverden daarbij verklaringen
aangehaald, die niets met onnafionale
uitlatingen te maken hadden. Ook had
de burgemeester eeen gelegenheid zich
behoorlijk te A-erdedigen.
De rijksrecherche is niet objectief te
werk gegaan. De getuigenverklaringen
geven geen aanleiding tot bevestiging,
dat de burgemeester antinationale uit
latingen heeft gehezigd. aldus pl.. die
voorts uitdrukkelijk onkivam tegen het
ontslag en bestreed, dat de Kroon een
burgemeester zonder meer kan ontslaan
en verder van alles af is.
Pl. conclusie is, dat het ambtena
rengerecht dient uit te spreken, dat
het ontslag onwettig is en subs, dat
de Kroon het ontslag eervol had
moeten A'erleenen.
Daarna kreeg de raadsman der Kroon,
mr. Mulder, het AA-oord. Hij bestreed,
dat er onrechtmatig is gehandeld. De
Kroon kan wel zeker te allen tijde ont
slag A'erleenen en de burgemeester is
geen ambtenaar in den zin der ambte-
narenAA-et. Hij bekleedt een positie van
vertrouAven en slechts zoolang dit. vcr-
trouAven bestaat, kan hij gehandhaafd
blijven. Dit is echter een zaak A-an be
leid. Een beroep op het civiele recht
heeft geen zin, AA-ant hier komt het pu
blieke recht ter sprake. Pl. meende, dat
het beroep dient te. Avorden afgeAvezen.
Over de zaak zelf. zeide mr. Mulder,
dat de minister zeer voorzichtig te Averk
is gegaan. Niet ter zake doende details,
die bovendien niet A'oldoende beoor
deeld konden Avorden, zijn buiten bej
oordppling gelaten. Thans had pl. kun
nen eiscben. dat de getuigen niet ge
hoord zouden ivorden. daar het ambte
narengerecht niet competent is. doch in
overleg met den minister is dit niet ge
schied. omdat de minister zich niet te
gen openbaarheid Avildp A-erzetten, nu de
ontslagene dit Avenscht.
Formeel staat het vast. dat de
lasterlijke termen zijn gebruikt
Vier getuigeni-erklaringen zijn te
dien opzichte positief. Daarom is
een dergelijke burgemeester niet te
handhaA-en, vooral zoo dicht bij de
grens.
Reeds eerder trouwens zijn er klach
ten en geruchten over den burgemeester
geiA'eest. Een gezagsdrager, aldus pl.,
die zulke conflicten heeft met het pro
vinciaal bestuur, dp wethouders en de
geestelijkheid is niet langer te hand
haven. Daarmede is ons A'Olkt niet ge
diend. Pl. laakte het optreden van den
burgemeester tegenover Ged. Staten bij
vroegere gelegenheden. Voor een eervol
ontslag was geen aanleiding.
Bij de tivee herbenoemingen is reeds
A'ee] consideratie gebruikt.
Pl. concludeerde tenslotte, dat de vor
deringen dienen te Avorden afgewezen.
Nadat de uitspraak op 7 juli was hc-
paald, Averd hierop de zitting gesloten.