SPINAZIE
Schaduwen aan
de kust
Mr. Oud huldigt zijn vriend
Dr. H. Colijn
fttotpen.
Jjtlruik SUNLIGHT ZEEP
OOK Dr. VAN DIJK
VOOR DE RADIO
Zeven jaar voor
poging tot
moord
f 10.-
BOEKHANDEL
J.H. ITTMANN.
Oudejaarsavond had
droevig slot
BACON
J. Jefferson Farjeon
2e BLAD PAG. 3
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VRIJDAG 23 JUNI 1939
Hetgroote doel van dit leven is geweest het
bevorderen van het landsbelang
/GISTERAVOND heeft mr. P. J. Oud, burgemeester van Rotterdam en oud-minis-
ly ter. van financiën voor de A.V.R.O.-microfoon een rede uitgesproken over dr. H.
Colijn naa- aanleiding van diens zeventigsten verjaardag
De moeilijkheid van het geven van een objectief oordeel aldus mr. Oud wordt
door één ding vergemakkelijkt. In waardeering voor den persoon van den heer Colijn
kunnen voor- en tegenstanders van zijn politieke opvattingen en ziin politiek beleid
het eensziin Ziin verdiensten kunnen allen zonder uitzondering erkennen, en ieder die
met hem in aanraking komt. komt onder de bekoring van ziin biizondere persoonlijk
heid Spr schetste die persoonlijkheid met behulp van enkele kleine gebeurtenissen
COLIJN'S GROOTE
SPONTANITEIT
„Een genot om met
hem samen te
werken"
Zoo hem één gevoel volkomen vreemd
is ging mr. Oud voort dan is het
het gevoel van wraak. Rancune kent hij
niet. Gij moogt het nog zoo met hem
aan den stok hebben gehad, als hij
straks meent, dat het billijk is of het
landsbelang vordert, dat gij tot eenige
positie wordt geroepen, dan zal dat en
dat alleen bij hem den doorslag geven.
Voor zijn medewerkers, onverschillig
of het collega's of ondergeschikten zijn,
is het een genot met hem te werken.
Even voortreffelijk was de omgang met
de collega's in het kabinet. Natuurlijk
was er wel eens verschil van meening.
ernstig verschil van meening zelfs, doch
bij alle moeilijkheden is er toch eigenlijk
in de vier jaren, waarover ik meespre
ken kan. nooit een onaangenaam woord
gevallen. Dit kwam zeker in de aller
eerste plaats hierdoor, dat de president
ons steeds voor oogen hield: wij moeten
het samen eens zien ie worden. Hij was
sterk overtuigd van de noodzakelijkheid
dat in dezen moeilijken tijd de krachten
zouden worden geconcentreerd. Vast ge
worteld in ziin eigen beginsel, was hij er
tevens van doordrongen, dat er op het
terrein van den practisclien staatkundi
gen arbeid zoo heel veel was. dat met
vereende krachten tot stand kon worden
gebracht.
Hij voelde er eigenlijk bitter wei-
nig voor, dat de tegenstelling
rechts-links de politieke verhou
dingen in Nederland zou blijven
beheerschen. De groote beteeke-
nis van den in het verleden ge-
yoerden strijd ontkende hij geens
zins. Hij was een trouw aanhanger
zijner beginselen en had groot
respect voor hetgeen zijn voorgan
gers hadden bereikt. Maar hij
zag tevens, dat thans andere pro
blemen op den voorgrond traden,
die een ruimere samenwerking
vorderden en zag in een regeering
op breederen grondslag een eerste
rangs belang voor het land-
De financiën
IN die gedachte waren wij beiden het
eens. Gelijk wij beiden ook hetzelfde
inzicht hadden omtrent het in on
zen tijd zoo op den voorgrond tredende
financieele probleem. Vast was ons bei
der overtuiging, dat gezonde financien
onmisbaar zijn voor een gezonde poli
tiek. Het doel van een sluitende be
grooting mocht geen ogenblik uit het
oog worden verloren, en monetaire ex
perimenten zouden wel een tijdelijk
soulaas kunnen brengen, doch de moei
lijkheden niet kunnen oplossen. Er is
op dit punt tusschen ons nooit verschil
geweest. Zoo lang mogelijk hebben wij
6amen aan den gouden standaard vast
gehouden. Eerst toen het volstrekt on
mogelijk was geworden hebben wij den
gulden laten gaan.
Dit was een zware dag voor dr.
Colijn. Hij vond dit besluit toch
eigenlijk in strijd met onze finan
cieele waardigheid. Hij vroeg zich
telkens weer af, of het loslaten van
den gouden standaard wel in over
eenstemming was met de eerlijk
heid, die men van een rpgeering
mag verwachten. Het waren alle
overwegingen, die den man, die ze
deed gelden, slechts- tot eer konden
strekken.
Moeilijkheden
WIL dit alles nu zeggen, dat de heer
Colijn zijn medewerkers nooit
moeilijkheden heeft bezorgd? Na
tuurlijk niet. De groote spontaniteit van
zijn karakter heeft hem dikwijls tot uit
latingen gebracht, die deze medewer
kers met schrik vervulden. En niet al
leen als minister. Ik herinner mij nog
levendig de schrik, die het veroorzaak
te in het. anti-revolutionaire kamp, toen
hij in 1922 als leider der anti-revolutio
naire kamerfractie plotseling geheel
nieuwe denkbeelden over de organisatie
onzer defensie ging verkondigen. Een
andermaal paf hij in de Kamer een
„cri de coeur" tegen de evenredige ver
tegenwoordiging. Aan dat. instituut had
hij een grondigen hekel. Ik was dat vol
strekt met hem oneens en handhaving
der evenredige vertegenwoordiging was
een onderdeel der kabinetspolitiek. Dit
alles nam echter niet wee, dat, toen het
punt in de kamer ter sprake kwam, te
gen alle regelen van kabinetspolitiek in
deze kreet hem van het hart moest.
Zoo heeft hii zichzelf en het kabinet,
waarvan hij deel uitmaakte, meermalen
in moeilijkheden gebracht door uitlatin
gen te doen over de beraadslagingen in
den boezem van het kabinet Zoo een vijf
tal jaren geleden bit de behandeling der
winkelsluitingswet en nog onlangs bii de
tariefmachtigingswet. Het is uitsluitend
ziin spontaniteit, die hem daartoe brengt.
Maar hii is zelf ook de eerste, om als
men hem zijn fout onder het oog brengt,
die eerlijk te erkennen.
Dit is alles uitvloeisel van de eigen
schappen. die zijn militaire loopbaan,
al moge zij betrekkelijk kort hebben ge
duurd. tot een volledig succes hebben
gemaakt. Wat. voor den miltair onmis
baar is\ kan echter juist den staatsman
wel eens moeilijkheden bezorgen. De
militair moet de knoopen niet ontwar
ren, hij moet ze zoo spoedig mogelijk
doorhakken. Dat verstond dr. Colijn
uitmuntend. Het bezorgde hem in In-
dië na korten tijd de militaire Willems
orde, verkregen, doordat hij de eerste
was, die de kraton van den sultan van
Lombok binnendrong. Hier is voortva
rendheid de hoogste deugd. In de poli
tiek heeft voortvarendheid natuurlijk
Ï31
Ref Xackh. mKXvtctdiae. tcL.im natM" B
■gud.y(f M Mc -tttp wrt- 1
djt ttj^s atlijsL
EN NOOIT ZEEP VAIM ONBEKENDE HERKOMST
Mr. P. I Oud
ook groote verdienste, doch zij kan op
een gegeven oogenblik in moeilijke si
tuatie ons ook parten spelen.
Hij wil vooruit
Kabinetscrisis duren bij ons
in Nederland in den regel lang,
omdat er veel te onderhandelen, te
plooien en te schikken valt om de
vereischte samenwerking tusschen
verschillende groepen tot stand te
brengen. Dergelijke langdurige on
derhandelingen liggen echter niet
in den geest van dr. Colijn. Hij wil
vooruit. Dat brengt hem er dan wel
eens toe de knoop maar door te hak
ken en het kabinet te vormen zon
der dat de zekerheid is verkregen,
dat op bepaalde punten niet spoedig
moeilijkheden zullen rijzen.
Een zeer sprekend voorbeeld daarvan
is de formatie van 1925. Deze is tot stand
gebracht zonder dat de kwestie van het
gezantschap bij den Paus tot een be
hoorlijke oplossing was gekomen. 1-Iet
overleg daarover begon dr. Colijn blijk
baar te vervelen en het kabinet werd
gevormd in de gedachte: als wij een
maal aan den gang zijn loopt het wel
los. Maar het liep niet los en binnen en
kele maanden bevond het land zich op
nieuw in de kabinetscrisis. Deze dingen
zijn de schaduwzijden van de voortref
felijke eigenschappen, waarover de heer
Colijn beschikt.
Hechte vriendschap
TJ ET is maar een vluchtige beschou-
Ë~1 wing. Met hem samen te werken
was een voorrecht Er is in die ja
ren van te zamen doorgemaakte moei
lijkheden een hechte vriendschap tusschen
ons gegroeid. De kabinetsformatie van
1937 heeft daarin geen verandering ge
bracht. Er lag hier een zakelijk verschil
punt tusschen ons. Ik achtte de formatie
van 1937 een fout. De heer Colijn achtte
haar een noodzakelijkheid, waaraan niet
te ontkomen was.
Hij heeft ook in het openbaar, duide
lijk genoeg laten blijken, dat het hem
veel liever ware geweest als de samen
werking op breedon grondslag had kun
nen zijn voortgezet. Nu dit niet moge
lijk bleek, meende hij, dat 's lands be
lang vorderde, dat hij zijn medewerking
tot een andere formatie verleende. Ik
zag dit. anders en ik hen nog van oor
deel, dat ik het goed gezien heb. Dit al
les raakt echter den persoon van den
heer Colijn niet. Niemand kan sterker
overtuigd zijn dan ik, dat alleen het
landsbelang, zooals hij het zag, hem zoo
heeft doen handelen.
Dat landsbelang bevorderen is
ten slotte het groote doel van dit
leven geweest. Dr. Colijn is door
en door Nederlander. Zie ik goed,
dan is dat ook de verklaring van
zijn populariteit bij breede groe
pen van ons volk, die zijn begin
selen niet deelen. Daarom zal hij
ook uit alle deelen van ons volk
vandaag blijken van sympathie
ontvangen.
In de rijen dergenen, die hecht
en sterk overtuigd zijn, dat wij
het staatsbestel van vrijheid en
verdraagzaamheid met al onze
krachten moeten handhaven, staat
dr. Colijn vooraan. Nederlanders
van allerlei richting zijn hem daar
voor erkentelijk en zij getuigen
van deze erkentelijkheid op dezen
's-GRAVENHAGE, 22 Juni. Dr. J. J.
C. v&n Dijk, minister van defensie, heeft
hedenavond voor de N.C.R.V. de volgen
de woorden tot Dr. Colijn gesproken:
Hooggeachte Colijn,
Het was uw wensch, dat op uw 70sten
verjaardag elk openbaar huldebetoon
achterwege zou blijven, en nu het u niet
mogelijk bleek aan uw voornemen ge
volg te geven om don herdenkingsdag
met de uwen elders door te brengen,
hebt ge althans u zooveel mogelijk wil
len terugtrekken in de beslotenheid van
den familiekring. Dat wordt door ieder
geëerbiedigd, die weet dat het in uw
leven schaarsche oogenblikkcn zijn,
waarin ge in den huiselijken kring rust
en versterking kunt vinden na ingespan
nen arbeid van allen dag. Maar toch,
er is een gevoel van onbevredigdheid
vooral hij een groote schare van geest
verwante mannen en vrouwen, omdat
zij het u op dezen dag zoo gaarne zou
den hebben gezegd wat in hun hart voor
u leeft, zoo gaarne door woord en blik
uiting hadden willen geven aan de war:
me toegenegenheid, die hen voor u ver
vult.
Dat kan nu eenmaal niet, maar er is
een middel om u een kort oogenblik te
bereiken, waarin althans een kort woord
tot u kan doordringen. Gaarne voldoe
ik dan ook aan het tot mij gerichte ver
zoek om namens die groote schare langs
dezen weg een gelukwensch tot u te
richten. Ik heb daartoe geen mandaat,
maar ik hoop, dat in dit bijzondere ge
val een mandaat overbodig zal worden
geacht. En dan laat ik uw openbare
leven geheel ter zijde. De rijke vruchten,
die in Gods kracht uw leven heeft ge
bracht, zijn in dankbaarheid in woord
en geschrift herdacht. Thans, in deze
enkele oogenblikkcn, willen we u zelf,
uw persoon, alsof we tegenover u ston
den, uw hand geklemd in de onze en
ons oog in het uwe. Wij willen het u
zeggen, dat wij met u medeleven op de
zen dag. dien God u schonk. Wij willen
het u zeggen, dat er een stroom van
hartelijke sympathie naar u uitgaat om
uw werk, ja, maar nu allereerst om uw
persoon, die in en door uw werk ons
zoo vertrouwd Is geworden.
Wij willen het u zeggen, dat wij ons
met u een gevoelen door den eenvoud
des harten die u kenmerkt Door de on
baatzuchtigheid waarmede gij uw gaven
en vruchten beschikbaar hebt gesteld
ten dienste van zoo allerlei belangen,
door de liefde voor en de trouw aan
het beginsel, dat het richtsnoer voor uw
leven is geweest. Wij gevoelen de waar
heid in uw leven. Én omdat alles ge
voelen wij ons zoo sterk met u ver
bonden.
God heeft het u geschonken om veel
voor anderen te kunnen zijn. Die ande
ren hebben dat met dankbaarheid ont
vangen en gedenken u in liefde en
trouw, u toebiddende. dat onze God u
nog lang moge sparen en uw leven ook
verder met Zijn rijken zegen moge kro
nen.
En dan sluiten wij daarbij aanstonds
in uwe echtgenoote, die uw leven, ook
iti zoo. vele moeilijke tijden, heeft ge
deeld en u tot zoo krachtigen steun is
geweest, di'e in stilte u haar zorgen heeft
gewijd om het u mogelijk te maken u
te geven aan uw arbeid. U gedenkende,
gaan tegelijk met dezelfde gevoelens
onze gedachten naar haar, de stille
werkster, uit.
Wij brengen u met al de uwen onzo
hartelijke gelukwenschen op dezen dag
De dader van den moord
aanslag te Warga op
nieuw voor het
Gerecht
Wrok de drijfveer
In hooger beroep stond gisteren
voor het Gerechtshof te Leeuwarden
terecht de 19-jarige boerenknecht P.
L., uit Wartena, thans gedetineerd
die wegens poging tot moord op mej.
I. P. door de Leeuwarder Rechtbank
was veroordeeld tot zeven jaar ge
vangenisstraf. De verdachte, zoowel
als de Officier van Justitie, die tien
jaar gevangenisstraf geëischt had.
gingen in hooger beroep.
Op St. Nicolaasavond van het vorige
jaar was er in een café te Warga een
danspartij, waar verdachte trachtte een
dans te krijgen van mej. P., met wie
hij een tijdje verkeering had gehad,
welke omgang echter mede op aandrang
van den patroon van het meisje was
verbroken. Hierover koesterde L. wrok
en toen het. meisje weigerde met hem
te dansen, besloot hij zich te wreken.
Na afloop van de danspartij was hij
het meisje achterna gefietst, had haal
bij een stillen landweg opgewacht en
haar na een woordenwisseling met een
mes in de borst gestoken. Na dezen
daad trachtte hij haar in een sloot te
trekken met de bedoeling haar te ver
drinken. doch was hierin, dank zij het
optreden van twee jongemannen, die op
het hulpgeroep van het meisje waren
toegesneld, niet geslaagd. Een dezer
jongemannen verklaarde heden voor het
gerechtshof, dat verdachte, toen hij het
meisje had aangegrepen, had geroepen:
„Dit is je laatste nacht. Je bent mijn
meisje en een ander zal je niet hebben."
Toen verdachte probeerde het
meisje in de sloot te trekken, stond
hij zelf tot, zijn middel in het water,
naar hij aan den president verklaar
de met de bedoeling zich zelf, als
het meisje verdronken zou zijn. om
het leven te brengen. De president
nam dit niet direct aan, aangezien
getuigen verdachte hadden gevon
den liggend met de beenen op den
wal en met het hoofd nauwelijks
onder water.
Op een vraag van den president gaf
verdachte toe, dat hij den avond voor
het dansfeest zijn mes had geslepen
met. bedoeling, wanneer het meisje
de verkeering niet meer wilde aanma
ken, haar van het leven te berooven.
De procureur-generaal, nir. H. H. A.
Sluis zeide in zijn requisitoir, dat, als
men bedacht, hoe zwaar deze jongeman
voor zijn ernstige misdaad zou moeten
boeten, een woord van deernis met hem
hier op zijn plaats was. De straf, welke
de rechtbank oplegde, vergelijkende met
de maximumstraf voor dit misdrijf, zei
de spreker, dat dc rechtbank zeker re
kening heeft gehouden met. alle ver
zachtende omstandigheden. Hij kon dan
ook geen vrijheid vinden, het Hof voor
te stellen een lagere straf op te leggen.
Eisch: bevestiging van het vonnis.
De verdediger mr. Koopmans uit
Leeuwarden was van meening, dat de
opzet tot dooden aan verdachte niet is
bewezen. Hoogstens kon men zware mis
handeling bewezen verklaren. Spreker
bepleitte dan ook primair vrijspraak,
subs, een voorwaardelijke straf, reke
ning houdende met het feit, dat ver
dachte reeds zeven maanden in voor
arrest heeft doorgebracht.
Uitspraak over veertien dagen.
KlMdlnftndu.tt1.
De 'waarborg-kieeding
(Os „(juibhanAAswi-
Jhiloqis"
IN LUXE BAND
omvang 950 pagina's
VOORRADIG BIJ
Utrechtschestraat 46 Tel. 66
Procureur Generaal vraagt voor
verdachte uit Oosternijkerk
ontslag van rechts
vervolging
LEEUWARDEN, 22 Juni. De procu
reur-Generaal bij het Gerechtshof te
Leeuwarden vorderde hedenmiddag ont
slag van rechtsvervolging tegen den 19-
jarigen landarbeider J. v. d. P. te Oos-
ter-Nijkerk, die door de Rechtbank te
Leeuwarden was veroordeeld tol zes
maanden gevangenisstraf, wegens zware
mishandeling, gepleegd op Oudejaars
avond te Oosternijkerk, waarbij P. de
Boer werd doodgestoken.
De procureur-zeneraal was van oor
deel, dat het beroep op noodweerexces
hier opgaat. De Rechtbank overwoog
weliswaar, dat verdachte had kunnen
vluchten en er dus geen sprake was van
noodweer, maar spreker wees er op, dat
bij vlucht verdachte zijn tegenstander
den rug had moeten toekeeren. en dat
zou voor hem veel meer gevaar hebben
meegebracht, dan bii rustig afwachten.
Den raadsman, mr. Cornells, verheug
de het, dat ook de procureur-generaal
tot de conclusie komt, dat hier sprake is
van noodweer en spreker concludeerde
eveneens tot ontslag van rechtsvervol
ging.
met
GEBAKKEN
mm
/M„a// 'tf/tweZ
ukrtsf/e
OP HIT BlIKJI VHERlll KNAX-IICIPTIN
ott
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
37)
„Voor den drommel, zij deden het.
En ik probeer jullie te dooden, zooals
jullie mij probeerden te dooden. En
ik pak je neus en draai hem om
zoo!"
Een schreeuw van woede slaakte de
schipper en een oogenblik werd zijn
greep wat losser. Daar had de Fransch-
man op gewacht,, en dat was zijn be
doeling geweest. Als een bliksemstraal
of als een aal, zooals de kapitein hem
genoemd had, dook hij weg. „Grijp
hem!" stootte Smith uit.
Joe schoot naar voren, maar was te
laat. Mironneau was absoluut verdw
nen
„Nee, laat hem maar gaan." riep
Smith uit, toen Joe hem wilde volgen.
„We zullen vlug moeten nadenken. Ver
onderstel eens dat dat geklets waar
was?"
„Dat moet het geweest zijn.'' ant
woordde Joe.
„Waarom?"
„Hij had geen reden om het te verzin
nen. En het doet meteen begrijpen, hoe
hij hier kwam."
,0, het zal wel waar zijn," stemde
Smith toe. „Het doet er niet toe, Joe,
maar ik geef niet toe, dat hij' geen re
den had om het te verzinnen. Hij wil
de ons tegenhouden om nog eens naar
die boot te gaan, verdraaid nog an toel
Waarom bleef hij niet buiten kennis,
zooals van hem verwacht werd?"
„Denk je er nog aan om er weer heen
te gaan, Smith?" vroeg Joe weifelend.
„Als zijn verhaal waar is dan zitten
die twee mannen nog op die schuit?"
„Nou. wat zou dat wij zijn toch
ook met z'n tweeën?" antwoordde
Smith.
Er viel een korte stilte. Toen riep de
schipper uit: „Ik ben van de partij, als
jij het ook doet."
,We kunnen beter samen blijven, wat
we ook doen," gromde de ander.
,,.!e wordt sentimenteel. Joe, op jouw
leeftijd! Het is met ons afgcloopen, als
we niet samen blijven, l^u Mironneau
weer los is, hebben wc in elk geval een
kleine kans. Maar één ding heb je over
't hoofd gezien. We hebben geld noodig.
En heeft iets je niet getroffen in Miron
neau gaf hij niet het idee wel, dat
hij weer naar de boot zou teruggaan?
Ik zou wel willen weten wat hij uit
voerde toen hij daar rondkroop, voor
dat hij terugging en Nycroft zag. Dat
wou hij ons niet vertellen."
„Je bedoelt, dat hij kon
„Natuurlijk kon hij dat. En als dat
zoo is. dan zijn we juist op tijd om in
te grijpen en het werk af te maken.
Het is een kleine kans. maar het is er
één en de eenige. Als jij en ik gaan om
alles op te helderen, dan zullen we wat
van dat spul noodig hebben niet al
leen voor ons zelf. maar misschien ook
om het uit te deelen."
„Gelijk heb je", berustte Joe. „In elk
geval behoeven we het wrak niet te
enteren, als we er geen zin in hebben.
Maar wat ik zeggen wil. Smith", voegde
hij er plotseling aan toe „Wat doen we
met dien anderen vent?"
„Ben je hang om hem hier te laten",
gromde de kapitein. „Hij zal niet gauw
ontwaken, en nu kunnen we ons niet
meer met hem bezighouden. Kom, voor
uit!"
Toen zwegen de stemmen en zware
voetstappen verwijderden zich. Napo
leon en Guy spraken niet voor dat de
voetstappen in 't geheel niet meer
weerklonken. Toen wendde Napoleon
zich tot zijn 'metgezel.
„Geef hen nog een paar minuten om
los te komen van den wal", fluisterde
hij. „Dan zullen we het huisje onder
zoeken."
„Ja. Maar moeten we ze eigenlijk wel
laten gaan?" fluisterde Guv terug.
„Beste jongen, we worden niet be
taald als politieagent", antwoordde Na
poleon scherp. „Ik beschouw ons als
volontairs, met een «enigszins mènsche-
lijk gevoel. Heb je ze niet gezien? Bo
vendien wil de politie altijd met de eer
gaan strijken. Nu. dat zullen ze ook."
„Ik veronderstel, dat de twee man
nen, die Mironneau op de boot zag, jij
en Sefton waren?"
„Tuist!" knikle Napoleon. „Stel je
voor, dat ik iemand bang heb gemaakt'
Maar nu zullen ze er meer dan twee
menschen vinden, want Sefton en de
inspecteur zijn er met ongeveer negen
en negentig man
„Dan zullen ze niet aan boord gaan
van het wrak?"
„Dat kan."
„En dan zullen.ze terugkomen!!"
„Dat kan. Hoerah! Maar
Guy stak zijn hand in de hoogte. Er
klonk hun weer wat anders in de
ooren. Het zachte geknal van een mo
torboot. De motor scheen bedekt te zijn
en in den opkomenden wind klonk het
maar zeer zwak.
Het geluid verwijderde zich en loste
op in de duisternis. Napoleon rees uit
zijn ongemakkelijke houding op en erop
rekenende, dat Guy hem zou volgen,
liep hij naar.de voordeur!
„Verdraaid!" mopperde hij. „Geslo
ten!"
„En dat venster?" opperde Guy.
„Den hemel zij dank voor dat venster",
zei Napoleon.
Zij gingen naar het raam van de ka
mer, waarin de twee mannen het ge
sprek hadden gevoerd. Het kostte hen
slechts weinige seconden om het te ope
nen. Vlug klommen zij naar binnen.
Er was geen licht en Guy streek een
lucifer aan. Er was geen lamp, Die was
zeker mee uit dc kamer genomen. Zij
gingen de kamer door naar de gang en
claar ging de lucifer uit.
„Zijn wc eigenlijk niet gok, dat we
niet meer naar die bijl hebben geke
ken?" mompelde Guv plotseling, terwijl
hij een nieuwen lucifer probeerde aan
te steken.
Ergens uit de donkere hal klonk een
stem:
„En voor den drommel, den volgen
den keer zal ik je raken als je terug
komt!"
HOOFDSTUK XXVII
In het huisje
„Mironneau!" fluisterde Napoleon. „Hij
is weer terug. Strijk dien lucifer niet af,
Guy!"
„Waarom niet?" fluisterde Guv terug.
„We moeten zien en Fyne is hier er
gens."
„Ja. dat weet ik", fluisterde Napoleon
weer, „maar laat ons eerst'even naden
ken. Wat zal de houding van dien
Fransch man zijn als hij ons hoort of
ons licht ziet?"
,0 ja dat is een punt van overwe
ging", mompelde Guy. „Maar hij heeft
toch niets tegen ons, is het wel?"
Napoleon legde zijn hand op Guy's
schouder en trok hem wat uit de buurt
van de voordeur, waar ze wat beter kon
den praten.
„Het is wel waar, dat Mironneau niets
tegen ons heeft", gaf Napoleon toe, met
zachte stem, „maar wij behooren toch
niet tot zijn gedachtengang. en dat is
even erg. Hij is in eon gevaarlijke bui -
half gek cn verdoofd en zenuwachtig
en vergeet niet. dat hij zelf ook iets in
den zin heeft. Jij en ik vertegenwoordi
gen tenslotte de wet en de orde. dus hij
zal er niet op gesteld zijn om ons tc om
helzen!"
„Ik heb een idee", antwoordde Guy.
„Laten we licht maken en beweging ma
ken. Dan zal hij denken, dat het Fyne
is en dan zal hij zich uit de voeten ma
ken van schrik!"
„Waarom zou hij de beenen nemen?"
„Veronderstel eens. dat jij buiten een
huisje wacht, waarin een bezwijmde
man ligt on niemand anders, en plotse
ling begint de hewustelooze man leven
te maken; zou jij dan niet denken, dat
het een gcost was en vluchten?"
,,'t Is mogelijk", gaf Napoleon ioe, ter
wijl hij grimmig lachte. „En zeker, als
ik geen hoop had op een Hooger Leven!
Maar Mironneau heeft ook geen hoop
op een Hooger Leven, daarvoor is hij te
ver afgedwaald in de onderwereld. En
bovendien, Guy. willen we eigenlijk, dat
Mironneau op de vlucht slaat?"
„Is dat dan niet de bedoeling?"
„Nu, dat weet ik nog niet. Er zijn een
heeleboel agenten op 't pad vannacht.
Het zou juist zoo aardig zijn, als we Mi
ronneau hier konden houden,tot zij langs
kwamen en hem ontdekten. Het spijt me
voor dien vont, maar iemand moet er
respectabél zijn!"
„Dan is alles wat ik zeggen kan. dat
jij een idioot bent, waarvoor Je respect
moet hebben", antwoordde Guv. „Maar
denk niet, dat ik hier nog langer in het
donker wensch te blijven. .Waarom?
Wel, omdat Fyne hier ergens moet lig
gen 'misschien op twee pas af
stand
„Dat is waar", knikte Napoleon. „Ja --
natuurlijk we zullen iets moeten
doen." Hij dacht diep ha. „Zouden we
met den vijand moeten onderhandelen,
denk je?"
„Hef ziet er naar uit, dat hij liever met
zijn bijl onderhandelt!"
„Aardige opmerking! Maar luister
eens, wij zijn met z'n tweeën. Wat zeg je
van die verhandeling over dapperheid,
waarover we het aan tafel hadden. Als
twee Engelschen bang zijn voor één
Franschmnn met een bijl, dan konden
ze beter niet meer wedden om vijf shil
lings!"
„O, kerel, die heb je gewonnen, dat
geef ik toe", mompelde Guv. „Alleen
Goeie help er beweegt iemand!"
„Waarachtig", fluisterde Napoleon.
Zachte stappen kwamen in hun rich
ting. „Fyne". dacht Napoleon. Maar
Fyne lag ergens bewusteloos. Tenmin
ste. dat behoorde zoo te zijn: tenslotte
hadden zij hem niet gezien. Zij konden
het bij 't verkeerde eind hebben. Mis
schien was er iemand anders iemand
die niet bedwelmd was. Misschien had
den zij te haastige conclusie getrokken.
De stappen kwamen steeds dichterbij en
plotseling schreeuwde Napoleon:
„Lucifer!"
(Wordt vervolgd).