SPINAZIE Schaduwen aan de kust Mr. Oud huldigt zijn vriend Dr. H. Colijn fttotpen. Jjtlruik SUNLIGHT ZEEP OOK Dr. VAN DIJK VOOR DE RADIO Zeven jaar voor poging tot moord f 10.- BOEKHANDEL J.H. ITTMANN. Oudejaarsavond had droevig slot BACON J. Jefferson Farjeon 2e BLAD PAG. 3 AMERSFOORTSCH DAGBLAD VRIJDAG 23 JUNI 1939 Hetgroote doel van dit leven is geweest het bevorderen van het landsbelang /GISTERAVOND heeft mr. P. J. Oud, burgemeester van Rotterdam en oud-minis- ly ter. van financiën voor de A.V.R.O.-microfoon een rede uitgesproken over dr. H. Colijn naa- aanleiding van diens zeventigsten verjaardag De moeilijkheid van het geven van een objectief oordeel aldus mr. Oud wordt door één ding vergemakkelijkt. In waardeering voor den persoon van den heer Colijn kunnen voor- en tegenstanders van zijn politieke opvattingen en ziin politiek beleid het eensziin Ziin verdiensten kunnen allen zonder uitzondering erkennen, en ieder die met hem in aanraking komt. komt onder de bekoring van ziin biizondere persoonlijk heid Spr schetste die persoonlijkheid met behulp van enkele kleine gebeurtenissen COLIJN'S GROOTE SPONTANITEIT „Een genot om met hem samen te werken" Zoo hem één gevoel volkomen vreemd is ging mr. Oud voort dan is het het gevoel van wraak. Rancune kent hij niet. Gij moogt het nog zoo met hem aan den stok hebben gehad, als hij straks meent, dat het billijk is of het landsbelang vordert, dat gij tot eenige positie wordt geroepen, dan zal dat en dat alleen bij hem den doorslag geven. Voor zijn medewerkers, onverschillig of het collega's of ondergeschikten zijn, is het een genot met hem te werken. Even voortreffelijk was de omgang met de collega's in het kabinet. Natuurlijk was er wel eens verschil van meening. ernstig verschil van meening zelfs, doch bij alle moeilijkheden is er toch eigenlijk in de vier jaren, waarover ik meespre ken kan. nooit een onaangenaam woord gevallen. Dit kwam zeker in de aller eerste plaats hierdoor, dat de president ons steeds voor oogen hield: wij moeten het samen eens zien ie worden. Hij was sterk overtuigd van de noodzakelijkheid dat in dezen moeilijken tijd de krachten zouden worden geconcentreerd. Vast ge worteld in ziin eigen beginsel, was hij er tevens van doordrongen, dat er op het terrein van den practisclien staatkundi gen arbeid zoo heel veel was. dat met vereende krachten tot stand kon worden gebracht. Hij voelde er eigenlijk bitter wei- nig voor, dat de tegenstelling rechts-links de politieke verhou dingen in Nederland zou blijven beheerschen. De groote beteeke- nis van den in het verleden ge- yoerden strijd ontkende hij geens zins. Hij was een trouw aanhanger zijner beginselen en had groot respect voor hetgeen zijn voorgan gers hadden bereikt. Maar hij zag tevens, dat thans andere pro blemen op den voorgrond traden, die een ruimere samenwerking vorderden en zag in een regeering op breederen grondslag een eerste rangs belang voor het land- De financiën IN die gedachte waren wij beiden het eens. Gelijk wij beiden ook hetzelfde inzicht hadden omtrent het in on zen tijd zoo op den voorgrond tredende financieele probleem. Vast was ons bei der overtuiging, dat gezonde financien onmisbaar zijn voor een gezonde poli tiek. Het doel van een sluitende be grooting mocht geen ogenblik uit het oog worden verloren, en monetaire ex perimenten zouden wel een tijdelijk soulaas kunnen brengen, doch de moei lijkheden niet kunnen oplossen. Er is op dit punt tusschen ons nooit verschil geweest. Zoo lang mogelijk hebben wij 6amen aan den gouden standaard vast gehouden. Eerst toen het volstrekt on mogelijk was geworden hebben wij den gulden laten gaan. Dit was een zware dag voor dr. Colijn. Hij vond dit besluit toch eigenlijk in strijd met onze finan cieele waardigheid. Hij vroeg zich telkens weer af, of het loslaten van den gouden standaard wel in over eenstemming was met de eerlijk heid, die men van een rpgeering mag verwachten. Het waren alle overwegingen, die den man, die ze deed gelden, slechts- tot eer konden strekken. Moeilijkheden WIL dit alles nu zeggen, dat de heer Colijn zijn medewerkers nooit moeilijkheden heeft bezorgd? Na tuurlijk niet. De groote spontaniteit van zijn karakter heeft hem dikwijls tot uit latingen gebracht, die deze medewer kers met schrik vervulden. En niet al leen als minister. Ik herinner mij nog levendig de schrik, die het veroorzaak te in het. anti-revolutionaire kamp, toen hij in 1922 als leider der anti-revolutio naire kamerfractie plotseling geheel nieuwe denkbeelden over de organisatie onzer defensie ging verkondigen. Een andermaal paf hij in de Kamer een „cri de coeur" tegen de evenredige ver tegenwoordiging. Aan dat. instituut had hij een grondigen hekel. Ik was dat vol strekt met hem oneens en handhaving der evenredige vertegenwoordiging was een onderdeel der kabinetspolitiek. Dit alles nam echter niet wee, dat, toen het punt in de kamer ter sprake kwam, te gen alle regelen van kabinetspolitiek in deze kreet hem van het hart moest. Zoo heeft hii zichzelf en het kabinet, waarvan hij deel uitmaakte, meermalen in moeilijkheden gebracht door uitlatin gen te doen over de beraadslagingen in den boezem van het kabinet Zoo een vijf tal jaren geleden bit de behandeling der winkelsluitingswet en nog onlangs bii de tariefmachtigingswet. Het is uitsluitend ziin spontaniteit, die hem daartoe brengt. Maar hii is zelf ook de eerste, om als men hem zijn fout onder het oog brengt, die eerlijk te erkennen. Dit is alles uitvloeisel van de eigen schappen. die zijn militaire loopbaan, al moge zij betrekkelijk kort hebben ge duurd. tot een volledig succes hebben gemaakt. Wat. voor den miltair onmis baar is\ kan echter juist den staatsman wel eens moeilijkheden bezorgen. De militair moet de knoopen niet ontwar ren, hij moet ze zoo spoedig mogelijk doorhakken. Dat verstond dr. Colijn uitmuntend. Het bezorgde hem in In- dië na korten tijd de militaire Willems orde, verkregen, doordat hij de eerste was, die de kraton van den sultan van Lombok binnendrong. Hier is voortva rendheid de hoogste deugd. In de poli tiek heeft voortvarendheid natuurlijk Ï31 Ref Xackh. mKXvtctdiae. tcL.im natM" B ■gud.y(f M Mc -tttp wrt- 1 djt ttj^s atlijsL EN NOOIT ZEEP VAIM ONBEKENDE HERKOMST Mr. P. I Oud ook groote verdienste, doch zij kan op een gegeven oogenblik in moeilijke si tuatie ons ook parten spelen. Hij wil vooruit Kabinetscrisis duren bij ons in Nederland in den regel lang, omdat er veel te onderhandelen, te plooien en te schikken valt om de vereischte samenwerking tusschen verschillende groepen tot stand te brengen. Dergelijke langdurige on derhandelingen liggen echter niet in den geest van dr. Colijn. Hij wil vooruit. Dat brengt hem er dan wel eens toe de knoop maar door te hak ken en het kabinet te vormen zon der dat de zekerheid is verkregen, dat op bepaalde punten niet spoedig moeilijkheden zullen rijzen. Een zeer sprekend voorbeeld daarvan is de formatie van 1925. Deze is tot stand gebracht zonder dat de kwestie van het gezantschap bij den Paus tot een be hoorlijke oplossing was gekomen. 1-Iet overleg daarover begon dr. Colijn blijk baar te vervelen en het kabinet werd gevormd in de gedachte: als wij een maal aan den gang zijn loopt het wel los. Maar het liep niet los en binnen en kele maanden bevond het land zich op nieuw in de kabinetscrisis. Deze dingen zijn de schaduwzijden van de voortref felijke eigenschappen, waarover de heer Colijn beschikt. Hechte vriendschap TJ ET is maar een vluchtige beschou- Ë~1 wing. Met hem samen te werken was een voorrecht Er is in die ja ren van te zamen doorgemaakte moei lijkheden een hechte vriendschap tusschen ons gegroeid. De kabinetsformatie van 1937 heeft daarin geen verandering ge bracht. Er lag hier een zakelijk verschil punt tusschen ons. Ik achtte de formatie van 1937 een fout. De heer Colijn achtte haar een noodzakelijkheid, waaraan niet te ontkomen was. Hij heeft ook in het openbaar, duide lijk genoeg laten blijken, dat het hem veel liever ware geweest als de samen werking op breedon grondslag had kun nen zijn voortgezet. Nu dit niet moge lijk bleek, meende hij, dat 's lands be lang vorderde, dat hij zijn medewerking tot een andere formatie verleende. Ik zag dit. anders en ik hen nog van oor deel, dat ik het goed gezien heb. Dit al les raakt echter den persoon van den heer Colijn niet. Niemand kan sterker overtuigd zijn dan ik, dat alleen het landsbelang, zooals hij het zag, hem zoo heeft doen handelen. Dat landsbelang bevorderen is ten slotte het groote doel van dit leven geweest. Dr. Colijn is door en door Nederlander. Zie ik goed, dan is dat ook de verklaring van zijn populariteit bij breede groe pen van ons volk, die zijn begin selen niet deelen. Daarom zal hij ook uit alle deelen van ons volk vandaag blijken van sympathie ontvangen. In de rijen dergenen, die hecht en sterk overtuigd zijn, dat wij het staatsbestel van vrijheid en verdraagzaamheid met al onze krachten moeten handhaven, staat dr. Colijn vooraan. Nederlanders van allerlei richting zijn hem daar voor erkentelijk en zij getuigen van deze erkentelijkheid op dezen 's-GRAVENHAGE, 22 Juni. Dr. J. J. C. v&n Dijk, minister van defensie, heeft hedenavond voor de N.C.R.V. de volgen de woorden tot Dr. Colijn gesproken: Hooggeachte Colijn, Het was uw wensch, dat op uw 70sten verjaardag elk openbaar huldebetoon achterwege zou blijven, en nu het u niet mogelijk bleek aan uw voornemen ge volg te geven om don herdenkingsdag met de uwen elders door te brengen, hebt ge althans u zooveel mogelijk wil len terugtrekken in de beslotenheid van den familiekring. Dat wordt door ieder geëerbiedigd, die weet dat het in uw leven schaarsche oogenblikkcn zijn, waarin ge in den huiselijken kring rust en versterking kunt vinden na ingespan nen arbeid van allen dag. Maar toch, er is een gevoel van onbevredigdheid vooral hij een groote schare van geest verwante mannen en vrouwen, omdat zij het u op dezen dag zoo gaarne zou den hebben gezegd wat in hun hart voor u leeft, zoo gaarne door woord en blik uiting hadden willen geven aan de war: me toegenegenheid, die hen voor u ver vult. Dat kan nu eenmaal niet, maar er is een middel om u een kort oogenblik te bereiken, waarin althans een kort woord tot u kan doordringen. Gaarne voldoe ik dan ook aan het tot mij gerichte ver zoek om namens die groote schare langs dezen weg een gelukwensch tot u te richten. Ik heb daartoe geen mandaat, maar ik hoop, dat in dit bijzondere ge val een mandaat overbodig zal worden geacht. En dan laat ik uw openbare leven geheel ter zijde. De rijke vruchten, die in Gods kracht uw leven heeft ge bracht, zijn in dankbaarheid in woord en geschrift herdacht. Thans, in deze enkele oogenblikkcn, willen we u zelf, uw persoon, alsof we tegenover u ston den, uw hand geklemd in de onze en ons oog in het uwe. Wij willen het u zeggen, dat wij met u medeleven op de zen dag. dien God u schonk. Wij willen het u zeggen, dat er een stroom van hartelijke sympathie naar u uitgaat om uw werk, ja, maar nu allereerst om uw persoon, die in en door uw werk ons zoo vertrouwd Is geworden. Wij willen het u zeggen, dat wij ons met u een gevoelen door den eenvoud des harten die u kenmerkt Door de on baatzuchtigheid waarmede gij uw gaven en vruchten beschikbaar hebt gesteld ten dienste van zoo allerlei belangen, door de liefde voor en de trouw aan het beginsel, dat het richtsnoer voor uw leven is geweest. Wij gevoelen de waar heid in uw leven. Én omdat alles ge voelen wij ons zoo sterk met u ver bonden. God heeft het u geschonken om veel voor anderen te kunnen zijn. Die ande ren hebben dat met dankbaarheid ont vangen en gedenken u in liefde en trouw, u toebiddende. dat onze God u nog lang moge sparen en uw leven ook verder met Zijn rijken zegen moge kro nen. En dan sluiten wij daarbij aanstonds in uwe echtgenoote, die uw leven, ook iti zoo. vele moeilijke tijden, heeft ge deeld en u tot zoo krachtigen steun is geweest, di'e in stilte u haar zorgen heeft gewijd om het u mogelijk te maken u te geven aan uw arbeid. U gedenkende, gaan tegelijk met dezelfde gevoelens onze gedachten naar haar, de stille werkster, uit. Wij brengen u met al de uwen onzo hartelijke gelukwenschen op dezen dag De dader van den moord aanslag te Warga op nieuw voor het Gerecht Wrok de drijfveer In hooger beroep stond gisteren voor het Gerechtshof te Leeuwarden terecht de 19-jarige boerenknecht P. L., uit Wartena, thans gedetineerd die wegens poging tot moord op mej. I. P. door de Leeuwarder Rechtbank was veroordeeld tot zeven jaar ge vangenisstraf. De verdachte, zoowel als de Officier van Justitie, die tien jaar gevangenisstraf geëischt had. gingen in hooger beroep. Op St. Nicolaasavond van het vorige jaar was er in een café te Warga een danspartij, waar verdachte trachtte een dans te krijgen van mej. P., met wie hij een tijdje verkeering had gehad, welke omgang echter mede op aandrang van den patroon van het meisje was verbroken. Hierover koesterde L. wrok en toen het. meisje weigerde met hem te dansen, besloot hij zich te wreken. Na afloop van de danspartij was hij het meisje achterna gefietst, had haal bij een stillen landweg opgewacht en haar na een woordenwisseling met een mes in de borst gestoken. Na dezen daad trachtte hij haar in een sloot te trekken met de bedoeling haar te ver drinken. doch was hierin, dank zij het optreden van twee jongemannen, die op het hulpgeroep van het meisje waren toegesneld, niet geslaagd. Een dezer jongemannen verklaarde heden voor het gerechtshof, dat verdachte, toen hij het meisje had aangegrepen, had geroepen: „Dit is je laatste nacht. Je bent mijn meisje en een ander zal je niet hebben." Toen verdachte probeerde het meisje in de sloot te trekken, stond hij zelf tot, zijn middel in het water, naar hij aan den president verklaar de met de bedoeling zich zelf, als het meisje verdronken zou zijn. om het leven te brengen. De president nam dit niet direct aan, aangezien getuigen verdachte hadden gevon den liggend met de beenen op den wal en met het hoofd nauwelijks onder water. Op een vraag van den president gaf verdachte toe, dat hij den avond voor het dansfeest zijn mes had geslepen met. bedoeling, wanneer het meisje de verkeering niet meer wilde aanma ken, haar van het leven te berooven. De procureur-generaal, nir. H. H. A. Sluis zeide in zijn requisitoir, dat, als men bedacht, hoe zwaar deze jongeman voor zijn ernstige misdaad zou moeten boeten, een woord van deernis met hem hier op zijn plaats was. De straf, welke de rechtbank oplegde, vergelijkende met de maximumstraf voor dit misdrijf, zei de spreker, dat dc rechtbank zeker re kening heeft gehouden met. alle ver zachtende omstandigheden. Hij kon dan ook geen vrijheid vinden, het Hof voor te stellen een lagere straf op te leggen. Eisch: bevestiging van het vonnis. De verdediger mr. Koopmans uit Leeuwarden was van meening, dat de opzet tot dooden aan verdachte niet is bewezen. Hoogstens kon men zware mis handeling bewezen verklaren. Spreker bepleitte dan ook primair vrijspraak, subs, een voorwaardelijke straf, reke ning houdende met het feit, dat ver dachte reeds zeven maanden in voor arrest heeft doorgebracht. Uitspraak over veertien dagen. KlMdlnftndu.tt1. De 'waarborg-kieeding (Os „(juibhanAAswi- Jhiloqis" IN LUXE BAND omvang 950 pagina's VOORRADIG BIJ Utrechtschestraat 46 Tel. 66 Procureur Generaal vraagt voor verdachte uit Oosternijkerk ontslag van rechts vervolging LEEUWARDEN, 22 Juni. De procu reur-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden vorderde hedenmiddag ont slag van rechtsvervolging tegen den 19- jarigen landarbeider J. v. d. P. te Oos- ter-Nijkerk, die door de Rechtbank te Leeuwarden was veroordeeld tol zes maanden gevangenisstraf, wegens zware mishandeling, gepleegd op Oudejaars avond te Oosternijkerk, waarbij P. de Boer werd doodgestoken. De procureur-zeneraal was van oor deel, dat het beroep op noodweerexces hier opgaat. De Rechtbank overwoog weliswaar, dat verdachte had kunnen vluchten en er dus geen sprake was van noodweer, maar spreker wees er op, dat bij vlucht verdachte zijn tegenstander den rug had moeten toekeeren. en dat zou voor hem veel meer gevaar hebben meegebracht, dan bii rustig afwachten. Den raadsman, mr. Cornells, verheug de het, dat ook de procureur-generaal tot de conclusie komt, dat hier sprake is van noodweer en spreker concludeerde eveneens tot ontslag van rechtsvervol ging. met GEBAKKEN mm /M„a// 'tf/tweZ ukrtsf/e OP HIT BlIKJI VHERlll KNAX-IICIPTIN ott FEUILLETON Naar het Engelsch van 37) „Voor den drommel, zij deden het. En ik probeer jullie te dooden, zooals jullie mij probeerden te dooden. En ik pak je neus en draai hem om zoo!" Een schreeuw van woede slaakte de schipper en een oogenblik werd zijn greep wat losser. Daar had de Fransch- man op gewacht,, en dat was zijn be doeling geweest. Als een bliksemstraal of als een aal, zooals de kapitein hem genoemd had, dook hij weg. „Grijp hem!" stootte Smith uit. Joe schoot naar voren, maar was te laat. Mironneau was absoluut verdw nen „Nee, laat hem maar gaan." riep Smith uit, toen Joe hem wilde volgen. „We zullen vlug moeten nadenken. Ver onderstel eens dat dat geklets waar was?" „Dat moet het geweest zijn.'' ant woordde Joe. „Waarom?" „Hij had geen reden om het te verzin nen. En het doet meteen begrijpen, hoe hij hier kwam." ,0, het zal wel waar zijn," stemde Smith toe. „Het doet er niet toe, Joe, maar ik geef niet toe, dat hij' geen re den had om het te verzinnen. Hij wil de ons tegenhouden om nog eens naar die boot te gaan, verdraaid nog an toel Waarom bleef hij niet buiten kennis, zooals van hem verwacht werd?" „Denk je er nog aan om er weer heen te gaan, Smith?" vroeg Joe weifelend. „Als zijn verhaal waar is dan zitten die twee mannen nog op die schuit?" „Nou. wat zou dat wij zijn toch ook met z'n tweeën?" antwoordde Smith. Er viel een korte stilte. Toen riep de schipper uit: „Ik ben van de partij, als jij het ook doet." ,We kunnen beter samen blijven, wat we ook doen," gromde de ander. ,,.!e wordt sentimenteel. Joe, op jouw leeftijd! Het is met ons afgcloopen, als we niet samen blijven, l^u Mironneau weer los is, hebben wc in elk geval een kleine kans. Maar één ding heb je over 't hoofd gezien. We hebben geld noodig. En heeft iets je niet getroffen in Miron neau gaf hij niet het idee wel, dat hij weer naar de boot zou teruggaan? Ik zou wel willen weten wat hij uit voerde toen hij daar rondkroop, voor dat hij terugging en Nycroft zag. Dat wou hij ons niet vertellen." „Je bedoelt, dat hij kon „Natuurlijk kon hij dat. En als dat zoo is. dan zijn we juist op tijd om in te grijpen en het werk af te maken. Het is een kleine kans. maar het is er één en de eenige. Als jij en ik gaan om alles op te helderen, dan zullen we wat van dat spul noodig hebben niet al leen voor ons zelf. maar misschien ook om het uit te deelen." „Gelijk heb je", berustte Joe. „In elk geval behoeven we het wrak niet te enteren, als we er geen zin in hebben. Maar wat ik zeggen wil. Smith", voegde hij er plotseling aan toe „Wat doen we met dien anderen vent?" „Ben je hang om hem hier te laten", gromde de kapitein. „Hij zal niet gauw ontwaken, en nu kunnen we ons niet meer met hem bezighouden. Kom, voor uit!" Toen zwegen de stemmen en zware voetstappen verwijderden zich. Napo leon en Guy spraken niet voor dat de voetstappen in 't geheel niet meer weerklonken. Toen wendde Napoleon zich tot zijn 'metgezel. „Geef hen nog een paar minuten om los te komen van den wal", fluisterde hij. „Dan zullen we het huisje onder zoeken." „Ja. Maar moeten we ze eigenlijk wel laten gaan?" fluisterde Guv terug. „Beste jongen, we worden niet be taald als politieagent", antwoordde Na poleon scherp. „Ik beschouw ons als volontairs, met een «enigszins mènsche- lijk gevoel. Heb je ze niet gezien? Bo vendien wil de politie altijd met de eer gaan strijken. Nu. dat zullen ze ook." „Ik veronderstel, dat de twee man nen, die Mironneau op de boot zag, jij en Sefton waren?" „Tuist!" knikle Napoleon. „Stel je voor, dat ik iemand bang heb gemaakt' Maar nu zullen ze er meer dan twee menschen vinden, want Sefton en de inspecteur zijn er met ongeveer negen en negentig man „Dan zullen ze niet aan boord gaan van het wrak?" „Dat kan." „En dan zullen.ze terugkomen!!" „Dat kan. Hoerah! Maar Guy stak zijn hand in de hoogte. Er klonk hun weer wat anders in de ooren. Het zachte geknal van een mo torboot. De motor scheen bedekt te zijn en in den opkomenden wind klonk het maar zeer zwak. Het geluid verwijderde zich en loste op in de duisternis. Napoleon rees uit zijn ongemakkelijke houding op en erop rekenende, dat Guy hem zou volgen, liep hij naar.de voordeur! „Verdraaid!" mopperde hij. „Geslo ten!" „En dat venster?" opperde Guy. „Den hemel zij dank voor dat venster", zei Napoleon. Zij gingen naar het raam van de ka mer, waarin de twee mannen het ge sprek hadden gevoerd. Het kostte hen slechts weinige seconden om het te ope nen. Vlug klommen zij naar binnen. Er was geen licht en Guy streek een lucifer aan. Er was geen lamp, Die was zeker mee uit dc kamer genomen. Zij gingen de kamer door naar de gang en claar ging de lucifer uit. „Zijn wc eigenlijk niet gok, dat we niet meer naar die bijl hebben geke ken?" mompelde Guv plotseling, terwijl hij een nieuwen lucifer probeerde aan te steken. Ergens uit de donkere hal klonk een stem: „En voor den drommel, den volgen den keer zal ik je raken als je terug komt!" HOOFDSTUK XXVII In het huisje „Mironneau!" fluisterde Napoleon. „Hij is weer terug. Strijk dien lucifer niet af, Guy!" „Waarom niet?" fluisterde Guv terug. „We moeten zien en Fyne is hier er gens." „Ja. dat weet ik", fluisterde Napoleon weer, „maar laat ons eerst'even naden ken. Wat zal de houding van dien Fransch man zijn als hij ons hoort of ons licht ziet?" ,0 ja dat is een punt van overwe ging", mompelde Guy. „Maar hij heeft toch niets tegen ons, is het wel?" Napoleon legde zijn hand op Guy's schouder en trok hem wat uit de buurt van de voordeur, waar ze wat beter kon den praten. „Het is wel waar, dat Mironneau niets tegen ons heeft", gaf Napoleon toe, met zachte stem, „maar wij behooren toch niet tot zijn gedachtengang. en dat is even erg. Hij is in eon gevaarlijke bui - half gek cn verdoofd en zenuwachtig en vergeet niet. dat hij zelf ook iets in den zin heeft. Jij en ik vertegenwoordi gen tenslotte de wet en de orde. dus hij zal er niet op gesteld zijn om ons tc om helzen!" „Ik heb een idee", antwoordde Guy. „Laten we licht maken en beweging ma ken. Dan zal hij denken, dat het Fyne is en dan zal hij zich uit de voeten ma ken van schrik!" „Waarom zou hij de beenen nemen?" „Veronderstel eens. dat jij buiten een huisje wacht, waarin een bezwijmde man ligt on niemand anders, en plotse ling begint de hewustelooze man leven te maken; zou jij dan niet denken, dat het een gcost was en vluchten?" ,,'t Is mogelijk", gaf Napoleon ioe, ter wijl hij grimmig lachte. „En zeker, als ik geen hoop had op een Hooger Leven! Maar Mironneau heeft ook geen hoop op een Hooger Leven, daarvoor is hij te ver afgedwaald in de onderwereld. En bovendien, Guy. willen we eigenlijk, dat Mironneau op de vlucht slaat?" „Is dat dan niet de bedoeling?" „Nu, dat weet ik nog niet. Er zijn een heeleboel agenten op 't pad vannacht. Het zou juist zoo aardig zijn, als we Mi ronneau hier konden houden,tot zij langs kwamen en hem ontdekten. Het spijt me voor dien vont, maar iemand moet er respectabél zijn!" „Dan is alles wat ik zeggen kan. dat jij een idioot bent, waarvoor Je respect moet hebben", antwoordde Guv. „Maar denk niet, dat ik hier nog langer in het donker wensch te blijven. .Waarom? Wel, omdat Fyne hier ergens moet lig gen 'misschien op twee pas af stand „Dat is waar", knikte Napoleon. „Ja -- natuurlijk we zullen iets moeten doen." Hij dacht diep ha. „Zouden we met den vijand moeten onderhandelen, denk je?" „Hef ziet er naar uit, dat hij liever met zijn bijl onderhandelt!" „Aardige opmerking! Maar luister eens, wij zijn met z'n tweeën. Wat zeg je van die verhandeling over dapperheid, waarover we het aan tafel hadden. Als twee Engelschen bang zijn voor één Franschmnn met een bijl, dan konden ze beter niet meer wedden om vijf shil lings!" „O, kerel, die heb je gewonnen, dat geef ik toe", mompelde Guv. „Alleen Goeie help er beweegt iemand!" „Waarachtig", fluisterde Napoleon. Zachte stappen kwamen in hun rich ting. „Fyne". dacht Napoleon. Maar Fyne lag ergens bewusteloos. Tenmin ste. dat behoorde zoo te zijn: tenslotte hadden zij hem niet gezien. Zij konden het bij 't verkeerde eind hebben. Mis schien was er iemand anders iemand die niet bedwelmd was. Misschien had den zij te haastige conclusie getrokken. De stappen kwamen steeds dichterbij en plotseling schreeuwde Napoleon: „Lucifer!" (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1939 | | pagina 7