En toch.... De Laatste Bus houthandel Het verbod van roombereiding Positie van den Nederlandschen De distributie W. K. VAN ROSSUM Prof. Aalberse en dr. Colijn De concentratie-actie van boter en vet Dr. Goedewaagen WILLY PÉTILLON schrijft voor onze lezeressen over: RECEPTEN wes 2e BLAD PAG. 2 AMERSFOORTSCH DAGBLAD WOENSDAG 17 JULI 1940 ZAANDAM, 16 Juli. Overeenkom stig de voorstellen van de directie der N.V. Houthandel v.h. William Pont te Zaandam werd het dividend bepaald op 61,50 gulden voor de cumulatief prefe rente aandeelen, 47 gulden voor de ge wone aandeelen en 19.75 gulden voor de winstbewijzen. De president-commissa ris, mr. H. F. van Leeuwen, die aftre dend was, werd herkozen. Ter sprake kwam de houtpositie van ons land. Medegedeeld werd. dat venvacht mag worden dat de partijtjes die nog in Zweden van de aankoopen van ver leden jaar opgeslagen liggen, bin nenkort per kustvaarder naar Ne derland gebracht zullen worden. Deze hoeveelheid is echter nietig klein in vergelijking met de behoef te aan hout, die hier te lande be staat. Voor normalen aankoop is het wachten momenteel op een be talingsregeling met de exporteeren- de landen. Deze kwestie beheerscht den invoerhandel van hout Zelfs de vervoerskwestie is in vergelij king hiermede van ondergeschikt belang. 's-GRAVENHAGE, 16 Juli. Bij besluii ■van den secretaris-generaal van het de partement van landbouw en visscherij, is bepaald, dat het verbod van bereiden van alle soorten room, naast het in de betreffende beschikking genoemde ge val, mede niet geldt, indien daartoe schriftelijk vergunning is verleend door of vanwege de Nederlandsche zuivel- centrale, afd. zuivel, hierna te noemen centrale, welke vergunning slechts wordt verstrekt voor de bereiding van room bestemd voor zieken. Voorts is bepaald, dat het afleveren of vervoeren van room is verboden. Dit geldt echter niet, indien wordt aangetoond, dat de room bestemd is voor de bereiding van boter, kaas, ge condenseerde melk en melkpoeder of indien de room gedekt is door een schriftelijke vergunning afgegeven door of vamvege de centrale ten behoeve van zieken. Het voorhanden of in voorraad heb ben van een inrichting of werktuig tot het bereiden van room is verboden. Dit verbod geldt niet: Voor dengene, die gerechtigd is bo ter, kaas en melkproducten te bereiden of indien de bedoelde inrichting of het bedoelde werktuig onbruikbaar is ge maakt of door een der ambtenaren, ge noemd in artikel 31 van de landbouw- crisiswet 1933 is verzegeld. Het is verboden een op room gelijken de waar uit boter of melkproducten te bereiden. Het voorhanden of in voorraad heb ben van een inrichting of werktuig, \va#mede de bedoelde waar bereid kan wórden, is verboden. Dit verbod geldt niet, indien de in richting of het werktuig onbruikbaar is gemaakt of door een der bovengenoem de ambtenaren is verzegeld. Dit besluit kan worden aangehaald onder den titel: „crisiszuivelbesluit 1940 II (room)" en treedt in werking met ingang van 15 Juli 1940: het ein digt met ingang van 1 Januari 1941. 3 KORTE BERGSTRAAT Damesconfectie Kleeding naar maat Kubler Kleeding 's-GRAVENHAGE, 16 Juli. In de heden gehouden persconferentie bij het rijkscommissariaat werd gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen naar aanleiding van de inmiddels gepubli ceerde regeling inzake de distributie van boter en vetten. De dagelijksche leider van het centrale distributiekantoor, de heer S. de Hoo, deelde in zijn antwoord o.a. mede, dat inwonende dienst boden, evenals dagdienstboden die in den vollen kost zijn, worden be schouwd als behoorende tot het ge zin. Knderen behooren eveneens tot het gezin. Voor wat betreft de be rekening van het gezinsinkomen wordt het inkomen van de dienst bode niet doch dat van minderja rige kinderen wél tot het gezinsin komen gerekend. Meerderjarige inwonende kinde ren worden voor wat betreft de be paling, welke soort kaart zij moeten krijgen, als gezinsleden beschouwd. Het spreekt vanzelf, dat, evenals dat voor de suikerbons het geval is, de huisvrouw en haar meisje voor halve dagen of haar werkster tot een accoord moeten komen over de verdeeling van de boter- of vetbons. Van hoogerhand is deze zaak niet te regelen, doch in de practijk wordt zij blijkbaar overal be vredigend opgelost. Het. bonnenstelsel geldt mede voor pensions en inrichtingen, waar inwo nende personen voor langeren tijd ver blijf houden. Voor hotels zal inlevering van bon nen door logeergasten alleen dan wor den vereischt, indien zij daarin langer dan zes dagen vertoeven. Naar aanleiding van een artikel in het Vaderland, waarin prof. Aalber se in èèn adem met dr. Coliin werd ge noemd in verband met diens pogingen om tot een nationale concentratie te ko men. heeft prof. Aalberse een protest- schrijven tot de radactie van Het Vader land gericht, welke redactie daarbij het volgende aanteekent: „Dit protest berust op een niet juiste interpretatie van onze bedoeling. Wij hebben Colijn en Aalberse genoemd naast elkaar, niet als met elkaar verbonden. Colijn heeft in zijn brochure de gedachte uitgesproken, dat de oude partuleiders nu maar eens moesten bij eenkomen om de zaken te regelen en Aalberse heeft in een beschouwing in De Nieuwe Gemeenschap ongeveer een zelf de politiek verdedigd. In een 'Roomsch- Katholiek blad werd hii daarom zelfs als een verdediger van.de oude ge meenschap voorgesteld. Prof. Aalberse schrijft ons nu. dat jongere krachten moeten optreden, maar naast die jongere krachten, die mis schien niet over voldoende staatkundige ervaring beschikken, wil hii een raat1 van advies, samengesteld uit mannen met staatkundige ervaring, die echter op het gebied der politieke actie niet al te zeer op den voorgrond zijn getreden. Een nieuwe politiek onder voogdij van de oude. al wil prof. Aalberse ook, dat de raad van advies zich buiten de leiding zal houden? De bedoeling zal wel goed zijn, maar de figuur lijkt ons volkomen onmogelijk. Ten slotte dient nog vermeld te wor den, dat prof. Aalberse niet heeft deel genomen aan eenige bespreking met of over de groep Linthorst Homan. Hii was er, terecht naar hii opmerkt, ook niet toe uitgenoodigd: immers toen hij in 1936 tot voorzitter der Tweede Kamer be noemd was. heeft hii zich terstond uit de leiding der R.-K. Staatspartij terug getrokken. en is daar sindsdien ook niet meer in teruggekeerd. Naar zijn opvat ting is het actief optreden op politiek terrein niet vereenigbaar met het voor zitterschap der Kamer, noch met het lidmaatschap van den Raad van State." N nu weet ik zeker, dot er een grool percentage onder de lezeressen is, dit denken: waarom moet ik nu met alle ge weld iets gaan bakken?! Juist nu het een voudige koken moeilijk wordtNu er i/i het geheel geen aardigheid aan is! Nu ik niet mag riskeeren grondstoffen te verlie zen, omdat het experiment niet lukt! Die mevrouw heeft gemakkelijk praten van achter haar schrijfmachineIk wil wed den, dat het weer een geval is van: dot naar mijn woorden en niet naar mijn werken! Benoemd tot leider der afd. perszaken aan het hoofd kwartier der N.S.B. Naar het Nat. Dagblad meedeelt heeft ir. Mussert dr. T. Goedewaagen be noemd tot hoofd eener per 1 Augustus a.s. ingestelde afdeeling perszaken aan het hoofdkwartier der N.S.B., welke af deeling zal worden gevestigd Zeestraat "'6 te 's-Gravenhage. Onder deze afdee ling zullen ressorteeren de N.S.B.-pers dienst, welke onder leiding blijft van den heer N. Oosterbaan, en andere do cumentatie- en persdiensten. In ver band met deze benoeming zal dr. Goe dewaagen al zijn functies bij „De Waag" per 1 Augustus a.s. neerleggen. Zooals bekend is dr. Goedewaagen voor zitter van den Raad van Voorlichting der Nederlandsche Pers. Nu er geen room meer mag worden verkocht heeft de bovenste laag van iedere liter melk voor de huisvrouw bijzondere waarde gekregen. TOEN ik nog een kind was, hadden wij een keukenmeisje, die eens triomfantelijk aan mijn moeder vertelde, dat zij een zandtaart kon bakken, zonder eieren, zon der boter Met zand. viel mijn moeder droogjes in. Ik moet er bij vertellen, dat deze zandtaart nooit gebakken is. Het was toen ook geen oorlogstijdNu zou ze misschien best op haar plaats wezen, maar het recept heb ik nooit geweten. Dat is ook niet erg, we kunnen zelf wel eens wat verzinnen. Nu de grutterswaren ook „op de bon" zijn gekomen, wordt de puzzle inderdaad iets moeilijker op te lossen. Maar dat behoort juist de attractie te zijn van alle puzzles, solitaires en andere spelletjes om den geest te oefenen. Laten we nu alsjeblieft één ding niet doen! Laten we niet gaan zitten urmen en klagen en elkaar vertellen hoe erg het toch wel is en dat je van zoo'n karig rantsoen toch stellig niet kunt rondkomen. En dat het veel te weinig is. Het is nu wel een alge meen aanvaard standpunt, dat in den loop der eeuwen aanzienlijk meer menschen zijn gestorven van te veel dan van ie weinig eten. Met een beetje goeden moed en veel goeden wil. vooral dat laatste, kunnen we nog best heel genoegelijke prestaties in de keuken leveren. Wc moeten dan maar denken, dat die een tennisveld of een andere verzamelplaats is voor de beoefening van onze meest geliefde sport en ons zetten aan onze taak onder de suggestie, dat we dit puur voor ons pleizier doen. Dat maakt hef. aanzienlijk prettiger. WIJ krijgen per bon een half pond van een of andere meelsoort in de maand. Een gezin van vier personen krijgt du6 vier bons. Het is natuurlijk zaak die zoo economisch mogelijk om te zetten. Wij koopen er datgene voor, wat wij denken het meest noodig te hebben. Dus niet, als we zelden of nooit custardpoeder gebruikten, om maar iets te noemen, het mag ook gruttenmeel of wat anders zijn, nu opeens een drin gend verlangen koesteren naar dat spe ciale product. Als we week voor week een half pond van iet6 anders koopen, kunnen we ook nog aardige afwisse ling brengen. Bovendien is aardappel meel en aardappelsago nog vrij. Die gebruiken we als bindmiddel, de bloem sparen we. Als we iets bakken, dan kunnen wij mengen met aardappelmeel zonder dat het gebak minder smake lijk wordt. Door toevoeging van kren ten, rozijnen, amandelen en of gema len noten wordt het gebak veel volu- mineuser; dat scheelt stukken. Als we een soort krentencake, krentenbrood, tulband, broeder of iels dergelijks bak ken en we voegen aan het deeg een stukje boter toe, dan laat het gebak zich zeer wel eten zonder boter. Alle krentenbrood kunnen we trouwens zon der boter eten. Door wat we daarmee sparen krijgen we weer wat boter be schikbaar om mee te bakken. Bovendien kan in vrijwel alle recepten van gebak behalve misschien van boterkoek de hoeveelheid boter verminderd wor den zonder dat het gebak er ernstig van lijdt. Wel moeten we er rekening mee bonden, dat bij het gebruik van boek weitemeel, ook wel gruttenmeel, het baksel wat droger wordt, zoodat dit in deze dagen minder geschikt is. Wel kan dit meel gebruikt, worden voor panne koeken, ais men spek voor het bakken beschikbaar heeft. Het rantsoen rijst, waarop we recht hebben, moeten we ook zoo veel moge lijk zien uit te buiten. Het voordeeligst wordt het benut door het bakken van een rijstetaart. Hoewel in de recepten daarvoor geen rozijnen staan aangege ven, kunnen die zeer goed worden toe gevoegd. Ze verhoogen de voedings waarde en het volume. Ook kunnen we nog wel wat "ebroken of fijngewreven biscuits door het deeg verwerken en eens experimenteeren met stroop in plaats van met suiker. Ook honing kan worden aangewend. Ik heb het wel eens meer gezegd: experimenteeren in de keuken kan ons het gevoel geven, dat de oude alchimisten in de middeleeu wen gekend moeten hebben. Alleen, zij zochten naar goud, waardoor al zoo veel ellende over de wereld is gekomen. Wij zoeken naar smakelijke gerechten met zoo min mogelijk verbruik van Die weddenschap is verloren, maar dit ter zijde. Ik zal u zeggen, waarom ik u aan het bakken wil hebben. Omdat het zoo gezellig is. Voor de huisgenoo ten, omdat zij zien, dat ge, ook als de omstandigheden uw taak verzwaren, uw moed en opgewektheid behoudt en de omstandigheden sportief bekijkt Omdat iets lekkers, waaraan arbeid be steed is nu eenmaal een tooverachtige uitwerking heeft op de stemming. En juist nu het wat moeilijk is en dus meer eischen stelt aan ons willen en ons kunnen, geeft het meer voldoening. Al mengende en roerende en bakkende vergeet ge te piekeren en te bedenken, dat het toch zoo moeilijk is. En wat het risico van verlies van goede grondstoffen betreft och, dat foopt zoo'n vaart niet. Zeker, er kan iets mislukken, in zoo verre, dat het anders uitvalt dan ge u gedacht had, misschien minder lekker dan ge u hadt voorgesteld, geheel oneetbaar zal het toch nooit zijn, als ge aan de berei ding alle zorg hebt besteed. Zoo lang er geen zout is gebruikt in plaats van sui ker, zoo lang het baksel niet is ver brand en verkoold, loopt het zoo'n vaart niet. Bedenk, dat ge zelf de eenige zijt, die weet hoe het had moeten worden, de eenige dus voor wie er eenige teleur stelling is. De anderen zijn ook met het minder mooie resultaat tevreden en ze zullen waarschijnlijk zeggen, wat ik kort geleden bij een totaal uit elkaar gevallen baksel te hooren kreeg: ik be grijp absoluut niet wat je nog méér had gewild. Het smaakt best en het zijn prachtig groote stukken. Daarin zat overigens het heele geheim In plaats van tóch een nette cake te willen maken van de stukken en brok ken, had ik alles zoo goed en zoo kwaad als het ging uit den vorm ge peuterd, een paar verbrande randen weggesneden en het geheel in groote, onregelmatige hompen verdeeld en op een schaal gelegd onder het motto: tast toe! Niemand wist wat een prachtig stuk het had moeten worden, niemand wist welke illussies ik me gemaakt had over de decoratie! De stukken waren royaal en de smaak was goed, mijn lief ste, wat wil ge nog meer! Groenten in mosterdzuur Benoodigd: 2 flesschen inmaakazijn; 20 gr. zout; 10 gr. gemalen kurkuma; 10 gr. gemberpoeder; 125 gram mosterd poeder (of minder, naar smaak). Alle soorten groenten van den tijd van het jaar, verder uitjes, augurkjes en kom kommers. Meng de kruiden aan met een deel van den kouden aziin tot een dun pap je. Breng den overigen azijn aan de kook, giet er roerende de aangemengde massa door en laat de saus, af en toe roerende een kwartier of iets langer doorkoken. Maak intusschen de groen ten schoon en verdeel ze voor zoo ver noodig in nette kleine stukjes. Wasch ze en laat ze zoo droog mogelijk op een vergiet uitdruipen. Doe alles in de saus en laat het geheel nog ongeveer vijf mi nuten koken. Doe daarna de massa in goed schoon gemaakte fleschje6 ,en sluit ze met vochtig perkamentpapier af. Voorzien van naam en datum. UTR. STRAAT 14 TEL. 5291 AANPAKKEN. De Opbouw dienst is zijn arbeid begonnen. Werkers komen zich melden bij een wijkleider op den Coolsingel te Rotterdam grondstoffen. Dat is mooier. Dat geeft ook meer voldoening. Alleen, we moeten ons willen concen- treeren, we moeten ons willen geven, wij moeten bereid zijn tot „payer de notre personne." Er is geen arbeid, die dit niet waard is. Laten we onszelf toch voor deze dingen niet te voornaam en niet te intellectueel en niet te „alge- meen ontwikkeld", wat dat dan ook beteekenen mag, en ook niet te zwa of te ongelukkig of te hulpeloos of nog iets anders vinden. feuilleton door Cecil Freeman Cregg 14) Een allesbehalve aangename gedach te! Mogelijk waren zij beiden gewapend. Daf zou leelijk zijn erg leelijk. Want inspecteur Higgins droeg zelden vuur wapenen en zeker niet toen hij Scot land Yard verliet om een ritje te ma ken met de laatste bus. Geen geluid weerklonk. Toen schoot den inspecteur 'n nieuwe onaangename gedachte te binnen. Veronderstel eens. dat 't tweetal z'n krachten had vereenigd en instede van hem aan te vallen druk bezig was mei te proheeren. ongemerkt te verdwijnen? Het zou een pracht si tuatie zijn, indien hij hier achter die gesloten deur bleef staan, terwijl de twee kerels kalm het huis verlieten. Verdraaid! Als hij maar wist. wat ze van plan waren! Als een van hen maar een geluid wilde maken! Als die twee de indringer, die al of niet onderaan de tweede trap kon staan, maar eens een tceken van leven wilde geven! „Te vepl „als" naar mij zin ik zal me maar eens gaan overtuigen", be dacht Higgins. Andermaal greep hij den deurknop welke hij zachtjes begon om te draaien. Zoodra het slot vrij was, trok hij de deur een paar centimeters naar zich toe. waarnr hij den knop losliet. Met de grootste omzichtigheid hopende dat de deur geruischloos zou draaien, be gon hij deze daarna naar zich toe te trekken. Eindelijk was de opening wijd genoeg voor hem om er doorheen te glippen, wanneer hij dat mocht wen cellen. en toen wachtte hij een paar minuten, half en half een aanval van de trap af naar beneden verwachtend. Er gebeurde echter niets! Langzaam en geleidelijk boog hij zich voorover, zijn hoofd in de richting van de trap gekeerd, tot hij eindelijk de gang kon overzien. Het was echter te donker om ook maar iets waar te ne men. Hij leunde nog verder voorover, strak in de duisternis turend. Iets hards en zwaars raakte met een slag zijn schedel. Na een korte bewusteloosheid kwam Inspecteur Higgins weer bij, doordat het scherpe licht van een zaklantaarn hem midden in het gelaat scheen. Zijn hoofd klopte vreeselijk en hij voelde zich ziek en ellendig, maar toch besloot hij zich nog enkele oogenblikken kwa- si bewusteloos te houden, tot dat geha mer in zijn hoofd wat zou verminde ren, om dan te proheeren met zijn aan vallers af te rekenen. „Ver.draaid!" Deze uitroep werd geuit op een toon vol schrik en teleur stelling. „Wat is er aan de hand, maat?" (Ze waren met hun tweeën! Zij werk ten nu dus samen. Voor het oogenblik verwierp Higgins zijn plan om tot d*n aanval over te gaan). „Goeie help, hoe kon ik voor den hier en gunter weten, dat hij hier tus- schen zat?" „Waar heb je het over, man?" „Het is de ouwe het is Higgins!" De woorden kwamen er stootend uit en dé inspecteur, zijn naam hoorend. con centreerde zijn verwarde brein op de «tem en herkende die weldra. Hij ging overeind zitten, tegen het scherpe licht knipperend. „Bent eh bent u weer in orde, inspecteur?" „Jij stomme ezel!" Hoewel er een wereld van misprijzen in die woorden klonk, kostte het. uiten ervan de groot ste moeite en pijn. Mot een vermoeid gebaar streek de inspecteur met zijn hand door zijn haar en ontdekte op den achterkant van zijn hoofd een buil van respectabele afmetingen. „Wie heb je bij je. Goldfinch?" „Agent Smart, mijnheel'." Een korte pauze volgde, gedurende welke Higgins heldhaftige pogingen dped om zijn gedachten te verzamelen. „Heb je de anderen te pakken?" „Er was er maar één, mijnheer. Hij ontsnapte langs de afvoerpijp aan den achterkant. Wij maakten ons er niet prg druk om. Ziet u, wij eh wij dachten dat eh wij meenden dat waar wij er een van hen dat wil zeg gen, mijnheer..." De man zweeg maar, heelemaal verward, maar insnecteur Higgins begi-eep volkomen wat hij pro beerde te zeggen. Zich niet bewust van Higgins' identiteit, hadden zij aangeno men dat hij één van de twee boosdoe ners was en als zoodanig konden zij via hem den ander, die ontsnapt was, wel te pakken krijgen. Een redelijke verklaring, maar de buil on zijn hoofd werd er niet kleiner door!' „Vertel me er alles van." „Zeker, mijnheer... maar het spijt me vreeselijk, dat er..." „Ja. dat is goed." „Nu, mijnheer, hoofdinspecteur Dj-yan zond ons." „Waar was dat goed voor?" „Ziet u, mijnheer, de inspecteur van het bureau Horion vroeg assistentie voor het doorzoeken van een aantal huizen tusschen de halte Fox and Hounds en de busgarage. Wij waren onderweg naar het bureau om onze in structies te gaan halen, toen wij hier een kerel zagen binnensluipen. Hij ge droeg zich op een verdachte manier, keek eerst voorzichtig de straat af en schoot dan naar binnen. Hij moet ons gezien hebben, maar wij waren nog een flink eind hier vandaan. Toen wij zagen, dat het een leeg huis was, be sloten wij het eens te gaan onderzoe ken, mijnheer." „Juist. Ga verder." „Wij gingen de keldertrapjes af en gingen daar door dezelfde deur, waar door die kerel verdwenen was, naar binnen." „Was die deur dicht?" „Ja zeker, mijnheer." „Zoo, ga verder." „Er was geen 6poor meer van hem te bekennen. Eerst gingen wij de eerste trap op, naar de voordeur. Toen naar de eerste verdieping. Ik raapte een stuk hout op, dat ik in den kelder zag, voor het geval dit te pas kon komen, mijnheer." „O, juist," onderbrak de inspecteur met eenig sarcasme in zijn stem. „En wij kwamen op de volgende ver dieping, zonder onzen man gezien te hebben. Wij slopen „Op handen en voeten?" „Neen, mijnheer. Ik bedoelde, dat wij heel voorzichtig op onze teenen liepen." „Juist." „Wij slopen heel voorzichtig over de gang, toen wij bemerkten, dat een deel van de gang niet zoo pikdonker was als de rest. Wij zagen toen, dat er een deur open ging. Het moet het flauwe licht, dat hier door het raam naar bin nen valt, geweest zijn, mijnheer, dat ons de deur deed ontdekken. Toen zag ik, hoe iemand heel voorzichtig zijn hoofd naar buiten stak, mijnheer..." „En toen kwam het stuk hout heel goed van pas, hè?" „Nu, mijnheer," zei de ander veront schuldigend, „ik dacht dat 'u de kerel was, dien wij hier naar binnen zagen gaan, en toen uw hoofd buiten de deur stak, schrokken wij ons een ongeluk. Ik sloeg, zonder er bij na te denken, mijn heer. Ik het spijt me vreeselijk, mijn heer. Ik Inspecteur Higgins maakte een onge duldig gebaar. „Ga verder. Wat gebeur de er toen?" „U gaf een luiden gil, toen u neer viel, mijnheer, en een kerel, die zicb een eindje verder op de gang verbor gen had gehouden, rende weg. Wij volg den hem zoo snel mogelijk in de duis- sternis en waren juist op tijd om te zien. hoe hij over een muur klom van een naastgelegen huis. Wij lieten hem gaan en kwamen naar u terug. Dat is alles, mijnheer." Eenige oogenblikken heerschte er stil te. Het verhaal van agent Goldfinch va* op zoo'n t.ragischen toon voorgedragen, dat inspecteur Higgins. ondanks de >.n- aangename rol van „lijdend voorwerp", welke hij daarin gespeeld had, de hu moristische zijde ervan inzag. „En wat nu?" vroeg hij. „Je hebt een waarschijnlijk heel gevaarlijken misda diger door je vingers laten glippen, je hebt een inspecteur van Scotland Yard gewond en buiten gevecht gesteld misschien wel voor eenige weken lang. Wat is de volgende heldendaad op je programma?" De ander deed geen poging te ant woorden, maar inspecteur Higgins ver wachtte dat ook niet. Zijn hersenen werkten koortsachtig en meer en meer kwam hij ertoe, de zaak philosopisch te bekijken. „Je zegt, dat er maar één man ont snapte. Maar hoe zit het dan met den anderen kerel, die boven was?" „Boven, mijnheer?" „Andere kerel, mijnheer?" ZooweJ agent Goldfinch als agent Smart schenen geheel verrast door de ze vraag. Met een zucht kwam inspec teur Higgins overeind. „Ik hoop maar voor jullie, dat hij niet ontsnapt is, terwijl ik jullie zit to ondervragen. Vooruit nu. Een van jul lie blijft het raam bewaken, waardoor de andere kerel verdween. De ander ik denk, dat jij dat het beste kunt doen, Goldfinch blijft beneden, om te voor komen dat er iemand daarlangs van door gaat." Hij richtte zich wat rechter op. „Ik ga naar boven, om te zien of de kerel daar nog is." „Bent u wel voldoende in orde, mijn heer?" vroeg Goldfinch. „Anders zal ik wel gaan, als u het goed vindt." „Neen, laat mij maar. Jij bent veel t« vlug met zoo'n stuk hout en ik zou ja niet graag voor den rechter zien, ver dacht van (het mishandelen van een weerlooze gevangene HOOFDSTUK X Waarin een ontdekking wordt gedaan Voorzichtig beklom inspecteur Hi?* gins de trap naar de tweede verdieping) niet zoozeer omdat hij een aanval ver wachtte, als wel omdat die klap op zijn hoofd hem een beetje onvast op zijn bee* nen deed staan, zoodat bij slechts met moeite naar boven kwam. Hij was er volkomen van overtuigd, dat de man boven, wie dat ook geweest mocht zijn, reeds lang geleden het huis had veria* ten. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1940 | | pagina 6