En toch....
De Laatste Bus
houthandel
Het verbod van
roombereiding
Positie van den
Nederlandschen
De distributie
W. K. VAN ROSSUM
Prof. Aalberse en
dr. Colijn
De concentratie-actie
van boter en vet
Dr. Goedewaagen
WILLY PÉTILLON schrijft voor onze
lezeressen over:
RECEPTEN
wes
2e BLAD PAG. 2
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
WOENSDAG 17 JULI 1940
ZAANDAM, 16 Juli. Overeenkom
stig de voorstellen van de directie der
N.V. Houthandel v.h. William Pont te
Zaandam werd het dividend bepaald op
61,50 gulden voor de cumulatief prefe
rente aandeelen, 47 gulden voor de ge
wone aandeelen en 19.75 gulden voor de
winstbewijzen. De president-commissa
ris, mr. H. F. van Leeuwen, die aftre
dend was, werd herkozen. Ter sprake
kwam de houtpositie van ons land.
Medegedeeld werd. dat venvacht
mag worden dat de partijtjes die nog
in Zweden van de aankoopen van ver
leden jaar opgeslagen liggen, bin
nenkort per kustvaarder naar Ne
derland gebracht zullen worden.
Deze hoeveelheid is echter nietig
klein in vergelijking met de behoef
te aan hout, die hier te lande be
staat. Voor normalen aankoop is
het wachten momenteel op een be
talingsregeling met de exporteeren-
de landen. Deze kwestie beheerscht
den invoerhandel van hout Zelfs
de vervoerskwestie is in vergelij
king hiermede van ondergeschikt
belang.
's-GRAVENHAGE, 16 Juli. Bij besluii
■van den secretaris-generaal van het de
partement van landbouw en visscherij,
is bepaald, dat het verbod van bereiden
van alle soorten room, naast het in de
betreffende beschikking genoemde ge
val, mede niet geldt, indien daartoe
schriftelijk vergunning is verleend door
of vanwege de Nederlandsche zuivel-
centrale, afd. zuivel, hierna te noemen
centrale, welke vergunning slechts
wordt verstrekt voor de bereiding van
room bestemd voor zieken.
Voorts is bepaald, dat het afleveren
of vervoeren van room is verboden.
Dit geldt echter niet, indien wordt
aangetoond, dat de room bestemd is
voor de bereiding van boter, kaas, ge
condenseerde melk en melkpoeder of
indien de room gedekt is door een
schriftelijke vergunning afgegeven door
of vamvege de centrale ten behoeve van
zieken.
Het voorhanden of in voorraad heb
ben van een inrichting of werktuig tot
het bereiden van room is verboden.
Dit verbod geldt niet:
Voor dengene, die gerechtigd is bo
ter, kaas en melkproducten te bereiden
of indien de bedoelde inrichting of het
bedoelde werktuig onbruikbaar is ge
maakt of door een der ambtenaren, ge
noemd in artikel 31 van de landbouw-
crisiswet 1933 is verzegeld.
Het is verboden een op room gelijken
de waar uit boter of melkproducten te
bereiden.
Het voorhanden of in voorraad heb
ben van een inrichting of werktuig,
\va#mede de bedoelde waar bereid kan
wórden, is verboden.
Dit verbod geldt niet, indien de in
richting of het werktuig onbruikbaar is
gemaakt of door een der bovengenoem
de ambtenaren is verzegeld.
Dit besluit kan worden aangehaald
onder den titel: „crisiszuivelbesluit
1940 II (room)" en treedt in werking
met ingang van 15 Juli 1940: het ein
digt met ingang van 1 Januari 1941.
3 KORTE BERGSTRAAT
Damesconfectie
Kleeding naar maat
Kubler Kleeding
's-GRAVENHAGE, 16 Juli. In de
heden gehouden persconferentie bij het
rijkscommissariaat werd gelegenheid
gegeven tot het stellen van vragen naar
aanleiding van de inmiddels gepubli
ceerde regeling inzake de distributie
van boter en vetten.
De dagelijksche leider van het
centrale distributiekantoor, de heer
S. de Hoo, deelde in zijn antwoord
o.a. mede, dat inwonende dienst
boden, evenals dagdienstboden die
in den vollen kost zijn, worden be
schouwd als behoorende tot het ge
zin.
Knderen behooren eveneens tot
het gezin. Voor wat betreft de be
rekening van het gezinsinkomen
wordt het inkomen van de dienst
bode niet doch dat van minderja
rige kinderen wél tot het gezinsin
komen gerekend.
Meerderjarige inwonende kinde
ren worden voor wat betreft de be
paling, welke soort kaart zij moeten
krijgen, als gezinsleden beschouwd.
Het spreekt vanzelf, dat, evenals dat
voor de suikerbons het geval is, de
huisvrouw en haar meisje voor halve
dagen of haar werkster tot een accoord
moeten komen over de verdeeling van
de boter- of vetbons. Van hoogerhand
is deze zaak niet te regelen, doch in de
practijk wordt zij blijkbaar overal be
vredigend opgelost.
Het. bonnenstelsel geldt mede voor
pensions en inrichtingen, waar inwo
nende personen voor langeren tijd ver
blijf houden.
Voor hotels zal inlevering van bon
nen door logeergasten alleen dan wor
den vereischt, indien zij daarin langer
dan zes dagen vertoeven.
Naar aanleiding van een artikel in
het Vaderland, waarin prof. Aalber
se in èèn adem met dr. Coliin werd ge
noemd in verband met diens pogingen
om tot een nationale concentratie te ko
men. heeft prof. Aalberse een protest-
schrijven tot de radactie van Het Vader
land gericht, welke redactie daarbij het
volgende aanteekent:
„Dit protest berust op een niet juiste
interpretatie van onze bedoeling. Wij
hebben Colijn en Aalberse genoemd
naast elkaar, niet als met elkaar
verbonden. Colijn heeft in zijn brochure
de gedachte uitgesproken, dat de oude
partuleiders nu maar eens moesten bij
eenkomen om de zaken te regelen en
Aalberse heeft in een beschouwing in De
Nieuwe Gemeenschap ongeveer een zelf
de politiek verdedigd. In een 'Roomsch-
Katholiek blad werd hii daarom zelfs als
een verdediger van.de oude ge
meenschap voorgesteld.
Prof. Aalberse schrijft ons nu. dat
jongere krachten moeten optreden, maar
naast die jongere krachten, die mis
schien niet over voldoende staatkundige
ervaring beschikken, wil hii een raat1
van advies, samengesteld uit mannen
met staatkundige ervaring, die echter op
het gebied der politieke actie niet al te
zeer op den voorgrond zijn getreden. Een
nieuwe politiek onder voogdij van de
oude. al wil prof. Aalberse ook, dat de
raad van advies zich buiten de leiding
zal houden? De bedoeling zal wel goed
zijn, maar de figuur lijkt ons volkomen
onmogelijk.
Ten slotte dient nog vermeld te wor
den, dat prof. Aalberse niet heeft deel
genomen aan eenige bespreking met of
over de groep Linthorst Homan. Hii was
er, terecht naar hii opmerkt, ook niet
toe uitgenoodigd: immers toen hij in 1936
tot voorzitter der Tweede Kamer be
noemd was. heeft hii zich terstond uit
de leiding der R.-K. Staatspartij terug
getrokken. en is daar sindsdien ook niet
meer in teruggekeerd. Naar zijn opvat
ting is het actief optreden op politiek
terrein niet vereenigbaar met het voor
zitterschap der Kamer, noch met het
lidmaatschap van den Raad van State."
N nu weet ik zeker, dot er een grool
percentage onder de lezeressen is, dit
denken: waarom moet ik nu met alle ge
weld iets gaan bakken?! Juist nu het een
voudige koken moeilijk wordtNu er i/i
het geheel geen aardigheid aan is! Nu ik
niet mag riskeeren grondstoffen te verlie
zen, omdat het experiment niet lukt! Die
mevrouw heeft gemakkelijk praten van
achter haar schrijfmachineIk wil wed
den, dat het weer een geval is van: dot
naar mijn woorden en niet naar mijn
werken!
Benoemd tot leider der afd.
perszaken aan het hoofd
kwartier der N.S.B.
Naar het Nat. Dagblad meedeelt heeft
ir. Mussert dr. T. Goedewaagen be
noemd tot hoofd eener per 1 Augustus
a.s. ingestelde afdeeling perszaken aan
het hoofdkwartier der N.S.B., welke af
deeling zal worden gevestigd Zeestraat
"'6 te 's-Gravenhage. Onder deze afdee
ling zullen ressorteeren de N.S.B.-pers
dienst, welke onder leiding blijft van
den heer N. Oosterbaan, en andere do
cumentatie- en persdiensten. In ver
band met deze benoeming zal dr. Goe
dewaagen al zijn functies bij „De
Waag" per 1 Augustus a.s. neerleggen.
Zooals bekend is dr. Goedewaagen voor
zitter van den Raad van Voorlichting
der Nederlandsche Pers.
Nu er geen room meer mag worden
verkocht heeft de bovenste laag van
iedere liter melk voor de huisvrouw
bijzondere waarde gekregen.
TOEN ik nog een kind was, hadden wij een keukenmeisje, die eens triomfantelijk
aan mijn moeder vertelde, dat zij een zandtaart kon bakken, zonder eieren, zon
der boter
Met zand. viel mijn moeder droogjes in.
Ik moet er bij vertellen, dat deze zandtaart nooit gebakken is. Het was toen ook
geen oorlogstijdNu zou ze misschien best op haar plaats wezen, maar het recept
heb ik nooit geweten. Dat is ook niet erg, we kunnen zelf wel eens wat verzinnen.
Nu de grutterswaren ook „op de bon" zijn gekomen, wordt de puzzle inderdaad iets
moeilijker op te lossen. Maar dat behoort juist de attractie te zijn van alle puzzles,
solitaires en andere spelletjes om den geest te oefenen.
Laten we nu alsjeblieft één ding niet doen! Laten we niet gaan zitten urmen en
klagen en elkaar vertellen hoe erg het toch wel is en dat je van zoo'n karig rantsoen
toch stellig niet kunt rondkomen. En dat het veel te weinig is. Het is nu wel een alge
meen aanvaard standpunt, dat in den loop der eeuwen aanzienlijk meer menschen
zijn gestorven van te veel dan van ie weinig eten. Met een beetje goeden moed en
veel goeden wil. vooral dat laatste, kunnen we nog best heel genoegelijke prestaties
in de keuken leveren. Wc moeten dan maar denken, dat die een tennisveld of een
andere verzamelplaats is voor de beoefening van onze meest geliefde sport en ons
zetten aan onze taak onder de suggestie, dat we dit puur voor ons pleizier doen. Dat
maakt hef. aanzienlijk prettiger.
WIJ krijgen per bon een half pond
van een of andere meelsoort in de
maand. Een gezin van vier personen
krijgt du6 vier bons. Het is natuurlijk
zaak die zoo economisch mogelijk om
te zetten. Wij koopen er datgene voor,
wat wij denken het meest noodig te
hebben. Dus niet, als we zelden of nooit
custardpoeder gebruikten, om maar iets
te noemen, het mag ook gruttenmeel of
wat anders zijn, nu opeens een drin
gend verlangen koesteren naar dat spe
ciale product. Als we week voor week
een half pond van iet6 anders koopen,
kunnen we ook nog aardige afwisse
ling brengen. Bovendien is aardappel
meel en aardappelsago nog vrij. Die
gebruiken we als bindmiddel, de bloem
sparen we. Als we iets bakken, dan
kunnen wij mengen met aardappelmeel
zonder dat het gebak minder smake
lijk wordt. Door toevoeging van kren
ten, rozijnen, amandelen en of gema
len noten wordt het gebak veel volu-
mineuser; dat scheelt stukken. Als we
een soort krentencake, krentenbrood,
tulband, broeder of iels dergelijks bak
ken en we voegen aan het deeg een
stukje boter toe, dan laat het gebak
zich zeer wel eten zonder boter. Alle
krentenbrood kunnen we trouwens zon
der boter eten. Door wat we daarmee
sparen krijgen we weer wat boter be
schikbaar om mee te bakken. Bovendien
kan in vrijwel alle recepten van gebak
behalve misschien van boterkoek
de hoeveelheid boter verminderd wor
den zonder dat het gebak er ernstig van
lijdt. Wel moeten we er rekening mee
bonden, dat bij het gebruik van boek
weitemeel, ook wel gruttenmeel, het
baksel wat droger wordt, zoodat dit in
deze dagen minder geschikt is. Wel kan
dit meel gebruikt, worden voor panne
koeken, ais men spek voor het bakken
beschikbaar heeft.
Het rantsoen rijst, waarop we recht
hebben, moeten we ook zoo veel moge
lijk zien uit te buiten. Het voordeeligst
wordt het benut door het bakken van
een rijstetaart. Hoewel in de recepten
daarvoor geen rozijnen staan aangege
ven, kunnen die zeer goed worden toe
gevoegd. Ze verhoogen de voedings
waarde en het volume. Ook kunnen we
nog wel wat "ebroken of fijngewreven
biscuits door het deeg verwerken en
eens experimenteeren met stroop in
plaats van met suiker. Ook honing kan
worden aangewend. Ik heb het wel eens
meer gezegd: experimenteeren in de
keuken kan ons het gevoel geven, dat
de oude alchimisten in de middeleeu
wen gekend moeten hebben. Alleen, zij
zochten naar goud, waardoor al zoo
veel ellende over de wereld is gekomen.
Wij zoeken naar smakelijke gerechten
met zoo min mogelijk verbruik van
Die weddenschap is verloren, maar
dit ter zijde. Ik zal u zeggen, waarom
ik u aan het bakken wil hebben. Omdat
het zoo gezellig is. Voor de huisgenoo
ten, omdat zij zien, dat ge, ook als de
omstandigheden uw taak verzwaren,
uw moed en opgewektheid behoudt en
de omstandigheden sportief bekijkt
Omdat iets lekkers, waaraan arbeid be
steed is nu eenmaal een tooverachtige
uitwerking heeft op de stemming. En
juist nu het wat moeilijk is en dus
meer eischen stelt aan ons willen en
ons kunnen, geeft het meer voldoening.
Al mengende en roerende en bakkende
vergeet ge te piekeren en te bedenken,
dat het toch zoo moeilijk is.
En wat het risico van verlies van
goede grondstoffen betreft och, dat
foopt zoo'n vaart niet. Zeker, er kan
iets mislukken, in zoo verre, dat het
anders uitvalt dan ge u gedacht had,
misschien minder lekker dan ge u
hadt voorgesteld, geheel oneetbaar zal
het toch nooit zijn, als ge aan de berei
ding alle zorg hebt besteed. Zoo lang er
geen zout is gebruikt in plaats van sui
ker, zoo lang het baksel niet is ver
brand en verkoold, loopt het zoo'n vaart
niet. Bedenk, dat ge zelf de eenige zijt,
die weet hoe het had moeten worden,
de eenige dus voor wie er eenige teleur
stelling is. De anderen zijn ook met het
minder mooie resultaat tevreden en ze
zullen waarschijnlijk zeggen, wat ik
kort geleden bij een totaal uit elkaar
gevallen baksel te hooren kreeg: ik be
grijp absoluut niet wat je nog méér had
gewild. Het smaakt best en het zijn
prachtig groote stukken.
Daarin zat overigens het heele geheim
In plaats van tóch een nette cake te
willen maken van de stukken en brok
ken, had ik alles zoo goed en zoo
kwaad als het ging uit den vorm ge
peuterd, een paar verbrande randen
weggesneden en het geheel in groote,
onregelmatige hompen verdeeld en op
een schaal gelegd onder het motto: tast
toe! Niemand wist wat een prachtig
stuk het had moeten worden, niemand
wist welke illussies ik me gemaakt had
over de decoratie! De stukken waren
royaal en de smaak was goed, mijn lief
ste, wat wil ge nog meer!
Groenten in mosterdzuur
Benoodigd: 2 flesschen inmaakazijn;
20 gr. zout; 10 gr. gemalen kurkuma;
10 gr. gemberpoeder; 125 gram mosterd
poeder (of minder, naar smaak). Alle
soorten groenten van den tijd van het
jaar, verder uitjes, augurkjes en kom
kommers.
Meng de kruiden aan met een deel
van den kouden aziin tot een dun pap
je. Breng den overigen azijn aan de
kook, giet er roerende de aangemengde
massa door en laat de saus, af en toe
roerende een kwartier of iets langer
doorkoken. Maak intusschen de groen
ten schoon en verdeel ze voor zoo ver
noodig in nette kleine stukjes. Wasch
ze en laat ze zoo droog mogelijk op een
vergiet uitdruipen. Doe alles in de saus
en laat het geheel nog ongeveer vijf mi
nuten koken. Doe daarna de massa in
goed schoon gemaakte fleschje6 ,en sluit
ze met vochtig perkamentpapier af.
Voorzien van naam en datum.
UTR. STRAAT 14
TEL. 5291
AANPAKKEN.
De Opbouw dienst is zijn arbeid begonnen. Werkers komen zich melden
bij een wijkleider op den Coolsingel te Rotterdam
grondstoffen. Dat is mooier. Dat geeft
ook meer voldoening.
Alleen, we moeten ons willen concen-
treeren, we moeten ons willen geven,
wij moeten bereid zijn tot „payer de
notre personne." Er is geen arbeid, die
dit niet waard is. Laten we onszelf toch
voor deze dingen niet te voornaam en
niet te intellectueel en niet te „alge-
meen ontwikkeld", wat dat dan ook
beteekenen mag, en ook niet te zwa
of te ongelukkig of te hulpeloos of nog
iets anders vinden.
feuilleton
door
Cecil Freeman Cregg
14)
Een allesbehalve aangename gedach
te! Mogelijk waren zij beiden gewapend.
Daf zou leelijk zijn erg leelijk. Want
inspecteur Higgins droeg zelden vuur
wapenen en zeker niet toen hij Scot
land Yard verliet om een ritje te ma
ken met de laatste bus.
Geen geluid weerklonk. Toen schoot
den inspecteur 'n nieuwe onaangename
gedachte te binnen. Veronderstel eens.
dat 't tweetal z'n krachten had vereenigd
en instede van hem aan te vallen druk
bezig was mei te proheeren. ongemerkt
te verdwijnen? Het zou een pracht si
tuatie zijn, indien hij hier achter die
gesloten deur bleef staan, terwijl de
twee kerels kalm het huis verlieten.
Verdraaid! Als hij maar wist. wat ze
van plan waren! Als een van hen maar
een geluid wilde maken! Als die twee
de indringer, die al of niet onderaan
de tweede trap kon staan, maar eens
een tceken van leven wilde geven!
„Te vepl „als" naar mij zin ik zal
me maar eens gaan overtuigen", be
dacht Higgins.
Andermaal greep hij den deurknop
welke hij zachtjes begon om te draaien.
Zoodra het slot vrij was, trok hij de
deur een paar centimeters naar zich
toe. waarnr hij den knop losliet. Met
de grootste omzichtigheid hopende dat
de deur geruischloos zou draaien, be
gon hij deze daarna naar zich toe te
trekken. Eindelijk was de opening wijd
genoeg voor hem om er doorheen te
glippen, wanneer hij dat mocht wen
cellen. en toen wachtte hij een paar
minuten, half en half een aanval van
de trap af naar beneden verwachtend.
Er gebeurde echter niets!
Langzaam en geleidelijk boog hij zich
voorover, zijn hoofd in de richting van
de trap gekeerd, tot hij eindelijk de
gang kon overzien. Het was echter te
donker om ook maar iets waar te ne
men. Hij leunde nog verder voorover,
strak in de duisternis turend.
Iets hards en zwaars raakte met een
slag zijn schedel.
Na een korte bewusteloosheid kwam
Inspecteur Higgins weer bij, doordat
het scherpe licht van een zaklantaarn
hem midden in het gelaat scheen. Zijn
hoofd klopte vreeselijk en hij voelde
zich ziek en ellendig, maar toch besloot
hij zich nog enkele oogenblikken kwa-
si bewusteloos te houden, tot dat geha
mer in zijn hoofd wat zou verminde
ren, om dan te proheeren met zijn aan
vallers af te rekenen.
„Ver.draaid!" Deze uitroep werd
geuit op een toon vol schrik en teleur
stelling.
„Wat is er aan de hand, maat?"
(Ze waren met hun tweeën! Zij werk
ten nu dus samen. Voor het oogenblik
verwierp Higgins zijn plan om tot d*n
aanval over te gaan).
„Goeie help, hoe kon ik voor den
hier en gunter weten, dat hij hier tus-
schen zat?"
„Waar heb je het over, man?"
„Het is de ouwe het is Higgins!"
De woorden kwamen er stootend uit en
dé inspecteur, zijn naam hoorend. con
centreerde zijn verwarde brein op de
«tem en herkende die weldra. Hij ging
overeind zitten, tegen het scherpe licht
knipperend.
„Bent eh bent u weer in orde,
inspecteur?"
„Jij stomme ezel!" Hoewel er een
wereld van misprijzen in die woorden
klonk, kostte het. uiten ervan de groot
ste moeite en pijn. Mot een vermoeid
gebaar streek de inspecteur met zijn
hand door zijn haar en ontdekte op den
achterkant van zijn hoofd een buil van
respectabele afmetingen.
„Wie heb je bij je. Goldfinch?"
„Agent Smart, mijnheel'."
Een korte pauze volgde, gedurende
welke Higgins heldhaftige pogingen
dped om zijn gedachten te verzamelen.
„Heb je de anderen te pakken?"
„Er was er maar één, mijnheer. Hij
ontsnapte langs de afvoerpijp aan den
achterkant. Wij maakten ons er niet
prg druk om. Ziet u, wij eh wij
dachten dat eh wij meenden dat
waar wij er een van hen dat wil zeg
gen, mijnheer..." De man zweeg maar,
heelemaal verward, maar insnecteur
Higgins begi-eep volkomen wat hij pro
beerde te zeggen. Zich niet bewust van
Higgins' identiteit, hadden zij aangeno
men dat hij één van de twee boosdoe
ners was en als zoodanig konden zij
via hem den ander, die ontsnapt was,
wel te pakken krijgen. Een redelijke
verklaring, maar de buil on zijn hoofd
werd er niet kleiner door!'
„Vertel me er alles van."
„Zeker, mijnheer... maar het spijt
me vreeselijk, dat er..."
„Ja. dat is goed."
„Nu, mijnheer, hoofdinspecteur
Dj-yan zond ons."
„Waar was dat goed voor?"
„Ziet u, mijnheer, de inspecteur van
het bureau Horion vroeg assistentie
voor het doorzoeken van een aantal
huizen tusschen de halte Fox and
Hounds en de busgarage. Wij waren
onderweg naar het bureau om onze in
structies te gaan halen, toen wij hier
een kerel zagen binnensluipen. Hij ge
droeg zich op een verdachte manier,
keek eerst voorzichtig de straat af en
schoot dan naar binnen. Hij moet ons
gezien hebben, maar wij waren nog
een flink eind hier vandaan. Toen wij
zagen, dat het een leeg huis was, be
sloten wij het eens te gaan onderzoe
ken, mijnheer."
„Juist. Ga verder."
„Wij gingen de keldertrapjes af en
gingen daar door dezelfde deur, waar
door die kerel verdwenen was, naar
binnen."
„Was die deur dicht?"
„Ja zeker, mijnheer."
„Zoo, ga verder."
„Er was geen 6poor meer van hem te
bekennen. Eerst gingen wij de eerste
trap op, naar de voordeur. Toen naar
de eerste verdieping. Ik raapte een
stuk hout op, dat ik in den kelder zag,
voor het geval dit te pas kon komen,
mijnheer."
„O, juist," onderbrak de inspecteur
met eenig sarcasme in zijn stem.
„En wij kwamen op de volgende ver
dieping, zonder onzen man gezien te
hebben. Wij slopen
„Op handen en voeten?"
„Neen, mijnheer. Ik bedoelde, dat wij
heel voorzichtig op onze teenen liepen."
„Juist."
„Wij slopen heel voorzichtig over de
gang, toen wij bemerkten, dat een deel
van de gang niet zoo pikdonker was als
de rest. Wij zagen toen, dat er een
deur open ging. Het moet het flauwe
licht, dat hier door het raam naar bin
nen valt, geweest zijn, mijnheer, dat
ons de deur deed ontdekken. Toen zag
ik, hoe iemand heel voorzichtig zijn
hoofd naar buiten stak, mijnheer..."
„En toen kwam het stuk hout heel
goed van pas, hè?"
„Nu, mijnheer," zei de ander veront
schuldigend, „ik dacht dat 'u de kerel
was, dien wij hier naar binnen zagen
gaan, en toen uw hoofd buiten de deur
stak, schrokken wij ons een ongeluk. Ik
sloeg, zonder er bij na te denken, mijn
heer. Ik het spijt me vreeselijk, mijn
heer. Ik
Inspecteur Higgins maakte een onge
duldig gebaar. „Ga verder. Wat gebeur
de er toen?"
„U gaf een luiden gil, toen u neer
viel, mijnheer, en een kerel, die zicb
een eindje verder op de gang verbor
gen had gehouden, rende weg. Wij volg
den hem zoo snel mogelijk in de duis-
sternis en waren juist op tijd om te
zien. hoe hij over een muur klom van
een naastgelegen huis. Wij lieten hem
gaan en kwamen naar u terug. Dat is
alles, mijnheer."
Eenige oogenblikken heerschte er stil
te. Het verhaal van agent Goldfinch va*
op zoo'n t.ragischen toon voorgedragen,
dat inspecteur Higgins. ondanks de >.n-
aangename rol van „lijdend voorwerp",
welke hij daarin gespeeld had, de hu
moristische zijde ervan inzag.
„En wat nu?" vroeg hij. „Je hebt een
waarschijnlijk heel gevaarlijken misda
diger door je vingers laten glippen, je
hebt een inspecteur van Scotland Yard
gewond en buiten gevecht gesteld
misschien wel voor eenige weken lang.
Wat is de volgende heldendaad op je
programma?"
De ander deed geen poging te ant
woorden, maar inspecteur Higgins ver
wachtte dat ook niet. Zijn hersenen
werkten koortsachtig en meer en meer
kwam hij ertoe, de zaak philosopisch
te bekijken.
„Je zegt, dat er maar één man ont
snapte. Maar hoe zit het dan met den
anderen kerel, die boven was?"
„Boven, mijnheer?"
„Andere kerel, mijnheer?"
ZooweJ agent Goldfinch als agent
Smart schenen geheel verrast door de
ze vraag. Met een zucht kwam inspec
teur Higgins overeind.
„Ik hoop maar voor jullie, dat hij
niet ontsnapt is, terwijl ik jullie zit to
ondervragen. Vooruit nu. Een van jul
lie blijft het raam bewaken, waardoor
de andere kerel verdween. De ander
ik denk, dat jij dat het beste kunt doen,
Goldfinch blijft beneden, om te voor
komen dat er iemand daarlangs van
door gaat." Hij richtte zich wat rechter
op. „Ik ga naar boven, om te zien of de
kerel daar nog is."
„Bent u wel voldoende in orde, mijn
heer?" vroeg Goldfinch. „Anders zal ik
wel gaan, als u het goed vindt."
„Neen, laat mij maar. Jij bent veel t«
vlug met zoo'n stuk hout en ik zou ja
niet graag voor den rechter zien, ver
dacht van (het mishandelen van een
weerlooze gevangene
HOOFDSTUK X
Waarin een ontdekking wordt
gedaan
Voorzichtig beklom inspecteur Hi?*
gins de trap naar de tweede verdieping)
niet zoozeer omdat hij een aanval ver
wachtte, als wel omdat die klap op zijn
hoofd hem een beetje onvast op zijn bee*
nen deed staan, zoodat bij slechts met
moeite naar boven kwam. Hij was er
volkomen van overtuigd, dat de man
boven, wie dat ook geweest mocht zijn,
reeds lang geleden het huis had veria*
ten.
(Wordt vervolgd).