Churchill doet beroep
op Frankrijk
OPA BOL VAN DEN IJZEREN KNOL
ALS, ALS, ALS...
Engeland wil noch de Fransche vloot, noch
de Fransche koloniën, in bezit nemen
Duitsche
commentaar
Laval te Vichy
BOTSINGEN IN
PORTUGAL
Groote schade
in Catalonië
WILLY PÉTILLON schrijft voor onze
lezeressen
over:
RECEPTEN
Mr. STEVENS
UIT DETROIT
Ie BLAD PAG. 2
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
DONDERDAG 24 OCTOBER 1940
BERLIJN. 23 Oct. (A.N.P.) -
De Britsche minister-president
[Winston Churchill heeft Maandag
avond voor de Engelsche radio een
redevoering uitgesproken welke hij
betitelde als „een beroep op Frank
rijk"
Volgens de Frankfurter Zeitung heeft
Churchill hierin o.a. het volgende gezegd
Meer dan dertig jaar sta ik aan de zijde
van Frankrijk en onder den Duitschen
bommenhagel staat Engeland „trouw je
gens alle volkeren voor welker rechtvaar
dige zaak het het zwaard getrokken
heeft". Wanneer vrienden met elkander
in moeilijheden geraken, omdat zij aan
gevallen en door den vijand van elkaar
gescheiden worden, moeten zij op hun
hoede zijn. opdat zij niet met elkaar in
twist geraken. Vervolgens poogde Chur
chill de Franschen bang te maken ten
aanzien van de bedoelingen van Duitsch-
land en Italië en hun een toekomst van
geestelijke slavernij te voorspellen in
dien zij niet bereid zouden zijn rouwmoe
dig weer hun steun te geven aan Groot-
Brittannië. dat weliswaar thans zware
dagen beleeft, maar in 1941 naar hij
beweerde de heerschappij in de lucht
en op zee zal bezitten.
Wat wij. Engelschen. aldus Chur
chill, van u. Franschen, in deze ban
ge dagen verlangen, nu wij voor een
WINSTON CHURCHILL
overwinning vechten welke wij re
delijkerwijze met u zullen deelen. is
dat al kunt ge ons nu niet hel
pen gij ons geen hinderpalen voor
de overwinning in den weg legt.
Voorts beweerde de minister-president
nog, dat Engeland uitsluitend vecht voor
de Europeesche bevrijding van het natio-
naal-socialisme. en dat Groot-Brittannië
geen enkel land eenige eischen stelt.
Daarom moeten de Franschen ook niet
gelooven, dat de Engelschen de Fransche
vloot en de koloniën in bezit willen ne
men.
Berlijn geeft commentaar
Van officieuze Duitsche zijde wordt
gemeld:
In politieke kringen alhier beschouwt
men het als een nieuw bewijs voor de
kanslooze positie van Engeland, dat on
afwendbaar zijn vernietiging tegemoet
gaat. dat Churchill Maandagavond in
een radiorede gepoogd heeft het Fran
sche volk opnieuw als bondgenoot te win
nen. Want tenslotte moet men ook in
Londen gemerkt hebben, dat Frankrijk
aan de zijde van Engeland zoo juist de
grootste ineenstorting en de grootste te
leurstelling van ziin geschiedenis be
leefd heeft en moet men weten, dat er
na de gebeurtenissen van Oran en Da
kar. Fransch bloed aan Engelands han
den kleeft. Bij de radiorede van Chur
chill is er, aldus de overtuiging, die men
hier heeft, uitsluitend sprake van. dat
Frankrijk door Engeland een tweede
maal bedrogen moet worden, doordal het
nu het zelf niet meer in staat is zijn zo
nen voor Engeland naar het slagveld te
sturen, althans passief zal dulden, wat
Londen'verder aan schendingen van het
volkerenrecht tegenover het Fransche
bezit voor de Engelsche belangen nuttig
zal achten. Op de onverbiddelijke opof
fering van den bondeenoot door Enge
land volgt dus de bedoeling om met on
gekend cynisme een politieke lijkschen
ding te plegen, waarbij de verbluffende
verwachting geuit wordt, dat het Fran
sche volk zelf de hand daartoe zal kun
nen bieden.
De waanzjn van Engeland schijnt
zoover te gaan. zoo verklaart men
hier, dat het meent ook bij anderen
geen normaal denken en aanvoelen
en geen normalen zin voor de wer
kelijkheid meer te mogen veronder
stellen.
De door Churchill gehouden radiorede
wordt in de Duitsche pers slechts kort
vermeld, en als een hoon voor Frankrijk
gekenmerkt.
Er ligt een ongewone brutaliteit in
het feit, merkt de Lokal Anzeiger op. dat
Engeland het door hem bedrogen, besto
len en vertrapte Frankrijk tot een hulp
verleening probeert op te wekken, wel
ke voor Frankrijk tot de verschrikkelijk
ste gevolgen zou moeten leiden. Zóó ver
is het al met Engeland gekomen, dat het
gaat rekenen op de kleine moeilijkheden
welke een dergelijke verstandsverbijste
ring voor Duitschland zou opleveren, om
zelf slechts een klein beetje adem te
kunnen halen. Zoo volledig is Engeland
aan het eind van zijn politieke en mili
taire middelen, dat het zelfs van het
overwonnen Frankrijk nog een bijdrage
voor zich zelf verwacht. Voor eiken
Franschman moet een dergelijke cyni
sche eisch werken als een bloedige hoon.
Vichy over de rede van
Churchill
Uit Vichy wordt gemeld:
In kringen van het ministerie van bui-
tenlandsche zaken is men ten aanzien
van de redevoering van-Churchill wel
ke tot Frankrijk gericht was van mee
ning. dat de verklaring van den Brit-
schen ministerpresident geen aanleiding
geeft om hierop van Fransche zijde op
eenige wijze openlijk te reageeren.
In deze kringen verklaart men, dat
een rechtstreeksche beroep van een
buitenlandschen staatsman aan een
vreemd volk geen correct optreden
is. Voorts wijst men er op. dat maar
schalk Pétain reeds in een van zijn
vroegere redevoeringen dergelijke
Britsche inmengingspogingen in
Fransche aangelegenheden van de
hand heeft gewezen.
Wat den inhoud van de rede zelf be
treft. betoogt men hier, dat zoo iets van
Churchill wel verwacht kan worden.
Men geeft er in de genoemde kringen
de voorkeur aan tegen de rede niet te
polemiseeren, te meer daar de Fransche
pers tot dusver geen verlof gekregen
heeft van deze radiorede melding te ma
ken.
DE TOESTAND IN DE MIDDEL-
LANDSCHE ZEE
NEW YORK. 23 Oct. (D.N.B.)
Er is hier opzien gebaard door een
artikel van de Londensche Times,
waarin de bezetting van Grieksche
vlootsteunpunten in de Aegeische
zee wordt aanbevolen.
GENEVE, 23 Oct. (D.N.B.) -
Uit Vichy wordt gemeld: De
plaatsvervangende minister-presi
dent, Laval, is op de terugreis naar
Vichy en wordt daar vanmiddag
verwacht. Na zijn aankomst zal hij
maarschalk Pétain onmiddellijk
verslag uitbrengen.
De Fransche dagbladen hebben van
ochtend nog geen bericht gepubliceerd
omtrent de ontmoeting tusschen den
Fiihrer en Laval. In den loop van den
ochtend hebben bevoegde Fransche in
stanties in Vichy de volgende eerste
commentaar uitgegeven:
„Van Fransche zijde behoeft men het
karakter van het bericht omtrent de
bijeenkomst niet meer te bestrijden. Al
le Franschen zullen begrijpen, dat het
om de toekomst van het land gaat en
dat dit de belangrijkste gebeurtenis is.
die sedert den wapenstilstand is voor
gekomen."
Nader wordt gemeld: De vice-voorzit
ter van den Franschen ministerraad,
Laval, is vanmiddag na ziin onderhoud
met Hitier naar Vichv teruggekeerd.
Hij had terstond tweemaal een bespre
king met maarschalk Pétain. dien hij
van het verloop der onderhandelingen
op de hoogte stelde. Vervolgens is van
middag om vijf uur een ministerraad
onder voorzitterschap van Pétain begon
nen.
Tusschen politie en bevolking
in verband met toenemende
werkloosheid
LISSABON. 23 Oct. (D.N.B.)
Tengevolge van de toenemende
werkloosheid, die door den slechten
oogst is veroorzaakt, is het in ver
schillende Portugeesche provinciën
tot botsingen tusschen de bevolking
en de politie gekomen.
Het blad „O Seculo" dringt naar aan
leiding daarvan aan op aanzienlijke
versterking der gendarmerie ten platte-
lande, omdat de nood onder de bevol
king heeft geleid tot diefstal van veld
vruchten en oogstvoorraden in schrik
barende mate.
Tengevolge van de overstroo
ming zijn tal van fabrieken
verwoest
BARCELONA. 23 Oct (D.N.B.).
Uit het overstroomde gebied van
Catalonië komen nieuwe berichten
over schade. Te Bascara zijn drie
electrische centrales gedeeltelijk ver
woest. In Beguda zijn 14 kleine tex
tielfabrieken vernield. In deze ste
den bedraagt de schade 10 millioen
pesetas. Te Sal hebben de spinne
rijen en textielfabrieken veel scha
de geleden.
Een stuwdam kon geen weerstand
bieden aan den druk der watermassa en
scheurde over een breedte van 150 me
ter. Te Olot is het bedrijf in 15 spinne
rijen en textielfabrieken voor langen
tijd onmogelijk gemaakt. Te Juan las
Fontes zijn 14 fabrieken min of meer
ernstig beschadigd. In Olot en Juan las
Fontes wordt de schade op 15 millioen
geschat.
De minister van handel en nijverheid,
Carceller, is eistereri hier aangekomen
om in opdracht van Franco persoonlijk
leiding te geven bij de maatregelen tot
leniging van den nood.
KINDERHOEKJE
83. „Nee, brrr, Kobusje brrrik heb je stokje niet
gezien. Het spijt me verschrikkelijk, brrr„Mij ook", zei
Kobus en ging naar de derde klas wagon. Deze waren nu
ook dicht ges pannen met een zeil. Dat was een heele ver~
betering. Daar zat Okelepokie, het Javaantje.
84. Hij had een leeg bordje op zijn schoot en keek er met
treurige oogen naar. Misschien had hij nog erge honger
in wat lekkere rijst. Maar daar kon Kobusje hem niet aan
helpen, want er waren nog geen restauratie wagens aan
de treinen.
LI/ AARSCHIJNLIJK kennen wij allen nog wel de fabel van Pérette, het boeren-
meisje, die met een volle melkkan naar huis ging en die onderweg aan het droo-
men raakte. Als zij de melk kon verkoopen voor zóó veel, dan zou ze een handvol
francs ontvangen. Als ze dan een kip kocht, zou die eieren leggen- Als zij de eieren
verkocht, zou zij voor het geld een lammetje koopen. Als dat een schaap was, zou zii
de wo! scheren en als -Zoo bouwde zij een prachtig luchtkasteeel. Zij schreef in
gedachten een levensroman, waarvan iedere zin begon met „als". Zij peinsde en
droomde over een prachtige toekomst. En al droomende struikelde zij over een steen,
dien zij niet gezien had- De melkkan viel en brak. de melk vloeide over den weg en
in plaats van een veelbelovend: als. had zij niets. Pérette was ongetwijfeld een heel
onverstandig meisje
Het fabeltje stond indertijd als leeslesje in vele Fransche schoolboekjes en behalve
vele waardevolle uitdrukkingen van het idioom bevatte het verhaal ongetwijfeld ook
een schoone moraal. Wat trouwens de bedoeling is van fabels.
J K vraag me wel eens af of het mis- en gepieker, dat den levensmoed be-
schien de schuld is geweest van dat
veel verbreide verhaaltje, mét de mo
raal, dat wij als vuur zoo bang zijn
voor luchthartige droomerijen, die een
gulden toekomst schijnen te beloven.
Of wij ons gespiegeld hebben aan het
voorbeeld van de onverstandige Pérette.
van wie wij in onze jeugd of misschien
iets later, allen gelezen hebben. Immers,
wie zich aan een ander spiegelt
Het is maar een veronderstelling. En
ze is niet eens zoo ernstig bedoeld
Niettemin blijft het een feit, dat wij
zeker niét in de schoenen van Pérette
staan. Integen.deel. Wii hebben een an
der stokpaardje. Dat echter een pendant
is van Pérette. Een pendant in donkere
kleuren, met dreigende wolken en laag
hangende luchten. En zonder melkkan.
Of zoo er al een melkkan op het schil
derii komt. dan is het een heel kleintje.
Wij geven ons ook over aan bespiege
lingen en beschouwingen, maar ze
doen ons niet glimlachen, ze doen ons
niet opzien naar een denkbeeldig lucht
kasteel. Ze trekken onze schouders
naar voren, onzen rug krom en ons
hoofd naar den grond.
Ook onze overpeinzingen beginnen met
„als". Maar het slot er van is alles be
halve een apothese van heerlijkheden. O
neen!
Als de melk eens twintig cent de liter
gaat kosten!
Als de eieren een kwartje worden!
Als er geen vleesch meer te krijgen zal
zijn!
Als er geen boter zou wezen!
Als
Ieder kan doorgaan volgens eigen vin
ding. Maar achter het laatste als, zou
ik dan nog een allerlaatste willen voe
gen. dat luidt: als de hemel valt enzoo-
voort.
LJ ET droom en van welvaart en rijk-
A A dom zonder er op te letten welke
steen des aanstoots voor haar voeten lag.
bracht de Pérette uit het fabeltje zeer
zeker geen geluk. Maar zal het getob
over mogelijkheden, die geen waar
schijnlijkheden behoeven te zijn en
waarvan het minst genomen zeer pro
blematisch blijft of er eenige werkelijk-
eidskansen bii bestaan, zal dat getob
neemt en de' macht tot vechten verlamt,
ons dan wèl gelukkiger maken? Heeft
het eenig nut om met ons pakje, dat we
rijkelijk zwaar vinden, aan den kant van
den weg te gaan zitten en te wachten
ia. waarop?
Doen we niet juister met ons van
dag tot dag bij de feiten te houden, de
huidige omstandigheden te aanvaarden
zooals ze zijn en er het beste van te
maken? Voor ieder zal dat beste vol
gens een andere norm gesteld zijn, om
dat ieders aard. aanleg en kunnen an
ders is. Maar laten we toch dat wat we
misschien zwaar vinden niet nog zwaar
der maken door bij voorbaat al aan te
nemen, dat al die „alsen" werkelijkheid
zullen worden. Dan leven we in een
\oortdurende nachtmerrie, die kracht
en weerstand ondermijnt. -
Er is een ik meen ïndiaansch
spreekwoord, dat zegt: gisteren is asch>
morgen is hout, maar heden is een
brandend vuur. Dat behoeft geen na
dere verklaring, geen uitleg, het spreekt
voor zich zelf. Niet terugzien naar wat
geweest is. het maakt ons zwak. Niet
staren naar wat komen zal. wanneer
we alleen maar denken kunnen, dat het
een spooksel en een schrikbeeld zal zijn;
het zou ons verlammen van angst en
ellende. Maar het heden aanvaarden
zooals het tot ons gekomen is, er mee
doen wat we kunnen en niet ontmoe
digd worden.
Al vechtende worden wij sterker,
groeit onze weerstand, leeren wij om
vol te houden.
Het gaat als met den man uit de
Grieksche legende. Hij torste een stier
van vele honderden ponden. Dat kon hij,
omdat hij het dier als een klein kalfje
dagelijks gedragen had en dat nooit had
nagelaten. Al dragende groeide zijn
kracht om dagelijks meer te dragen, tot
hij den volwassen stier op de schouders
kon nemen.
Het is best mogelijk, dat wij alleen
het kalf nog maar dragen, dat zal pas
blijken, wanneer het hout asch gewor
den is. Dat hindert ook niet, wij gaan
immers dapper verder. Zonder den l^st
van „als".
Vischpastei met tomaten
Het woord „pastei" moet men hier
nemen in de ruimere beteekenis en niet
in die, welke wij er in het Nederlandsch
gewoonlijk aan hechten.
Benoodigdheden: Koude gekookte
visch zonder vel en graten. Voor vier
personen ongeveer een pond, als men
een min of meer stevige schotel er van
wil hebben. Een of twee ons fijngesne
den ham of schouderham. Een pond to
maten. Een stukje boter van ongeveer
een half ons. Koude gekookte aardappe
len. Een scheutje melk.
Bereiding: Doe een stukje van de
boter in een vuurvasten schotel en doe
er een laag in kleine stukies verdeelde
visch in.
Ontdoe de tomaten van de schil, snijd
ze in vrij dikke plakken. Maak de rest
van de boter bruin in de koekepan en
bak er de tornatenschijven in, doch zorg,
dat zij heel blijven. Leg op de visch de
plakken tomaat, bedruip ze met wat
van het vocht en strooi er wat van de
fijngesneden ham over. Leg hierop weer
een laag visch dan weer een laag toma
ten en ham en ga zoo voort tot alles
verbruikt is. Giet het laatst van het
vocht er over en zoo de massa wat droog
is een scheutje melk. Bedek dan de bo
venste laag met in niet te dunne plakjes
gesneden koude gekookte aardappelen.
Die vormen het „deksel" van de pastei.
Leg hier en daar een klontje boter op,
giet er een paar lepels melk over en
laat den schotel in den oven heet en
bruin worden.
CLEARING
Koersen voor stortingen op 24 October
tegen verplichtingen luidende in:
Reichsmarken 74,36.
Belga's 30,14.
Zwitsersche francs' 43,56.
Lires 9,87.
Deensche kronen 36,40.
Noorsche kronen 42,80
Zweedsche kronen 44,85.
Tsjechische kronen (oude schulden)
6,42.
Tsjechische kronen (nieuwe schul
den) 7;54.
Dinar (oude schulden) 3,43.
Dinar (nieuwe schulden) 4,23.
Turksche ponden 1,45%.
„Neen, neen, hij is absoluut niet krank
zinnig, hij maakt slechts propaganda voor
den cursus droogzwemmen!"
(Mare Aurelio)
FEUILLETON
DOOR
R. ARDEN
.1
„Ja. danPeters wist niet, of hij
boos zou worden of lachen. „Dan bent u
tegen iedere situatie opgewassen. Ge
looft u dan. dat ze de hotels zullen af
zoeken?"
„Dat is mogelijk. Mijn vrienden kun
nen een man bij de auto hebben ach
tergelaten. terwijl de beide anderen
hier naar toe komen om mijn waarde
volle persoonlijkheid in het oog te
houden, Ik zou ze echter eindelijk wel
graag kwijt willen zijn--"
„Maar dan." zei Peters, „is dit ook
niet de goede manier. Hebt u er niet
aan gedacht, dat ik achterop mijn auto
een nummer heb?"
„Ja zeker, natuurlijk. Maar uw num
mer was. toen ik u inhaalde, al zoo on
der het vuil. dat geen mensch het lezen
kon Wat zegt u nu nog?"
„Ik zeg alleen maar. dat u de opmer
kinzseave van een ganester hebt!" Pp
ters grinnikte vercenopgd. Hïi vond de
kennismaking tot nu top prachtig.
„Als ik nu in een hotel kom," sprak
Stevens, „moet ik daar dubbel opvallen.
Geen koffer en zelf6 geen hoed. Bent u
dat. met me eens?"
Peters was het er mee eens. Hij reed
dus naar zijn kamers in een groot blok
van woningen, ergens in het Zuiden
van de stad en noodigde Stevens uit,
binnen ie komen.
Terwijl hij de binnengekomen post,
bestaande uit een ga6rekening en een
reclame voor autopolitoer, inkeek,
scharrelde Stevens rond, terwijl hij lui
de zijn oordeel kenbaar maakte. Hij
vond. dat hij zich hier zeer op zijn ge
mak zou vinden en dat het hier gezel
lig was. Nu hii zulk een prettig onder
dak had gevonden, was er niet zoo'n
haast meer bij zijn vertrek.
Peters liet de kaart van de politoer-
firma. die hii bezig was tp lezen,
zakken.
„Wilde u hier voor langer tijd blij
ven?"
„Een paar dagen maar. mijnheer
Peters." zei Stevens, „totdat ik voorbe
reidingen heb getroffen voor mijn ver
dere reis."
..Dat gaat niet," wierp Peters hem
tegen. „Ik moet morgen al vroeg weer
op reis om andere klanten te bezoeken.
Het is nu juist het seizoen voor licht
gekleurde lederwaren."
„Nonsens," zei Stevens, terwijl hij zich
hehagelljk op den divan uitstrekte.
„Doet u nu ook eens uw concurrenten
pen plezier en blijf hier. Weet u wat'!
Gaat u met me mee naar Afrika!" Ste
vens geeuwde en rekte zich uit. „Dat is
interessanter dan handtasschen ver
koopen."
Peters grijnsde.
„Een reuze idee, maar wat moet ik
daar doen?"
„Het een of ander." mompelde Ste
vens. „Ik vind wel een baantje voor u"
„Dat i6 u toch geen ernst?" vroeg
Peters nieuwsgierig. De gedachte om
naar Afrika te reizen was nog zoo
slecht niet. Maar Stevens maakte
slechts een beweging met de hand,
mompelde iets onverstaanbaars en
sliep in. Nou, goed, dacht Peters, mor
gen heeft hij zijn verstand weer bij
elkaar. Daarop ging hii weg om zijn
auto in de garage te zetten.
Toen hij terug kwam, vond hij Henry
Stevens met een van zijn pyama's aan»
in zijn eigen bed. Stevens sliep, zooals
slechts menschen met een rein geweten
slapen kunnen. Zijn kleeren lagen over
stoelen en over het kleed verspreid.
Wat een brutaliteit! Peters, die geen
eerbied voor millioenen had, als ze
hem niet. toebehoorden, voelde de lust.
in zich opkomen, zijn gast uit zijn bed
te gooien. Maar daarop bedwong hij
zich, zeide tot zichzelf, dat een gast
eigenlijk wel zulke voorrechten heeft,
en ging op den divan liggen. Hij wilde
nog een poosje over het wonderlijke
avontuur van dezen dag nadenken,
maar zijn gedachten werden steeds va
ger en spoedig sliep hii in.
Den volgenden morgen werd hij al om
zes uur door den Amerikaan gewekt.
„Hé, hebt u soms een schoon over
hemd voor me?"
„Loop naar de pomp!" antwoord
de Peters en hij wierp zich op zijn an
dere zijde.
Henrv Stevens lachte.
Peters kwam langzaam in een wat
opgewekter stemming.
„Daar achterin de kast. moet schoon
goed liggen. Waarom staat u nu al op?"
„Ongedurigheid, anders niet." zei
Stevens, terwijl hij zich tot het aange
duide meubelstuk wendde. Hij haalde
het linnengoed eruit, totdat hii een over
hemd vond. dat hem geschikt voor
kwam. Hij trok het aan. bekeek zich in
den spiegel en maakte aanstalten om
het linnengoed op het tapijt te laten
'iggen. Peters had naar dat alles iiggen
kijken.
„Hé daar," zeide hij. „U bent hier niet
op Stevenscastle en ik ben uw kamer-
bediende niet. Zoudt u niet zoo vriende
lijk willen zijn, de zaak weer netjes op
ta ruimen?"
Henry Stevens haalde zijn portefeuille
uit zijn jaszak te voorschijn, nam er een
bankbiljet uit en legde het op tafel.
„Vijftig dollar voor al uw diensten!
Nu neemt u zeker wel wat wanorde op
den koop toe, denk ik!"
Peters stond vlugger op, dan hij ooit
gedaan had.
„Wacht eens! Steekt u dadelijk uw
geld weer bij u! Ik ben geen hotel. Bij
mij heeft men niets te betalen! Waar
denkt u wel. dat u bent. wat verbeeldt
n zich eigenlijk wel, hè? U bent mijn
gast. en u heeft zich als zoodanig be
hoorlijk te gedragen en geen bankjes op
rafel te leggen! Het is me wat moois!"
Op het gezicht van Henrv Stevens
was grootë verwondering te lezen.
„Dat is ook daarvoor, dat u gisteren
dien man zoo mooi in de sloot hebt ge
gooid!"
„Dat is niet te betalen," zei Peters
boos. terwijl hij nu zelf hét linnengoed
In de kast. begon op te bergen. „Dat
vond ik noodig en voor dingen, die ik
nondig vind, kan geen mensch me iets
betalen. U schijnt er wonderlijke ideeën
op na te houden. Als u bewezen dien
sten wilt heantwoorden. dan kun u dat
hoogstens doen door me straks in een
café wat aan te bieden. Dat kan een
man nog wel aannemen maar hier
het linnengoed op den grond rond
strooien en dan geld op tafel leggen
dat vind ik tameliik nu ia!" Peters
sprak het niet uit, hoe bij het vond. Hij
was woedend.
Stevens keek hem met groote belang
stelling aan. Stevens kreeg er geen
hoogte van. tot welke categorie van
menschen deze Peters hoorde. Klaarblij
kelijk was hij niet met rijkdommen ge
zegend en toch nam hij geen geld
aan, wanneer hij het krijgen kon. Ja,
hij werd er zelfs boos om als het hem
werd aangeboden. Hij kon het geld toch
goed gebruiken! Een wonderlijke kerelI
Hardop zei hij echter:
„Neemt .u me niet kwalijk. Ik wilde u
niet beleedigen. Ik dacht, alleen
„Denken kunt u zooveel u wilt." Pe
ters' boosheid was alweer verdwenen.
Hij glimlachte. „Maar u kunt heter hee-
lemaal niets denken dan iets verkeerds.
Als u nu hier in de stad een huis zoudt
hebben en ik zou dén nacht bij u heb
ben doorgebracht en dan zou ik u
's morgens geld in de hand hebben ge
stopt, wat zoudt u dan denken?"
„Maar mijnheer Peters", zei Stevens,
in de war gebracht, „dat is toch heel
wat anders. Ik ben rijk!"
„Dat laat me koud!" antwoordde Pe
ters. „Ik ben een gentleman. U mis
schien ook. Kan de eene gentleman den
ander voor een kleinen dienst nu geld
geven?"
„Neen", zei Stevens- onzeker.
„Nu dari! Dan heeft u zooeven ge
dacht, dat ik geen gentleman ben!"
„Nonsens", zei Stevens. „U praat als
een advocaat. U stelt de vragen zoo, dat
ik er geen antwoord op kan geven. In
ieder geval wilde ik u niet beleedigen
en ik heb er nooit aan getwijfeld of u
wel een gentleman was.
„Goed", zei Peters. „Dan kunnen we
nu voor het ontbijt gaan zorgen".
Het keukentje was maar klein en er
was geen plaats meer over. als Peters
er zich in bevond. Hij vond dat gemak
kelijk. dan hoefde hij niet heen en weer
te loopen. Hij kon op één plek blijven
staan en dan kon hij overal bij met zijn
lange armen.
Toen hij het theewater had opgezet,
nam Peters wat geld. opende zachtjes de
gangdeur en tuurde in het trappenhuis.
De bewoner van den overkant in het
zelfde huis was gemakzuchtig, die liet
melk en versche broodjes bij zich bezor
gen. Een zak met broodjes en een flesch
melk stonden al naast de deur. Peters
aarzelde niet., hij pakte het alles bij
elkaar en legde er voor in de plaats het
geld precies afgepast in een papiertje
voor de deur. Zoo iets deed Peters wel
meer. Hij was de meening toegedaan,
dat het zijn buurman geen schade zou
doen, wanneer hij zoo nu en dan zijn
ontbijt zelf moest halen.
Henry Stevens stapte onderwijl op
het balconnetje en keek voorzichtig de
straat af. Alles was nog stil. De men
schen, meest kantoorpersoneel, die
hier woonden, gingen gemeenlijk pas
om een uur of acht naar hun bureaux.
Misschien vijftig schreden van het huis
verwijderd stond de auto van de melk-
firma, dat was op het oogenblik alles,
wat in de straat te zien was. De span
ning was op het gezicht, van Stevens
verdwenen. Onder het fluiten van een
wijsje trad hij weer in de kamer terug.
Intusschen had Peters het ontbijt
binnengebracht. Op het gelaat van Ste
vens was afkeuring te, lezen.
„Geen kaas en geen jam?"
Peters schudde het hoofd.
„Kaas heeft hij niet besteld."
„Wie?" vroeg Stevens, terwijl hij
zich inschonk.
(Wordt vervolgd).