Churchill doet beroep op Frankrijk OPA BOL VAN DEN IJZEREN KNOL ALS, ALS, ALS... Engeland wil noch de Fransche vloot, noch de Fransche koloniën, in bezit nemen Duitsche commentaar Laval te Vichy BOTSINGEN IN PORTUGAL Groote schade in Catalonië WILLY PÉTILLON schrijft voor onze lezeressen over: RECEPTEN Mr. STEVENS UIT DETROIT Ie BLAD PAG. 2 AMERSFOORTSCH DAGBLAD DONDERDAG 24 OCTOBER 1940 BERLIJN. 23 Oct. (A.N.P.) - De Britsche minister-president [Winston Churchill heeft Maandag avond voor de Engelsche radio een redevoering uitgesproken welke hij betitelde als „een beroep op Frank rijk" Volgens de Frankfurter Zeitung heeft Churchill hierin o.a. het volgende gezegd Meer dan dertig jaar sta ik aan de zijde van Frankrijk en onder den Duitschen bommenhagel staat Engeland „trouw je gens alle volkeren voor welker rechtvaar dige zaak het het zwaard getrokken heeft". Wanneer vrienden met elkander in moeilijheden geraken, omdat zij aan gevallen en door den vijand van elkaar gescheiden worden, moeten zij op hun hoede zijn. opdat zij niet met elkaar in twist geraken. Vervolgens poogde Chur chill de Franschen bang te maken ten aanzien van de bedoelingen van Duitsch- land en Italië en hun een toekomst van geestelijke slavernij te voorspellen in dien zij niet bereid zouden zijn rouwmoe dig weer hun steun te geven aan Groot- Brittannië. dat weliswaar thans zware dagen beleeft, maar in 1941 naar hij beweerde de heerschappij in de lucht en op zee zal bezitten. Wat wij. Engelschen. aldus Chur chill, van u. Franschen, in deze ban ge dagen verlangen, nu wij voor een WINSTON CHURCHILL overwinning vechten welke wij re delijkerwijze met u zullen deelen. is dat al kunt ge ons nu niet hel pen gij ons geen hinderpalen voor de overwinning in den weg legt. Voorts beweerde de minister-president nog, dat Engeland uitsluitend vecht voor de Europeesche bevrijding van het natio- naal-socialisme. en dat Groot-Brittannië geen enkel land eenige eischen stelt. Daarom moeten de Franschen ook niet gelooven, dat de Engelschen de Fransche vloot en de koloniën in bezit willen ne men. Berlijn geeft commentaar Van officieuze Duitsche zijde wordt gemeld: In politieke kringen alhier beschouwt men het als een nieuw bewijs voor de kanslooze positie van Engeland, dat on afwendbaar zijn vernietiging tegemoet gaat. dat Churchill Maandagavond in een radiorede gepoogd heeft het Fran sche volk opnieuw als bondgenoot te win nen. Want tenslotte moet men ook in Londen gemerkt hebben, dat Frankrijk aan de zijde van Engeland zoo juist de grootste ineenstorting en de grootste te leurstelling van ziin geschiedenis be leefd heeft en moet men weten, dat er na de gebeurtenissen van Oran en Da kar. Fransch bloed aan Engelands han den kleeft. Bij de radiorede van Chur chill is er, aldus de overtuiging, die men hier heeft, uitsluitend sprake van. dat Frankrijk door Engeland een tweede maal bedrogen moet worden, doordal het nu het zelf niet meer in staat is zijn zo nen voor Engeland naar het slagveld te sturen, althans passief zal dulden, wat Londen'verder aan schendingen van het volkerenrecht tegenover het Fransche bezit voor de Engelsche belangen nuttig zal achten. Op de onverbiddelijke opof fering van den bondeenoot door Enge land volgt dus de bedoeling om met on gekend cynisme een politieke lijkschen ding te plegen, waarbij de verbluffende verwachting geuit wordt, dat het Fran sche volk zelf de hand daartoe zal kun nen bieden. De waanzjn van Engeland schijnt zoover te gaan. zoo verklaart men hier, dat het meent ook bij anderen geen normaal denken en aanvoelen en geen normalen zin voor de wer kelijkheid meer te mogen veronder stellen. De door Churchill gehouden radiorede wordt in de Duitsche pers slechts kort vermeld, en als een hoon voor Frankrijk gekenmerkt. Er ligt een ongewone brutaliteit in het feit, merkt de Lokal Anzeiger op. dat Engeland het door hem bedrogen, besto len en vertrapte Frankrijk tot een hulp verleening probeert op te wekken, wel ke voor Frankrijk tot de verschrikkelijk ste gevolgen zou moeten leiden. Zóó ver is het al met Engeland gekomen, dat het gaat rekenen op de kleine moeilijkheden welke een dergelijke verstandsverbijste ring voor Duitschland zou opleveren, om zelf slechts een klein beetje adem te kunnen halen. Zoo volledig is Engeland aan het eind van zijn politieke en mili taire middelen, dat het zelfs van het overwonnen Frankrijk nog een bijdrage voor zich zelf verwacht. Voor eiken Franschman moet een dergelijke cyni sche eisch werken als een bloedige hoon. Vichy over de rede van Churchill Uit Vichy wordt gemeld: In kringen van het ministerie van bui- tenlandsche zaken is men ten aanzien van de redevoering van-Churchill wel ke tot Frankrijk gericht was van mee ning. dat de verklaring van den Brit- schen ministerpresident geen aanleiding geeft om hierop van Fransche zijde op eenige wijze openlijk te reageeren. In deze kringen verklaart men, dat een rechtstreeksche beroep van een buitenlandschen staatsman aan een vreemd volk geen correct optreden is. Voorts wijst men er op. dat maar schalk Pétain reeds in een van zijn vroegere redevoeringen dergelijke Britsche inmengingspogingen in Fransche aangelegenheden van de hand heeft gewezen. Wat den inhoud van de rede zelf be treft. betoogt men hier, dat zoo iets van Churchill wel verwacht kan worden. Men geeft er in de genoemde kringen de voorkeur aan tegen de rede niet te polemiseeren, te meer daar de Fransche pers tot dusver geen verlof gekregen heeft van deze radiorede melding te ma ken. DE TOESTAND IN DE MIDDEL- LANDSCHE ZEE NEW YORK. 23 Oct. (D.N.B.) Er is hier opzien gebaard door een artikel van de Londensche Times, waarin de bezetting van Grieksche vlootsteunpunten in de Aegeische zee wordt aanbevolen. GENEVE, 23 Oct. (D.N.B.) - Uit Vichy wordt gemeld: De plaatsvervangende minister-presi dent, Laval, is op de terugreis naar Vichy en wordt daar vanmiddag verwacht. Na zijn aankomst zal hij maarschalk Pétain onmiddellijk verslag uitbrengen. De Fransche dagbladen hebben van ochtend nog geen bericht gepubliceerd omtrent de ontmoeting tusschen den Fiihrer en Laval. In den loop van den ochtend hebben bevoegde Fransche in stanties in Vichy de volgende eerste commentaar uitgegeven: „Van Fransche zijde behoeft men het karakter van het bericht omtrent de bijeenkomst niet meer te bestrijden. Al le Franschen zullen begrijpen, dat het om de toekomst van het land gaat en dat dit de belangrijkste gebeurtenis is. die sedert den wapenstilstand is voor gekomen." Nader wordt gemeld: De vice-voorzit ter van den Franschen ministerraad, Laval, is vanmiddag na ziin onderhoud met Hitier naar Vichv teruggekeerd. Hij had terstond tweemaal een bespre king met maarschalk Pétain. dien hij van het verloop der onderhandelingen op de hoogte stelde. Vervolgens is van middag om vijf uur een ministerraad onder voorzitterschap van Pétain begon nen. Tusschen politie en bevolking in verband met toenemende werkloosheid LISSABON. 23 Oct. (D.N.B.) Tengevolge van de toenemende werkloosheid, die door den slechten oogst is veroorzaakt, is het in ver schillende Portugeesche provinciën tot botsingen tusschen de bevolking en de politie gekomen. Het blad „O Seculo" dringt naar aan leiding daarvan aan op aanzienlijke versterking der gendarmerie ten platte- lande, omdat de nood onder de bevol king heeft geleid tot diefstal van veld vruchten en oogstvoorraden in schrik barende mate. Tengevolge van de overstroo ming zijn tal van fabrieken verwoest BARCELONA. 23 Oct (D.N.B.). Uit het overstroomde gebied van Catalonië komen nieuwe berichten over schade. Te Bascara zijn drie electrische centrales gedeeltelijk ver woest. In Beguda zijn 14 kleine tex tielfabrieken vernield. In deze ste den bedraagt de schade 10 millioen pesetas. Te Sal hebben de spinne rijen en textielfabrieken veel scha de geleden. Een stuwdam kon geen weerstand bieden aan den druk der watermassa en scheurde over een breedte van 150 me ter. Te Olot is het bedrijf in 15 spinne rijen en textielfabrieken voor langen tijd onmogelijk gemaakt. Te Juan las Fontes zijn 14 fabrieken min of meer ernstig beschadigd. In Olot en Juan las Fontes wordt de schade op 15 millioen geschat. De minister van handel en nijverheid, Carceller, is eistereri hier aangekomen om in opdracht van Franco persoonlijk leiding te geven bij de maatregelen tot leniging van den nood. KINDERHOEKJE 83. „Nee, brrr, Kobusje brrrik heb je stokje niet gezien. Het spijt me verschrikkelijk, brrr„Mij ook", zei Kobus en ging naar de derde klas wagon. Deze waren nu ook dicht ges pannen met een zeil. Dat was een heele ver~ betering. Daar zat Okelepokie, het Javaantje. 84. Hij had een leeg bordje op zijn schoot en keek er met treurige oogen naar. Misschien had hij nog erge honger in wat lekkere rijst. Maar daar kon Kobusje hem niet aan helpen, want er waren nog geen restauratie wagens aan de treinen. LI/ AARSCHIJNLIJK kennen wij allen nog wel de fabel van Pérette, het boeren- meisje, die met een volle melkkan naar huis ging en die onderweg aan het droo- men raakte. Als zij de melk kon verkoopen voor zóó veel, dan zou ze een handvol francs ontvangen. Als ze dan een kip kocht, zou die eieren leggen- Als zij de eieren verkocht, zou zij voor het geld een lammetje koopen. Als dat een schaap was, zou zii de wo! scheren en als -Zoo bouwde zij een prachtig luchtkasteeel. Zij schreef in gedachten een levensroman, waarvan iedere zin begon met „als". Zij peinsde en droomde over een prachtige toekomst. En al droomende struikelde zij over een steen, dien zij niet gezien had- De melkkan viel en brak. de melk vloeide over den weg en in plaats van een veelbelovend: als. had zij niets. Pérette was ongetwijfeld een heel onverstandig meisje Het fabeltje stond indertijd als leeslesje in vele Fransche schoolboekjes en behalve vele waardevolle uitdrukkingen van het idioom bevatte het verhaal ongetwijfeld ook een schoone moraal. Wat trouwens de bedoeling is van fabels. J K vraag me wel eens af of het mis- en gepieker, dat den levensmoed be- schien de schuld is geweest van dat veel verbreide verhaaltje, mét de mo raal, dat wij als vuur zoo bang zijn voor luchthartige droomerijen, die een gulden toekomst schijnen te beloven. Of wij ons gespiegeld hebben aan het voorbeeld van de onverstandige Pérette. van wie wij in onze jeugd of misschien iets later, allen gelezen hebben. Immers, wie zich aan een ander spiegelt Het is maar een veronderstelling. En ze is niet eens zoo ernstig bedoeld Niettemin blijft het een feit, dat wij zeker niét in de schoenen van Pérette staan. Integen.deel. Wii hebben een an der stokpaardje. Dat echter een pendant is van Pérette. Een pendant in donkere kleuren, met dreigende wolken en laag hangende luchten. En zonder melkkan. Of zoo er al een melkkan op het schil derii komt. dan is het een heel kleintje. Wij geven ons ook over aan bespiege lingen en beschouwingen, maar ze doen ons niet glimlachen, ze doen ons niet opzien naar een denkbeeldig lucht kasteel. Ze trekken onze schouders naar voren, onzen rug krom en ons hoofd naar den grond. Ook onze overpeinzingen beginnen met „als". Maar het slot er van is alles be halve een apothese van heerlijkheden. O neen! Als de melk eens twintig cent de liter gaat kosten! Als de eieren een kwartje worden! Als er geen vleesch meer te krijgen zal zijn! Als er geen boter zou wezen! Als Ieder kan doorgaan volgens eigen vin ding. Maar achter het laatste als, zou ik dan nog een allerlaatste willen voe gen. dat luidt: als de hemel valt enzoo- voort. LJ ET droom en van welvaart en rijk- A A dom zonder er op te letten welke steen des aanstoots voor haar voeten lag. bracht de Pérette uit het fabeltje zeer zeker geen geluk. Maar zal het getob over mogelijkheden, die geen waar schijnlijkheden behoeven te zijn en waarvan het minst genomen zeer pro blematisch blijft of er eenige werkelijk- eidskansen bii bestaan, zal dat getob neemt en de' macht tot vechten verlamt, ons dan wèl gelukkiger maken? Heeft het eenig nut om met ons pakje, dat we rijkelijk zwaar vinden, aan den kant van den weg te gaan zitten en te wachten ia. waarop? Doen we niet juister met ons van dag tot dag bij de feiten te houden, de huidige omstandigheden te aanvaarden zooals ze zijn en er het beste van te maken? Voor ieder zal dat beste vol gens een andere norm gesteld zijn, om dat ieders aard. aanleg en kunnen an ders is. Maar laten we toch dat wat we misschien zwaar vinden niet nog zwaar der maken door bij voorbaat al aan te nemen, dat al die „alsen" werkelijkheid zullen worden. Dan leven we in een \oortdurende nachtmerrie, die kracht en weerstand ondermijnt. - Er is een ik meen ïndiaansch spreekwoord, dat zegt: gisteren is asch> morgen is hout, maar heden is een brandend vuur. Dat behoeft geen na dere verklaring, geen uitleg, het spreekt voor zich zelf. Niet terugzien naar wat geweest is. het maakt ons zwak. Niet staren naar wat komen zal. wanneer we alleen maar denken kunnen, dat het een spooksel en een schrikbeeld zal zijn; het zou ons verlammen van angst en ellende. Maar het heden aanvaarden zooals het tot ons gekomen is, er mee doen wat we kunnen en niet ontmoe digd worden. Al vechtende worden wij sterker, groeit onze weerstand, leeren wij om vol te houden. Het gaat als met den man uit de Grieksche legende. Hij torste een stier van vele honderden ponden. Dat kon hij, omdat hij het dier als een klein kalfje dagelijks gedragen had en dat nooit had nagelaten. Al dragende groeide zijn kracht om dagelijks meer te dragen, tot hij den volwassen stier op de schouders kon nemen. Het is best mogelijk, dat wij alleen het kalf nog maar dragen, dat zal pas blijken, wanneer het hout asch gewor den is. Dat hindert ook niet, wij gaan immers dapper verder. Zonder den l^st van „als". Vischpastei met tomaten Het woord „pastei" moet men hier nemen in de ruimere beteekenis en niet in die, welke wij er in het Nederlandsch gewoonlijk aan hechten. Benoodigdheden: Koude gekookte visch zonder vel en graten. Voor vier personen ongeveer een pond, als men een min of meer stevige schotel er van wil hebben. Een of twee ons fijngesne den ham of schouderham. Een pond to maten. Een stukje boter van ongeveer een half ons. Koude gekookte aardappe len. Een scheutje melk. Bereiding: Doe een stukje van de boter in een vuurvasten schotel en doe er een laag in kleine stukies verdeelde visch in. Ontdoe de tomaten van de schil, snijd ze in vrij dikke plakken. Maak de rest van de boter bruin in de koekepan en bak er de tornatenschijven in, doch zorg, dat zij heel blijven. Leg op de visch de plakken tomaat, bedruip ze met wat van het vocht en strooi er wat van de fijngesneden ham over. Leg hierop weer een laag visch dan weer een laag toma ten en ham en ga zoo voort tot alles verbruikt is. Giet het laatst van het vocht er over en zoo de massa wat droog is een scheutje melk. Bedek dan de bo venste laag met in niet te dunne plakjes gesneden koude gekookte aardappelen. Die vormen het „deksel" van de pastei. Leg hier en daar een klontje boter op, giet er een paar lepels melk over en laat den schotel in den oven heet en bruin worden. CLEARING Koersen voor stortingen op 24 October tegen verplichtingen luidende in: Reichsmarken 74,36. Belga's 30,14. Zwitsersche francs' 43,56. Lires 9,87. Deensche kronen 36,40. Noorsche kronen 42,80 Zweedsche kronen 44,85. Tsjechische kronen (oude schulden) 6,42. Tsjechische kronen (nieuwe schul den) 7;54. Dinar (oude schulden) 3,43. Dinar (nieuwe schulden) 4,23. Turksche ponden 1,45%. „Neen, neen, hij is absoluut niet krank zinnig, hij maakt slechts propaganda voor den cursus droogzwemmen!" (Mare Aurelio) FEUILLETON DOOR R. ARDEN .1 „Ja. danPeters wist niet, of hij boos zou worden of lachen. „Dan bent u tegen iedere situatie opgewassen. Ge looft u dan. dat ze de hotels zullen af zoeken?" „Dat is mogelijk. Mijn vrienden kun nen een man bij de auto hebben ach tergelaten. terwijl de beide anderen hier naar toe komen om mijn waarde volle persoonlijkheid in het oog te houden, Ik zou ze echter eindelijk wel graag kwijt willen zijn--" „Maar dan." zei Peters, „is dit ook niet de goede manier. Hebt u er niet aan gedacht, dat ik achterop mijn auto een nummer heb?" „Ja zeker, natuurlijk. Maar uw num mer was. toen ik u inhaalde, al zoo on der het vuil. dat geen mensch het lezen kon Wat zegt u nu nog?" „Ik zeg alleen maar. dat u de opmer kinzseave van een ganester hebt!" Pp ters grinnikte vercenopgd. Hïi vond de kennismaking tot nu top prachtig. „Als ik nu in een hotel kom," sprak Stevens, „moet ik daar dubbel opvallen. Geen koffer en zelf6 geen hoed. Bent u dat. met me eens?" Peters was het er mee eens. Hij reed dus naar zijn kamers in een groot blok van woningen, ergens in het Zuiden van de stad en noodigde Stevens uit, binnen ie komen. Terwijl hij de binnengekomen post, bestaande uit een ga6rekening en een reclame voor autopolitoer, inkeek, scharrelde Stevens rond, terwijl hij lui de zijn oordeel kenbaar maakte. Hij vond. dat hij zich hier zeer op zijn ge mak zou vinden en dat het hier gezel lig was. Nu hii zulk een prettig onder dak had gevonden, was er niet zoo'n haast meer bij zijn vertrek. Peters liet de kaart van de politoer- firma. die hii bezig was tp lezen, zakken. „Wilde u hier voor langer tijd blij ven?" „Een paar dagen maar. mijnheer Peters." zei Stevens, „totdat ik voorbe reidingen heb getroffen voor mijn ver dere reis." ..Dat gaat niet," wierp Peters hem tegen. „Ik moet morgen al vroeg weer op reis om andere klanten te bezoeken. Het is nu juist het seizoen voor licht gekleurde lederwaren." „Nonsens," zei Stevens, terwijl hij zich hehagelljk op den divan uitstrekte. „Doet u nu ook eens uw concurrenten pen plezier en blijf hier. Weet u wat'! Gaat u met me mee naar Afrika!" Ste vens geeuwde en rekte zich uit. „Dat is interessanter dan handtasschen ver koopen." Peters grijnsde. „Een reuze idee, maar wat moet ik daar doen?" „Het een of ander." mompelde Ste vens. „Ik vind wel een baantje voor u" „Dat i6 u toch geen ernst?" vroeg Peters nieuwsgierig. De gedachte om naar Afrika te reizen was nog zoo slecht niet. Maar Stevens maakte slechts een beweging met de hand, mompelde iets onverstaanbaars en sliep in. Nou, goed, dacht Peters, mor gen heeft hij zijn verstand weer bij elkaar. Daarop ging hii weg om zijn auto in de garage te zetten. Toen hij terug kwam, vond hij Henry Stevens met een van zijn pyama's aan» in zijn eigen bed. Stevens sliep, zooals slechts menschen met een rein geweten slapen kunnen. Zijn kleeren lagen over stoelen en over het kleed verspreid. Wat een brutaliteit! Peters, die geen eerbied voor millioenen had, als ze hem niet. toebehoorden, voelde de lust. in zich opkomen, zijn gast uit zijn bed te gooien. Maar daarop bedwong hij zich, zeide tot zichzelf, dat een gast eigenlijk wel zulke voorrechten heeft, en ging op den divan liggen. Hij wilde nog een poosje over het wonderlijke avontuur van dezen dag nadenken, maar zijn gedachten werden steeds va ger en spoedig sliep hii in. Den volgenden morgen werd hij al om zes uur door den Amerikaan gewekt. „Hé, hebt u soms een schoon over hemd voor me?" „Loop naar de pomp!" antwoord de Peters en hij wierp zich op zijn an dere zijde. Henrv Stevens lachte. Peters kwam langzaam in een wat opgewekter stemming. „Daar achterin de kast. moet schoon goed liggen. Waarom staat u nu al op?" „Ongedurigheid, anders niet." zei Stevens, terwijl hij zich tot het aange duide meubelstuk wendde. Hij haalde het linnengoed eruit, totdat hii een over hemd vond. dat hem geschikt voor kwam. Hij trok het aan. bekeek zich in den spiegel en maakte aanstalten om het linnengoed op het tapijt te laten 'iggen. Peters had naar dat alles iiggen kijken. „Hé daar," zeide hij. „U bent hier niet op Stevenscastle en ik ben uw kamer- bediende niet. Zoudt u niet zoo vriende lijk willen zijn, de zaak weer netjes op ta ruimen?" Henry Stevens haalde zijn portefeuille uit zijn jaszak te voorschijn, nam er een bankbiljet uit en legde het op tafel. „Vijftig dollar voor al uw diensten! Nu neemt u zeker wel wat wanorde op den koop toe, denk ik!" Peters stond vlugger op, dan hij ooit gedaan had. „Wacht eens! Steekt u dadelijk uw geld weer bij u! Ik ben geen hotel. Bij mij heeft men niets te betalen! Waar denkt u wel. dat u bent. wat verbeeldt n zich eigenlijk wel, hè? U bent mijn gast. en u heeft zich als zoodanig be hoorlijk te gedragen en geen bankjes op rafel te leggen! Het is me wat moois!" Op het gezicht van Henrv Stevens was grootë verwondering te lezen. „Dat is ook daarvoor, dat u gisteren dien man zoo mooi in de sloot hebt ge gooid!" „Dat is niet te betalen," zei Peters boos. terwijl hij nu zelf hét linnengoed In de kast. begon op te bergen. „Dat vond ik noodig en voor dingen, die ik nondig vind, kan geen mensch me iets betalen. U schijnt er wonderlijke ideeën op na te houden. Als u bewezen dien sten wilt heantwoorden. dan kun u dat hoogstens doen door me straks in een café wat aan te bieden. Dat kan een man nog wel aannemen maar hier het linnengoed op den grond rond strooien en dan geld op tafel leggen dat vind ik tameliik nu ia!" Peters sprak het niet uit, hoe bij het vond. Hij was woedend. Stevens keek hem met groote belang stelling aan. Stevens kreeg er geen hoogte van. tot welke categorie van menschen deze Peters hoorde. Klaarblij kelijk was hij niet met rijkdommen ge zegend en toch nam hij geen geld aan, wanneer hij het krijgen kon. Ja, hij werd er zelfs boos om als het hem werd aangeboden. Hij kon het geld toch goed gebruiken! Een wonderlijke kerelI Hardop zei hij echter: „Neemt .u me niet kwalijk. Ik wilde u niet beleedigen. Ik dacht, alleen „Denken kunt u zooveel u wilt." Pe ters' boosheid was alweer verdwenen. Hij glimlachte. „Maar u kunt heter hee- lemaal niets denken dan iets verkeerds. Als u nu hier in de stad een huis zoudt hebben en ik zou dén nacht bij u heb ben doorgebracht en dan zou ik u 's morgens geld in de hand hebben ge stopt, wat zoudt u dan denken?" „Maar mijnheer Peters", zei Stevens, in de war gebracht, „dat is toch heel wat anders. Ik ben rijk!" „Dat laat me koud!" antwoordde Pe ters. „Ik ben een gentleman. U mis schien ook. Kan de eene gentleman den ander voor een kleinen dienst nu geld geven?" „Neen", zei Stevens- onzeker. „Nu dari! Dan heeft u zooeven ge dacht, dat ik geen gentleman ben!" „Nonsens", zei Stevens. „U praat als een advocaat. U stelt de vragen zoo, dat ik er geen antwoord op kan geven. In ieder geval wilde ik u niet beleedigen en ik heb er nooit aan getwijfeld of u wel een gentleman was. „Goed", zei Peters. „Dan kunnen we nu voor het ontbijt gaan zorgen". Het keukentje was maar klein en er was geen plaats meer over. als Peters er zich in bevond. Hij vond dat gemak kelijk. dan hoefde hij niet heen en weer te loopen. Hij kon op één plek blijven staan en dan kon hij overal bij met zijn lange armen. Toen hij het theewater had opgezet, nam Peters wat geld. opende zachtjes de gangdeur en tuurde in het trappenhuis. De bewoner van den overkant in het zelfde huis was gemakzuchtig, die liet melk en versche broodjes bij zich bezor gen. Een zak met broodjes en een flesch melk stonden al naast de deur. Peters aarzelde niet., hij pakte het alles bij elkaar en legde er voor in de plaats het geld precies afgepast in een papiertje voor de deur. Zoo iets deed Peters wel meer. Hij was de meening toegedaan, dat het zijn buurman geen schade zou doen, wanneer hij zoo nu en dan zijn ontbijt zelf moest halen. Henry Stevens stapte onderwijl op het balconnetje en keek voorzichtig de straat af. Alles was nog stil. De men schen, meest kantoorpersoneel, die hier woonden, gingen gemeenlijk pas om een uur of acht naar hun bureaux. Misschien vijftig schreden van het huis verwijderd stond de auto van de melk- firma, dat was op het oogenblik alles, wat in de straat te zien was. De span ning was op het gezicht, van Stevens verdwenen. Onder het fluiten van een wijsje trad hij weer in de kamer terug. Intusschen had Peters het ontbijt binnengebracht. Op het gelaat van Ste vens was afkeuring te, lezen. „Geen kaas en geen jam?" Peters schudde het hoofd. „Kaas heeft hij niet besteld." „Wie?" vroeg Stevens, terwijl hij zich inschonk. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1940 | | pagina 2