sclijke belastingen moeten betalenhoewel de Consuls en Ge
zanten van Buitenlandscbc Mogendheden in Zwitserland vrijgesteld
zijn besloten op den te Bern wonenden Ncderlandschen Consul
het regt van represaille toe te passen.
Nijmegen, 9. Maart. Zaturdag den 3. Maart, omstreeks
's morgens ten 5 ure, is een bode, die door den Ontvanger
van Batenburg naar Tiel was gezonden ten einde bij den Be
taalmeester, cene zekere som te storten, onderweg aangerand
en hem een zak met geld bevattende, Rijksdaalders, Guldens
en 20 gulden aan goud afgenomen.
EENE BESCHOUWING
OVER DE
sasp es li i&iiiii@iii
VOOR MEREN EN DAMES.
(IJlt het Magazijn van Frater").
DE HAND.
De wijsgeer Anaxagoras was van oordeel dat de mensch
het overwigt over de andere schepselen aan zijne beide
handen had te danken. Indien wij in dien tijd leefden
dat de dieren spraken, wat zoude de aap, die vier
handen heeft, wel op zulk een gezegde antwoorden?
Met een weinig gezond apenversland zoude hij zeggen,
dat aan de met vier handen voorziene schepselen den
voorrang toekomt boven hen die maar twee handen
bezitten. Intusschen heeft reeds voor langen tijd Galenus
het paradoxe van Anaxagoras wcderlegd, en sedert
dien natuuronderzoeker verkeert de wereld in het denk
beeld, dat wij de verstandigste schepselen zijn, niet,
omdat wij handen hebben, doch integendeel handen
hebbenomdat wij het meest verstand bezitten. En zoo
betaamt het ook der waardigheid en verhevenheid van
den lieer der schepping, opdat men niet van hem
zegge, dat hij een onvolmaakte aap is, die met zijne
twee handen inet moeite tegen den boom der kennis
opklimme.
Bij de Egyptenaren was de hand het zinnebeeld der
sterkte, bij de Romeinen dat der trouw. Numa, ver
haalt men, wijdde haar met de grootste plegtigheid aan
de godin Fidelitas (der Trouw) toe. Wij zelfs stellen
ons door haar de verhevene magten voor, aan welke
ons lot is toevertrouwd. Wie geleidt of treft ons op de
reis onzes levens? De hand der Voorzienigheid of die
van het noodlot. De hand des tijd werpt koningrijken
omver en grift rimpels op ons voorhoofd. De milde
hand der natuur begiftigt ons met hare gaven en de
wreede hand des doods ontrukt ons die weder.
Waarom verbleekte die hoogmoedige Koning van Babel
bij hel luid gejuich van het feest dat hij zijne hovelin
gen gaf? Dewijl eene onzigtbare hand aan den muur
zijner zaal zijn doodvonnis had opgeschreven.
Onze voorouders zwoeren door middel der hand
betoonden hunne leenheercn hunne hulde met de hand
en lazen in de lijnen der hand de geheimen der toe
komst. Lang voor hot manipuleren van den magnetiseur
schreef men aan het opleggen der hand bijzondere
krachten toe. Bij alle jplegtige handelingen speelt de
hand eene belangrijke rol. Op den dag der krooning
wordt de hand der geregtigheid voor den Koning uitge
dragen: een kus op de hand des Konings is een teeken
van eerbied van de zijde van den onderdaan en van
gunst van de zijde van den Vorst. Bij minnenden betee-
kent een kus op de hand of een kushandje waarlijk
iets geheel anders, hoewel niet zooveel als een Fransche
minnedichter wil, die daarin een teeken ziet van den
hoogsten eisch en van de hoogste gunstbeloorung. Wan
neer wij ons voor de deelneming aan eene handeling,
die in ons bijzijn geschiedt, willen wachten, zeggen
wij, gelijk Pilatus: ik was mijne handen in onschuld.
Vrienden begroeten elkander door eenen handdruk
men vraagt om de hand eener dame, met wie men in
het huwelijk wil treden. Wat zouden Tooneelspelers,
Redenaars, Generaals aanvangen, zonder de hulp der
hand. Wij zijn intusschen niet geroepen, eene lofrede
op dit lid te houden; laten wij liever herhalen,
hetgeen de beroemde ontleedkundige Ch. Bell in zijn
werk over de hand vooral in haar roemt: «De men-
schelijke hand gehoorzaamt den prikkel van den wil,
zoo op het oogenblik, zoo naauwkeurig en vlug, dat men
zoude kunnen gelooven, dat zij de zetel van den wil
zelfs is. Alle hare bewegingen zijn zoo krachtig, zoo
vrij en toch zoo teeder, dat men haar een eigen instinkt
zoude kunnen toeschrijven en hare werking aanschou
wende in haar een eenvoudig zelfstandig mechanismus
ziet. Wij bedienen ons van de hand even zoo onbewust,
als wij ademen en herinneren ons evenmin aan hare
zwakke en onbekwame eerste pogingen dan aan de lange
oelening, die noodig was haar tot volkomenheid te
brengen.» Geen lid vertoont de doelmatigheid der
inrigtingen der natuur zoo oogen schijn lijk als de hand.
Door het gevoel volmaken wij de kennis, die ons het
oog van de voorwerpen der buitenwereld schenkt. De
spieren der schouders, van den arm, der hand zelfs,
verleenen aan de laatste eene verbazende gemakkelijk
heid haren veelvuldigen taak te vervullen, om te grij
pen naar zich te halenaf te stootenenz. De ongelijk
heid der vingers, hunne wapening door de nagels, de
buitengewone vrijheid in de bewegingen van den duim
alles heeft zijn in het oogvallend groot nut. Zoo zouden
wij nog menige ontleedkundige daadzaak kunnen aanha
len laat ons intusschen liever tot de zoogenaamde
belangrijke beschouwingen terugkeeren en vooreerst
over de uitwendige schoonheid der handen spreken.
Het moet van groote waarde zijn, wanneer de hand
blank is, dat is, eene gezonde natuurlijke, geene
ziekelijke wilheid bezit; zij is klassieker, wanneer zij
eenig rood laat doorschijnen. Want wat de sentimen-
teele dichters ook zeggen mogenwij hebben Homerus
en Virgilius voor ons, die meer dan eens, de roozen-
verwige vingers van Aurora roemen. Het schijnt,
dat eene witte hand voor een teeken der onschuld
geldt. In den «Groothertog van Florence» door Messinger
vindt men de plaats:
Laat deze hand mij een waarborg voor uwe
onschuld zijn'.
waarop Lydia antwoord:
Gij hebt zulk een bijgeloof niet noodig mijn hand
slag zij u alleen tot waarborg.
Een roode hand gaf eenen krijgsman, eene eeltachtige
een gemeen mensch te kennenwant de arbeid is ten
allen tijde voor gemeen gehouden geworden. Scipio
Nasika, de gezworene vijand van den bij het Romeinsche
gemeen beminden Tiberius Gracchusdong naar het
konsulaat. Hij stelde daarom alle middelen in het
werk, de stemmen van het volk voor zich te winnen,
doch koude zich desniettegenstaande niet inhoudentoen
een van hen hem op zekeren dag zijne eeltachtige hand
reikte, te zeggen: «Hoe, loopt gijlieden op uwe han
den Lord Bgron beweerdedat niets de hooge of
lage geboorte zoo zeer en beter aantoonde, dan de
hand, eene welgevormde hand was voor hem bijna het
eenige teeken van adelijke afkomst. Wat de groot
heid der hand aanbelangt, zoo moet dezelve, om fraai
te zijn, eerder achter de middelmaat terugblijven, dan
die overschrijden. De vingers moeten langwerpig doch
niet dor, de nagels ovaal zijn, zegt een levensbeschrij
ver, wanneer zij eenen fijnen smaak zullen bevredigen.
De hand van Bgron, zegt zijn levensbeschrijver, was bij
uitstek klein en stond in geheel geene verhouding met
zijn hoofd. Villiers, Hertog van Buckingham, was niet
minder trotsch op de fraaiheid zijner handen, als de
dichter. De handen van Sultan Mahmud II vielen insgelijks
door hunne uitstekende kleinheid in het oog. Benevens
andere ijdelheden haH de Koningin Elisabeth ook die,
zich te verbeelden, dat zij in dit opzigt door de natuur
geheel bijzonder begunstigd was. Alen verzekert, dat zij
iederen schilder die haar portraitteerde op het hart
drukte, hare handen met zorgvuldigheid te bewerken.