N°. 35. Dings dag12. Juuij. 1819. ADVERTENTIE-BL AS) AMERSFOORT, RII E NE W WIJK BIJ DUURSTEDE. NIEUWS- DER I3&ÉL JL ï«r TB? GO* ?SI EN (Semper idem). Dit Blad verschijnt geregeld om de 8 dagen, en wel des Dingsdagstegen 3,GO per jaar. Advertentie!) van 1-6 regels wordea geplaatst tegen ƒ0.GO; elke regel daarboven 10 Cents, behalve 0,35 Zcgclrcgt bij elke plaatsing. Stukken ter plaatsing moeten ingezonden worden te Amersfoort bij den Uitgever, te Wijk bij Duurstede bij W. F. STRAMROOD, te Rlienen hij GEUR. TAATS, Adres C. G. J. WOLTERS, te Utrecht bij j. 11. SIDDRE, en aan het Postkantoor te Amersfoort. Geldigheid der benoeming Tan den Heer Schelitts rati Leusden tot lid der Pro vinciale Staten. Naar men verneemt zijn er bij den Raad dezer slad bezwaren gerezen over de vraag of men al dan niet in plaats van den Heer van Walchren een nieuw lid voor de Provinciale Staten kon kiezen. De zaak heeft zich (indien wij wel onderrigt zijn) aldus toegedragen. De Heer van Walchren heeft aan den Raad te kennen ge geven, dat, daar het, naar zijne meening, nog steeds van kracht zijnde Reglement voor de Provinciale Staten van Utrecht de bepaling bevat, dat men niet te gelijk lid der Provinciale Staten en Staten Generaal kan zijn, hij zich door zitting le nemen in de tweede kamer der Staten-Generaal regtens ontslagen rekende als lid dei- Provinciale Staten; bijgevolg de bepalingen van art. 12 van dat Reglement over het vragen van ontslag op hem niet toepasselijk warenzoodat de Raad tot de keuze van zijnen opvolger behoorde over le gaanzonder daartoe eenige verdere aanschrijving le behoeven. Hiertegen nu waren als bezwaren geopperddat wel de vroegere Grondwet verbood (even als het Reglement) om te gelijk lid der Provinciale Staten en Staten-Generaal te zijn, doch dat dit verbod, voor zoo veel betreft de tweede kamer der Staten-Generaal, in de tegenwoordige niet opgenomen zijnde, deze uitsluiting als nu was komen te vervallen; dat wel is waar dit verbod nog voorkwam in meergemeld Reglement voor de Provinciale Staten, doch dat hetzelve op dit punt thans niet meer ais geldig kon beschouwd worden, als zijnde hierin strijdig met de tegenwoordige Grondwet. Datofschoon bij art. 3 der additionnele artikelen dier Grondwet be paald was, dat: «alle op het oogenblik der afkondiging van de veranderingen in de Grondwet verbindende «vvetten, reglementen en besluiten worden gehand- «haafd, totdat zij achtervolgens door andere worden vervangenzulks moest verstaan worden alleen voor zoover zij niet in strijd zijn met de Grondwet. De Heer van Walchrenmeende men, had alzoo, indien hij voor zich verlangde niet te gelijk lid der Provinciale Staten en Staten-Generaal te zijn, uit dien hoofde zijn ontslag te moeten vragen, en eerst nadat de Gedepu teerde Staten hem dit verleend haddenen zulks inge volge art. 12 van het Reglement door den Koning be krachtigd geworden ware, zoude de Raad tot de be noeming van een nieuw lid kunnen overgaan. Uit de benoeming van den Heer Schellus van Leus- don blijkt,, dat deze bezwaren geenen ingang bij den Raad hebben gevonden. Wij achten ze dan ook ijdel. Vooreerst valt op te merken, dat indien dezelve opgin gen, ook de Heer de Louter niet had kunnen gekozen zijn. Want in het Reglement staat wel dat de leden der Provinciale Staten zullen gekozen worden door de Ridder schap, de Steden en den Landelijken Stand, maar ook op dit punt is hetzelve eveneens in strijd met de tegenwoordige Grondwet, welke deze drie Standen niet kent, maar be veelt dat de leden der Staten regtstrceks door de ingezete nen zei ven zullen gekozen worden. Naar die leer alzoo, had men even als de Raad van Tiel (volgens de dagbladen zelfs met unanieme stemmen) moeten aannemen, dal de Raad door de invoering der nieuwe Grondwet de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Stalen heeft verloren. Ja zelfs, wij meenen, dat men nog eene schrede verder zou kunnen gaan, en beweren, dat de Raad zelf en de Staten niet meer bestaan, dewijl ze niet gekozen zijn op de wijze die de Grondwet voorschrijft; omdat men even goed zou kunnen zeggen, dat de voortduring van alle bestaande autoriteiten, bj art. 1 add. art. Grondw. verkondigd, alleen te verstaan is voor die autoriteiten, welke niet zijn benoemd op eene wijze strijdig niet de bepalingen in de tegenwoordige Grondwet vervat; im mers en in allen geval, dal zij slechts gehandhaafd worden iij hunne magt en attributen voor zoo ver zulks niet is in strijd met de Grondwet, zoodat alle vroegere magt en bevoegdheid, welke hun bij dezelve is ontnomen, reeds thans voor goed is komen te vervallen. Alle deze dwalingen en verkeerde beschouwingen hebben haren grond daarin, dat het meerendeel der natie zich verbeeldt te leven ouder de Grondwet van 1848, en maar niet kan begrijpen, dat, op eenige uit zonderingen na, alles provisioneel op den ouden voet is gebleven, als ware de vroegere Grondwet nog in volle werking. De oorzaak dezer dwaling is ligt te bevroeden. Toen namelijk op den 3. November 1848, de nieuwe Grondwet van de puijen der raadhuizen en in plegtige tereglzittingen van alle hoven en reglbanken met toe passelijke aanspraken werd afgekondigd, toen men de vlaggen van openbare en bijzondere gebouwen zag wappe ren en hoorde spreken van vrijlieidjam-gndsUjcnstoefening en onderwijs, regtstreekschc kettle vqju^volks^n plaat selijke vertegenwoordigersva^vew^rgjögwaiAhet regt van vereeniging, enz., enz.^meenden tie iffeeslèn, dat wij dit alles reeds haddenpn weig dat zulks nog maar beloofd wasVh bclïa|"vverkiezin gen voor de Slalen-Generaal) Ivqg iftoest kpmen, daar alle wetten, besluiten cn regleruefi*srf"oek zelfs df€ -

Historische kranten - Archief Eemland

Arrondissementsbode van Amersfoort | 1849 | | pagina 1