Binnenland.
Kreuszeitungwel toevertrouwd. En dat
de Freiherr ook avontuurlijke manieren
had, blijkt wel daaruit, dat hij wegens
oplichting en valschheid in geschrifte
werd veroordeeld tot 3 jaar gevange
nisstraf, die hij zeer burgerlijk uitzat.
De vrijheerlijke factor van zijn levens
probleem deed zich echter weer kennen,
toen hij voor de rechtbank vol trots
uitriep: „Zonder mij, ware de conser
vatieve partij den ondergang ten prooi
geweest."
Het woord abw irthschaften juist dezer
dagen weer in den Rijksdag als een
veel beteekeuende waarschuwing gebruikt
is ook op von Hammerstein van toepas
sing. Ilij „wirtschafte" zoodanig „ah",
dat van zijn vaderlijk erfdeel niets meer
overbleef en de journalistiek ook dezen
déclassé moest bergen. Daar heeft hij
ondertusscher. zijn schuldigheid gedaan.
In het leveren van „redactionecle lei
ding", het strijden voor tucht, zede,
orde, christendom en moraal, het maken
van schulden, het bewandelen der scha
duwrijke zijpaden van de liefde, wissel
ruiterij en als gezegd, oplichting. Wat
kan men meer van een hoofdredacteur,
die het leven breed opvat verlangen?
En toen het leven nog meer van hem
scheen te w illen eischen, en een Ti aub-
farbeblaadje, de Kleine Prcsse, kwam
aandragen met kolommen vol Hammer-
steinscho onthullingen toen kwam
zijn ridderlijke aard nog eens voor den
dag en daagde hij ieder op don revol
ver, (he durfde te wagen de beweringen
\an het blad gestand te doen. Bovendien
diende hij een klacht wegens laster
tegen het blad in. Graaf Kanitz en
Stöcker deden alles mi den man te red
den, maar van de gehoopte vervolging
kwam nietsDe steen was eenmaal aan
't rollen. Het comité van beheer van de
Kreuszeitung schorschte von Hammer
stein, deze vluchtte naar Italië en verder
naar Griekenland. Daar werd hij als
„anarchist" o, wijze internationale
politie de grenzen over gezet en aan
boord van een Lloydsehip naar Berlijn
overgebracht, waar hij zijn 3 jaar kreeg.
Hij verliet de gevangenis als een ge
broken man.
Merkwaardig dat zijn sterven samen
valt met den dood van Waldersec, wiens
geheime agent hij was in diens pogin
gen 0111 Bismarck te doen vallen. De
eenige van liet beruchte trio: Waldcr-
see-Stoecker-Hanimerstein, die nu nog
in leven is, is de gewezen hofprediker
Btoecker.
Hammerstein was lid van het Prui
sische huis van afgevaardigden gedurende
de perioden 18811890;en 18931895.
In den Rijksdag zat hij van '92'95.
Erkend moet worden dat hij een over-
grooten invloed in de conservatieve partij
heeft gehad; en zoo kan hij dienen als
een voorbeeld van de kwaliteit der steun
pilaren van den Duitsehen staat, waarvan
conservatieve en agrarische woordvoer
ders soms zoo hoog opgeven.
Te Petersburg is aangekomen admi
raal S t a c k e 1 b e rg, de oud-kommandant
van het Russisch Wladiwostokeskader.
Gij maakte de eerste tocht mee als
passagier, om zijn opvolger zoo noodig
nog mot raad te kunnen bijstaan.
Het spreekt van zelf, dat hij nu een
en ander heeft te vertellen, en dat er
heel wat mcnschen zijn, die nu eens
juiste berichten omtrent den oorlog den
ken te krijgen. Of zij niet teleurgesteld
zullen worden?
In marine-kringen hield men volgens
admiraal Stackelberg den oorlog voor
onvermijdelijk.
Hij zelf dacht, dat de oorlog reeds
vóór Januari begonnen zou zijn. In ieder
geval was er geen sprake van, dat de
Russische eskaders niet gereed voor het
gevecht waren. In December kreeg hij
reeds bevel de schepen in oorlogskleur
te laten verven en zoodra het ijs toeliet
werd dit dan ook gedaan.
Dadelijk na het bericht van de be
schieting van Port-Arthur voer kapitein
Reitzenstein uit en kwam na drie dagen
bij de Japansche kust (hetgeen betce-
kent, dat er doodbedaard gevaren is,
want de afstand Wladiwostok-IIakodate
is 23 uur).
De admiraal verbaalt vervolgens de
reeds bekende aanhouding van Japan
sche handelsschepen, waarvan men een
los liet, eensdeels wegens de moeilijk
heid om de equipage over te nemen,
andersdeels om het moreele effect, dat
hun verhalen over de tegenwoordigheid
der Russen zouden hebben.
Hakodate is niet beschoten.
Dagelijks verschijnen er in de Frank
furter Zeitung brieven over de stem
ming in Tokio.
In een dier brieven wordt meege
deeld, dat den lOen Febr. zich plotse
ling het gerucht verspreidde, dat 12
Russische schepen waren gezonken en
8 veroverd. De anders zoo bedaarde
Japanners waren uitgelaten en fakkel
optochten werden weldra georganiseerd.
Evenwel had dit iets van maakwerk.
De opgewonden vreugde steegzeerhoog
en de inteckeningen op het oorlogsfonds
hielden daarmede direct verband, het
geen den correspondent aanleiding geeft
om over een manoeuvre te praten, die
uitstekend geslaagd is.
Hij wijst er verder op, dat bij alle
geestdrift nergens baldadigheden tegen
vreemdelingen zijn voorgekomen, terw ijl
er trouwens ook zeer weinig dronken
menschen te zien waren. Hier en daar
keek men wel met leedvermaak naai
den vreemdeling en ook andere tceke-
neu wijzen er op, dat de oorlog als een
rassenoorlog gevoeld wordt door het
groote publick. Een algemeen gevaar
voor vreemdelingen acht de correspon
dent niet waarschijnlijk: misscliien zal
een op zich zelf staande aanval of een
relletje niet altijd te voorkomen zijn,
maar de Regeering is vastbesloten de
vreemdelingen te beschermen en zij heeft
de macht daartoe.
(■eniengde Berichten.
De opstand der Hcrrcro's Een
telegram van luitenant Lcutwein over
den nederlaag door de Duitsche troe
pen geleden deelt mede dat de kapitein
Prancois gedood is, benevens 5 luitenants
en een officier van gezondheid. Onder
de gewonden behooren maj. Glascnapp,
twee luitenants en een aantal minderen.
Ook hlijkt dat de onverwachte aanval
werd uitgevoerd door deTetjo-Herrero's
die doorgaan voor de meest strijdlustige
stam onder deze Kaffer-soort. Reeds in
1896 hadden de Duitsche troepen her
haaldelijk ernstige gevechten met hen
te doorstaan. Men neemt verder aan
dat de stellingen ditmaal door hen inge
nomen, het onverwachte van den aan
val, in hun voordeel zijn geweest, zoo
dat o. a. de Duitschers niet van hun
machinekanon gebruik konden maken.
De Al. Het vergaan van de En-
gelsche onderzeesche boot in de buurt
van het eiland Wight heeft een soort
consternatie te weeg gebracht onderhet
Engelschc publiek. De boot was geheel
nieuw en werd geacht te behooren tot
de beste van de geheele Engelsche
marine. En men vraagt zich af, waar
dan toch die buitengewone voortreffe
lijkheid in gelegen moet zijn, als liet
schip bij een eenvoudige manoevrc in
vredestijd al naar den grond gaat. Met
de bestuurbaarheid schijnt het in elk
geval zoo schitterend niet gesteld te
zijn; pessimisten maken vergelijkingen
met de marine vau Frankrijk, die tot
heden toe van zulke ongevallen ver
schoond mocht blijven.
De Niagara bedreigd. Onderne
mende industriëelen, waaronder |ook En
gelsche, hebben plan de kracht van het
water der Niagara te gebruiken als be
weegkracht voor fabrieken, die aan de
boorden der rivier zullen worden opge
richt. Het gevaar bestaat dat daardoor
de beroemde waterval belangrijk gede
cimeerd zal worden en jveel van zijn
schoonheid zal verhezen. De Senaat van
Washington heeft nu besloten president
Roosevelt te verzoeken, onderhandelin
gen te openen met het Engelsche gou
vernement, waardoor, naar men "hoopt,
het gevaar voor den Niagarawaterval
nog tijdig zal worden afgewend.
Ned. Bond van Kinderbe
scherming. Boerenleed.
Te Amsterdam is onder leiding van
Jhr. mr. Bethaan Macaré de algemeene
vergadering gehouden van den Ned:
Bond van Kinderbescherming. Aan
het jaarverslag is het volgende ontleend
Het bestuur mag op 1903 terugzien
als op een goed jaar, zoowel met het
oog op hetgeen op staatkundig en maat
schappelijk gebied als op hetgeen dooi
den Bond in het bijzonder is verricht
ten bate van de kinderbescherming. Het
vorig jaar werd nl. ingesteld een alge
meen college van toezicht, bijstand en
advies voor het Rijkstucht en opvoe
dingswezen bedoeld in art. 5 der peni-
tentiare kinderwet, tot voorzitter waar
van de president van den Bond, jhr.
mr. A. J. Rethaan Macaré is benoemd
en o.a. tot lid het bestuurslid prof. mr.
G. A. van Hamel.
In de tweede plaats werd bij konin
klijke boodschap van 9 September aan
de Tweede Kamer der Staten-Gencraal
ter overweging aangeboden een ontwerp
van de vet tot aanvulling en verhooging
van het 4e hoofdstuk der staatsbegroo-
ting. Daarbij werden de noodige gelden
aangevraagd voor den bouw van tucht
scholen. Met groote ingenomenheid werd
dat wetsontwerp begroet. Door de aan
neming zijn wij een belangrijke schrede
verder gekomen op den weg van voor
bereiding en volgens de verklaring van
den minister mogen wij de geheele in
werkingtreding der wetten tegemoet
zien tegen het einde van liet volgend
jaar.
De bond ging voort met woord en
daad zijne denkbeelden te propagccren,
veel werk en financieele opofferingen heeft
den hond gekost de uitgave van No. 7
der inededeelingen; „hypnose en sug
gestie als hulpmiddelen bij de opvoeding
van kinderen, ter bestrijding van ver
keerde neiging of hebbelijkheden of
slechte karaktervorming", door prof. dr.
Winkler te Am sterdam, prof. dr. M. C!
Schuyten te Antwerpen en dr. A. W.
van Renterghem te Amsterdam. Het
boekje schijnt ten volle de verwachting
die er van koesterde, te beantwoorden.
Van verschillende zijden werden aan
den Bond adviezen gevraagd wat in be
paalde gevallen aan te vangen met kin
deren, die noodzakelijke hulp en steun
behoefden, en voor wie men den rechten
weg niet wist; in het tijdschrift werd
gewaarschuwd tegen advertentiën waarin
opvoeding werd aangeboden voor kin
deren van 612 jaar. Men zalweldoen
eerst bij don bond inlichtingen te vragen
De periodiek aftredende bestuursleden,
de heeren, dr. Nolens, mr. Alex Wert-
hcim en Th. Nolen werden herkozen.
De Li in b urge rAankonjdiger schrijft
een hoofdartikel over „het tarief-ontwerp
en de boeren". Het geheel is een klacht
tegen het ministerie van de „kleine
luyden", dat in land en stad den klei
nen man zou helpen, dat in den nijve-
ren boerenstand de kracht der natie ziet.
In dat artikel wordt gewezen „op
zulke grove fout, op zulke onrechtvaar
digheid in het tarief, dat, wordt deze
niet verbeterd, het geheele ontwerp voor
ons onbruikbaar wordt en wij een „non
possuraus" er over moeten uitspreken."
„De talrijkste, de voor ons volksbestaan
onmisbaarste, de geheele Boerenstand
wordt getroffen met eene belasting van
millioenen per jaar." En dat, terwijl
„de boerenstand toch al niet bloeiend
is en door gebrek aan arbeidskrachten
zeer geschaad wordt, welk laatste euvel,
wanneer door de invoering van het
nieuwe tarief de Industrie in ons land
tot grooteren bloei mocht gebracht wor
den, zeer zal verergeren en denkelijk
den achteruitgang van het boerenbedrijf
snol zal doen toenemen."
De fout is, dat, terwijl men den ac
cijns op het geslacht behoudt, men de
producten van het geslacht, worden zij
uit den vreemde ingevoerd, luttel belast
of geheel vrijlaat.
De oorzaken van de fout zijn ten
eerste het niet hooren van landbouw
bonden en boerenbonden en ten tweede
de bangheid van den minister van finan
ciën om door het heffen van invoerrech
ten, geëvenredigd aan die hier geheven
worden van de producten van geslachte
beesten, de margarine-fabrikanten te
benadeelen.
Worden hier beesten, behalve varkens,
geslacht, dan betaalt men daarvan 10
pet. van vleescli, huiden, vet enz. Dat
brengt jaarlijks op pl. ni. 4 millioen
gulden, welke belasting uitsluitend op
de boeren drukt. Wil men dit niet ge-
hoven, men vergelijke den prijs van het
vee in naburige landen met dien van
hier.
Ingevoerd vleescli, versch of gezouten,
betaalt hier slechts zes gulden per 100
kilogram of ongeveer zeven procent.
Yet van runderen en schapen, onge-
smolteu, betaalt slechts drie gulden, maar
is het gesmolten, dan is het vrij. Been
deren zijn vrij. Huiden zijn vrij; en van
dat alles heeft de arme boer hier toch
tien procent te betalen. Is het niet God
geklaagd, dat in ons land, nu toch andere
industrieën beschermd worden, de boer
alleen bij het buitenland zoo schandelijk
wordt ten achter gesteld.
Wij berusten erin, dat zijne granen
niet beschermd worden, maar nooit zul
len wij er in berusten, dat op hem
alleen blijve drukken een jaarlijksche
last van vier millioen gulden, terwijl de
vreemdeling voor diezelfde goederen, bij
invoer hier te lande, weinig of niets
betaalt. Is men het hierin met ons eens,
dan ook op ten strijde, gij allen, land
bouwers en vrienden der landbouwers.
Toont |nu, gij onze afgevaardigden, dat
het u ernst was, toen gij beloofdetvoor
de boerenbelangen te zullen zorgen en
de zege zal ons zijn. Wij hebben het
bij de drankwet gezien. De brouwers,
branders, de hotelhouders, die in een
bond vereenigd, hunne stemmen deden
hooren, hebben hun zin gekregen. Ook
gij boeren, zult uw zin krijgen, mits gij
nu eendrachtig uwe stemmen verheft
onder de leus: Wij willen niet bij de
buitenlanders achtergesteld worden.Daar-
om of vrijdom van den accijns op het
geslacht, of belasting van den vreemde,
minstens zoo zwaar als wij.
l>e Sed. Hcrv. predikanten
en de llooger-Ondcrn'ij.swet.
Gisteren werd te Utrecht gehouden
de vergadering van Ned. Herv. predi
kanten, die bijeengeroepen waren met
het bekende doel.
Ongeveer 120 predikanten waren ter
vergadering aanwezig. Van 45 predikan
ten was bericht van sympathie met het
doel der bijeenkomst ingekomen. De
vergadering werd gepresideerd door ds.
Moquette van Rotterdam, die, de
opgekoménén welkom heetende opmerkte
dat de talrijke opkomst in deze voor
predikanten zoo drukke week, bewees
hoe zeer de zaak hun ten harte ging.
Niet onder den indruk van wrok,
zoo sprak de voorzitter verder, alsof
wij met iemand een rekening te veref
fenen hadden; niet onder den indruk
van vrees, die altoos slechte raadgeefster
is gebleken, maar onder den indruk van
zeker ge:echtvaardigd wantrouwen zijn
wij samen gekomen.
Daarom grijpen wij moed, alsPaulus
bij do „Drie Tabernen", nu wij zoovelen
zien die ons wantrouwen doelen.
Wij komen op voor onze volkskerk,
en wij wallen haar niet prijsgeven aan
die haar haten. Onze actie begint laat.
Maar wie was er op voorbereid dat bij
een schijnbaar nietige zaak zoo princi
pieel gevaar zou blijken te bestaan De
debatten hebben ons de oogen geopend.
De Hervormde Kerk heeft de oprichting
van de „Vrije Universiteit", moeten
betalen met de Doleantie, zes jaren later.
Zoo zal het ook nu gaan.Den effectus
civilis, verleend aan de Vrije Univer
siteit zal zij moeten betalen met haar
eigon bloed. Want de tegenstelling zal
worden: vrije, d. i. vrome, geloovige,
universiteit tegenover de ongeloovige.
Wij nu kennen geloovige en ongeloovige
mannen van wetenschapmaar wij ken
nen geen geloovige en ongeloovige we
tenschap. Met een beroep op de vrijheid
komt er een bevoorrechting van een
minderheid. Op Seinpost is eens ge
bleken hoe vrij de Vrije Universiteit is:
gebonden aan de meening van contribu
anten. En die universitoit wil bewaarster
zijn van de principieele wetenschapAls
onzo kerk, wat komen moet bij toeken
ning van rechten aan de Vrije Univer
siteit, heeft te oordeelen over de toela
ting van candidaten der Vrije Universi
teit tot het predikambt, zal zij moeten
zeggen: non tali auxilio! De grondslag
van het gebouw, ter bewoning aangebo
den aan de principieele wetenschap, is
vicieus. Toch moet deze bevoorrechting
op nieuwe scheuring uitloopen. Daarom
komen wij op voor de belangen der
Ned. Herv. Kerk, welke zijn de belan
gen van heel ons volk. Een politieke
actie bedoelen wij niet. Buiten de poli
tiek om willen we manen totprude ntie.
Om succes is het ons op zich zelf niet
te doen. Als wij waarschuwen waar spie
ken plicht is, laten wij verder de zaak
aan God over. Houdt Christus zijne kerk
in stand, zoo mag de hel vrij woeden.
Gezeten aan Gods rechterhand, kan Hij
hij haar wel behoeden.
Nadat dit openingswoord met groot
applaus was begroet, werd door verschil
lende leden het woord gevoerd. Niet
één stem ging in de vergadering op
vóór de aanhangige wijziging.
Indruk maakten o. m. de woorden van
dr. G. J. Vos, die een parallel trok
tusschen de hooge eischen, die aan de
Amsterdamsche Stedelijke Universiteit
worden gesteld om zich te handhaven
en de zeer poovere waarborgen, die van
do Vrije Universiteit zullen gevraagd
worden.
Na beraadslaging werd met zoo goed
als algemeene stemmen aangenomen dat
de vergadering zich zal richten tot de
leden der Tweede Kamer met eene motie
van den volgenden inhoud:
„De vergadering van predikanten der
Ned. Herv. Kerk, gehouden te Utrecht
den 22stcn Maart,
spreekt uit,
dat de intrekking of de afstemming
van het aanhangige wetsontwerp tot
wijziging der wet op het hooger onder
wijs een eisch is.
1° van trouw aan het Protestantsch
beginsel,
2". van recht tegenover het historisch
karakter der Hervormde Kerk inzake
de theologische faculteit.
3°. van financieel en wetenschappelijk
belang voor het Nederlandsche volk".
Arbeidscontract.
Het bestuur van de Vereeniging van
Nederlandsche Werkgevers heeft zich,
in zake het ontwerp van wet tot wijzi
ging en aanvulling van de bepalingen
in liet B.-W. omtrent hum- van dienst
boden en werklieden enz., met een adres
tot de Tweede Kamer gewend, waarin
ingenomenheid wordt betuigd over de
indiening van dit ontwerp.
Met het beginsel en de grondgedachte
der ontworpen regeling kan hetbestuur
zich volkomen vereenigen en in 't alge
meen ook met de bijzonderheden dier
regeling, maar het oppert eenige beden
kingen ten opzichte van eenige punten.
Zoo wordt aangedrongen op het doen
vervallen van art. 16371 en het daar
voor in de plaats stellen van de eenvou
dige bepaling dat de betaling van loon
in ongeoorloofde bestanddeelen niet als
betaling geldt.
Hun tweede opmerking betreft art.
1637m, waar in de tweede zinsnede
sub 2° en 3° gezegd wordt dat toege
staan wordt een beding, krachtens het
welk de arbeider deelneemt in eenig
(aan bij bestuursmaatregel gestelde voor
waarden voldoen) fonds of een deel van
het loon van minderjarigen in de Rijks
postspaarbank kan worden belegd. Het
bestuur acht het in het wezenlijk belang
der arbeiders dat detoepassingdezerbeide
bepalingen niet uit vrees voor moge
lijke misbruiken te zeer worde beperkt,
liet verzoekt daarom het daarheen te
willen leiden dat uit de bepaling sub
3° de beperking tot de Rijkspostspaar
bank wegvalt en het dringt aan op een
inet de eischen der practijk rekening
houdende samenstelling van den bedoel
den bestuursmaatregel, zoodat daardoor
het voortbestaan van deugdelijk geble
ken fondsen niet in de waagschaal wordt
gesteld.
Niet zonder bedenking schijnt het
bestuur de bepaling van art. 1638c: de
arbeider verliest niet zijn aanspraak op
het overeengekomen naar tijdruimte
vastgesteld loon, wanneer hij verhinderd
is geweest den bedongen arbeid te ver
richten, tengevolge van een niet door
opzet of onzedelijkheid veroorzaakte
ziekte. Het voornaamste bezwaar is niet dat
het „opzet" moeielijk te bewijzen zal
zijn, maar het komt het bestuur voor
dat door deze bepaling een regeling
wordt vastgesteld, welke vooruit loopt
op de eerlang te wachten wetsvoordracht
nopens ziekteverzekering. Het bestuur
oordeelt dat dit artikel noch in het be
lang der werkgevers, noch en wel
veel minder in het belang der ar
beiders zijn zal; dat een incidenteele
regeling als deze niet in het ontwerp
thuis behoort, en dat bovendien de voor
gedragen regeling in de praktijk tot
ernstige bezwaren zou leiden, hetgeen
met voorbeelden wordt aangetoond.
In art. 1638q wordt bepaald dat het
loon moet worden betaald uiterlijk den
derden dag; blijkens de Mem. van loei.
geldt de Zondag niet als een vrijen dag,
zoodat het op Zaterdag verschuldigde
loon, uiterlijk den volgenden Dinsdag
betaald moet worden. Te dezer zake
merkt het bestuur op dat deze regel
tot bezwaren zal aanleiding geven in
groote ondernemingen, waar een talrijk,
personeel op stukloon werkt; met "de
berekening van het aan ieder toeko
mende' zijn vaak meer dan twefe dagen-
gemoeid; moet de betaling uiteriijk
Dinsdag plaats hebben, dan zal Zondag-
arbeid vaak onvermijdelijk zijn voor hen,
die met de berekening der loonen zijn
belast.
In hetzelfde art. wordt voorts bij
de te late loonsbetaling een rente
voet voor schadeloosstelling vastgesteld,
welke adr. buitensporig hoog acht.
Ten aanzien der artikelen 1619i en
1639j, waarin voor opzegging der dienst
betrekking van onbcpaalden duur de
termijn is 1 week mot verlenging van
telkens 2 weken voor elk onafgebroken
jaar, tot een maximum vau 26, wijst
adr. er op dat ook deze bepaling inde
practijk tot einstige moeielijkheden aan
leiding kan geven voor werkgevers, ter
wijl door deze bepaling ook de arbeider
door den vaak langdurigen opzeggings
termijn niet zelden meer gebonden kan
worden dan voor hem gewenscht is.
Adr. is van meening dat de wetgever
voor de opzegging der dienstbetrekking
van onbcpaalden duur een vasten ter
mijn van b.v. 4 weken buiten verband
met het aantal dienstjaren moet stellen;
een termijn welke als wettelijk minimum
gelde.
Eindelijk worden nog eenige beden
kingen in het midden gebracht ten aan
zien der eigenmachtige verbreking van
de dienstbetrekking.
Vooreerst wordt de redactie der over
eenkomstige bepalingen in vóór-ontwerp-
Drucker gelukkiger geacht, terwijl een
andere opmerking betreft de hoegrootheid
der schadeloosstelling bij eigenmachtige
verbreking. Ook te dien aanzien geeft
adressant aan mr. Drucker's stelsel
verbeurte van tw ee weken loon of vast
steling van het bedrag door den rech
ter de voorkeur boven het stelsel
van de regeering.
UIT DE PERS.
Groote opruiming.
De Haagsche Kroniekschrijver der
Nieuwe Groninger Courant geeft
een beschouwing over hetgeen de Eerste
Kamer ten aanzien van het wetsontwerp
tot wijziging der wet op het hooger
onderwijs zal beslissen en vervolgt daarna
„Intusschen is het zeker dat de regee-
ring geenszins gerust is op den afloop
dat zij het moge dan oin de hooger
onderwijs-, drank- of tariefwet zijn
haar einde zelf ziet naderen. En dat is
zoo waar, dat men het in in do minis-
tertëele bureaux begint te ontdekken.
De ministers maken met allerlei zaken,
die zij zich verplicht rekenen in hun
ministerieele leven tot afdoening te bren
gen, veel haast; er is iets merkbaar van
die zenuwachtige zucht naar „oprui
ming", die gewoonlijk het einde van
een Kabinet voorafgaat,