Binnenland. Kreuszeitungwel toevertrouwd. En dat de Freiherr ook avontuurlijke manieren had, blijkt wel daaruit, dat hij wegens oplichting en valschheid in geschrifte werd veroordeeld tot 3 jaar gevange nisstraf, die hij zeer burgerlijk uitzat. De vrijheerlijke factor van zijn levens probleem deed zich echter weer kennen, toen hij voor de rechtbank vol trots uitriep: „Zonder mij, ware de conser vatieve partij den ondergang ten prooi geweest." Het woord abw irthschaften juist dezer dagen weer in den Rijksdag als een veel beteekeuende waarschuwing gebruikt is ook op von Hammerstein van toepas sing. Ilij „wirtschafte" zoodanig „ah", dat van zijn vaderlijk erfdeel niets meer overbleef en de journalistiek ook dezen déclassé moest bergen. Daar heeft hij ondertusscher. zijn schuldigheid gedaan. In het leveren van „redactionecle lei ding", het strijden voor tucht, zede, orde, christendom en moraal, het maken van schulden, het bewandelen der scha duwrijke zijpaden van de liefde, wissel ruiterij en als gezegd, oplichting. Wat kan men meer van een hoofdredacteur, die het leven breed opvat verlangen? En toen het leven nog meer van hem scheen te w illen eischen, en een Ti aub- farbeblaadje, de Kleine Prcsse, kwam aandragen met kolommen vol Hammer- steinscho onthullingen toen kwam zijn ridderlijke aard nog eens voor den dag en daagde hij ieder op don revol ver, (he durfde te wagen de beweringen \an het blad gestand te doen. Bovendien diende hij een klacht wegens laster tegen het blad in. Graaf Kanitz en Stöcker deden alles mi den man te red den, maar van de gehoopte vervolging kwam nietsDe steen was eenmaal aan 't rollen. Het comité van beheer van de Kreuszeitung schorschte von Hammer stein, deze vluchtte naar Italië en verder naar Griekenland. Daar werd hij als „anarchist" o, wijze internationale politie de grenzen over gezet en aan boord van een Lloydsehip naar Berlijn overgebracht, waar hij zijn 3 jaar kreeg. Hij verliet de gevangenis als een ge broken man. Merkwaardig dat zijn sterven samen valt met den dood van Waldersec, wiens geheime agent hij was in diens pogin gen 0111 Bismarck te doen vallen. De eenige van liet beruchte trio: Waldcr- see-Stoecker-Hanimerstein, die nu nog in leven is, is de gewezen hofprediker Btoecker. Hammerstein was lid van het Prui sische huis van afgevaardigden gedurende de perioden 18811890;en 18931895. In den Rijksdag zat hij van '92'95. Erkend moet worden dat hij een over- grooten invloed in de conservatieve partij heeft gehad; en zoo kan hij dienen als een voorbeeld van de kwaliteit der steun pilaren van den Duitsehen staat, waarvan conservatieve en agrarische woordvoer ders soms zoo hoog opgeven. Te Petersburg is aangekomen admi raal S t a c k e 1 b e rg, de oud-kommandant van het Russisch Wladiwostokeskader. Gij maakte de eerste tocht mee als passagier, om zijn opvolger zoo noodig nog mot raad te kunnen bijstaan. Het spreekt van zelf, dat hij nu een en ander heeft te vertellen, en dat er heel wat mcnschen zijn, die nu eens juiste berichten omtrent den oorlog den ken te krijgen. Of zij niet teleurgesteld zullen worden? In marine-kringen hield men volgens admiraal Stackelberg den oorlog voor onvermijdelijk. Hij zelf dacht, dat de oorlog reeds vóór Januari begonnen zou zijn. In ieder geval was er geen sprake van, dat de Russische eskaders niet gereed voor het gevecht waren. In December kreeg hij reeds bevel de schepen in oorlogskleur te laten verven en zoodra het ijs toeliet werd dit dan ook gedaan. Dadelijk na het bericht van de be schieting van Port-Arthur voer kapitein Reitzenstein uit en kwam na drie dagen bij de Japansche kust (hetgeen betce- kent, dat er doodbedaard gevaren is, want de afstand Wladiwostok-IIakodate is 23 uur). De admiraal verbaalt vervolgens de reeds bekende aanhouding van Japan sche handelsschepen, waarvan men een los liet, eensdeels wegens de moeilijk heid om de equipage over te nemen, andersdeels om het moreele effect, dat hun verhalen over de tegenwoordigheid der Russen zouden hebben. Hakodate is niet beschoten. Dagelijks verschijnen er in de Frank furter Zeitung brieven over de stem ming in Tokio. In een dier brieven wordt meege deeld, dat den lOen Febr. zich plotse ling het gerucht verspreidde, dat 12 Russische schepen waren gezonken en 8 veroverd. De anders zoo bedaarde Japanners waren uitgelaten en fakkel optochten werden weldra georganiseerd. Evenwel had dit iets van maakwerk. De opgewonden vreugde steegzeerhoog en de inteckeningen op het oorlogsfonds hielden daarmede direct verband, het geen den correspondent aanleiding geeft om over een manoeuvre te praten, die uitstekend geslaagd is. Hij wijst er verder op, dat bij alle geestdrift nergens baldadigheden tegen vreemdelingen zijn voorgekomen, terw ijl er trouwens ook zeer weinig dronken menschen te zien waren. Hier en daar keek men wel met leedvermaak naai den vreemdeling en ook andere tceke- neu wijzen er op, dat de oorlog als een rassenoorlog gevoeld wordt door het groote publick. Een algemeen gevaar voor vreemdelingen acht de correspon dent niet waarschijnlijk: misscliien zal een op zich zelf staande aanval of een relletje niet altijd te voorkomen zijn, maar de Regeering is vastbesloten de vreemdelingen te beschermen en zij heeft de macht daartoe. (■eniengde Berichten. De opstand der Hcrrcro's Een telegram van luitenant Lcutwein over den nederlaag door de Duitsche troe pen geleden deelt mede dat de kapitein Prancois gedood is, benevens 5 luitenants en een officier van gezondheid. Onder de gewonden behooren maj. Glascnapp, twee luitenants en een aantal minderen. Ook hlijkt dat de onverwachte aanval werd uitgevoerd door deTetjo-Herrero's die doorgaan voor de meest strijdlustige stam onder deze Kaffer-soort. Reeds in 1896 hadden de Duitsche troepen her haaldelijk ernstige gevechten met hen te doorstaan. Men neemt verder aan dat de stellingen ditmaal door hen inge nomen, het onverwachte van den aan val, in hun voordeel zijn geweest, zoo dat o. a. de Duitschers niet van hun machinekanon gebruik konden maken. De Al. Het vergaan van de En- gelsche onderzeesche boot in de buurt van het eiland Wight heeft een soort consternatie te weeg gebracht onderhet Engelschc publiek. De boot was geheel nieuw en werd geacht te behooren tot de beste van de geheele Engelsche marine. En men vraagt zich af, waar dan toch die buitengewone voortreffe lijkheid in gelegen moet zijn, als liet schip bij een eenvoudige manoevrc in vredestijd al naar den grond gaat. Met de bestuurbaarheid schijnt het in elk geval zoo schitterend niet gesteld te zijn; pessimisten maken vergelijkingen met de marine vau Frankrijk, die tot heden toe van zulke ongevallen ver schoond mocht blijven. De Niagara bedreigd. Onderne mende industriëelen, waaronder |ook En gelsche, hebben plan de kracht van het water der Niagara te gebruiken als be weegkracht voor fabrieken, die aan de boorden der rivier zullen worden opge richt. Het gevaar bestaat dat daardoor de beroemde waterval belangrijk gede cimeerd zal worden en jveel van zijn schoonheid zal verhezen. De Senaat van Washington heeft nu besloten president Roosevelt te verzoeken, onderhandelin gen te openen met het Engelsche gou vernement, waardoor, naar men "hoopt, het gevaar voor den Niagarawaterval nog tijdig zal worden afgewend. Ned. Bond van Kinderbe scherming. Boerenleed. Te Amsterdam is onder leiding van Jhr. mr. Bethaan Macaré de algemeene vergadering gehouden van den Ned: Bond van Kinderbescherming. Aan het jaarverslag is het volgende ontleend Het bestuur mag op 1903 terugzien als op een goed jaar, zoowel met het oog op hetgeen op staatkundig en maat schappelijk gebied als op hetgeen dooi den Bond in het bijzonder is verricht ten bate van de kinderbescherming. Het vorig jaar werd nl. ingesteld een alge meen college van toezicht, bijstand en advies voor het Rijkstucht en opvoe dingswezen bedoeld in art. 5 der peni- tentiare kinderwet, tot voorzitter waar van de president van den Bond, jhr. mr. A. J. Rethaan Macaré is benoemd en o.a. tot lid het bestuurslid prof. mr. G. A. van Hamel. In de tweede plaats werd bij konin klijke boodschap van 9 September aan de Tweede Kamer der Staten-Gencraal ter overweging aangeboden een ontwerp van de vet tot aanvulling en verhooging van het 4e hoofdstuk der staatsbegroo- ting. Daarbij werden de noodige gelden aangevraagd voor den bouw van tucht scholen. Met groote ingenomenheid werd dat wetsontwerp begroet. Door de aan neming zijn wij een belangrijke schrede verder gekomen op den weg van voor bereiding en volgens de verklaring van den minister mogen wij de geheele in werkingtreding der wetten tegemoet zien tegen het einde van liet volgend jaar. De bond ging voort met woord en daad zijne denkbeelden te propagccren, veel werk en financieele opofferingen heeft den hond gekost de uitgave van No. 7 der inededeelingen; „hypnose en sug gestie als hulpmiddelen bij de opvoeding van kinderen, ter bestrijding van ver keerde neiging of hebbelijkheden of slechte karaktervorming", door prof. dr. Winkler te Am sterdam, prof. dr. M. C! Schuyten te Antwerpen en dr. A. W. van Renterghem te Amsterdam. Het boekje schijnt ten volle de verwachting die er van koesterde, te beantwoorden. Van verschillende zijden werden aan den Bond adviezen gevraagd wat in be paalde gevallen aan te vangen met kin deren, die noodzakelijke hulp en steun behoefden, en voor wie men den rechten weg niet wist; in het tijdschrift werd gewaarschuwd tegen advertentiën waarin opvoeding werd aangeboden voor kin deren van 612 jaar. Men zalweldoen eerst bij don bond inlichtingen te vragen De periodiek aftredende bestuursleden, de heeren, dr. Nolens, mr. Alex Wert- hcim en Th. Nolen werden herkozen. De Li in b urge rAankonjdiger schrijft een hoofdartikel over „het tarief-ontwerp en de boeren". Het geheel is een klacht tegen het ministerie van de „kleine luyden", dat in land en stad den klei nen man zou helpen, dat in den nijve- ren boerenstand de kracht der natie ziet. In dat artikel wordt gewezen „op zulke grove fout, op zulke onrechtvaar digheid in het tarief, dat, wordt deze niet verbeterd, het geheele ontwerp voor ons onbruikbaar wordt en wij een „non possuraus" er over moeten uitspreken." „De talrijkste, de voor ons volksbestaan onmisbaarste, de geheele Boerenstand wordt getroffen met eene belasting van millioenen per jaar." En dat, terwijl „de boerenstand toch al niet bloeiend is en door gebrek aan arbeidskrachten zeer geschaad wordt, welk laatste euvel, wanneer door de invoering van het nieuwe tarief de Industrie in ons land tot grooteren bloei mocht gebracht wor den, zeer zal verergeren en denkelijk den achteruitgang van het boerenbedrijf snol zal doen toenemen." De fout is, dat, terwijl men den ac cijns op het geslacht behoudt, men de producten van het geslacht, worden zij uit den vreemde ingevoerd, luttel belast of geheel vrijlaat. De oorzaken van de fout zijn ten eerste het niet hooren van landbouw bonden en boerenbonden en ten tweede de bangheid van den minister van finan ciën om door het heffen van invoerrech ten, geëvenredigd aan die hier geheven worden van de producten van geslachte beesten, de margarine-fabrikanten te benadeelen. Worden hier beesten, behalve varkens, geslacht, dan betaalt men daarvan 10 pet. van vleescli, huiden, vet enz. Dat brengt jaarlijks op pl. ni. 4 millioen gulden, welke belasting uitsluitend op de boeren drukt. Wil men dit niet ge- hoven, men vergelijke den prijs van het vee in naburige landen met dien van hier. Ingevoerd vleescli, versch of gezouten, betaalt hier slechts zes gulden per 100 kilogram of ongeveer zeven procent. Yet van runderen en schapen, onge- smolteu, betaalt slechts drie gulden, maar is het gesmolten, dan is het vrij. Been deren zijn vrij. Huiden zijn vrij; en van dat alles heeft de arme boer hier toch tien procent te betalen. Is het niet God geklaagd, dat in ons land, nu toch andere industrieën beschermd worden, de boer alleen bij het buitenland zoo schandelijk wordt ten achter gesteld. Wij berusten erin, dat zijne granen niet beschermd worden, maar nooit zul len wij er in berusten, dat op hem alleen blijve drukken een jaarlijksche last van vier millioen gulden, terwijl de vreemdeling voor diezelfde goederen, bij invoer hier te lande, weinig of niets betaalt. Is men het hierin met ons eens, dan ook op ten strijde, gij allen, land bouwers en vrienden der landbouwers. Toont |nu, gij onze afgevaardigden, dat het u ernst was, toen gij beloofdetvoor de boerenbelangen te zullen zorgen en de zege zal ons zijn. Wij hebben het bij de drankwet gezien. De brouwers, branders, de hotelhouders, die in een bond vereenigd, hunne stemmen deden hooren, hebben hun zin gekregen. Ook gij boeren, zult uw zin krijgen, mits gij nu eendrachtig uwe stemmen verheft onder de leus: Wij willen niet bij de buitenlanders achtergesteld worden.Daar- om of vrijdom van den accijns op het geslacht, of belasting van den vreemde, minstens zoo zwaar als wij. l>e Sed. Hcrv. predikanten en de llooger-Ondcrn'ij.swet. Gisteren werd te Utrecht gehouden de vergadering van Ned. Herv. predi kanten, die bijeengeroepen waren met het bekende doel. Ongeveer 120 predikanten waren ter vergadering aanwezig. Van 45 predikan ten was bericht van sympathie met het doel der bijeenkomst ingekomen. De vergadering werd gepresideerd door ds. Moquette van Rotterdam, die, de opgekoménén welkom heetende opmerkte dat de talrijke opkomst in deze voor predikanten zoo drukke week, bewees hoe zeer de zaak hun ten harte ging. Niet onder den indruk van wrok, zoo sprak de voorzitter verder, alsof wij met iemand een rekening te veref fenen hadden; niet onder den indruk van vrees, die altoos slechte raadgeefster is gebleken, maar onder den indruk van zeker ge:echtvaardigd wantrouwen zijn wij samen gekomen. Daarom grijpen wij moed, alsPaulus bij do „Drie Tabernen", nu wij zoovelen zien die ons wantrouwen doelen. Wij komen op voor onze volkskerk, en wij wallen haar niet prijsgeven aan die haar haten. Onze actie begint laat. Maar wie was er op voorbereid dat bij een schijnbaar nietige zaak zoo princi pieel gevaar zou blijken te bestaan De debatten hebben ons de oogen geopend. De Hervormde Kerk heeft de oprichting van de „Vrije Universiteit", moeten betalen met de Doleantie, zes jaren later. Zoo zal het ook nu gaan.Den effectus civilis, verleend aan de Vrije Univer siteit zal zij moeten betalen met haar eigon bloed. Want de tegenstelling zal worden: vrije, d. i. vrome, geloovige, universiteit tegenover de ongeloovige. Wij nu kennen geloovige en ongeloovige mannen van wetenschapmaar wij ken nen geen geloovige en ongeloovige we tenschap. Met een beroep op de vrijheid komt er een bevoorrechting van een minderheid. Op Seinpost is eens ge bleken hoe vrij de Vrije Universiteit is: gebonden aan de meening van contribu anten. En die universitoit wil bewaarster zijn van de principieele wetenschapAls onzo kerk, wat komen moet bij toeken ning van rechten aan de Vrije Univer siteit, heeft te oordeelen over de toela ting van candidaten der Vrije Universi teit tot het predikambt, zal zij moeten zeggen: non tali auxilio! De grondslag van het gebouw, ter bewoning aangebo den aan de principieele wetenschap, is vicieus. Toch moet deze bevoorrechting op nieuwe scheuring uitloopen. Daarom komen wij op voor de belangen der Ned. Herv. Kerk, welke zijn de belan gen van heel ons volk. Een politieke actie bedoelen wij niet. Buiten de poli tiek om willen we manen totprude ntie. Om succes is het ons op zich zelf niet te doen. Als wij waarschuwen waar spie ken plicht is, laten wij verder de zaak aan God over. Houdt Christus zijne kerk in stand, zoo mag de hel vrij woeden. Gezeten aan Gods rechterhand, kan Hij hij haar wel behoeden. Nadat dit openingswoord met groot applaus was begroet, werd door verschil lende leden het woord gevoerd. Niet één stem ging in de vergadering op vóór de aanhangige wijziging. Indruk maakten o. m. de woorden van dr. G. J. Vos, die een parallel trok tusschen de hooge eischen, die aan de Amsterdamsche Stedelijke Universiteit worden gesteld om zich te handhaven en de zeer poovere waarborgen, die van do Vrije Universiteit zullen gevraagd worden. Na beraadslaging werd met zoo goed als algemeene stemmen aangenomen dat de vergadering zich zal richten tot de leden der Tweede Kamer met eene motie van den volgenden inhoud: „De vergadering van predikanten der Ned. Herv. Kerk, gehouden te Utrecht den 22stcn Maart, spreekt uit, dat de intrekking of de afstemming van het aanhangige wetsontwerp tot wijziging der wet op het hooger onder wijs een eisch is. 1° van trouw aan het Protestantsch beginsel, 2". van recht tegenover het historisch karakter der Hervormde Kerk inzake de theologische faculteit. 3°. van financieel en wetenschappelijk belang voor het Nederlandsche volk". Arbeidscontract. Het bestuur van de Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers heeft zich, in zake het ontwerp van wet tot wijzi ging en aanvulling van de bepalingen in liet B.-W. omtrent hum- van dienst boden en werklieden enz., met een adres tot de Tweede Kamer gewend, waarin ingenomenheid wordt betuigd over de indiening van dit ontwerp. Met het beginsel en de grondgedachte der ontworpen regeling kan hetbestuur zich volkomen vereenigen en in 't alge meen ook met de bijzonderheden dier regeling, maar het oppert eenige beden kingen ten opzichte van eenige punten. Zoo wordt aangedrongen op het doen vervallen van art. 16371 en het daar voor in de plaats stellen van de eenvou dige bepaling dat de betaling van loon in ongeoorloofde bestanddeelen niet als betaling geldt. Hun tweede opmerking betreft art. 1637m, waar in de tweede zinsnede sub 2° en 3° gezegd wordt dat toege staan wordt een beding, krachtens het welk de arbeider deelneemt in eenig (aan bij bestuursmaatregel gestelde voor waarden voldoen) fonds of een deel van het loon van minderjarigen in de Rijks postspaarbank kan worden belegd. Het bestuur acht het in het wezenlijk belang der arbeiders dat detoepassingdezerbeide bepalingen niet uit vrees voor moge lijke misbruiken te zeer worde beperkt, liet verzoekt daarom het daarheen te willen leiden dat uit de bepaling sub 3° de beperking tot de Rijkspostspaar bank wegvalt en het dringt aan op een inet de eischen der practijk rekening houdende samenstelling van den bedoel den bestuursmaatregel, zoodat daardoor het voortbestaan van deugdelijk geble ken fondsen niet in de waagschaal wordt gesteld. Niet zonder bedenking schijnt het bestuur de bepaling van art. 1638c: de arbeider verliest niet zijn aanspraak op het overeengekomen naar tijdruimte vastgesteld loon, wanneer hij verhinderd is geweest den bedongen arbeid te ver richten, tengevolge van een niet door opzet of onzedelijkheid veroorzaakte ziekte. Het voornaamste bezwaar is niet dat het „opzet" moeielijk te bewijzen zal zijn, maar het komt het bestuur voor dat door deze bepaling een regeling wordt vastgesteld, welke vooruit loopt op de eerlang te wachten wetsvoordracht nopens ziekteverzekering. Het bestuur oordeelt dat dit artikel noch in het be lang der werkgevers, noch en wel veel minder in het belang der ar beiders zijn zal; dat een incidenteele regeling als deze niet in het ontwerp thuis behoort, en dat bovendien de voor gedragen regeling in de praktijk tot ernstige bezwaren zou leiden, hetgeen met voorbeelden wordt aangetoond. In art. 1638q wordt bepaald dat het loon moet worden betaald uiterlijk den derden dag; blijkens de Mem. van loei. geldt de Zondag niet als een vrijen dag, zoodat het op Zaterdag verschuldigde loon, uiterlijk den volgenden Dinsdag betaald moet worden. Te dezer zake merkt het bestuur op dat deze regel tot bezwaren zal aanleiding geven in groote ondernemingen, waar een talrijk, personeel op stukloon werkt; met "de berekening van het aan ieder toeko mende' zijn vaak meer dan twefe dagen- gemoeid; moet de betaling uiteriijk Dinsdag plaats hebben, dan zal Zondag- arbeid vaak onvermijdelijk zijn voor hen, die met de berekening der loonen zijn belast. In hetzelfde art. wordt voorts bij de te late loonsbetaling een rente voet voor schadeloosstelling vastgesteld, welke adr. buitensporig hoog acht. Ten aanzien der artikelen 1619i en 1639j, waarin voor opzegging der dienst betrekking van onbcpaalden duur de termijn is 1 week mot verlenging van telkens 2 weken voor elk onafgebroken jaar, tot een maximum vau 26, wijst adr. er op dat ook deze bepaling inde practijk tot einstige moeielijkheden aan leiding kan geven voor werkgevers, ter wijl door deze bepaling ook de arbeider door den vaak langdurigen opzeggings termijn niet zelden meer gebonden kan worden dan voor hem gewenscht is. Adr. is van meening dat de wetgever voor de opzegging der dienstbetrekking van onbcpaalden duur een vasten ter mijn van b.v. 4 weken buiten verband met het aantal dienstjaren moet stellen; een termijn welke als wettelijk minimum gelde. Eindelijk worden nog eenige beden kingen in het midden gebracht ten aan zien der eigenmachtige verbreking van de dienstbetrekking. Vooreerst wordt de redactie der over eenkomstige bepalingen in vóór-ontwerp- Drucker gelukkiger geacht, terwijl een andere opmerking betreft de hoegrootheid der schadeloosstelling bij eigenmachtige verbreking. Ook te dien aanzien geeft adressant aan mr. Drucker's stelsel verbeurte van tw ee weken loon of vast steling van het bedrag door den rech ter de voorkeur boven het stelsel van de regeering. UIT DE PERS. Groote opruiming. De Haagsche Kroniekschrijver der Nieuwe Groninger Courant geeft een beschouwing over hetgeen de Eerste Kamer ten aanzien van het wetsontwerp tot wijziging der wet op het hooger onderwijs zal beslissen en vervolgt daarna „Intusschen is het zeker dat de regee- ring geenszins gerust is op den afloop dat zij het moge dan oin de hooger onderwijs-, drank- of tariefwet zijn haar einde zelf ziet naderen. En dat is zoo waar, dat men het in in do minis- tertëele bureaux begint te ontdekken. De ministers maken met allerlei zaken, die zij zich verplicht rekenen in hun ministerieele leven tot afdoening te bren gen, veel haast; er is iets merkbaar van die zenuwachtige zucht naar „oprui ming", die gewoonlijk het einde van een Kabinet voorafgaat,

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2