Uit de Omgeving.
Stadsnieuws.
Tweede Kamer.
Zuid-Amerikaansche partijgroep als arti
kel 1 op zijn program staan: zoodra de
tegenpartij ons geen gelijk geelt, trek
ken we de revolvers en worden 2/3van
de partijgangers tot generaal gemaakt
Art. 2 luidt: zoodra de revolver is ge
trokken en 'Ij van ons den rang van
generaal hebben behaald, slaan we, vol
gens aloud oorlogsrecht, aan hetrooven
en plunderen. Doch slechts in de uiter
ste noodzakelijkheid zal er op den vij
and worden gevuurd. Wie nu geen kind
is weet, dat politieke partijen het nooit
met elkaar eens zijn. En daar hebben
we dus de meest eenvoudige en ver
strekkende verklaring van het feit, dat
er in Uruguay en andere Castro-staten
altijd burgeroorlog is en dat het er
nooit naar kruit riekt.
Den Haag 25 Maart 1904.
De zaak van 't hooger onderwijs is
nu in in de Tweede Kamer beslecht:
Donderdag j.l. is 't ingediende wets
ontwerp met 56 tegen 41 stemmen aan
genomen. De geheelc rechterzijde met
uitzondering van den heer Visser stemde
voor; de geheele linkerzijde met den
heer de Visser stemde tegen. Drie stem
men van de honderd ontbrakenéén
veroorzaakt door de vakature in't kies
district Eist, en de beide anderen door
dat de heeren Marchant en van Raalte
wegens familieomstandigheden afwezig
waren, Was de Kamer voltallig geweest,
dan was dus ook 't wetsontwerp aange
nomen geworden met 57 tegen 43
stemmen
De heer Schokking las een verkla
ring voor, dieweinigzeggendwas,doch in
elk geval de Regeering een stem schonk.
Toen de stemming was afgeloopen,
had alleen de heer lalina gelegenheid
den Minister te feliciteeren, want deze
verdween onmiddellijk, zeker liever geen
felicitaties ontvangende voordat ook de
Eerste Kamer dit wetsontwerp zal goed
gekeurd hebben. En of dit zal gebeuren
is zeer twijfelachtig, naar wij weten.
De vorige week is de interpellatie-
Drucker in zake 't ontslag van den heer
Lindeman behandeld. De behandeling
der zaak zelf moest uit den aard vrij
onbevredigend zijn; feitelijk was daar
over immers reeds alles gezegd. Doch
't zwaartepunt lag o. i. in de uitste
kende w ijze, waarop den heer Drucker
nog eens wees op de rechtlooze positie
der ambtenaren in ons land, des te ge
vaarlijker nu onder deze regoering blijk
baar meer en meer dwang wordt ge
oefend op de ambtenaren in ons land,
om hen van 't meedoen aan politieke en
andere bewegingen terug te houden,
wel te verstaan als deze bewegingen
niet liggen in de lijn der regeeriugs-
politiek. 't Gebeurde bij de posterijen
is daarvan een nieuw bewijs.
De gevaren aan zulk een stelsel ver
bonden werden duidelijk in 't licht ge
steld.
Een motie, inhoudende de verklaring
dat tU8schenkomst der Regeering ge
wettigd was, maar waarin overigens 't
beleid van den Minister werd afgekeurd,
kou om de eerste alinea geen genade
bij de sociaal-democraten vinden. Dezen
stelden daarop een eigen motie tot een
voudige afkeuring vau 't ontslag. De
motie Drucker kreeg 12, de motie
Troelstra 14 stemmen en daarmee was
deze zaak eindelijk van de baan.
Verdediging van 't beleid des Minis
ters leverde alleen de heer Heemskerk;
dat die verdediging echter veel effect
had kunnen we niet zeggen.
Ru een enkel woord over een wets
ontwerp tot voorkoming van knoeierijen
bij de opgaven voor de vermogensbe
lasting.
Dat was eigenlijk een vermakelijke
geschiedenis. Van alle zijden werden
amendementen ingediend, meest, om 't
wetsontwerp nog wat te verscherpen.
De heer Harte van Tccklenburg scheen
niet erg op de hoogte der behandelde
materie te zijn. Hij raakte hoe langer
hoe meer verward bij al hetgeen hem
af- en aangeraden werd, en zeide op
't laatst, dat de Kamer het niet kwalijk
moest nemen, maar dat hij zich heusch
geen rekenschap van al die amende
menten zoo op eens kon geven.
De liukerzijde der Kamer vond het
blijkbaar vermakelijk, de rechterzijde,
voornamelijk 's Ministers geloofsgenootcn
ergerden zich aan dit onhandig gedoe
van him man in 't ministerie en dach
ten zeker ook wel met bezorgdheid aan
den tijd, dat deze Minister de tariefwet
zal moeten verdedigen.
't Wetsontwerp w erd natuurlijk zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Ten slotte nog de kwestie over de
toelating van 't nieuw gekozen lid voor
Eist. In enkele gemeenten had voor
deze verkiezing niet de door de wet
voorgeschreven aankondiging plaats ge
had. De meerderheid der commissie tot
onderzoek der geloofsbrieven achtte dit
terecht voldoende reden om niet tot
toelating te besluiten.
De minderheid, gevormd door den
heer Lohman, voelde niets daarvoor,
't Was ecu informaliteit, die niets be-
teekende en daarmee uit.
De heeren van Nispen en Drucker,
gesteund door de heeren Schaper en
Roëll, wezen op 't gevaarlijk precedent,
dat men door deze toelating zou schep
pen. Nu kwam er geen politiek bij in
't spel; de heer Wijnbergen wordt
natuurlijk toch weer gekozen. Doch als
't later eens om één stem zou gaan en
wel politieke overwegingen zouden kun
nen gelden, zou dan de toevallige meer
derheid in een toelating bij deze gele
genheid niet voldoende reden vinden,
om dan ook tot toelating te besluiten?
De grootc meerderheid der Kamer
leden (38 van de 54) was 't met deze
opvatting eens, zoodat in Eist een nieuwe
verkiezing moet plaats hebben.
Deze week zijn verschillende wets
ontwerpen in de afdeelingen onderzocht.
Dan gaat de Kamer uiteen om 19 April
weer bijeen te komen en na wat klein
werk meteen metde drankwettebeginnen.
Ba.-irn. Woensdagavond werd door
de afdeeliug Baarn van den Bond van
Ned. onderwijzers een openbare verga
dering gehouden in hótcl „de la Pro
menade," waarin als spreker optrad de
heer Th. H. Ketelaar van Amsterdam
met het onderwerp „De vrijheid van den
onderwijzer."
Bij de opening der vergadering deelde
de heer 11. Kuiper, mede, waarom deze
vergadering belegd was. Aan de Oos-
terschool was namelijk een vacature voor
plaatsvervangend hoofd en nu gingen
er geruchten, dat aan de sollicitanten
was gevraagd of zij lid van den Bond
waren. Een naar aanleiding daarvan
ingesteld onderzoek bracht aan 't licht
dat verschillende autoriteiten die vraag
gesteld hadden. Vandaar de vergadering,
waar tegenwoordig waren afgevaardigden
van 't Hoofdbestuur, van de Propaganda-
commissie in 't gewest Utrecht en van
de afdeelingen: Amersfoort. Utrecht
Zeist, Doorn en Hilversum.
De heer Ketelaar het woord ver
krijgende zegt: De voorzitter heeft als
onderwerp aangekondigd. De vrijheid
van den onderwijzer.
Ik zal evenwel dit punt niet in 't
algemeen bespreken maar meer in 't
bijzonder de verhouding van autoriteiten
tot den bond van Ned. Ond. Waar ge
vraagd is aan sollicitanten of zij bonds
lid waren of niet, waar inlichtingen tot
ons gekomen zijn, dat er gezegd is,
dat het niet goed is lid van dien Bond
te zijn, daar zal het goed zijn dit punt
eens te bespreken. We moeten in de
eerste plaats weten, wat de Bond is,
doet en beoogt; dan eerst kunnen we
weten of het zijn nut kan hebben het
lidmaatschap af te raden. En waar nu
in ons land het recht van vereenigen
vrij is en waar we hebben een minister
van Binnenlandschc Zaken die zoo voor
het vereenigingsleven is, al laat hij dat
wel een9 op een vreemde manier blij
ken, daar kunnen we vragen: ligt het
wel op den weg van autoriteiten om op
te treden zooals ze dat in Baarn doen?
Wat is het doel van den Bond? Dit
leeren we kennen int het program, maai
er zijn ook wel punten buiten het pro
gram waarvoor de Bond krachtig strijdt,
bijv. voor een betere rechtspositie. En
dat de Bond daar krachtig voor strijdt,
de vergadering van heden is daarvan
het beste bewijs. De autoriteiten behoe
ven maar het geringste te doen om die
rechtspositie aan te tasten, of aanstonds
komen de afdeelingen en het Hoofd
bestuur om daartegen te protesteeren.
Zoo toont de Bond niet alleen met
woorden maar ook met daden te strijden.
Punt 1 van 't program vraagt ver
betering van salaris. Van 1890 af heeft
de Bond steeds op hetzelfde aanbeeld
gehamerd, de gebreken aangewezen in
de bestaande sularisregelingen en ge
werkt voor billijke verhoogingen naar
anciënniteit. En het resultaat? In 1901
is onder minister Borgesius een wet tot
stand gekomen, waarin dat beginsel is
uitgewerkt. En al zijn we met die wet
nog niet tevreden, in principe hebben
we ons doel bereikt. Dat was alleen
mogelijk omdat meer en meer onderwij
zers zich aansloten bij den Bond, daar
zij overtuigd zijn van het goed recht
van ons streven. Maar nu vraag ik:
steekt daar iets verkeerds in? Moet men
daarom iemand afraden lid van dien
Bond te zijn?
Het 2e punt van ons program heeft
meer verzet uitgelokt, want dat raakt
feitelijk het hart van de kwestie en
wijst meteen uit, waarom we alleen klas
seonderwijzers kunnen hebben. Dat punt
vraagt: Toekenning van gelijken invloed
op de regehng der schoolzaken aan alle
leerkrachten der school. Op het oogen
is de toestand zoo, dat het hoofd der
school, volgens art: 21 der wet, de aan
gewezen man is, die de regehng in alle
opzichten maakt. Is dat goed? Moet er
één man zijn, die zegt: ik ben de man
van art21, de alwetende man, die alles
doet, of zou het ook beter zijn: dat die
inan de zaken in orde ging brengen in
overleg met het personeel.
Hoofden zijn wel eens wat knapper
dan andere onderwijzers, soms worden
ze meer geprotegeerd, maar in ieder
geval zijn het toch maar gewone men-
sclien En uu is het een onmogelijkheid
dat zoo'n hoofd van alle vakken van
het lager onderwijs zoo bijzonder veel
verstand heeft. Ieder onderwijzer heeft
zoo zijn lievelingsvakken eu nu zal het
aan een school vaak voorkomen, dat de
een meer in taal, de ander meer in re
kenen studeert. Daarom zeggen we,
roep de krachten van de school bijeen,
dan kan ieder zijn raad geven, dan krijgt
men een samenwerking en opbbuM
waaraan ieder heeft megewerkt. Als dat
gedaan wordt, is de invloed op het on
derwijs en de onderwijzers zoo groot,
dat zij met meer plezier werken, want
dan weten zij dat zij aan hun gezame-
lijk werk arbeiden. Deze kwestie heeft
ondertusschen gemaakt dat er heel wat
verzet tegen den Bond gekomen is. Om
die zaak is de Bond verdacht gemaakt
op allerlei manieren; hij was socialistisch,
anarchistisch enz. Maar deze kwestie
heeft met politiek niets te maken het
is een zuiver paedagogische vraag. Wat
kan er nu tegen zijn, dat een onderwij
zer daarvoor ijvert?
Het dorde punt is: Verbetering dor
opleiding, is daar iets tegen? Mag de
onderwijzer er niet voor streven, dat de
toekomstige onderwijzer een betere op
leiding zal hebben genoten, dan hij zelf.
Evenzoo is het met de andere punten.
Betere regehng der wachtgelden, wedu
wen- en weezenpensioen, verkrijging van
een betere Leerplichtwet, Zijn dat nu
punten waarvoor men niet ijveren mag?
Is dat soms iets revolutionairs, iets
waardoor Baarn iu opstand zal komen
of waardoor een, misdadige woeling zal
ontstaan.
Ook ijveren we voor verstrekking van
voeding en klceding, en waar particu
liere hulp niet voldoende is daar moet
de staat ingrijpen. Mogen we dat soms
niet? Zijn we juist niet zedelijk verplicht,
wij die altijd leeren dat in een gezond
lichaam slechts een gezonde ziel kan
wonen, om terwille van het kind daar
voor op te komen.
Verkrijging van kosteloos onderwijs?
Men kan daarover van meening ver-
scliillen, maar dat is toch geen vraag
om te zeggen wanneer ge meewerkt
aan een bond, die daarvoor ijvert, dan
kunnen we U in het goede stille Baarn
iuet hebben.
Zooals ik reeds gezegd heb, buiten
ons program treedt men gelukkig ook
op. Als de autoriteiten hun macht mis
bruiken, dan laten wij daartegen ons
hooien. Is dat verkeerd? Mogen we
daarvoor niet opkomen?
Wij hebben een Wecrstandskas. Als
een ontslag in onze oogen onrechtvaar
dig is dan keeren wij het salaris uit.
Dat is nu wol niet prettig voor de autori
teiten, maar kwalijk nemen kan het men
ons niet, het is \oor ons een eisch van
zelfbehoud.
Wij hebben ook een Ondersteunings
kas voor ongelukkige collega's die ziek
zijn en hun verplegiilgskosten bijv. niet
kunnen betalen. Dat vindt men over
't algemeen prachtig want dat is liefda
digheid maar wij eischen daarnaast recht
vaardigheid. Ook ons Informatie-bureau
i9 niet zoo heel erg. Ecu ouderwijzer
solliciteert bijv. naar Baarn en dan vraagt
hij ons om inlichtingen. Een vraag luidt:
Hoe staat het met de vrijheid van den
onderwijzer? En dan antwoorden we:
Burgemeester en schoolopziener vragen
of men lid van den Bond is.
Welke vragen zijn nu hier in Baarn
gedaan? Ik heb bij me verschillende
brieven van sollicitanten, waaruit ik een
en ander meedeel.
Een onderwijzer bracht een bezoek bij
den Burgemeester, die hem o. a. vroeg:
Is u lid van het N. O. G.? Hoe denkt
u over de hoofden van Scholen? De
gevraagde begreep de vraag niet goed
waarop de burgemeester zei: nu zeg
maar op, je hoeft hier niet te liegen.
Aan een ander had de schoolopziener
gevraagdIs u bondslid en hij had er
bijgevoegd: een onderwijzer, die zich
op den voorgrond stelt, wordt hier nooit
benoemd. Yerder hekelde liij den Bond
om zijn wijze van werken.
De burgemeester vroeg: Is u lid van
den Bond? Welke godsdienst? Gaat u
veel naar de kerk? Weet u dat de be
volking in Baarn nogal godsdienstig is
Erkent u het hoofd der school als uw
meerdere
Een ander bedankte als lid van den
Bond en op de vraag waarom, schrijft
hij: „omdat ik iu Baarn niet benoemd
kan worden en ook in Amersfoort nooit
zal komen zoolang ik bondslid ben. In
Baarn ben ik scherp ondervraagd."
Ook de hoofden houden er hun in
formatiebureau op na. Een heeft er
gevraagd aan het hoofd waar een sol
licitant werkzaam isIs hij bondslid
Heftig of kalm?
Wat beteckent dat toch? Men doet
die vragen maar niet om een praatje
te maken, men houdt er natuurlijk bij
de aanbeveling rekening mee. Door ge
heel ons land waait een geest van reactie.
De zaak-Lindeman en de zaak-Linthuis
hebben bewezen hoe voorzichtig men
tegenwoordig moet zijn. Eu daartegen
over staat de anti-rev. schoolopzieners
Wïrtz en Oosterbaan, avond aan avond
propaganda gaan maken voor deze re
geering. Maar bij het onderdrukken van
het gevoel bij den onderwijzer van zijn
recht om lid te zijn van den Bond, zal
ieder merken, dat hij te doen heeft met
een machtig lichaam, dat steeds weer
stand zal bicden en steeds zal blijven
strijden voorDe vrijheid van den on
derwijzer.
Debat.
De heer h. It. Fikkert zegt:
Ik heb hedenavond gemerkt, dat men
toch nooit te oud is om iets te leeren.
'tls nu reeds 56 jaar geleden, dat ik
bij het onderwijs kwam, heb verschil
lende rangen doorloopen en ben nu
schoolopziener iu 't arrondissement Amers
foort.
Ik moet opmerken, omtrent de gege
ven inlichtingen, dat er een klein abuis
bestaat. Ik heb niet gewaagd aan een
sollicitant of hij lid van den Bond was.
Zoo onnoozel ben ik niet. Ik begrijp
wel, dat bijna ieder onderwijzer lid is,
ik heb het slechts geconstateerd en er
bijgevoegd, dat ik dit zeer natuurlijk
vond. Ik heb er aan toegevoegd, of de
sollicitant ingenomen was met het wer
ken van den Bond. Het Hoofdbestuur
was er zelf niet mee ingenomen, meen
ik; ik geloof dan ook niet dat ik mijn
bevoegdheid ben te buiten gegaan. Ik
heb over de nieuwe spelling gesproken,
maar had even goed over het zaaien
van knollen kunnen spreken. Men moet
toch een praatje maken om te zien of
er wat in de sollicitauten zit.
Yoor 't overige wil ik met den heer
Ketelaar niet in debat treden. Hij heeft
zooveel vragen gedaan en ieder zal
daarop antwoorden: zeker mag dat. Om
do vrijheid van den onderwijzer te be
perken is er maar een autoriteit en dat
is de onderwijzer zelf. Wat de verschil
lende punten van 't program aangaat, die
laten mij vrij koud, ofschoon ik er niet
onverschillig voor ben. Maar dit wil ik
wel zeggen: wij schoolopzieners en an
dere autoriteiten werken meer in 't be
lang van de onderwijzers dan de onder
wijzers wel weten. Verbeteringen van
salarissen enz. komen vaak tot stand
door het werken der autoriteiten en
niet omdat de Bond een adres aan den
Raad stuurt. Ook ik heb in mijn loop
baan hoofden aangetroffen, die hun
plicht niet deden, maar daarom mag
men nog niet de revolutie proclameereu
met betrekking tot de regeling van de
schoolzaken.
Reglementen dooden; gereglemen
teerde schoolvergaderingen wil zeggen
de tirannie van de helft -j- 1.
De heer Schiukel wil opmerken,
dat aan zijn school schoolvergaderingen
worden gehouden die uitstekend werken,
maar hij is tegen verplichte schoolver
gaderingen waar onderwijzers van 18
jaar dezelfde rechten hebben als die van
6U jaar.
Repliek.
De heer KetelaarDe heer Schin
kel heeft de macht van het tegenwoor
dig hoofd al veel verzwakt. Hij zegt
niet ieder moet dezelfde macht hebben.
Ik draai het om en zeg, geen hoofden
van 23 jaar moeten macht hebben over
onderwijzers van 60 jaar.
De heer Fikkert zegt men krijgt de
tirannie van de helft -}- 1, maar dat is
toch beter dan de tirannie van één.
Het werken van den Bond bevalt den
heer Fikkert niet. Hij zegt: niet jullie
hebt het gedaan maar de autoriteiten,
maar zou de heer Fikkert nu werkelijk
denken, dat de autoriteiten op die ge
dachten zijn gekomen zonder het wer
ken van den Bond? Het Hoofdbestuur
was niet ingenomen met de wijze van
werken. Dit ziet op de kwestie Kappe-
tein. Toen de Bond besloot dat steun
zou worden verleend aan Kappetein te
gen het advies van de meerderheid van
het Hoofdbestuur in, heeft het Hoofd
bestuur dat opgevat als een motie van
afkeuring. Toen het later niet zoo bleek
te zijn is het Hoofdbestuur aangebleven.
De symphatie van den heer F. voor
den Bond is gering. Dat bew ijst, waar
hij zegt een onderwijzer heeft geen tijd
om te werken voor den Bond, hij moet
leven voor zijn taak. Als ieder er zoo
over dacht, zou het leven er raai- uit_
zien. De school heeft ook een sociale
taak en om die naar bchooren te ver
vullen moeten de onderwijzers de maat
schappij ingaan om den toestand des volks
te leeren kennen. Naast de gewone taak
staat de taak in de maatschappij.
Nog enkele heeren voerden hierna het
woord, evenwel over punten buiten het
onderwerp gelegen. Nadat de voorzitter
een woord van dank had gericht tot
spreker en debaters sloot hij de verga
dering.
Voor Vrouwen.
Reformkleeding.
In het Maartnummer van het Maand
blad der Vereeniging voor verbetering
van Vrouwenkleeding stond geannon
ceerd, dat 23 en 24 dezer te Utrecht een
tentoonstelling zou worden gehouden van
rcfomionder- en bovenkleeding.
Op dit bericht afgaande wilde ik in 't
nummer van Woensdag een opwekking
richten tot de lezeressen van de) Eem-
lander om aan die tentoonstelling een
bezoek te brengen: tot mijn spijt zag
ik echter Zaterdag dat de datum iets
vervroegd was, en nu op 23 dezer ge
steld. Mijn bericht kunt daarvoor feite
lijk in dit opzicht te laat; ik troost me
echter eenigszins met de gedachte dat
de voorstanders van reformkleeding deze
gelegenheid niet ongebruikt zullen heb
ben gelaten om nieuwe modellen te zien.
Al geeft 't maandblad hun telkens wel
geslaagde figuren te zien, 't aanschouwen
van de stoffen roept vaak combinaties
voor den geest, die nog meer voldoen
dan 't zwartgekleurde plaatje en 't is
natuurlijk ook veel aautrekkelijker.
Wat mij betreft, ik kan niet zeggen dat
reformkleeding mij bijzonder bekoort,
maar smaken verschillen, en dus kunnen
de opinies dit ook doen. Alleen bij zeer
goed gevormde personen en een sotit-
terendo coupe der kleeren, zal men iets
werkelijk moois te zien krijgen. Ik geef
gaarne toe, d at dezelfde voorwaarden
bij de gewone kleeding ook Veel aan
trekkelijks hebben maar dan zijn
ze toch geen vei'.eischte. Een reform
toilet doet mij altijd denken aan een
meer of minder gekleede peignoir, naar
mijn smaak dus niet voor alle gelegen
heden een geschikte dracht. Nu mogen
doktoren, ja zelfs professoren hun wél
lomkleede redenen geven ten bate van
de reformkleeding, waar anderen bezwa
ren er tegen laten hooren als te veel
den druk der rokken te leggen op de
schouders, waardoor de longen er onder
zouden lijden, daar zou ik niet graag
als scheidsrechter willen optreden tus-
schen de verschillende opvattingen, al
tijd voorop-gesteld dat zij, dio vasthou
den aan het dragen van een corset, 't
zij met of zonder reformkleeding,
zich niet overgeven aan liet dichtsnoeren
der taille, maar zich geheel door hun
natuurlijk figuur laten leiden bij die
dracht. Het oorset dient dan slechts voor
eenigên steun; hoe minder baleinen men
er in draagt, hoe beter. Yóór den 17 a
18 jarigen leeftijd heeft men er geen
behoefte aan.
Op de tentoonstelling waren een aar
dige collectie boven- en ondcrkleeren.
Yooral „dfe Wekker" uit den Haag was
met de laatste ruim vertegenwoordigd;
tricot is wel de meest gezochte stof voor
moderne onderkleeding en door haar
groote poreusheid zeer aanbevelenswaar
dig; een bezwaar lijkt me echter, dat 't
fijnere tricot zoo licht ziju model
verliest als gevolg van de groote rek
baarheid. Ook enkele andere open weef
sels merkte op; borduursels dikwerf
zeer mooie, versierden de fijnere model
len. Van de japonnen troffen mij som
mige door him netten snit en wil ik
hiervan vooral memoreeren een zwart
moiro zijden, een ücht grijs kos
tuum en een van de firma Jöre. De
voorstandsters der reformkleeding zullen
mij wel heel moeielijk te voldoen vinden
waar de keuze zoo ruim w asik teeken
gaarne aan, dat er misschien meerdere
iu mijn smaak zouden vallen, als men
zooals te Weenen, de verschillende toi
letten kon zien dragen; daar heeft zelfs
het bestuur een „tea" gegeven in de
reformdracht en kon er dus beter een
oordeel geveld worden. Het reform-
schoeisel onderscheidt zich op het oog
alleen door den zeer broeden voorschoen
de ouderwetsche zilveren gespen zouden
er niet onaardig opstaan! De nieuwe
versiering voor japonnen, bestaande in
diverse geborduurde zijde, tullen enz.,
vertoonde zeer mooie patronen. Over
het algemeen is de tentoonstelling goed
geslaagd, en kunnen wij het Utrcchtsche
bestuur daarmee gelukwenschen.
Zondagavond half acht zal Ds. 0. Genouy
Waalsch predikant te Utrecht, in de
Zaaier de godsdienstoefening der Walen
hier ter stede, leiden.