Buitenland. Binnenland. „Als de vos de passie preekt" De positie der Eerste Kamer. Krebbers (H. J.) Eigen schuld, voor 10 tl 11 jarigen. Lou%verse (P.) Toch Oranje boven Bestevaar Tromp enz. voor 12 a 13 j. Malat (H) Aan eigen haard. 12 jar. Mcta Duifjes en Bokjes 8 j. Osselen v. Delden (M. W. van) Hansje Kozengaarde voor 8 lOjarg. Tuuk (Titia van der) Uit het Too- verland. Sprookjes voor 10 jarigen. Tuuk (Titia van der) In 't hoekje van den Haard voor 10 jarigen. Verder vestigen we aandacht op De Nieuw e Vertcllin gen door Thé- rèse Hoven, Ilelene Swarth, Titia v.d. Tuuk. Sprookjes vauH ans Andersen uit het Deensch door Christine Doorman. \an hondjes en Katjes voor kleine Scbatjes door M. J. Salverda de Grave Herderschee voor zeer jonge kinderen, even als de zoo geestig en artistiek geïllustreerde boekjes van Nelly Boden- heim Handjeplak en In Hollandstaat een huis. Talrijke werkjes samengesteld door of onder toezicht van A. Weremeus- Buning. De voorstandei's van het bijzonder onderwijs maken zich tegenwoordig bui tengewoon bezorgd over het gemis aan „echte liberaliteit" bij de vrijzinnigen. De Standaard b. v. klaagde steen en been, dat er bij de behandeling van de Hooger-Onderwijswet in spe van die „echte liberaliteit" niets is gebleken „hoe wel er anders toch onder deze groepen de ^vrijzinnigevrije geesten zijn, om voor liberaliteit te voelen en te pleiten." Volgens dit antirevol. orgaan brengt het karakter van die „echte liberaliteit" mede, dat men ja en amen zegt op alle aanvragen om subsidie voor het bijzon der ouderwijs het zij Vrije Universiteit of christelijke bewaarschool; dat Kijk en Gemeente de vrije beschikking ge ven over de belastingpenningen „door allen opgebracht ten bate van oen on derwijs dat uitsluitend bestemd is voor enkelen. Wie daartoe niet onmiddelijk bereid is, of althans het geven van sub sidie afhankelijk maakt van hetvoldoen aan zekere voorwaarden door het alge meen geëischt, kent niet de „echte libe raliteit" mist „liberalen zin", wil weder het heropenen van den schoolstrijd. Waar gewoonlijk door Standaard Co. aan het woord liberaal alles vastge knoopt wordt wat er tusschen hemel en aarde leelijks bestaat, doet die eervolle vermelding aan die „echte liberaliteit" toegekend onwillekeurig denken aan het spreekwoord, dat den boer waar schuwt op zijn ganzen te passen. Indien men werkelijk meent dat de „echte liberaliteit" meebrengt aan de eischen van het bijzonder onderwijs te voldoen, waarom dan die echtejiberalen, die „vrije geesten", „welke voor libera liteit voelen en pleiten", bij de stembus zoo fel bestreden, juist met een beroep op de belangen van het bijzonder On derwijs? Zij hadden toch, getuige de wct-Borgesius, den steun door het Ka merlid Pyttcrsen aan het voorstel Lob man verleend, het ijveren van het Ka merlid Veegens voor de pensioneering van de bijzondere onderwijzers, voldoen de bewezen dat het hun ernst was de gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs te willen. Niet uit liefde daarvoor, maar uit een oogpunt van recht. Toen echter was de erkenning van de waarde van de „echte liberaliteit" ver te zoeken. Thans, nu de „liberale Izin" dienst moet doen in het proces tegen de te genstanders van de Yrije-Universiteits- wet, is men er even ruim van voorzien als de prullemand van de Duitsche am bassade te Parijs van „bewijzen" tegen Dreyfus. Intusschen, wij verheugen ons in deze zij 't ook wat spade, erkenning van de deugden der „echte liberaliteit" en zul len aan 't bestaan dier „vrije geesten vol liberalen zin" herinneren, als de wind eens weder uit een anderen hoek waait. Inderdaad, de echte liberaliteit wil gelijk recht voor openbaar en bijzonder onderwijs, en omdat zij dit wil heeft de linkerzijde der Kamer zich eenstem mig verklaard vóór de subsidie aan de bijzondere gymnasia, vóór de bijzondere leerstoelen aan de Rijksuniversiteit, en tegen de begunstiging van de Vrije Uni versiteit, omdat deze strijdig was met het gelijke recht. Wie van Staat of Gemeente subsidie verlangt, ook al doopt men die voor de gelegenheid als tegemoetkoming, moet zich ook onderwerpen aan de voorwaarden door deze te stellen en de eerste verplichting daarmede op zich te nemen is, te zorgen dat het onderwijs beantwoordt aan de eischen. Wie dit niet wil, blijve vrij, doch verliest daar mee ook alle aanspraak op steun. En daar wij herinneren slechts aan de kritiek door den heer de Savor- niu Lolmian geleverd de Vrije Uni versiteit niet aan de eischen eencr uni versiteit voldoet, is, wat de Minister wilde en de meerderheid goedkeurde, niet gelijk recht, maar begunstiging, en daartoe mocht geen echte liberaal meewerken. De calvinistische vos moge au nog zoo roerend preeken, de liberale boer blijft op zijn hoede: ook die van de Eerste Kamer. Terug in de schoot der Moederkerk. In tijden van nood. Onze lezers zullen zich nog wel de historie van abbé Loisy gerinneren, die een 4 tal jaren geleden aanvroeg om colleges bijbelexegese te mogen geven aan de hoogeschool, welk ver zoek werd ingewilligd. Loisy was van meening, dat het ka tholiek geloof vereenigbaar is met de vrije werking van de rede en vrije cri- tische studiën. Hij hoopte dat hij de uitkomsten van zijn eigen studiën op bijbelteksten zonder moeielijkhcden van de kerk te ondervinden, zou kunnen openbaar maken op zijn college. De leerstellingen van Loisy brachten weldra beroering iu de kringen, van katholieke theologen, en al het moge lijke werd gedaan om Loisy te bewe gen zijn colleges te staken, waartoe hij evenwel niet te bewegen was. Thans heeft Loisy evenwel plotseling het be sluit genomen, om zijn colleges na de Paaschvatantic te staken. De Temps heeft nrar aanleiding daar van een gesprek gehad met Albert Rc- ville, den president der afkeeling gods dienstwetenschappen aan de Sorbonne. Uit dat onderhoud blijkt, dat de vijan den van Loisy lang te vergeefs hebben gewerkt, om hem in zijn verderfelijken loop te stuiten, hoewel zij kardinaal Richard tot hun zaak hadden overge haald, maar van Kardinaal Richard was pastoor Loisy niet afhankelijk. Richard is toen naar Rome gegaan om den Paus en het Heilig College op het gevaar te wijzen, dat voor de kerk dreigde van Loisy. Eerst heeft. Loisy zich met vuur verdedigd, maar thans ziet hij af van verderen strijd. Nog pas 14 dagen geleden had Loisy aan Jean Réville, een zoon van Albert Réville, verzekerd, dat hij van plan was door te gaan met zijn colleges. Thans schrijft hij dat hij uit eigen beweging met zijn cursus ophoudt, voor zijn eigen gemoedsrust. Albert Réville, gelooft niet veel van die eigen beweging. Als u 't mij vraagt, dan heeft Loisy den banvloek willen vermijden. Men heeft mij verzekerd, zegt Rcville, dat kardinaal Richard het besluit reeds in zijn lessenaar had, maar dat hij er niet mee voor den dag wilde komen voordat de beraadslagingen over de wet tegen het congregaticonderwijs afgeloopen zouden zijn, daar de anticle- ricalen deze inbreuk op de vrijheidv an denken zouden kunnen uitspelen in hun voordeel. De heer Réville is niet verwonderd dat Loisy zich heeft overgegeven; im mers, deze geestelijke was zoo gehecht aan de katholieke kerk. Ik heb abbé Loisy gecondoleerd met zijn besluit, zoo eindigde Albert Réville, ik ben overtuigd, dat het hem veel heeft gekost om tot zulk een beslissing te komen. Hij zal ongetwijfeld eenzwaren strijd gestreden hebben. Het is zoowat voor het eerst, dat Rusland, waar de fondsen van buiten niet meer zoo willig volvloeien, het wanhopige besluit neemt dan in vredes naam (in do hoop n.m. op een eervol len, het staatscrediet weer wat opmon- terenden vrede de hand in eigen portemonnaic steekt en onderzoekt of in de hoekjes en gaatjes nog wat te vinden is voor den aanbouw van kruisers en aankoop van geschut. Rusland heeft anders nooit in de war gezeten met de middelen tot versterking van de staats kas. Nam de regeering niet eenmaal de vrijheid, toen de schatkist lecgraaktc en men van papieren geld, zonder goud- waarborg niet wilde weten, de koers van den roebel te verhoogen met 20°/o door namelijk de waai de van den stand- aardmunt te brengen van 15 op 20 roebel? En heeft de Russische regee ring niet met zooveel vrijmoedigheid in moeilijke omstandigheden een beroep gedaan op de geldmarkt, dat thans de staatsschuld G500 millioen beloopt? Een geestig schrijver zeidc d. d. dat dit ongehoord succes in Europa's finan- tieele wereld aan niets anders te dan ken was dan het huwelijk van Rusland met de rijke weduwe, de Fransche re publiek. Maar zelfs deze schijnt de scheiding van goederen thans te gaan verkiezen boven een gemeenschap, die haar naar den ondergang schijnt te zul len leiden. Voor de dubieuse spoorweg plannen en de kostbare politiek in Azië in de richting van de Roode Zee heeft de vermogende weduwe haar spaar duitjes over gehad: en het was zonder twijfel haar enthousiasme voor schoone technisch-wetenschappelijkc prestaties, die haar deed berusten in den aanleg van den Siberischen spoorweg, dien droom van Witte, den minister, dien Morpheus nog al eens naar oorden pleegt te voeren waar de koers van den eigen roebel tot een tien dubbel pari stijgt! Dat was heel aardig voor Witte van zulke dingen te droomen. Voor Frankrijk en haar spaarzame kleine renteniers is het echter minder aange naam te moeten droomen van een enkele leelijke Tsoengoes, die met het slotvan zijn geweer en wat dynamiet, wel inge licht door ecu Japanees, de vrucht van zijn spaargeld in de lucht doet springen. Of, anders van een Japansch leger, dat Mandschoerije bezettend, verklaart: ja, deze technischwetcnsckappelijke presta tie, erken ik gaarne als te belmoren tot den boedel van het Fransch-Russi- sehc huwelijk. Alleen de rente van den Trans-Biberischen is voor mij. Dat zijn van die visioenen die het platteland van de republiek moeten be zoeken, nu Rusland vol echtelijken schroom geen beroep meer durft doen op ziju wederhelft en aan het sparen gaat, een feit dat overigens de ironische vreugde wekt van ieder, die de Russi sche manier van Huishouden kent en daarbij niet werkdadig was geinterres- scerd. Tot troost verzekert de Russische regeering dat bij de besparingen de rechten van wie ook, geenszins zullen worden verkort. Aangename belofte voor wie het be drag zijner rente ziet dalen, al naar gelang net ijs iu de Oost- Aziatische wa teren smelt, en alle hoop moet vesti gen op het nieuwe grootsche eskader, waarvoor 134 millioen roebel beschik baar is, dank zij de bezuinigingen. Dat is zonder twijfel een aardig bedrag, als men bedenkt, dat de marinebegrooting van Rusland ongeveer230 millioenmark omvat. Men zou daarvan dus bijna een tweede Russische vloot kunnen bouwen! Zoo bevat het bericht omtrent de be sparingen een goede hoop voor de Fransche spaarders, een hoop zoo mooi dat men zou gaan twijfelen aan de be wering, dat nieuwe tijden zijn aange broken in het Russische financiecle beleid, en de besparingen met eeu kunst greep zijn, niet ongelijk aan die met den imperiaal van 25, welke omgetoo- verd werd in een van 20 roebel! Gemengde Kerlelitru. Op den militair-spoorweg Marienfeld Zosen bij Berlijn worden proeven ge nomen met een nieuwe sneltrein machine. De machine „Ileissdampf-Locomotief" patent Schmidt is op de fabriek ,van Borsig te Berlijn geconstrueerd en weegt zonder tender 25000 K. G. Bij het proefrijden werd een snelheid bereikt van 135 K. M. per uur met een trein bestaande uit 3 rijtuigen, een trein van 6 rijtuigen bereikte 128 K. M. per uur. Men zal zich herinneren, dat op dezelfde lijn laatst proeven zijn genomen met electrische machines, die een snelheid van 228 K. M. per uur bereikten. Vrouwenraad. Een standbeeld voor stad houder Willem III. De Nationale Vrouwenraad van Ne derland hield te Den Haag een zeer druk bezochte algemeene vergadering, onder voorzitterschap van mevrouw A. E. van DorpVerdam, die in haar openingswoord de voordeelen opsomde van de internationale betrekkingen, die de Nationale Vrouwenraad heeft aange knoopt. Zij sprak den wensch uit dat meerdere vronwenvereenigingen zich bij den raad zullen aansluiten. De aftredende leden voor Nederland in de 3 internationale comité's (finan ciën, wetten en pers) de dames A. H. van Wijlen, 's-Gravenhagemevr. II. BoddaertSchuurbeque Boeye, 's-Gra- venhage, en jonkvrouwe W. A. Naber, Amsterdam, werden herkozen. Rotterdam is aangewezen als plaats voor de vol gende algemeene vergadering. Mej. Wolfson deed namens de Ver- eeniging tot behartiging der belangen van de vrouw, te Rotterdam, een voor stel om in samenwerking met andere vereenigingen een protest-vergadering in den Haag te beleggen tegen het Kon. Besluit vau 2 Maart jl. waarbij alleen ongehuwde vrouwen voortaan tot de betrekkingen bij post- en telegraaf worden toegelaten. Vau verschillende zijde werd warme instemming met dit voorstel betuigd. Mevrouw Wijnaends FranckenDijse- rinck verklaarde gehoord te hebben dat het Kon. Besluit zou te wijten zijn aan het „gezeur" van eenige gehuwde vrou wen die wilden blijven, in de plaatsen waar haar mannen woonden. Door anderen werd het Kon. Besl. aan geheel andere motieven toegeschre ven. Het voorstel werd verworpen. Op 1 na alle afgevaardigden stemden voor het honden van de protestvergadering, maar het voorstel moest om aangeno men te worden, alle stemmen hebben. De afgevaardigde van Onderlinge Vrouwenbescherming, die tegenstemde, verklaarde niet te willen medewerken aan het nemen van een overhaast be sluit. Intusschen deed nu mej. Wolfson |ter vergadering pogingen, om, zij 'tookniet uitgaande van den Nat. Vrouwenraad, toch de protestmeeting binnenkort te kunnen houden. De Nieuwe Rottcrdamsche Courant weet mede te deelen, dat de commissie voor de oprichting van een standbeeld van den stadhouder prins Willem Hl een heel eind met hare werkzaamheden be gint op te schieten. De commissie heeft voor hare plannen allerwegc bijval ge vonden. Een groot aantal voorname ingezetenen van het land hebben haar aanstonds hunne medewerking toege zegd. In alle provinciën zonder onder scheid zijn provinciale comité's in wor ding die zich binnenkort met een oproe ping om financieelen steun tot het Nederlandsche volk zullen wenden. Het is de commissie er alleen om te doen, prins Willem Hl te herdenken als den genialen telg uit het Huis van Oranje, door wiens heldenmoed en on geëvenaard staatsmansbeleid het Neder landsche volk een vrij volk is gebleven. Hij toch handhaafde ons zelfstandig bestaan, toen dit dreigde ten onder te gaan in den strijd tegen den machtig- stcn monarch van Europa. De commissie vertrouwt dan ook en de medewer king die zij tot nu toe van zeer ver schillende zijden ondervond, geeft haar daartoe aanleiding, -dat haar streven met warmte zal worden gesteund door allen, die een wèl onderhouden en op recht nationaliteitsgevoel als eene leven wekkende kracht voor ons klein landje beschouwen. De commissie is thans samengesteld als volgt: luitenant-generaal A. Kool, chef van den gencralen staf (voorzitter); jhr. mr. J. P. van Swinderen, vice-pre sident van den Raad van State (onder voorzitter): J. T. T. C. van Dam van Issclt, voorzitter van den Centralen ge zondheidsraad (secretaris): mr. C. H. van Tienhoven, directeur van de Neder landsche Bank (penningmeester); mr. W. H. de Beaufort, mr. Th. L. M. II. Borret, lid van den Raad van State, J. E. N. baron Schimmclpennick van der Oye, voorzitter van de Eerste Kamer; mr- S. A. 'Yening Meinesz, lid van de Eerste Kamer; mr. A. E J. baron van Voorst tot Voorst, commissaris der Koning in in de provincie Noordbrabant; jhr. C. II. A. van der Wyck, oud-gouverneur- goneraal van Ned.-indië, en mr. G. G. van der Hoeven (adjunct-secretaris). Den Haag 5 April. In de politieke evolutie in ons land nadert een leerrijk tijdstipten opzichte der Eerste Kamer nl. zullen wij weldra aanschouwelijk onderwijs in het Neder landsche staatsrecht ontvangen. De hou ding dier Kamer tegenover het ontwerp hooger-onderwijswet, eerlang ook, tenzij het ministerie eerder overleden is, tegenover de tariefwet, zal o. i. onmiskenbaar de aandacht vestigen op: le. het groote nut eener Eerste Kamer, als tweede instantie in de wetgeving; 2e. op de onhoudbaar zwakke positie der Eerste Kamer, zooals zij heden ten dage ten onzent nog gekozen wordt. Het eerste punt, het nut eener tweede instantie in de wetgeving, wordt in het algemeen reeds door alle partijen toe gegeven, ook door die, welke met de Eerste Kamer in haar tegenwoordigen vorin niet tevreden zijn. De vrijzinnig- democraten, die in hun voorstel tot grondwetsherziening ook voor ditstaats- college de directe verkiezing verlangen; de unie-liberalen, die voor zoover deze groep zich reeds geuit heeft, met eerst- genoemden de gegoedheid willen schrap pen als eisch voor verkiesbaarheid; de sociaal-democraten zelfs, die in plaats van de Eerste Kamer de in de prak tijk zoo ongelukkige volksstemming hebben voorgesteld, zij allen erken nen, dat het verstandig is en wijs, dat over een zoo gewichtig iets als een wet, meer dan eenmaal beraadslaagd en be slist worde, en dat het bedenkelijk zou zijn, de beslissing alleenlijk op te dra gon aan de macht, de overijling, het humeur zelfs van ééne toevallige meer derheid. Wordt dus het nut der tweede in stantie in het algemeen reeds volmon dig erkend, de omstandigheden van het oogenblik zijn daarenboven tot het illustecrcn van gezegd nut bij uitstek geschikt. Immers het ontwerp hooger- onderwijswet, door de Tweede Kamer zooeven aangenomen, moge al niet in overijling of opwinding zijn meerder heid erlangd hebben, niet te ontkennen valt, dat de stemming in de Tweede Kamer slechts te danken is aan een toevallige partijgroepeering en volstrekt niet beantwoordt aan een bij de meer derheid onzes volks gevestigde overtui ging. En nu doelen wij volstrekt niet op ons gebrekkig kiesstelsel dat het moeilijk maakt, in hen, die slechts dooi de helft der volwassen mannen worden afgevaardigd, volksvertegenwoordigers te zien neen, zelfs fingeerende dat de Tweede Kamer reeds zonder algemeen kiesrecht terecht zou heeten een tak der volksvertegenwoordiging, i9 het toch onloochenbaar, dat ook in die vergade ring de inhoud van het hooger-onder- wijs-ontwerp feitelijk slechts uitdrukt den wensch van één groep der afge vaardigden, de anti-revolutionairen, daar de andere deelen der regeringsmeerder heid het ontwerp óf voor een deel on verschillig óf voor een deel zelfs afkeu renswaardig, schadelijk vonden en zij alleen om het aftreden van het minis terie te voorkomen, uit een zuiver po litiek bij-oogmerk dus, hun steun aan het wetsontwerp geschonken hebben. Redenen te over voor de „tweede iu- stantie" der wetgeving om te de defi nitieve verwezenlijking van zulk een „volksovertuiging" hunmedewerking niet te verleenen. Wordt dus van meer dan een zijde tot de Eerste Kamer de eisch der ver werping geuit, richt zich een ongewoon aantal oogen met even ongewone be langstelling naar de deftige zijde van het Binnenhof, merkwaardig is het, op te merken, dat tegelijk allerwegc twij fel geopperd wordt in het vermogen der Eerste Kamer tot zulk een wilsver- toon. Niet het formeele vermogen natuur lijk; formeel, volgens de grondwet, heeft de Eerste Kamer de macht elk wetsont werp af te stemmenin waarheid echter is «lie macht geleidelijk kleiner, ja in den regel zoo goed als nul geworden. De verklaring van dit verschijnsel is niet ver te zoeken; zij is gelegen inde voortschrijdende ontwikkeling der denk beelden. Ondervond het een halve eeuw geleden weinig tegenspraak dat, een Kamer, gekozen uit de hoogst-aangesla- genen, het kenmerk van vertrouwen en waardigheid van zelf reeds bezat, dat is allengs heel anders geworden; men ziet tegenwoordig in een rijk man nietsanders dan iemand, die waarschijnlijk veel ge ërfd heeft en die veel dure dingen kan koopen, doch allerminst iemand, die reeds als rijk man in aanmerking be hoort te komen voor lid eencr wetge vende vergadering. Het gevolg van deze wisseling der denkbeelden bij onveran derd blijven der geschreven staatsrege ling, is, dat de instelling Eerste Kamer in haar tegenwoordigen vorm haar le- vensmerg verloren heeft. Een vergadering van hoogstaangesla genen heeft als zoodanig geen prestige meer, en hiervan zichzelven vrijwel be wust, mist dit college in den regel den durf, om zonder expresse machtiging van dat wat weikelijk leeft, nl. de bur gerij, haar wil te verklaren. Duidelijk is het hieraan toe te 'schrij ven, dat de een thans zegt: de Eerste Kamer neemt de hoogeronderwijs-wet aan, want, daar zij twee maal achtereen verwerpen niet aandurft, spaart zij haar krachten op voor de tariefwet!de ander met ^zekerheid voorspelt, dat de Eerste Kamer de behandeling van de hooger-onderwijs-wet zal uitstellen tot na de a. j 8. verkiezing der provinciale staten, haar committenten, omdat zij zelve zonder verband met de burgers, rijk maar zonder gezag, alleen dooreen uitspraak van de kiezers voor een tijd lang weer de ruggegraat verkrijgt, die voor het verrichten van een daad on ontbeerlijk is. In het laatste geval zal dan ook de zen zomer weer moeten geschieden wat in onze staatsinrichting bijna altijd on vermijdelijk was: de verkiezing der provinciale staten wordt bedorven door de politiek, en niet de mannen, die om kun kennis van de prooijiciebelangen zijn aangewezen, worden naar de pro vinciale vertegenwoordiging afgevaardigd, maar zij die op het gebied der lands- politiek de gewenschte richting bezitten, komen vóór de anderen in aanmerking. Zoo is dan ook slechts de slotsom mogelijk dat een Eerste Kamer een hoogst nuttige instelling is, die wij nog lang in ons staatsrecht hopen te behou- deu, de bestaande Eerste Kamer echter zooals zij tegenwoordig gekozen wordt, niet anders heeten kan dan verouderd en niot in staat haar taak naar behoo- ren te vervullen.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2