No. 62.
Woensdag 3 Augustus 1904.
ie Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U Zelf!
Moord op groote schaal.
FEUILLETON.
DE SLAG BIJ WATERLOO.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaar'f 3.00
Franco per (post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Omtrent de actie der kolonne onder
overste van Daalen in de Gajo- en
Ala6-landen (centraal-Atjeh) vermelden
de Indische bladen de volgende cijfers:
10 Juni, gevecht in centrum Alas-
gebied: Door den vijand werden ach
tergelaten 21 dooden, onder welke 8
vrouwen en kinderen; onzerzijds geen;
buitgemaakt 5 geweren.
14 Juni, Koeto feehstormenderhand
ingenomen; van dem vijand §61 dooden,
onder welke 189 vrouWen eii 59 kinde
ren; onzerzijds 2 dpoden; buitgemaakt
75 geweren.
20 Juni, Likatjbij verrassing ge
nomen; van den vijand '432 dolden,
onder welke 124 vróuwen en 88 .kin
deren; onzerzijds 1marechaussee.;, ge
sneuveld; buitgemaakt 87 geweren.'
24 Juni, Koeto Lengat Barostor-
menderhand vermeesferd; van den vijand
654 dooden, onder welke 186 vrouwen
en 130 kinderen; onzerzijds 3 dooden;
buitgemaakt 124 geweren.
Alzoo in totaal bij deze vier gevechten
van den vijand 1668 dooden, t.w.884
mannen, 503 vrouwen en281 kinderen;
onzerzijds totaal 6 dooden; buitgemaakt
te samen 291 geweren, vermoedelijk van
zeer oud maaksel, meerendeels vuur
steengeweren, omdat dooreengenoraen
50 van zulke geweren slechts één ge
sneuvelde onzerzijds veroorzaakten. Onze
snelvuurkarabijnen blijken echter krach
tig effect gehad te hebben op het vijan
delijk menschenmateriaalzestien-hon-
dmf-en-ac/rt-<m-.r<?(di<7dooden, onder welke
vijfhonderd eu drie vrouwen
en tweehonderd en een en tach
tig kinderen, tegenover zes ge
sneuvelden onzerzijds!
De kolonne- van Daalen bestond uit
150 geweerdragenden, dus leverde
dooreengenomen per geweer elf dooden,
waaronder bijna de helft vrouwen
en kinderen.
Hoe het bij zulk een „gevecht" moet
toegegaan zijn, en dat in de twin
tigste eeuw! kan blijken uit een ver
haal in de Deli-Ct. van iemand die met
de Me dan-kolonne medeging, welke
kolonne even na den afloop van het
laatste gevcchtin K oeto LengatBaro,
zich aldaar bij de troepen van Overste
van Daalen aansloot.
Schoon vs de hemel der reinen
maar hoog de hemel van het berouw
dat van uit zijn afgrond zijn oog
derwaarts richt.
door
4) ALEXANDER L. IOELLAND.
„Tot het uitvoeren van dit plan koos
hij do beroemde dragonders van Kel-
lerman en de zware garde-cavallerie. Nu
komt het gewichtigste oogenblik in den
slag. Nu moet gij u op de plaats van
het gevecht begeven."
Neef Hans stond dadelijk van de bank
op, en nam de plaats in, die de overste
hem aanwees.
„Nu zijt gij Wellington!" Neef Hans
ging recht opstaan. „Gij staat daar nu
op de vlakte met het grootste deel der
Engelsche infanterie. Hier komt de ge-
heele Fransche cavallene. Milhaud heeft
zich met Keilerman vereenigd, een on
overzienbare menigte paarden, vaandels,
helmen en blanke wapens! Omgeef u
door eene carrée!"
ffeef Hans stond een oogenblik radc-
Aan zijn verslag ontleenen wij het
volgende:
„Deu 24sten werd van onze bivak
plaats in 'tbosch aan de oevers van de
rivier Lé Setoelön afgemarcheerd naar
Dj. Kedataran aan de Alas-rivier, bijna
steeds in N. richting- door een triest,
vochtig bosch en vlak land; Dj. Keda
taran werd te 10 uur bereikt. Van daar
eilanden vormende, breede, thans wei
nig water bevattende, Alas-rivier, die
vlak langs het vrij steile zuidelijke
bergland loopt door een groote breede
vlakte, tot Paja Mondjö geheel begroeid
met dicht bosch. Daar begint het
kampong-complex van Bambil.De kam
pongs liggen in dicht bosch en struik
gewas; tussehen hen liggen opén ruim
ten mpt alahg-alang en grap (het
jaargetijde om sawah's aan te jjeggen
is nog niet aangebroken) die wemelen
van koeien en karbouwen in kudden
van 30 eu 40-tallen.
Om 1 uur 's middags ontmoetten we
een Alas-vrouw, een anak soedèra van
den Kedjoeroeau van Bambil, flie ver
telde des morgens uit Kotta Lingat
Bahroe (op de kaart staat Poeloe Blim-
bing, welke naam hier niet bekend is)
te zijn ontvlucht, toeu die versterking
door de marechaussees was aangevallen.
Dat bericht werkte als een zweepslag
op onze „uieimekes." maar de hoop om
nog een handje mee te kunnen helpen
bleek ijdel. De afstand tot die kampong
was zeer groot: we bereikten haar pas
te half vijf en vernamen van eenige
buitenstaanders dat ze reeds genomen
was alsmede, dat de overste nog binnen
de versterking was.
De coloune-cominandant ging bij den
laatsten zijne opwachting maken met
een paar officieren. Daar de toegang
aan de W. face gelegen was, doch de
marechaussees aan de O. face waren
binnengedrongen, kwamen we voor een
gesloten poort. Doch de sluiting, die
aan den buitenkant van de smalle deur
was aangebracht, bestond uit een deur
met een hangslot. Daarop paste toeval
ligerwijze een sleutel van den colonne
commandant.
Hoewel de deur daarmee ontsloten
was, waren aan de binnenzijde daar
tegen zoovele planken gezet, dat het te
lang zou duren om die weg' te werken-
Daarop kropen we door eene opening
in de versperring naast de deur, door
welk gat enkele vluchtelingen tijdens
loos; toen begreep hij eveuwcl de woor
den des oversten: in allerijl trok hij voor
zich in 't zand een vierhoek vau dikke
strepen.
„Goed!" riep de overste verheugd. „Nu
houwen de Franschen er op in: de rijen
worden doorbroken, doch sluiten spoe
dig weer aaneen, de cavallerie wijkt,
doch herstelt zich weder. Wellington
moet zich ieder oogenblik in een ander
carée insluiten."
l)c Fransche ruiters vechten als leeu
wen; de grootsche herinneringen aan de
vroegere krijgstochten des keizers ver
vullen hen met dien van de overwinning
zekeren moed, die zijn leger onoverwin
lijk maakte; zij vechten voor den over
winnaar, voor de eer, voor den franschen
adelaar, voor den kouden kleinen man,
Yan wien zij weten, dat hij achter hen
op een hoogte staat, en dat zijn oogen
ieder in het bijzonder gadeslaat, dat hij
alles ziet en mets vergeet.
„Maar heden hebben zij met een vij
and te doen, die niet zoo gemak
kelijk te overwinnen is. Zij staan pal
als een muur, die Engelschen, en wor
den zij soms eene schrede teruggedre
ven, zoo hebben zij die het volgend
oogenblik herwonnen. Zij hebben geen
keizer, geen adelaar. Als zij vechten
denken zij noch aan den krijgsroem,
noch aan wraak, maar zij denken aan
het Yaderland. De eiken van het oude
Engeland niet weder te zien, is voor
hot gevecht waren ontkomen. Binnen
getreden, zagen we een groote ruimte
van nagenoeg rechthoekigen vorm met
enkele onregelmatige uitbochtingeu,
omgeven door 1 M. hoogen en even
breeden aarden wal, waarop iets schuin
naar buiten hellend eene ongev. lijjM.
k 2 M. hooge versperring van naast
elkaar staande stevig aan elkaar ver
bonden aangepunte bamboe-latten.
In de ruimte tal van hutten, niet op
palen, behalve één huis mst planken
wanden, over 't algemeen een vrij ar
moedig zoodje. In zoo'n aan alle zijden
open hutje zateu eenige vrouwen en
kinderen oiïs^ aan te staren, wezenloos.
Wat daarna jpnze aandacht trok was
meer dan afgwjselijk. In de wolfskuilen
achtereen a^den wal en hier en daar
daarbuiten ook op don aarden wal lagen
lijken en gewonden door en over
elkaar, in allerlei houdiugen. Oude en
jonge mannen, stokoude vrouwen en
jonge moeders, knapen en meisjes, oude
kinderen en zuigelingen; de jongeren
naakt, de ouderen half gekleed, allen
bedekt met bruiu ingedroogd bloed,
allen inet meer of miuder groote won
den meest allen doodgeschoten.
In een groote kuil tussehen 10 k 12
doode lichamen, rechtop, een blijkbaar
blinde, maar met wijde glazige oogen,
jongen van 10 jaar, ongedeerd, luiste
rende naar onze stappen eu bewegingen.
In andere kuilen die wij passeerden
werd door een gewonde de sarong over
't hoofd getrokken. Elders tegen den wal
een ongedeerd kindje, naakt, kermeud.
Weder ergens anders op de trap
van een huisje een paar kinderen, de ou
deren rondstarend, de jongereu huilend.
Midden op het plein hier en daar een
mannenlijk, armen en beenen wijd-uit-
gespreid. Het treurigste beeld lover
den echter de wolkskuilen en de N. O.
saillant, waar de verdediging 't krach
tigst was geweest, 20 k 30 lijken en
gewonden kris en kras door en over elkaar,
kleurrijk door kleeding, naakte huid,
open wouden, bloedvlekken en bloed
strepen op den zandgelen ondergrond.
Hier en daar een halfvorbrand lijk met
opengescheurden buik, tengevolge van
het treffen van den kruitvoorraad van
den verdediger.
Op den iarden wal aan de oos.terface
de overste omringd van eenige offi
cieren vóór de bres in de versperring,
waarachter tegen den aarden wal een
den Engclschman de pijnlijkste gedachte,
doch neen; er is iets dat nog erger is,
namelijk inetschandebevlektterugkeeren.
En als zij er aan denken, dat de trot-
sche vloot, die zij weten het, in 't Noor
den ligt en op hen wacht, hen het cere-
schot zou kunnen weigeren, en „old Eng
land" zijn zonen niet meer zou erkennen,
dan nemen zij het geweer vaster in
de hand, dan vergeten zij hunne won
den en hun stroomend bloed; dan hou
den zij zwijgend en ernstig met op el
kander geklemde lippenstanden sterven
als mannen."
Twintig maal werden de carrées ver
broken, en twintig maal herstelden zij
zich, en 12000 dappere Engelschen vie
len. Neef Hans begreep dat Wellington
weende, toen hij uitriep: „De nacht of
Blücher!"
Intusschen had de overste Belle-Alli-
ance verlaten en zocht iets in het gras
onder de bank, terwijl hij met zijn ver
haal, dat steeds levendiger werd, voort:
ging-
„Wellington was nu werkelijk versla
gen, hij moest eene volkoincne neder
laag lijden, toen" riep de overste
met volle stem „toenkwam hij daar!"
En op hetzelfde oogenblik schopte hij
tegen den steen, dien Hans hem had
zien verstoppen, zoodat hij op het slag
veld rolde.
„Nu of nooit," dacht Hans.
„Blücher!" riep hij.
stormladder van bamboe. Buiten de
versperring enkele marechaussee, allen
met bruine gezichten, ongeschoren,
zwarte baarden, kalm ijzig bedaard, met
een afschuw op't gelaat, zacht sprekend.
Daar vernamen we nadere bijzon
derheden.
Den 21sten Juni hadden do kapiteins
Stolk en de Graaf de versterking ver
kend, waren met een paar secties slui
pende door het struikgewas de geheele
benting rondgeloopen, zonder gezien te
zijn, hadden de zwakke plaatsen opge
zocht, plaatsen waar de aarden wal 't
gemakkelijkst te bereiken zou zijn, had
den buiten den ingang een 40- k 50
tal bewoners verrast en er 5 A 6 van
neergelegd, de rest was in en buiten
de versterking gevlucht.
's Morgens om 7 uur van den 24sten
waren de troepen, pl. m. 150 man sterk
(90 van de Kwala-Siinpang colonne en
elf incomplete brigades marechaus
sees) uitgerukt van Bambil, het hoofd
kwartier, een groote verlaten kaïnpoug.
Ze bereikten de versterking om 9 uur,
gingen nogmaals verkennen, bespraken
den aanval, terwijl ze ondertusschen de
verdedigers konden hooren zeggen
„laat de kompenie maar komen" en
begonnen om 11 uur te attaqueeren.
De hindernissen buiten den aarden
wal werden vlug weggekapt en onder
den wal beschutting gezocht. Dwang
arbeiders, vrijwillig zich aangeboden
hebbende in uitzicht op kwijtschelding
van straf, brachten stormladders aan
tegen den wal. Met de klewang worden
gaten gekapt in de bamboe versperring,
tot er een man doorkon, anderen volgden,
de een rechts, de ander links van de
bres op denaarden wal voortschrijdende,
neerschietende de verdedigers, die met
geweren en bainboelausen de aanval
lers trachtten te weren.
Zoo ging het voort, tot de verdedi
gers gedood of weerloos waren geworden,
of aan de tegenovergestelde zijde waren
ontvlucht.
Om 1 uur was de versterking ge
nomen. Daarna werden de huizen door
zocht, de goderen, rijstvoorraden en
wapens verzameld en weggevoerd. Om
5i|2 uur trokken de laatste marechaus
sees weg.
De verliezen aan onze zijde waren
3 dooden (een Amboineesche marechaus
see, één inlansch sergeant en één dito
mindere van Ivwala Simpang) en 19
„Juist zoo," antwoordde de overste,
„het is Blücher, de oude weerwolf, die
met zijn Pruisen over de vlakte aanrukt."
„Er verscheen geen Grouchy. Napoleon
stond dus van zijn rechtervleugel be
roofd tegenover 140.000 man. Met zijne
onveranderlijke koelbloedigheid geeft hij
bevel een nieuw front te maken."
„Maar het was te laat: de overmacht
was te groot.
„Wellington, die door Blüchers aan
komst gelegenheid kreeg zich van de
reserve te bedienen, liet zijn gansche
armée vooruit marcheeren. Noch een
maal werden de gealliëerden door een
woedenden aanval tot staan gebracht,
die door Ney, den leeuw van den dag,
werd aangevoerd.
„Ziet gij hem?" riep dc overste ir.et
fonkelende oogen.
En neef Hans zag hem, dien moedigen
held, dien hertog van Elchingen, dien
vorst van de Moscowa, dien zoon eens
kuipers in Saarlouis, dien maarschalk en
pair van Frankrijk. Hij zag hem langs
zijne colonnen rijden, vijl paarden
waren onder hem doodgeschoten,uct
den degen in de hand, gescheurde uni
form, zonder hoed en met een bebloed
gelaat.
„En de colonnen stelden zich in slag
orde en stormden voorwaarts. Zij
volgden him vorst van de Moskowa, den
redder bij Beresina, zij volgden hem in
jen hopeloozen kamp voor den keizer
gewonden, waaronder de kapt. de Grauft'
van Kwala Simpang, met lichte ver
wonding aan de rechterhand door lans
steek. In de versterking lagen 5G2
dooden en gewonden, in onze handen
vielen ongeveer 100 geweren. Onder
de dooden zou aanwezig zijn de nieuwe
Kedjooroean van Barabèl, doch deze is
niet herkend.
Van 24 op 25 Juni sliepen wij te Bainbel,
doch trokken vanmorgen, omdat Bambél
te klein bleek, naar Pedoisi met de ge
heele troep en alle koelies van de Ma-
dan -colonne.
De berichtgever vermeldt ten slotte,
dat de bevulking te Wost-Karo, I'ak-
Pak eu Boven-Sengkel, waarheen de
tocht der vereenigde Colonnes thans ge
richt wordt, „ook vijandig gezind is,",
naar hij had vernomen. Inderdaad,
men zou het 0111 minder kunnen zijn!
Het is maar te hopen, dat laatstbe
doeld gerucht niet wederom „als een
zweepslag" gewerkt heeft „op onze men
nekes", want als bedoelde „mennekes,
„hun hoop vervuld zullen zien" om op
soortgelijke wijze, naar hartelust, „een
handje mee te helpen" dan vreezen
wij dat nog vele honderden vrouwen en
kinderen als slachtoffers zullen vallen.
De groote bladen zwijgen over deze
„moorden op groote schaal" in centraal
Atjeh, want de berichten vormen een
schrijnende tegenstelling met veel wat
bij de huldebetoogingen van den afge
treden Gouverneur van Atjeh zoo
luide werd verkondigd omtrent de zegen
rijke werking onzer jongste Atjch-po-
litiek.
Doch een rilling huivert door ieders
gemoed bij het lezen van bovenstaand
verslag der bevinding van den Deli-cor-
respondent. Generaal vanHeutz heeft ge
tracht blijkens sommige bladen te betoogen
de volstrekte noodzakelijkheid van
het optreden onzer troepen, en van die
hecatombe van vrouwen en kinde
ren, maar velen met ons achten zulke
„actie" in zichzelf onmogelijk In
onzen tijd, en van het onmo
gelijke kan de noodzakelijkheid
nooit bewezen worden, zelfs niet
door Generaal van Heutz.
In stede van deze moorden goed te
praten of te verdedigends het ernstig te
hopen en gelukkig ook te verwachten,dat
alle maatregelen genomen zijn of zol
en voor Frankrijk. Weinig dachten zij
toen, dat zes maanden later Frankrijks
koning hunnen geliefden aanvoerder in
de tuinen van het Luxembourg als hoog
verrader zou laten fusilleeren.
Maar hij vloog rond, ordende, gaf be
velen totdat cr voor de vcldheerenmets
meer te doen was; toen gebruikte hij,
als gemeen soldaat, zijn zwaard, totdat
alles gedaan was, en hij met de vluch
tenden werd voortgesleurd. Want het
fransche leger vluchtte.
„De keizer stortte zich in het gedrang;
maar het vreeselijk weeklagen over
schreeuwde zijne stem, en in hot half
donker herkende niemand den kleinen
man op het witte paard.
„Daar sloot hij zich aan bij eene
carrée zijner oude garde, die nog stand
hield. Sterven wilde hij in den laatsten
veldslag, dien hij ooit zou leveren. Maai
de oude generaals omgaven hem, en de
oude grenadiers riepen: Trek u terug, sire,
de dood wil 11 niet hebben!"
„Wij wisten wel, dat hij hem niet
wilde hebben omdat dc keizer het recht
verloren had als fransch soldaat te ster
ven. Half wederstrevend werd hij mede
getrokken en onbekend in zijn eigen
leger reed hij in den donkeren nacht
heen, nadat hij alles verloren had."
Zoo eindigde de slag van Waterloo",
zeide de overste, terwijl hij zich op de
bank nederzette en zijn das recht trok.
Neef Hans dacht met eenigen wrevel