No. 68 Woensdag 24 Augustus 1904. ie Jaargang |Vriend Jan. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". RUSSISCHE BESCHAVING, FEUILLETON. I Was er haast bij de beantwoor ding van een brief, dan diende Jan hem als geheimschrijver en dat kwam den beeldhouwer goed van pas; zijn dikke duim, plat geworden door het bewerken der natte klei, bestuurde de pen onhan dig en dc spelling was voor den groo ten man iets ondoorgrondelijks. Jan schreef eene fraaie, duidelijke hand en stelde met gemak een brief op, zonder ooit genoodzaakt te zijn zijn hoofd te krabben, oin het slot van een zin te vinden. Als hij een brief geschreven had, bracht Jan hem dikwijls naar de post en diende dus zoowel voor knecht als voor geheimschrijver en deed alles als of het van zelf sprak. Meer dan eens als Abel Largij zijn atelier betrad, had hij zijn leerling met een. bezem in de hand gevonden of bezig om voorzichtig VerscUIjiit Woensdags en Zaterdag». I Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonneuieiitsprijs Per jaar Franco per post Per 3 maanden Franco per post f 3.00 - 3.50 - 0.75 - 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Eenigen tijd geleden is bij den Uitgever B. A. Soep te Amsterdam een vertaling verschenen van de bekende Herinne ringen van den Russischen revolu tionair L. Gr. Deutsch. Hun, die omtrent het moderne Rusland iets meer willen weten dan wat uit offi- cieelc bronnen, of door middel van bezoldigde of wel eenzijdige lofredenaars daarover bekend is geworden, kunnen wij de lezing van dit boek ten zeerste aanraden. Zij zullen er uit leuren van welken aard de Russische beschaving is welke door sommige voorlichters der openbare meening als verre verheven boven de Japansche wordt voorgesteld. Wij meenden onzen lezers genoegen te doen, door de mededeeliug van het geen de schrijver vertelt omtrent den moord op de Chincczen van Blago- wesjtsjenk, eene historische gebeurtenis welke evenwel van officieele zijde steeds is geloochend. Het verhaal van 't gebeurde zal tevens de gevoelens verklaarbaar maken welke de Chi neezen tegenover de Russen bezielea. Wij geven nu, verkort het woord aan den schrijver. Juist tijdens mijn aanwezigheid is lagoweSjtsjensk door de slachting van enige duizenden vreedzame Chineezen Jberucht geworden. Ik kwam ongeveer en jaar tevoren in de stad en was laardoor onvrijwillig getuige van deze ruwelen, waaromtrent de Russische egeering onware berichten in de wereld ezonden heeft. Om de waarheid te die- ïen deel ik mee wat ik uit eigen erva- ïng, als ooggetuige, er van weet. ri In de eerste plaats eenige woorden over Blagowesjtsjensk. Het is de hoofd stad en voorloopig de< eenige stad van het Amoergebied, dat in uitgestrektheid de oppervlakte van eenige europeesche groote staten vele malen overtreft Blago wesjtsjensk ligt !op den vlakken linker oever van den Amoer, die over een grooten afstand de grens tusschen het Russische en het Chineesche rijk vormt. Vóór den veldtocht naar China waren er in Blagowesjtsjensk 38000 inwoners. Het moerendeel der huizen is van hout. fc)e stad bezit geen vestingwerken. Onrecht gevonden te hebben, leert j \maar al te vaak onrecht zoeken. 1 3. Op den rechter oever van den Amoer, vlak tegenover de stad, bevond zich voor het begin van de oorlogs-operatics de Chineesche plaats Ssachaljan. De bewoners der beide oevers onderhielden een voortdurend verkeer met elkander: 's zomers met roeibooten en dsjonken, 's winters over bet ijs, want de Chineezen en Mandsjoeren waren den bewoners van Blagowesjtsjensk de voornaamste lever anciers yan levensmiddelen, in het bizon der van groenten en vleesch. Tot het voorjaar van 1900 waren de betrekkingen tusschen de bewoners van Blagowesjtsjensk en Ssachaljan volkomen vreedzaam, maar na den moord op den Duitschcn gezant Ketteler en de mobilisatie van liet Siberische leger door de Russische regce- ring op den 24sten Juni, begon zich in deze betrekkingen een zekere stijfheid en spanning te doen gevoelen. In de stad en haar omtrek woonde een aantal Chineezen en Mandsjoeren als groothandelaars, kleine kooplieden, handwerkslieden, bedienden, daglooners. Aan den buitenrand van Blagowesjtsjensk was hun een afzonderlijke stadswijk aan gewezen, waarin alle gebouwen volkomen het eigenaardig nationaal karakter droe gen en die daarom „de Chineezenwijk,1 heette. Velen der Chineezen en Mand sjoeren leefden jaren lang vreedzaam in ons midden en bewezen der bevolking door hun arbeid groot nut. Vlijtig tot in het ongelooflijke, bescheiden in hun behoeften, maakten deze Chineesche onderdanen zich aan geen groote mis drijven en zelfs niet aan kleine over tredingen vau welken aard ook schuldig. Eerlijkheid en nauwgezetheid waren hun algemeen erkende karaktertrekken en in vele groote instellingen, in verschil lende handelshuizen en ondernemingen zoowel als in particuliere huizen, verliet men zich onvoorwaardelijk op de Chi neezen als beambten of bedienden en vertrouwde ben volkomen. In vele Russische gezinuen, die jonge Chineezen als mannelijke bedienden hadden, kreeg men ben lief als familieleden. .Niet zel den leerde men ben Russisch en zij legden zich hierop met buitengewone vlijt toe: over een Russisch boek gebo gen of zich in het Russisch schrijven oefenend, zaten zij tot na middernacht en maakten aldus snelle vorderingen. Maar in minder beschaafde klassen der de dikke laag stof af te vegen, die zich jaren lang op de hooger opgehangen pleisterbeelden had verzameld. Na ver loop van eene maand vond dc beeld houwer dezen nieuwen staat van zaken zoo aangenaam, dat hij zelfs niet meer dacht aan het zoolang gezochte voor wendsel. Het scheeen hem weldra iets zeer natuurlijks toe zulk een dienst vaardig wezen aan zijne zijde te hebben, dat niets eischte en wiens geluk scheen te bestaan in rechts en links te loopen, alle mogelijke boodschappen te doen en met eerbiedige verrukking het minste voortbrengsel van zijn meester te be wonderen. Op grootmoedige wijze gaf dc mees ter hem deze verschillende genoegens en dacht er nooit over de beencn ofdc hersenen van zijn trouweu dienaar te ontzien. Als hij lust had om tc zwijgen verstoorde niets de stilte van de werk plaats, de leerling hield zijn adem in. Als het hem daarentegen in den zin kwam de moeilijkheden van zijne jeugd te vertellen of de karikaturen op het atelier, die hem en al zijne tijdgenooten vermaakt hadden, dan vond hij een verrukten en bovendien schranderen toe hoorder, die van tijd tot tijd een woordje op zijn pas zeide en bij gelegenheid ook wel eene anecdote met eene andere wist te beantwoorden. Largij, die wat onge polijst, ook eenigszins wantrouwend was gebleven en hakkelend sprak, zoodat Russische bevolking vonden deze Chinee zen nooit bijzondere sympathie. Het volk zag in hen bovenal de vertegen woordigers eener vreemde natie die hardnekkig een versmelting met de Russische vermeed, want, zooals bekend is, veranderen de Chineezen nimmer, op eenige weinige uitzonderingen na, hun gebruiken en hun uiterlijk. Voorts zagen de Russische arbeiders in hen gevaarlijke concurrenten. Het werd algemeen erkend dat, als de Chineezen niet aan den Amoer waren, het loon der Russische arbeiders aanmerkelijk hooger zou staan. Ander zijds echter valt te constateeren dat vele voortbrengselen, die vroeger door hun goedkoopheid ook voor onbemiddelden verkrijgbaar waren, ontzaglijk duur wer den, toen na den oorlog de goedkoope Chineesche arbeid verdween. Om deze redenen, zoowel als eenvou dig uit ruwheid en ruwe elementen bevinden zich bij elk \olk gebeurde het niet zelden, ook toen liet nog volkomen vrede was, dat de Chineezen zonder de geringste aanleiding bij ont moetingen op straat door Russen op allerlei wijzen mishandeld werden; men liep tegen hen aan, sloeg hen, trok hen aan de staarten. Eenige bizondcr weer zinwekkende gevallen van het aanranden der deemoedige, angstige Chineezen, werden ook in de plaatselijke pers medegedeeld. Bizonder veelvuldig werden de ge welddadigheden tegen de Chineezen na de mobilisatie van den 23en Juni. Troe pen reservisten, die van het land gedu rende den oogsttijd in dienst geroepen werden, vulden de straten der stad, menigmaal zwaar beschonken, overvielen de Chineezen die zij tegenkwamen en sloegen hen onbarmhartig, hun toeroe pende: „Om jullie, veepak, worden wij van ons werk en uit ons gezin gehaald en in den dood gejaagd". In de oogen van den gemeenen man is de Chinees over 't algemeen geen mensch, maar „het vee", „het schepsel". Dat levert ten deele een goede illustratie voor dc opvattingen onzer patriotten met vorst Oechtomski, den redacteur der „Peter- burskija Wjedoniosti", aan liet hoofd, die beweren dat het Russische volk, in onderscheiding van alle andere volken, zich verdraagzaam betoont tegenover vreemde naties. De gepubliceerde geval len van gewelddadigheden gaven er zelfs aanleiding toe dat de krijgsgouverneur hij niet waagde te praten in tegenwoor digheid van personen uit de groote we reld, gimde zich het genoegen tegen een hoorder, die niet medcteldc, naar hartelust vrij eu vroolijk te praten; hij maakte kwinkslagen als in den ouden tijd, toen hij al de anderen op het ate lier Jöuffroy aan den gang bracht. En bij was er mede in zijn schik op zijne wijze geestig te zijn en schiep behagen in hem, die dit vernuft bewonderde en bet wist uit te lokken. Het wras voor Jan Dubois veel moeilij ker door den minsten werkman dan door zijn meester in genade te worden aangenomen. Deze mannen, waarvan sommige zich verbeeldden echte kun stenaars te zijn, keken den nieuweling, die niet een der hunnen was, met leede oogen aan. De vijandige gezindheid open baarde zich eerst door meer of minder onschuldige en meer of minder geestige plagerijen. Jan toonde daaronder een vroolijk gelaat en als men tegen hem riep: „Hé! misbaksel!" dan werd hij niet boos hoewel het bloed hem naar het gelaat steeg. Maar op zekeren dag kw am men tot dadelijkheden. Men wilde hem in een deken sollen. Jan Dubois, wiens zwak lichaam zeer gevoelig was, zag niet zonder schrik de toebereidselen tot zijne marteling. Eindelijk zeide hij: „Weet gij wel, dat het niet zeer mooi staat wat gij daar doet? Gij noemt mij misbaksel, maar misschien weet gij niet een proclamatie uitvaardigde die met strenge straffen bij aanranding van vreed zame Chineesche onderdanen bedreigde. Op dc verzekering van de hoogste plaatselijke autoriteit vertrouwend, dat de chineesche onderdanen niets te vreezen hadden, bleven alle in Blagowesjtsjenk en zijn omgeving verblijvende Chineezen en Mandsjoeren, te zamen eenige duizen den personen, in hun woning. Doch spoedig zou het hun zeer berouwren. Reeds den 14en Juli, toen de schoten van den Chineeschen oever klonken en dc verschrikte menigte dc vlucht nam, kon men zien hoe de wegsnellenden de ongelukkige Chineezen, die zij onderweg ontmoetten, mishandelden. De beklagens waardige Chineezen en Mandsjoeren dwaalden door de stad, een veilige schuil plaats zoekend. Den avond van denzclfden dag kwamen gevallen van moord op Chineezen op den openbaren weg voor. \olstrekt betrouwbaro personen beweer den dat dc politiebeambten zeiven den inwoners den raad gaven de Chineezen te dooden, in geval deze zich 's avonds op straat vertoonden, want velen uitten de vrees dat dc op Russisch gebied wonende Chineezen tot steun van hun stamgenooten 's nachts de stad in brand zouden kunnen steken. Men vermoedde ook dat zich onder hen aanhangers van de Boksers bevonden. Daarom kwam het denkbeeld op dat het noodzakelijk was, ernstige maatregelen tegen de in Blagowesjtsjensk en omstreken wonende Chineezen te nemen. Koelbloedige en berekenende lieden achtten het in dit opzicht voldoende, als men die Chinee zen voor wie de Russische bewoners borg wilden blijven en die waren er genoeg te vinden aan dezen overliet, de overige Chineezen echter op één plaats vefzameldo en onder bewaking- stelde. Doch de autoriteiten dachten er anders over. Den tweeden dag na het begin van het bombardement van Blagowesjtsjensk van den kant der Chineezen kon men kozakken zoowel als politieagenten alle huizen zien binnentreden om tc vragen of er zich geen Chineezen of Mandsjoeren ophielden. Als de bewoners vroegen wat men van dezen wilden, kregen zij ten antwoord dat men hen allen bijeenbren gen en in arrest stellen wilde. Niets goeds vermoedend, trachtten eenige be- woners de bij hen inwonende Chineezen in kelders, op zolderkamers en dergelijke recht wat dat woord beteekent. Gedu rende mijne gcheele kindschheid werd ik gemarteld door geneesheeren, die be weerden, dat zij van mij een man als elk ander konden maken. Het is hun niet gelukt, maar mijne spieren zijn daar door stijl' en pijnlijk gebleven. Als men mij aanraakt, heb ik pijn. Mij te sollen, zou zijn mij te pijnigen, misschien te vermoorden. Gij zijt de sterksten zoudt gij dan van uwe kracht zoo wreed mis bruik willen maken?" Iiij had de armen over elkander ge slagen en zijne stem, die op dat oogen blik helder en doordringend was, had een einde gemaakt aan het gejoel en getier. De meeste mannen draaiden zich eenigszins beschaamd om; maar een reus, de herkules van het atelier, lachte hoos aardig en greep den armen jongen aan, als ware hij een konijn en wierp hem in de gespannen deken. Jan beet zich op zijne lippen en verroerde zich niet meer. Op dit oogenblik maakte een jong mensch, dat juist binnen wras ge komen en alles gehoord had, ruimbaan met zijne ellebogen, wierp den reus om ver en het slachtoffer voorzichtig aan vattende zette hij hem naast zich neer. „Zegt eens, kameraden, het schijnt mij toe, dat gij na mijn tijd veranderd zijt. Schaamt gij u niet kiuderen en ge- brekkigen aan te vallen? Kijk, hij valt flauw! Hè, kameraad!" De nieuw aangekomene zette Jan op plaatsen tc verstoppen. Niet zelden ver namen de buren echter daarvan en gaven liet hij de politie aan; dan eiscliten de kozakken brutaal, onder bedreiging met geweld, menig keer den sabel trekkend, de uitlevering der verborgenen. Deze gevangenneming der Chineezen nam verscheidene dagen in beslag. Ik ben niet in staat dc verslagenheid dezer ongelukkigen te beschrijven, toen men hun mededeelde, dat de politie hen riep. Haastig pakten zij hun goed bijeen, met onuitsprekelijken angst volgden zij de kozakken. Yan de menschen die hun onderdak vérstrekt hadden afscheid nemend, gaven zij hun geld en goed in bewaring, vaak ook de opdracht om een of andere schuld te betalen, of zij stel den hun vermogen te hunner vrije be schikking, huizen en winkels vol met allerlei goederen en waren. Alsof zij het treurig einde vermoedden, vroegen eenigen onderweg: „oens-kantami?" (zal men ons vermoordden?) Zij vergisten zich niet: zij werden op de afschuwelijkste wijze vermoord. Slechts in de middeneeuwen ten tijde der Inqui sitie en der vervolgingen van ketters, Joden en Mooren in Spanje werden dergelijke gruwelijke massa-moorden gepleegd. Eenige wersten boven Blagowesjtsjensk aan don linkeroever van den Amoer be vindt zicli een nederzetting van kozakken. 1 )aarheen werden vóór zonsopgang onder geleide van kozakken en politieagenten eenige duizenden Chineezen gedreven, waaronder grijsaards, gebrekkigen, zie ken, vrouwen en kinderen. Wie. door ziekte of vermoeidheid niet verder kon, werd door de kozakken aanstonds onder weg neergestoken. Een der op die w ijze vervoerden, een vertegenwoordiger der groote Chineesche firma Li-VVa-Tsjan, weigerde verder te gaan, en verzocht hem naar den gouverneur-generaal te brengen, die den Chineeschen vertegen woordiger dc volkomen veiligheid van allen die op Russisch gebied blijven zouden gewaarborgd had, maar als ant woord op dit verzoek vermoordden de kozakken hem aanstonds op straat. Hierbij tegenwoordig was do onder- pristaw (commissaris van politie) Sjaba- noff, die echter met geen woord deze gruweldaad belette. Toen men de ongelukkige Chineezen aan den oever van den Amoer gedreven had, werd hun bevolen te water te gaan. een stoel en zijne mouwen opstroopeude en den reus flink aanziende zeide hij: Do eerste, die hem aanraakt, krijgt met mij te doen. Meent gij soms, dat ik bang ben voor u, zeg?" „Nu, nu," bromde de reus, „men zal hem als een jongejuffcr behandelen! Mis schien zoudt gij hem niet zoo gauw be let hebben een dansje te doen, als gij geweten hadt, dat hij uwe plaats bij den patroon had ingenomen." „Jan was terstond weer bijgekomen en stak zijn verdediger de hand toe." „Ik dank u, mijnbeer, gij hebt mij een groote dienst bewezen." „Mijnheer, mijnheer!.... Hoor eens, vriendlief, niemand is hier „mijnheer" men is kameraad en noemt elkander bij den naam. Wie zijt gij en hoe hebt gij zoo mijne plaats ingenomen? zeg, vertel mij dat eens?" Jan vertelde zijne komst, zijne aan stelling en bewonderde intusschen dien knappen, grooten, flink gebouwden jon gen man, die van gezondheid en kracht getuigde, die zoo zeker van zichzelf en van de toekomst scheen, die zoo vroo lijk en goedhartig was. „Ik heet George Mirbeau,"' zeitle zijn bondgenoot, „ik ben begonnen met het houwen van grafzerken, daarna ben ik op mijn zestiende jaar hier gekomen en ik kan cr mij op beroemen een goed werkman te zijn geweest, nietwaar, ka meraden? Daar ik mij vermaak met klei

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1