No. 70.
Woensdag 31 Augustus 1904.
ie Jaargang
riend Jan.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Volksontwikkeling.
FEUILLETON.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaar
f 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden
- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advcrtentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Voor do ontwikkeling der volwassenen
wordt in het buitenland van gemeente
wege op ruimer schaal zorg gedragen
dan ten onzent. In Engeland hebben
alle groote steden hare gemeente-biblio
theken en leeszalen. In 1850 wist het
Parlementslid William Ewart na langen
strijd de beroemde Bibliothekenwet te
doen zegevieren, waardoor de steden
van Groot-Britannië het recht kregen,
cene bibliotheek-belasting te heffen.
Bovendien kunnen met toestemming van
het Departement van Financiën leeningen
gesloten worden ten bate van bibliotheken.
Veertig jaren na het tot stand komen
der wet hadden 40 Engelsche steden
belangrijke volksbibliotheken; in 1895
waren er in Engeland 297 openbare
bibliotheken, waarvan 32 te Londen. In
den laatsten tijd tracht men in het bij
zonder ook op het land dergelijke biblio
theken te doen oprichten.
De boekerijen dezer bibliotheken zijn
uitstekend voorzien, en een zeer druk
gebruik wordt ervan gemaakt. Ook
kleinere Engelsche steden bezitten der
gelijke bibliotheken, bv. Cheltenham
(43000 inwoners) met 15000 dcelcn voor
uitleening bestemd en 10000 in de lees
zaal. Jaarlijks worden ongevoer 150000
boeken uitgeleend en de leeszaal wordt
door een gelijk getal personen bezocht.
Wat Duitschland betreft, in Wurteinburg
waren er in 1893 1301 volksbibliotheken
in eigendom der gemeente met 290000
boeken. Berlijn bezat in 1900 28 ge
meentebibliotheken met ongeveer 100000
deelen, per jaar werden ongeveer 600000
boeken uitgeleend. Ook bezat Berlijn
toen reeds 8 openbare leeszalen, met
bibliotheken verbonden, terwijl tot de
oprichting van nog 2 van deze inrich
tingen besloten was. Breslau is 5 ge
meente-bibliotheken rijk en leende in
1898 ongeveer 130000 boeken uit. De
kosten dezer bibliotheken bedragen in
verschillende Duitsche steden tussehen
6000 en 15000 Mark (een Mark is 60
cents); te Berlijn 99000 Mark, een be
drag, iu verhouding tot het aantal inwo-
ners gering te noemen! In tal van plaatsen
I wordt aan dergelijke inrichtingen, door
vereenigingen ten nutte van het volk
[opgericht, gemeentelijk subsidie verleend.
Zoo geniet de Volksbildungsvercin" (Ver-
Hebt geen hart en leeftals ge
kunt, maar scheldt niet op hen die wel
'n hart noodig hebben om te leven.
,0, wat mij betreft, ik zeg dadelijk
ja," vriend Jan. Wat zal ik mij mooi
laken! Moet men gedecolleteerd zijn?
k heb nog nooit een lagen japon aan-
ehad. En oom zal zijn rok aantrekken,
ie tien jaar oud is en een witte das
imdoen.... stel u dat eens voor. Eu ik
zal hem een bloem in zijn knoopsgat
I steken, zooals Geo,... zooals mijnheer
Mirbeau, die een gezicht zet alsof hij
ons allen uitlacht.'
Toen de meester tegenwerpingen wilde
maken wilde de leerling er niets van
liooren.
„Jan, mijn jongen," zeideLargij tegen
hom, „ik heb al lang eens met u over
uwe zaken willen spreken, maar ik wist
niet hoe het aan te vangen. De spaar
penningen, waarvan gij mij gesproken
hebt, toen gij bij mij zijt gekomen, moe
Ul
z:
eeniging tot volksontwikkeling) te Wies-
baden, die o. a. een volkslecszaal en
vier volksbibliotheken onderhoudt, van
de gemeente een jaarlijksche bijdrage
van 6000 Mark.
Het aantal openbare leeszalen, meest
verbonden met gemeente-bibliotheken,
neemt in Duitschland eveneens voort
durend toe; er zijn er thans reeds meer
dan 100. In „Soziale Praxis", n°. 28
van 1902, worden belangrijke mededee-
hngen gedaan omtrent een der meest
geslaagde leeszalen, te Jena, waarvan
de kosten jaarlijks 16000 Mark bedragen.
De Gemeente draagt hiervan 2000 Mark.
In de leeszalen en boekerijen dienen
boeken, tijdschriften en bladen van alle
richtingen verkrijgbaar te zijn.
In ons land heeft de „Maatschappij
tot Nut van 't algemeen" zich op dit
gebied verdienstelijk gemaakt door den
stoot te geven of zelf over te gaan tot
oprichting van bibliotheken op verschil
lende plaatsen. Toch blijft hier een ruim
arbeidsveld voor de Gemeente open, daar
het der „Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen" nimmer aan den goeden wil,
maar wèl aan de noodige middelen heeft
ontbroken, om een voldoend aantal
bibliotheken en leeszalen, beantwoordende
aan de eischen, die daaraan in den
tegenwoordigen tijd mogen gesteld wor
den, te stichten en te onderhouden.
Ook op het gebied van musea wordt
in Engeland van gemeentewege veel
gedaan in het belang dor algemeene
ontwikkeling. Hoe groot juist in arbeiders
kringen de behoefte is aan het onder
deskundige leiding kennis maken met
de schatten, in kunst- en andere ver
zamelingen bijeengegaard, kan o. m.
blijken uit de uitkomsten van eene proef,
door de „Zentralstelle fttr Arbeiterwohl-
fahrtseinrichtungen" te Berlijn onderno
men, die in den winter van 1896 ver
schillende groepen werklieden van 30
tot 50 personen, door de beambten der
musea liet rondleiden. In 1897 werd een
programma van 12 dergelijke bezoeken
samengesteld en in arbeiderskringen
verspreid. In weinige dagen waren alle
toegangskaarten reeds uitgeput, zoodat
een aanvullingsprogram met "22 rond
gangen diende samengesteld. Ongeveer
600 deelnemers konden tot deze 34
bezoeken worden toegelaten, in de vol
gende winters, 1898, 1889 en 1900, werd
het aantal gelegenhedeu tot een dergelijk
bezoek onder geleide en voorlichting der
ten opgeteerd zijn; gij verdient geen
cent, gij moet eene plaats zoeken bij
een houtsnijder en nu wilt gij in één
keer eene som uitgeven, waarvan gij
twee maanden zoudt kunnen leven! Ik
heb altijd wel vermoed, dat gij uwe maag
dichthoudt om u aan uwen hartstocht
voor de kunst die u niet rijk zal
maken arme jongen over te geven,
en nu wilt gij den grooten heer uitham
gen. Zie, dat doet mij verdriet."
„Wees niet bezorgd, goede meester,'
zeide Jan hem hartelijk de hand druk
kend. „Ik heb genoeg omyvan te leven,
ik heb eene kleine erfeuis gehad, die
mij voor gebrek bewairt."
„Des te beter, des te beter! Maar zoo
als wij met elkander zijn, hadt gij mij
dit wel kunnen zeggen. Gij zoudt mij
veel zelfverwijt bespaard hebben als ik
u zoo ijverig bezig zag met werk, dat
nooit betaald werd, of als ik mij van
u bediende, zoo als ik zoo dikwijls doe,
zoo als Suzanna ook doet."
„Dat is mijn geluk, mijn ecnig geluk."
De jonge man zeide deze woorden
op zulk een aandoenlijkcn toon, dat zijn
meester zich plotseling omwendde, om
hem aan te zien. Maar Jan was weder
kalm aan het werk gegaan en toen hij
hem zoo bezig zag, waarbij elke bewe
ging nog duidelijker de mismaaktheid
van dit arme lichaam deed uitkomen,
haalde do beeldhouwer zijne schouders
op. Eén oogeublik was een vermoeden
ambtenaren lot 50 en 52 verhoogd. Het
aantal deelnemers steeg tot 2000 in
1900, terwijl voor 1901, zich 4840 per
sonen ah- deelnemers opgaven.
Wat de gezellige bijeenkomsten voor
het volk betreft, heeft de Pruisische
Minister van Binnenlandschc Zaken in
April 1900 een aanschrijving gericht tot
de Regceringspresidentcu, waarin hij
wijst op het belang hiervan voor de
zedelijke en geestelijke verheffing van
het volk, en de gemeenten tot taak stelt,
aan de verecnigingen, die zulke avonden
op touw zetten, steun te verleenen door
kostelooze verstrekking van zalen en
andere matcrieele hulp.
Volksconcerten worden in Engeland
in tal van groote plaatsen door de Ge
meente gegeven en bekostigd. Deze
hebben veelal plaats in do groote en
aangenaam ingerichte volksparken, in de
meeste steden van eenige beteekenis
daar te vinden. De Londensche Graaf-
schapsraad heeft voor 1901 10000.pd.
st. (f 120000.hiervoor uitgegeven.
Tussc-hen 16 Mei en 29 September wer
den 1130 concerten iu 57 parken en
pleinen georganiseerd. In Duitschland
bouwde o. a. Maagdenburg uit de saldo's
der spaarkas een openbare muziekbal.
Naast muziekuitvoeringen strekken
goede tooneelvoorstelliugen krachtig tot
verhooging van het schoonheidsgevoel
van het volk, terwijl zij bovendien van
groote beteekenis zijn om het geestelijk
peil der bevolking te doen stijgen. De
gemeenteraad van Mannheim heeft dit
ingezien en in 1899 in overleg met de
directie van het Hoftheater besloten
volksvoorstellingen te geven van klassieke
stukken tegen een eenheidsprijs van 40
Pfennig (24 cents) voor alle plaatsen
die bij loting aan de bezoekers worden
toegewezen. Te Giessen is het subsidie
voor het theater door de gemeente ver
hoogd, onder voorwaarde dat in ieder
speelseizoen minstens 12 volksvoorstel
lingen gegeven zullen worden tegen een
prijs van 40 Pf. (24 cents) voor alle
plaatsen in 't ipartcrre en 20 lJf. (12
cents) op de galerijen. Een stedelijke
commissie heeft recht mede te beslissen
over de keus der stukken. TeGothaen
in andere Duitsche steden zijn dergelijke
bepalingen gemaakt. Door een aantal
kleinere steden in Achter-Pommeren, van
ongeveer 10 tot 25 duizend inwoners, is
een gemeenschappelijk theater gesticht,
dat een aantal weken in de verschillende
in zijnen geest opgekomen, maar het
was slechts voorbijgaand. Hoe jammer
evenwel, dat Jan Dubois geen knappe,
flinke en van zijne toekomst verzekerde
jonger, was, zoo als b.v. GéorgeMirbeau;
maar hij had een ongewoon gevoel van
genegenheid voor dat misbaksel, dat
nooit op eenige wijze van zich zou doen
spreken. Suzanna dacht aan niets anders
meer dan aan den grooten avond in de
opera. Om de gewenschte loge te heb
ben, zag Jan zich genoodzaakt het feest
tot de volgende week uit te stellen
zoodat het jonge meisje den noodigen
tijd voor hare toebereidselen had. Nooit
gaf een eerste bal aanleiding tot zulke
gewichtige overdenkingen over de kleur
of de snede van een kleed. De kleine
huiskamer op de vijfde verdieping was
versperd door doozeneene naaister
werd bij het venster gesplaatst, half
bedolven onder doorschijnende witte
wolken. Maar het was Suzanna zelve,
die met hare slanke en vaardige handen
alles knipte; niet haar hoofd ernstig op
zijde, bestudeerde zij de uitwerking van
een garneersel of plooisel.
Jan Dubois vond ten minste eensper
dag een voorwendsel om naar die kamer
te gaan en dan raadpleegde Suzanna
hem. Zij toonde hem de teekeningen,
die zij voor het vermaarde toilet had
gemaakt; haar kunstenaarstalent had het
gebracht tot het vervaardigen van mode
platen; zij vermaakte er zich mede op
plaatsen moet spelen, terwijl de kosten
en eventueele saldo's naar verhouding
van den speeltijd verdeeld worden. Ook
in andere streken van Duitschland tracht
men hetzelfde tot stand te brengen. Een
dergelijke regeling zou waarschijnlijk door
art. 121 der gemeentewet ook ten onzent
worden toegelaten.
Ten aanzien van wetenschappelijke
volksvoordrachten e. d. wordt in Enge
land van universiteitswege door de zoo
genaamde, ook in andere landen allengs
doordringende, University-extension zorg
gedragen voor de volksontwikkeling in
meer wctenschappelijken zin. Op dit
gebied beweegt zich ook het Toynbee-
werk, dat evenzeer er naar streeft, het
geestelijk peil der mingegoeden te doen
stijgen, zoowel door populair-wetenschap-
pelijke lezingen en voordrachten, zoo
toegelicht met lichtbeelden, als ook door
persoonlijken omgang van personen uit
verschillende kringen. Te Stuttgart werd
in 1901 door het gemeentebestuur aan
de iu vakvereenigingen georganiseerde
werklieden de beschikking gegeven over
gemeentegebouwen, met vrije verwarming
en verlichting, tot het houden van cur
sussen over wetskennis, gezondheidsleer,
natuurwetenschappen, e. d. Te Hamburg
werden in 11691900 123 cursussen
gegeven, bijna alle kosteloos en voor
ieder toegankelijk, met 99 docenten. Te
Berlijn en te Hannover geeft het Gemeen
tebestuur voor dit doel subsidie.
UIT DE 1'ËitS.
De Nieuwe Arnhemsche Courant schrijft
in het nummer van Vrijdag 2G Aug.
onder het opschrift:
„ï>e gehalveerde
Internationale"
naar aanleiding van het laatstgehouden
Socialistisch Congres
In Ilollandsche en buitcnlandsche
bladen is bij gelegenheid van het Amster-
damschc socialistencougres opnieuw het
woord Internationale opgedoken, dat
sedert het Haagsch fiasco in de Juffrouw
Idastraat of daaromtrent blijvend ver
wezen scheen naar de geschiedenisboeken.
Toch lijken de gebeurtenissen en debat
ten op het Amsterdaiuschc congres
allerminst een rechtvaardiging voor het
wederopleven van een woord, dat ver
baud houdt met illusies eiv verwachtingen
die thans juist den bodem zijn ingeslagen.
hare poppenhoofden te zetten, die op
haar zelve geleken; kleine, grappige
kopjes, met gekroest haar, den neus i
de lucht en een lachenden mond. En,
onder looze voorwendsels, bemachtigde
Jan Dubois eene bijzonder welgeslaagde
teckening en nam haar mede. De uit
slag van die verschillende beraadsla
gingen was een zeer eenvoudig, doch
in zijnen eenvoud betoverend wit kleed
Wat was die kleine Suzanna daar trotsch
op! Zij beklaagde de rijke dames, die
niet zelve hare japons maakten en die
in de bevallige plooien niet iets van
haar zelve, haren smaak, hare persoon
lijkheid leggen.
üp den grooten dag moest men in
haast eten bij het onlangs gekozen lid
van het Instituut, ten einde tijdig in de-
opera te komen en niets te verliezen
van dat heerlijke gekras der instrumenten,
van die welluidende ketel muziek, die
de aan zulke feesten weinig gewende
lieden van genoegen doet trillen en voor
wie het een uitgelezen voorspel van ge
heimzinnige dingen is.
Toen Jan Dubois, wien de rok in
weerwil van zijne mismaaktheid zeer
goed stond, binnenkwam, zag Largij hem
geheel verbaasd aan, daar hij hem bijna
niet herkende.
„Men zou zeggen, dat gij nooit iets
anders gedaan hadt! Zelfs Mirbeau ziet
er naast u opgedirkt uit. Wat mij be
treft
De Internationale toch, was nis vereeni
ging vooral de hoop op een over de
geheele wereld verdeeld proletariaat,
dat juist duaront sterk zou zijn omdat
het stond tegenover de verdeeldheid, de
twistziekte en de oorlogszucht der mogend
heden en dus we mogen het wel
zeggen van het kapitaal. De arbei
dende stand van de gansche wereld aan
te voeren tegen de afzonderlijke naties
was de toepassing van het „verdeel en
heersch"', dat Lassalle zich een oogeu
blik ten doel moet hebben gesteld. Dat
daar voorloopig wel niets van zou komen,
bewees de samenkomst van de Inter
nationale in den Haag; dat er nooit iets
van zal komen, schijnt in het oog van
de angstige vijanden der socialisten
bewezen door het congres te Amsterdam,
en door datgene wat sedert in de Fran-
sclie socialistische bladen geschreven is.
D.d. konden we in het kort meedeelen
wat Gerault Richard opmerkte in de
Petite llepubhque. Trouwens, tijdens het
congres seinde deze hoofdredacteur aan
zijn blad: „Teruggebracht tot zijn ware
beteekenis, zal het besluit van het con
gres slechts de archieven van de verschil
lende partijen verrijken. Dat is ook een
resultaat!" Verder spreekt Gerault
Richard van een „kinderlijk" streven
naar eenheid van denken en eenheid
van tactiek.
Ongeveer tot dezelfde conclusies komt
Jaurès in een weinig meer gematigde
beschouwing in zijn blad Humanitc De
tegenover ons door Guesde en Vaillant
beproefde manoeuvre is geheel en al
mislukt, niettegenstaande het internati
onale socialisme door een zeer actieve
clique bewerkt geworden is. Jaurès is
het volkomen eens met Adler die in zijn
motie de gedachte neerlegde, dat het
congres geen enkele tactiek mocht uit
sluiten, en iedere partij de vrijheid
diende te laten, om nieuwe methoden,
die met den tijd rijp geworden zijn, toe
te passen. Als resultaat van het congres
noemt Jaurès: dat de Fransche socialis
ten op ruime schaal de vooringenomen
heid hebben tegengegaan, die tegen hen
ontstaan was door oen onophoudelijke
en systematische belastering binnen de
grenzen van het internationale socialisme.
Waar de beide partijen zoo vel tegen
over elkander staan, dat de gemoederen
zich luchten op de grove manier, waar
toe Jaurès zijn toevlucht meent te moeten
nemen, kan toch moeilijk sprake zijn
Wat den armen man betrof, hij ge
voelde zich zoo ongelukkig mogelijk in
zijn te nauw geworden ouden rok, die
zijne bewegingen belemmerde. 11 ij zag
daardoor geheel rood.
De soep dampte reeds op de tafel, toen
Juffrouw Suzanna glimlachend binnen
trad, wel wat verlegen ouder al die man
nelijke oogen, maar toch gelukkig met
haar triomf want een triomf was het.
Dat was volstrekt niet meer „het
kleine Santje," dat was een mooi, fijn,
jong meisje niet eene slanke en
bevallige gestalte. Zij was nooit in de
wereld geweest en niets in hare klee-
diug, van haar kapsel tot hare schoenen,
verried dit. Beter dan eenig onderricht
had haar vrouwelijk instinct haar gehol
pen Zij liet zich door allen bewonderen,
maar haar blik zocht den blik van Ge
orge Mirbeau en toen zij oen weinig
verbazing en werkelijke bewondering
in zijn oogen las, straalde zij van vreugde.
Jan bood haar beschroomd een grooten
ruiker rozen aan en zijzeidegliudachend
tot hem:
„Ik dank u, goede Jan, gij bederft
mij geheel." Maar haar blik rustte slechts
even op „den goeden Jan."
Wat was die kleine Suzanna onge
duldig! zij kon niet eten, bovendien was
zij bang voor haar japon en zij begreep
niets van den kalmen eetlust van haar
oom. Men zou zeker te laat komen en
zij wilde niets missen, nietsZij haastte