No. 72. Woensdag 7 September 1904. ie Jaargang Wees 11 Zelf! Vriend Jan. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken, Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Kerkelijke Partijen. FEUILLETON. 1 DE MLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. I Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der ndvertentlön Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer 0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) In het ons blad meer geciteerde werk van Mr. W. II. II. de Beaufort: „Staatkundige Opstellen" vinden wij in het Opstel, getiteld: „Staatkundige Par tijen" eenige opmerkingen over de „Kerkelijke Partijen" die wij volkomen beamen en die vooral thans de overwe ging ten volle waard zijn. Reeds herhaaldelijk hebben we het een en ander over het belangrijke werk van den heer de Beaufort in onze kolom men medegedeeld en onzen lezers den raad gegeven het zich aan te schaffen. Ze zullen er zich de lectuur niet van beklagen. Wij zijn het met de beschou wingen van den schrijver niet altijd eens, we zouden wenschen, dat hij hier en daar wat uitvoeriger geweest ware, doch over 't geheel komt het ons een uitste kend boek voor ook om in handen te geven van jonge menschen. De geleerde samensteller is er in ge slaagd de vrij droge stof met groote heldorheid en in eenvoudige pakkende stijl te verwerken. Sommige hoofdstukken er van omgewerkt in brochurevorm en goedkoop verkrijgbaar gesteld, zouden wij zeer geschikt achten als volkslectuuur. 't Vespreiden van kleine geschriften voor de propaganda van vrijzinnige denkbeel den wordt door de liberalen vrij wel verwaarloosd, evenals in 't algemeen de kleir.e pers, waaraan de anti-revolutionai ren voor een deel hun opkomst te dan ken hebben. Doch dit wordt al beter en we hebben vertrouwen in de toekomst, om dat we er innig van doordrongen zijn, dat de vrijzinnige beginselen het op den duur van de clericale moeten winnen. Mij erkennen zeer gaarne de groote waarschijnlijkheid van een vernieuwde overwinning der Kerkdijken in 1905, maar op den duur moet daar verande ring in komen, wanneer de vrijzinnigen hun plicht doen. Ze zullen toch stellig nu wel geleerd hebben door de neder lagen, die ze hebben geleden. Vooral nu do meer vooruitstrevenden beginnen in te zien, dat de mogelijkheid om met de democratisch-gezinden onder de anti revolutionairen en roomsch-katholieken samen te werken, door de houding dier partijen onmogelijk gemaakt |wordt en de conservatiever elementen zullen moe ten erkennen, dat er door de valsche Wie 't laven wegwerpt voor zijn overtuiging wint het leven. Jan Dubois huiverde: in den klank der stem van zijn vriend, had hij iets ongewoons gehoord. Hij antwoorddeniet in afwachting van hetgeen zon komen. Hij behoefde niet lang te wachten. „Gij zijt mijn beste vrieud, Dubois, gij moet mij raad geven. Ik ben nog wel wat jong om aan het huwelijk te denken en ik meende nog een paar jaren te wachten. Maar, op mijn woord! ik ben tot over de ooren verliefd!" „Ja," zeide Jan bijna fluisterend, „sinds de tooneelkijkers u hebben doen zien, dat Suzanna mooi is." „Nu, ja! daar is misschien wel iets van aan. Maar het is toch ook iets an ders. Zij heeft in hare oogen zoo iets fluweelachtigs en teeders, dat men zijn hoofd kwijt raakt." „En," vervolgde Jan op nog zach- leuzen der kerkelijken, alsof het in ons vrije Nederland werkelijk noodig was de Christelijke kerk tegen hare belagers te beschermen, alsof den strijd der vrij zinnigen gericht was tegen „den Christus", dat die onjuiste voorstellingen werkelijk een kloof hebben gegraven tusschcn de Kerkelijke partijen en elke fractie dei- vrijzinnigen. Wat wij dan wenschten? Nu ons ideaal, dat de godsdienst buiten den staatkundigen partijstrijd ge houden wordt onbereikbaar blijkt en menschen van geheel verschillende in zichten op staatkundig gebied op kunst matige wijze om „de banier van Christus" worden saamgedrongen, nu achten wij het noodzakelijk, dat ook bij de vrijzin nigen de verschillende fracties zooveel mogelijk samenwerken teneinde de steeds voortschrijdende reactie het hoofd te kunnen bieden. Vooral in districten als het onze is dit zoo hoog noodig. Herhaaldelijk hebben we dit uiteengezet, doch op hetzelfde aanbeeld zullen we nog wel meer moeten hallieren, getrouw aan het devies van ons bladConcentratie van alle vrijzinnigen voor het district Amersfoort. In zijn beschouwingen over de Staat kundige Partijen zegt (le heer de Beaufort o. a. het volgende, dat wij woordelijk uit het genoemde werk van dien schrijver overnemen, omdat wij het gewenseht achten, dat die opmerkingen ook komen onder het oog van diegenen onzer lezers, die zich dit werk zelf niet aanschaffen: „Een overzicht van de lotgevallen dei- partijen leert ons, dat de zoogenaamde kerkelijke partijen in Nederland in het tegenwoordig tijdperk zijner geschiedenis de meeste levensvatbaarheid en het taaiste leven hebben. Men zou dit niet verwachten in een land, waar de kerken volkomen onafhankelijk van den staat zijn, waai de katholieken ten opzichte hunner kerkelijke inrichting een vrijheid genieten, die in geen enkel land der wereld grooter is, en waar het lager onderwijs, het meest belangrijke onderwerp van wet geving voor de kerkelijke partijen, geheel in hunnen zin geregeld is. Het verschijn sel is daaruit te verklaren, dat in Neder land vooral bij den lageren stand, die aan zijnen godsdienst gehecht is gebleven, de overtuiging heerscht, dat de staat kunde onafscheidelijk verbonden is aan den godsdienst. De eenvoudige Katholiek teren toon, „zijt gij er wel zekervan.... dat zij u bemint? „Waarachtig, men moet zulk een vrouwenhater zijn als gij, om dat niet te zien! Gij kent de vrouwen niet, ik vel. Daarenboven, ziet gij, was liet eenigzins eene uitgemaakte zaak, sedert ik den werkmanskicl heb uitgetrokken. Ik moest natuurlijk eerst bewijzen van bekwaamheid geven en de oude Largij zou zijn nichtje niet aan een honger lijder geven. Maar ik begin najm te maken, ik heb al eenige bestellingen gekregen en daaraan zal de neef van Largij geen gebrek hebben. Welnu, raadt gij mij aan er flink op af te gaan en de kleine zoo spoedig mogelijk te huwen?" Er heerschte een oogenblik van stilte het scheen den armen Jan, dat menhet kloppen van zijn hart moest kuunen hooren, zoo als hij het gevoelde. Hij bleef staan, steunde op de leuning van de brug, die zij overgingen en zag ge durende een oogenblik in de donkere, snelstrooinende rivier. Mirbeau, zeerver- wonderd, trachtte te raden wat zijn vriend zoo aandeed. Jan hief het hoofd op en zeide eenvoudig: „Bemint gij haar waarlijk? Zult gij haar gelukkig maken?" Bij deze woorden verdween eensklaps de luchthartigheid van den Parijzenaar, die met alles, zelfs met zijue eigene ge voelens den spot drijft; George Mirbeau zal een poging om hem te bewegen tot hot stemmen op een andereu dan den door zijnen pastoor in de kerk aangewezen candidaat eigenlijk beschouwen als een aanval op zijn geloofsovertuiging. De verkiezing heeft in zijn oog eenigermate het karakter van het vervullen van een kerkelijken plicht. Bij de rechtzinnige Hervormden kun nen wij hetzelfde waarnemen. In de vergaderingen, waarin candi.laten voor de vertegenwoordiging worden gesteld en aanbevolen, wordt gebeden, gezongen en uit den bijbel gelezen, juist als in de godsdienstoefeningen. Voor lien, die tegenwoordig zijn, kan het niet anders of zij komen onder den indruk, dat het invullen van het stembiljet allereerst een godsdienstige handeling is. Wanneer Katholieken en Hervormden den pastoor, den predikant, den oefenaar of den gods dienstonderwijzer als leider bij de ver kiezingen aannemen, dan is dit niet, omdat zij hem als den incest vertrouwden raadsman voor staatkundige aangelegen heden beschouwen, maar omdat hij voor hen de gezaghebbende in geloofszaken is en de staatszaken in hun oog een onderdeel van de geloofszaken zijn. Nu de partijen eenmaal op dezen voet be staan, hebben zij ook juist door hunne eigenaardige wording een bijzondere kraclit. Geen hechter band dan die den inensch aan zijne kerk en zijn geloof bindt. Dat iemand bij het klimmen zijner jaren van staatkundige denkwijze verandert, is geen geheel ongewoon verschijnsel, maar hoe zeldzaam is het geval, dat een geloovige op gevorderden leeftijd zijn kerkgenootschap of zijn geloof laat varen. Daarbij wordt de moeilijke taak om nieuwe leden aan te werven, die andere partijen zwaar drukt, voor de kerkelijke partijen aanmerkelijk verlicht. De geloovigcn komen van zelf tot hen. Zijn zij eenmaal onder goede tucht gevormd, dan wordt in hun midden de eendracht ook veel minder bedreigd, want bij staatkundig verschil tusschen de leden houdt de kerkelijke band hen bijeen. Dat bij ons de anti revolutionaire partij in tweeënis gescheurd heeft zijn voorname oorzaak in de om standigheid, dat hare leden tot verscliil- lende kerkgenootschappen bchooren. De leden der Hervormde kerk maken het grootste doel uit der christelijk-historische partij, de leden der van deze kerk afgescheiden kerkgenootschappen behoo- werd weder de brave jongen, die hij in den grond was en hij antwoordde bijna plechtig: „Ik bemin haar van ganscher harte; ik bemin haar sedert zij nog een kind was; ik mag vervloekt zijn, als ik haar niet gelukkig maak!" „Dan, beste vriend, moet gij haar echtgenoot worden. Hoe eerder hoe beter." Mirbeau vatte de hand van den ar men mismaakte; eindelijk begreep hij het: „Gij bemint haar, gij ook?" „Zoozeer, dat het mij bijna den dood aandoet. Maar, wees gerust, zij zal het nooit weten." George kon geen woorden vinden voor die diepe, stille smart; maar hij vatte den arm van zijn vriend en ge leide hem zonder te spreken, tot aan zijne deur. Zwijgend namen zij afscheid met een krachtigen handdruk. De zaak ging zeer eenvoudig, zeer snel in zijn werk. Men behoefde Suzanna maar aan te zien om te weten, dat zij innig en volkomen gelukkig was. Zij was minder dartel, minder schalks dan voorheen; er waren oogcnblikken waarin men ge zegd zou hebben, dat zij peinzend, bijna droefgeestig was; maar als zij plotseling de oogen opsloeg zag men wel, dat geen droefheid ze met tranen vulde. De oude Largij was op zijne wijze geluk kig. Het was bepaald dat men samen zou wonen, maar uiet op de vijfde,ver ren in hoofdzaak totde antirevolutionairen. Men verdeelt de staatspartijen wel eens in vertikale en horizontale partijen en bedoelt daarmede, dat sommige partijen de maatschappij als het ware in vertikale richting snijden, zoodat alle lagen in haar midden vertegenwoordigd zijn, ter wijl andere dit in horizontale richting doen, waardoor hare aannangers meer uitsluitend onder één maatschappelijke laag worden aangetroffen. De kerkelijke partijen zijn uit den aard der zaak ver tikale partijen. Van de bovenste lagen der maatschappij dringen zij tot de onderste door. De liberale partijen wor den in die onderste lagen meer en meer terug gedrongen door de socialistische partij, die een zuiver horizontale partij is. Desniettegenstaande kan zij in de vertegenwoordiging der landen met alge meen of zeer uitgebreid stemrecht een zeer machtige partij zijn, .wanneer zij de onderste lagen der maatschappij, die in getalsterkte alle andere gezamenlijk te boven gaan, bijna geheel tot zich weet te trekken. In de landen, waar dit het geval is, heeft zij van lieverlede het denkbeeld, om de gansche maatschappij, desnoods met geweld, te hervormen, op den achtergrond geschoven en is zij een arbeiderspartij geworden, die zich tot uitsluitend doel stelt het verbeteren van den Btoffelijken toestand der werklieden Nog in een anderen zin zijn du ker kelijke partijen vertikale partijen. Zij omvatten niet alleen alle maatschappelijke lagen, maar ook zeer uiteeidoopende staatkundige richtingen. Men vindt in haar midden behoudende en vooruitstre venden. In dit opzicht vertoonen zij een zeer eigenaardig karakter, geheel afwij kende van de voorstelling, die men zich van staatkundige partijen pleegt te vor men. In een land als Engeland met het stelsel van partijregeering zouden zij dan ook niet kunnen bestaan. In het Duitsche rijk, waar de regeering buiten en, zoo zij het vermag, boven de partijen staat, komt het moeilijke, aan deze toestanden verbonden, minder uit. Het groote be zwaar voor deze partijen vangt aan, wanneer zij als meerderheid tot de regce- ring worden geroepen. Is die meerder heid zoo overwegund groot als dit in België thans sinds jaren met de katho lieken liet geval is en heeft zij tegen zich over een minderheid, die, zooals in dat land, volkomen onbekwaam is om te regeeren, dan doen zich deze moeilijk dieping. Die jonge lieden maakten hem verschrikt met hun nieuwerwetschc denk beelden! Spraken zij zelfs niet van een klein heerenhuis waar de werkplaatsen in de benedenverdieping zouden zijn, terwijl op de bovenverdiepingen plaats genoeg was voor de beide huishoudens? Dat was immers eene groote dwaas heid? Maar hij moest zich wel gewon nen geven, toen ook Jan Dubois zich tegen hem verklaarde. Jan was toch weer dezelfde eenvoudige jongen ge worden, die iederen ochtend kwaui, ge kleed in zijne armoedige en zindelijke kleederen en die boodschappen voor Juffrouw Suzanna deed. Hij was zelfs zeer bleek en mager en zijn meester bromde: „Ziedaar, nu ontzegt gij u het noodige om uwe onzinnige verkwisting van laatst te betalen. Kom ten minste bij ons eten, Suzanna zal eene plaats voor u inruimen." Maar hij luisterde toch naar dien jon gen, als hij hem zeer bedaard, met cij fers om het te staven, aantoonde, dat er niets zoo verstandig was als de dwaas heid van het heerenhuis; dat hij zeer goed voor zijne inrichting die som kon besteden; dat hij het aan Juffrouw Su zanna verschuldigd was, die eenmaal getrouwd, zich niet meer kon verge noegen met wat voor haar als jong meisje voldoende was geweest. Abel Largij was maar half overtuigd. Toen voegde Jan er bij: heden niet in hare volle zwaarte gevoelen. Groote en doortastende maatregelen op wetgevend gebied zijn echter, voor zoo ver zij uiet met de belangen van kerk en godsdienst in dadelijk verband ataan, van zulke rcgccringcn iu den regel niet te wachten. Over de nadeelige werking der kerke lijke en godsdienstige partijen op de staatkunde zoude veel te zeggen zijn. Eén der grootste nadoelen is wel, dat de schifting der staatkuudige partijen, het overgaan uit de ééne partij naar de andere, er zeer sterk door belemmerd wordt, niet zoo zeer voor de kiezers dan voor lien, die zich in de bedrijvige staat kunde bewegen. Iu Engeland heeft zich het verschijnsel dikwijls voorgedaan en doet het zich nog voor, dat staatslieden, daaronder zelfs de meest bekende, hunne partij verlaten en tot een andere over gaan, niet uit wispelturigheid, zelfs niet ten gevolge van veranderde denkwijze over de algemcenc staatkunde, maar doordien zich plotseling een vraagstuk opdoet, waaromtrent zij een andere meening hebben dan vele hunner partij- genooten. Dit nu wordt hun moeilijk gemaakt, wanneer zij tot kerkelijke partijen belmoren, en onmogelijk, wanneer zij er niet toe bchooren. Men verlaat niet gemakkelijk een partij, waaraan men verbonden is door banden van geloofsgemeenschap, en men kan zich in geen geval voegen bij een partij, op kerkelijken of geloovigcn grondslag berustende, zoo men niet tot dezelfde kerk behoort of hetzelfde geloof is toegedaan. Kerkelijke partijen zijn dan ook ten opzichte van hunnen arbeid op staatkundig gebied nooit volkomen vrij in hunne bewegingen. Zij moeten reke- ning blijven houden met hunne leden, die een afwijkende meening hebben en zij kunnen wel den steun, maar niet de volledige samenwerking aanvaarden van mannen van andere godsdienstige meening, die hunne staatkundige ziens wijze zijn toegedaan. We achten 't niet noodig aan het voorafgaande verdere beschouwingen vast te kuoopen, doch zijn overtuigd, dat onze lezers deze heldere uiteenzetting van den lieer de Beaufort met instemming en genoegen gevolgd zullen hebben. „En bovendien, nu gij lid van het Instituut zijt!" Eene gulle glimlach verhelderde aan stonds het goedige gelaat van den mees ter. Eene heimelijke spijt had zich ge durende lange jaren iu dit edele hart op gehoopt, als andere beeldhouwers, die niet in zijn schaduw konden staan, hem waren voorgegaan. En dan antwoordde hij onveranderlijk „Zij zijn tot mij gekomen. Men zal nooit kunnen zeggen, dat ik mij met kuiperijen heb opgehouden!" Als hij in die gelukkige gemoed stemming was, stond hij alles toe wat Jan hein vroeg. Toen hij zag met hoeveel ijver de jonge man aan het geluk van zijn vriend arbeidde, zeide de oude man tot zich zelf, dat hij met blindheid geslagen was, toen hij zich een oogenklik had ver beeld, dat Jan Suzanna beminde. Het speet hem, dat „hij zich daarover een woord tegen zijne nicht had laten ont vallen en hij trachtte zijne onhandigheid weder goed te maken: „Ziet gij, Santje, ik had mij vergist, Dubois heeft zeker nooit aan u ee- dacht." 5 Suzanna zag hem aan met eene uit drukking, die den goeden man in ver warring bracht. De beste der vrouwen, zelfs de minst behaagzieke, berust kalm in de liefdesmart, die zij misschien ver oorzaakt. Suzanna wist zeer goed waar-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1