No. 76. Woensdag 21 September 1904. ie Jaargang Onze M Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Oneerlijke Concurrentie en nog wat. FEUILLETON^ 3') DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. ItnrcauJ: Hendrik van Viandeiistruat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 De openbare school heeft ten allen tijde tegenstanders en bestrijders gehad, echter nooit zooveel als tegenwoordig, nu Anti-revolutionairen en Roomsch- Katholieken elkander de behulpzame hand bieden, om die nuttige staatsin stelling maar zoo gauw mogelijk naar don kelder te helpen. Waar haast al die vijanden uitgaan van het beginsel, dat men zich van de jeugd moet mees ter maken, wil men de beschikking hebben over den volwassen mcnsch, kan dit niet bevreemden. Zich blind starend op dit eene punt, missen zij de over tuiging, dat voor ons land met zijn meer dan een dozijn kerkgenootschap pen de openbare, zich aan plaatselijke toestanden aanpassende, maar het volk één makende staatsschool verre de voor keur verdient boven de verdeelende, de volkskracht verlammende sccteschool. Daarentegen moet men zich wel ver bazen over de alles behalve eerlijke wijze, waarop die bestrijding, vooral in de laatste jaren gevoerd is. De zaak oppervlakkig beschouwende, zou men meenen, dat de Anti's en de Roomschen, op grond van hun zedeleer, de voorkeur moesten geven aan eerlijke bestrijdingsmiddelen, aan eene positieve concurrentie. '„Ziet, gij ouders van school gaande kinderen, ziet de uitstekende resultaten van ons onderwijs: onze leer lingen zijn flink onderlegd, hun kennen en kunnen is groot; ook hebben wij hun karakter gevormd, hun gemoed ge adeld; geene christelijke of maatschap pelijke deugd, of ze hebben ze beoefend, en zich eigen gemaakt: wij hebben met lust en succes de volkseenheid bevor derd en daardoor de volkskracht ver hoogd; komt, ziet en overtuigt u, en geeft ons uwe kinderen, opdat wij er ook menschen van maken, niet alleen vol ware godsvrucht en naastenliefde, maar ook toegerust voor den strijd om het bestaan: flinke, dappere staatsbur gers!!" Zulke woorden ongeveer zou men mogen verwachten. Haar ze worden niet gesproken, omdat de 'zoo „uitste kende resultaten", waarop zou kunnen gewezen worden, er in den regel een voudig niet zijn; dit weten wij openbare Overgenomen uit Hei Schoolblad. l'i-ljs der advertentie» Van 1 tot 5 regels 0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) onderwijzers, en den ouders, die niet verward en gebonden liggen in hunne vooroordeelen, die niet ziende blind en hooiende doof zijn, is het eveneens bekend. Dan maar gebruik gemaakt van ne gatieve concurrent'eniiddelen: lage ver dachtmaking, ongegronde beschuldigin gen, vuigen laster! En waarom ook niet? Cum finis c't licitui etiam mcdca sunt ticiiu. Wanneer het doel geoorloofd is, zijn ook de middelen geoorloofd. ,De staatsschool is een broeinest van socialisme. „De openbare school is een plaats des verderfs. Voor God is er geene plaats. Neem de boeken, die er gebruikt worden, lees ze door en wat ge ook vinden moogt, den naam van het Op perwezen niet. Die naam wordt zelfs angstvallig vermeden, uit vrees een an dersdenkende te kwetsen. Die school is godsdienstloosJongens en meisjes zitten er in hetzelfde schoollokaal, gaan samen naar en uit school, spelen op dezelfde speelplaats. Ouders, welk een gevaar voor de onbedorven harten uwer dierbare panden, voor het reine gemoed uwer kinderen!" „Al het onderwijs gaat uit van aanschouwing; alles moet gezien, gehoord, gevoeld, geroken, ge- pioefd worden; niets wordt aangenomen op gezag. Zoo'n onderwijs is lijnrecht ill strijd mot do Openbaring, io cc ,1- in-den-weg voor de verkondiging van Gods woord!" Zoo spreken dominee's, pastoors en kapelaans, niet alleen bij gelegenheid van huisbezoek (de laatsten ook in de biecht), maar ook in week en dagbladen, die voor tegenbetoog geen ruimte bieden, en in de kerk, waar hun niemand mag tegenspreken, op ge vaar af van wegens godsdienstverstoring met den strafrechter in aanraking te komen. En dat alles niet zelden tegen beter weten in! „Mentez, mentez tou- jours! de goê gemeente zal het wel gelooven! Ergelijker nog is, dat ook de open bare onderwijzers beschuldigd en belas terd worden; hun „slechtheid" moet dienen om de bijzondere school tot bloei te brengen. Opmerkelijk is hoe hier gegeneraliseerd wordt. „Van alle onder wijzers van de staatsschool gelooft' er nog niet 1 pet. aan een persoonlijk, 1) Aldus luidde 't onderwerp eener rede, door Ds. Diemer teMunnekezijldeu26 Maart in do dollecrende kerk te Riusuniageest ge houden. drieëonig God. De Rond van Ncderl. onderwijzers tolt meer dan 13000 leden; dit zijn hoofzakelijk socialisten. De so- sialisten hangen hun overtuiging niet aan den kapstok als ze in de school gaan. Het is gebeurd dat een onderwijzer met een klasse schoolkinderen door Amsterdam een schoolwandelingmaakte en dat door die kinderen een socialis tisch lied werd gezongen. De socialisten vervloeken het koningschap en noemen eigendom diefstal." a) Rus besluiten de geloovigen, de openbare onderwijzers zijn godloochenaars, socialisten, anti- koningsgezinden; de openbare school is eene hel; wie zijne kinderen naar zoo'n instelling stuurt levert ze moedwillig over aan den duivel. Kan het erger! Is het niet empörcndl Ik ken een hoofd eener christelijke school, die in zijn hart volbloed socialist is; ik ken twee christelijke onderwijzers, waarvan de eene bezv, aren oppert tegen het schoolgebcd en do andere mij eens gezegd heeft: „Ik bid niet, ik ben vrij denker"- Een door de S. D. A. P. inge steld onderzoek heeft aan 't licht gebracht, dat er naar verhouding meer leden van die partij op do bijzondere dan op de openbare school hebben gegaan. Haar wat zou men aan den overkant wel en, als ik uit dat alles de conclusie UUIuc OI1I isidijn.tr vin.it. Wie eene eigene meening uitstoot iemand voor het hoofdzooals de golf die tegen de rotsen stootdruipt men somtijds af] men verbreekt tot schuim. naar het Duitsch, van VVILHELMINE HEIMBURG. lk ging voor mijn schrijftafel zitten; het wapen lag voor mij, en ik was zeer droevig gestemd; niet alleen om den hond, gewis niet. En op het portaal hoorde ik de deur openen en het roepen van den oppasser: „Kom, Hanne, kom!" Te gelijkertijd een gekrabbel aan de deur mijner ka mer, een gejank en een onderdrukte vloek van den nieuwen eigenaar! „XUe duivels, Hanne, kom toch!" Nu nam hij hem waarschijnlijk op den arm; toen klonken zware schreden en de kleine viervoetige vriend was weg. Afschuwe- lijk! Ja, als, ik haar niet dadelijk gezegd had, dat ik erg op het dier gesteld was Maar zij is vrouw, dus ijverzuchtig. Ach wat, het was nog erger ik had mij in haar karakter bedrogen! Ik gevoelde iets als onmachtige woede. Wat zou ik doen? Zoude ik van den aanvang af ons geluk verstoren, door het doorzetten van mijn wil? Vier weken na de bruiloftden dwingeland spelen? strijden tegen dc macht, die uitgaat van een bekoorlijke jonge vrouw, met wie men pas gehuwd is en die ieder oogenblik hulptroepen kan aanvoeren, in dc gedaante van een statige schoonmoeder? Onmogelijk! lk ben veel te beleefd tegenover vrouwen, en nu gold het mijn eigen vrouw! Ook was de vraag vrede of hond? zoo gemakkelijk beantwoord. Hisschicn ziet zij nog in, dat zij on gelijk heeft. Hisschien behoort zij tot hen, die een afkeer van honden hebben, zooals Me vrouw X, die flauw valt, zoodra een hond te dicht bij haar komt. Wie weet! Haar één zaak is zeker! Zij was zceronaar dig; zij heeft mij zeer gekrenkt. Als zij niet bij mij komt, zet ik geen voet in haar kamer; ik moet haar van den be ginne af doen gevoelen, wie de baas is. En zie daar kwam eene sierlijke gestalte over den drempel huppelen, sloeg twee mollige armen om mijn hals en legde een koele wang tegen de mijne. „Rudolf, zijt ge niet boos meer? Wees weer goed op mij, Rudolf! Hebt gij hem gedood, Rudolf?" socialisten en vrijdenkers zijn, die, als ze voor den klas gaan, hunne overtui ging volstrekt niet aan den kapstok hangen? Ilc ken Roomschc en Prote- sta ïtschc dienaren des Woords, die door hun gedrag ergenis geven en hun ver heven ambt op eene stuitende wijze waarnemen, maar ik zou wel eens ge tuige willen zijn van de verontwaardiging in beide kampen, indien ik aan 't gene raliseeren trok en die slechte hoedanig heden van enkelen op allen overdroeg en tegen hun kerk ging uitspelen. Ik geloof er zou een storm opgaan van geweld, en niet ten onrechte, want het zou laag zijn beneden alle peil. Maar de openbare onderwijzer staat voor zoo'n handelwijze te hoog, heeft te veel karakter pour corriger le vice du mogen par la puretè dc la fin. Er zijn nog andere concurrentie-mid- delen, dc hongerzuieep en het schoolgeld-, het zijn dwangmiddelen voor de armen 2) Zoo ongeveer do heer Dieiner in ge noemde rede. en niindergegocdcn. Yan het eerste wordt zoowel iu Protestantsche als Roomscho, van het laatste, voor zoover mij bekend is, alleen in Protestansche streken ge bruik gemaakt. Arme ouders, arme weduwen, die hunne kinderen naar dc bijzondere school móeten zenden, willen ze niet van de bedeeling door Kerkelijk- ;Vrinbestuur of Sint Vincentius-Vereeni ging worden uitgesloten, willen ze niet honger en gebrek lijden. Nog heugt het mij, hoe eene ziekelijke weduwe schrei end haar dochtertjes van de openbare school kwam halen, ten einde ze naai de „zusters" te sturen, „omdat ze niets meer zou krijgen, als ze 't niet deed, zei do kapelaan". Arme ouders, wier kinderen de christelijkheid wordt opge drongen door een gemeenteraad, die om" is en nu het schoolgeld voor de openbare school zoo hoog heeft opge dreven, dat geen daglooner, geen arbei der het meer kan betalen! Brachten ons de kranten niet, eenige weken geleden nog, de tijding, dat een Zeeuwsche gemeenteraad weer op het punt staat die edele handelwijze in praktijk Ie bren gen? Arme ouders! Zij, die maanden lang over de vrijheiddoodende Leer plichtwet gelamenteerd hebben, en allerlei gemoedsbezwaren voor u hebben uitge vonden, bekommeren zich niet om uwe of gij soms bezwaren mocht hebben tegen de bijzondere school, of gij soms aan het openbaar onderwijs de voorkeur geeft. Er helpt geen tegenstribbelen aan: gij móet meewerken om de bijzon dere school te bevolken, want dc openbare moet er onder! Dat er zooveel afkeuringswaardige middelen moeten gebruikt worden om dit doel te treffen, stemt cenigzins tot blijdschap en geeft eenige hoop voor de toekomst. Het is meteen een door slaand bewijs voor de onjuistheid dei- bewering, als zouden er „duizenden ouders zijn, die liever liunne kinderen zouden zenden naar eene bijzondere school," maar daartoe niet in do^moge- lijkhcid zijn, „of omdat zoodanige school in hunne omgeving niet te vinden is, of omdat zij niet bij machte zijn het gevorderde schoolgeld op de bijzondere school te betalen." Wij, openbare on derwijzers, kunneu ons gelukkig achten, eene zaak te dienen, die zooveel vast heid bezit, eene zaak, die populairder is, dan men aan den overkant gelieft „Neen! De oppasser smeekte mij, hem het dier te schenken; hij heeft hem mede genomen." Zij zag mij ernstig in de oogen. „Valt liet u hcusch zoo zwaar, den hond weg te geven? Hoe is het mogelijk,Rudolf?" vroeg zij op den toon van oprechte ver wondering. „Weet gij wel, dat het zon dig is zoo aan een dier gehecht te zijn; dat zegt Mama altijd." „Ik "kan deze meening niet doelen; gij hebt er geen begrip van, hoeveel goede eigenschappen, in zoo'n arm stom dier wonen, eigenschappen die ieder mensch zich ten voorbeeld zou kunnen nemen," antwoordde ik scherp. De kleine vrouw sloeg lachend harehan den ineen. „Nu, en welke deugden be zit deze pantoffeleter, bijvoorbeeld?" „Hij was zoo aan mij gehecht, Grethe." „Dat ben ik ook," verzekerde zij schalks en kuste mij. „En wat nog meer?" „Hij was verstandig en trouw.' „Dat ben ik ook." „Ach, gij scheert er den gek mede, Grethe!" „Ja zeker, want ik heb u lief, gij gij hondenverzorger; gij moest directeur worden van een Engelsch hondenasijl." En zij lachte en kuste mij en lachte weel-, tot ik eindelijk mededecd, ennog- thans Vaarwel, Hanne! Ik had het mij anders voorgesteld. De vrede bleef in huis, de hond in voor te stellen. Toch moeten wij op die hechtheid niet te veel vertrouwen. Mede door front en zijaanvallon op de openbare school hebben Anti-revolutionairen en Room schen, eerst verdeeld en vijandig tegen over elkander, thans geallieerd en schijn baar een van zin, eene stelling weten te veroveren, vanwaar ze nu oen eind- aanval willen ondernemen. Haar het grof geschut, verhoogde rijkssubsidie, ontbreekt nog; gelukt liet hun, dat on beschadigd in positie te brengen, dan kunnen wij er ons op voorbereiden, dat heel wat scholen daardoor het leven zullen laten. Het gevaar is groot; niet voor de fcholen in de groote steden, waar de macht van dominee of pastoor hare grenzen heeft en de bevolking voor het meerendeel te zelfstandig is, dan dat ze zich door die personen zou laten beinvloeden, doch wel voor die op de dorpen en in de kleine steden. Wordt de voorgestelde wetswijziging onveranderd aangenomen, dan hangt de positie van den plattelandsonderwijzer aan een zijdon draad, die dc Nornen van liet monsterverbond vroeg of laat zullen doorknippen: dan zullen nieuwe bijzondere scholen het aantal der bestaande, waarvan er vele in de laatste ten verhooging der rijkssubsidie zijn geopend, komen vergrooten, en een opdrijving van het schoolgeld voor de openbare school, de noodige dwang bij de ouders en eene flinke dosis ver dachtmaking zullen de pompen blijken, waardooivde openbare leeg en de bijzondere vol zullen strooinen. Dan is de tijd gekomen om dc openbare school wegens gebrek aan leerlingen op te heffen en den onder wijzer zijn ontslag te geven. De man nen, die het schoolgeld verhoogden, om hem en zijne school overbodig te maken, zullen geen oogenblik aarzelen, ook tot dien stap over te gaan. Inderdaad, een treurig vooruitzicht vooral, voor hen, die zooveel dienstjaren hebben, dat geene gemeente zich over hen zal ont fermen, omdat liet geldverkwisting zou zijn f 500 -j- enkele verhoogingen te betalen, waar men met datzelfde bedrag zonder verhooging kan volstaan. Wacht geld d. i. dc helft van het traktement, moge een doekje wezen voor het bloe den, het is toch maar een doekje. O, ik kan begrijpen, dat er velen gekweld den paardenstal en in de kamer van den oppasser. In het begin liep hij nog een paar maal Philip na en bleef urenlang voor de deur van onze verdieping lig gen, geduldig wachtend, of iemand hem wilde binnen laten. Hier vond ik hem eens; zijn glanzige zwarte huid zat vol stof; hij had een zeer oog en zijn vin nig krabben bewees, dat hij inkwartie ring had. Hijn hart brak bijna, toen het verstooten dier niet, wist wat hij doen zou van vreugde, toen hij zijn trouwe- loozen meester zag. „Kerel!" zoo voer ik tegen den op passer uit, „wat zorgt gij slecht voor den hond! Hij ziet er ellendig uit." „Luitenant, hij ligt den ganschendag in het hooi; ik heb zoo weinig tijd, des Zondags borstel ik hem weieens." „Hij heeft een zeer oog ga met hem naar den paardenarts. Gij geeft hem toch wel goed eten?' „Ja zeker, Luitenant. Haar Anna gunt hom geen onkel beentje, zij ver koopt ze; en wat zij nog houdt, geeft zij aan de groentevrouw, die een nicht van haar is." „Zoo!" „Hij krijgt dus alleen aardappels, Lui tenant en die eet hij niet graag." „Van lieden af, koopt gij dagelijks paardenvlccsch voor den hond." „Tot uw order Luitenant! net was anders beter, dat hij aan de aardappels gewende; bij mij aan huis" hij bleef steken „ik kan geen paardenvleesch voor hem koopen." 't Was waar ook, ik had hom weg gegeven! Arm beest had ik hem maar liever doodgeschoten! Zou „ik nog een aanval op Grcthe's hart wagen? Ik trad hare gezellige kamer binnen zij zat voor het venster en naaide zoo ijverig, dat hare wangen er van gloei den. Buiten tegen de vensterruiten tikte de voorjaarsregen; dc lindeboomen in onze straat schemerden van het eerste groen; in de kamer rook het naar viool tjes. Zij had nauwelijks tijd, om mij een hand te geven, zoo druk was zij bezig aan een klein jurkje-, zij zag mij alleen aan met gelukkige oogen. „Grethe, als het een flinke jongen is, zal hij een hond willen hebben denkt ge ook niet?" vraagde ik. „Haar Rudolf! Denkt ge dan dat hij alles krijgen zal, wat hij hebben wil; dan hebt gij het mis, hoor! Ik merk al, dat de opvoeding op mij zal komen." „Hij mag toch wild zijn, Grethe. en zwak hebben op het een of ander; ik houd niet van piepmuizen." „Daarom behoeft hij nog geen hond, Rudolf! Hijn broers zijn ook geen piep muizen en hebben toch nooit een hond bezeten. En wil hij er volstrekt een, dan toch hoogstens een grooten New foundlander; dat staat zoo aardig een

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1