No. 89. Zaterdag 5 November 1904. ie Jaargang Wees 11 Zelf l Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". t NUMMER 24 HOFFMANN'S DRUPPELS. FEUILLETON. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Iliirenu Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels 0.40 voor iederen regel meer0.08 {Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Vie zijn het jaar vóór de verkiezingen genaderd; het jaar waarin de rekening pleegt te worden opgemaakt ran de ten einde spoedende wetgevende periode. De staatspartijen en de staatkuudige fraction vertooneu een grootere opge wektheid, dan tot nog toe, een zekere zenuwachtigheid, die ook valt waar te nemen bij do acteurs even voor dat het scherm opgaat, bij de volksmenigte als zij in de verte de muziek van den op tocht hoort, bij den examinandus als binnen de bel klinkt, die heul aankondigt, dat hij weldra „onder het mes" zal komen. Die zenuwachtigheid uit zich bij de regeeringspartijen in een zekere luid ruchtigheid, een manier van doen die zich erg onderscheidt van de deftige kalmte, die zekerheid van optreden pleegt te vergezellen. Het Ovcrijselsche incident deed dit in het bijzonder uit komen of liever de geheele behandeling der Hooger-ondenvijswet, waarvan de Overijsselsche gescliiedenis weor een ge volg is. Die Hooger-onderwijawet was, na eindelooze discussiën, door de Tweede Kamer aangenomen, rechts tegen links met alleen den rechtschen heer de Vis ser tegen, terwijl nog een paar rechtsche leden betoogen hadden gehouden, die onder andere omstandigheden de onbe- driegclijke voorboden van tegenstemmen zouden geweest zijn. Derhalve: van een tegenstemmen uit „liberalistische" boosaardigheid kon geen sprake zijn; immers als gezegd - op de argumenten door sommige voor stemmers aangevoerd, had even goed tegen gestemd kunnen worden door vrij zinnigen alsdatgeschicdis door denrecht- schen heer do Visseren bijnageschiedware door den eveneens rechtschen heer Schok king. Het ontwerp komt indeEerstcKamer. Vooraf had de rechtsche pers reeds de opmerking gemaakt, dat de liberale heeren, die zitting hadden voor de pro vinciën Zuid-Holland en Gelderland wèl zouden doen met vooraf hunne mandaten ter besciiikking te stellen, omdat bij de pas gehouden provinciale verkiezingen de meerderheid in die provinciën rechts was geworden of meer rechts was be vestigd. De senatoren van die provinciën deden niet alzoo, maar stemden onder aanvoe- Lnat een scherp of boos woord onopgemerkt. Het antwoord alleen maakt twist. Johanna v. d. Woude. 9.) De merels, lijsters en meerkollen deden evenzoo. Op de plaats waar Norine en Bi garreau gezeten hadden was het gras nog een weinig platgedrukt, maar begon toch weer op te staan, en het was alsof alles weer zijn gewonen loop ging, toen eens klaps een ellendeling alles in wanorde bracht. De Champenois, die eerst roer loos in de dicht in elkander gegroeide takken aan de overzijde gekropen was, stond op, en liep door do beek, langs den oever tot aan den witten steen, waarop Bigarreau gezeten had. Zijne twee handen als hefboom gebruikende, kantelde hij snel den steen om, en zijn gemeen gezicht glom weldra van vol doening. „Ha, ha," mompelde hij, tusschen de tanden terwijl hij het buis uit elkaar ring van den Zuid-ITollandschen senator Yan Bone val Faure tegen het Ilooger onderwijs ontwerp. De regeering ontbindt de Eerste Kamer en de staten der verschillende provinciën tijgen aan den arbeid met het gevolg, dat de senaat wordt in over eenstemming gebracht met het votum der provinciale kiezers. De liberale partij, „welke hier" (d. i. in de Eerste Kamer) volgens de smaak volle uitdrukking van den heer Yan der Biezen, „om zoo te zeggen het genade brood at", had nu in de Eerste Kamer niet langer de meerderheid. De staten van Overijsel evenwel had den, indien voltallig, nog wel een link- sclie meerderheid, maar een der staten- zetels stond open on nu wenschten de vrijzinnigen daar althans (naar de boven geciteerde eigen leer van de Standaard) te zorgen, dat de senatoren door die provincie af te vaardigen de kleur zouden hebben, waaraan de provinciale kiezers nog getoond hadden de voorkeur te geven. Immers, waren drie clericale senatoren gekozen ten gevolge van de onvoltallig heid der Overijsel8che staten, dan zou den dezen, volgens de door de clericale bladen voor Zuid-IIolland en Gelderland uitgevonden theorie, dadelijk hebben moeten aftreden, teneinde de inmiddels voltallig geworden Overijselsche staten de gelegenheid te geven senatoren van de kleur der meerderheid aan te wijzen. Of geldt de theorie alleen als het een voordeeltje geldt voor de geboaliseerde rechtsche partijen De Overijselsche clericale heeren schijnen het te meenen, want in plaats van dat een hunner ook weg bleef bij de stemming, zooals de clericale theorie zou eischen, om zoo de staten in samen stelling gelijk te maken met den geble ken wil der kiezers, bleven zij er stok stijf op staan om de onvoltallige ver gadering te laten kiezen, d. i. een keus te laten doen, die een gevolg moest hebben, dat zij zelf in Gelderland en Zuid-Holland afkeurden! De linksche statenleden bedankten hiervoor en togen heen, zoodat de ver gadering in de onmogelijkheid werd gebracht om een keuze te doen. In plaats dat nu de rechtsche bladen, zich hun eigen filippica's herinnerende van een paar maanden geleden, hun geestverwanten tot zachtheid hadden trachten te stemmen, konden zij integen- roldc, dat reeds half door het nat ver- gaau was, „nu is de rot in de val." Hij bekeek het buis van alle kanten, bij den kraag kon men duidelijk door drukinkt gemerkt lezen: „Gevangenis re 01.... No. 24." Hij stootte een dof geknor uit, stopte het buis weer op de zelfde plaats, en liet den steen er op vallen. „Ik dacht het wel het vogeltje is uit de kooi van Auberive gevlogen.... Het is dus wild uit de gevangenis; wacht maar, ik zal wel zorgen dat de vlerken niet weer aangroeien.® Hij stak de handen in den zak, en liep fluitend het bosch in, den kantvan den grooten weg op. Het eentonig ge luid zijner met ijzer beslagen laarzen, en zijn gefluit, was weldra niet meer te vernemen, en de plek bij de beek werd weer eenzaam en verlaten. De Champenois kwam tegen het avond eten terug en vertelde, dat hij des mid dags bij den smid te Colmiers wat ge weest, 0111 een bijtel te laten maken. Hij was spraakzamer en beter gestemd dan gewoonlijk, en vader Yincart be weerde lachend, dat hij zeker eens even in de herberg was aangeland. Norine en Bigarreau namen weinig deel aan het gesprek, zij waren nog te veel on der den indruk van het pas voorgeval lene; het avondeten was spoedig geëin digd, en men ging ter ruste. Den volgenden morgen ging de zon deel geen woorden vinden om dit bedrijf te geeselen: een revolutionair, onbehoor lijk, onwettig, vcroordeelenswaardig strijd middel heette de uittocht der linkerzijde. De regeering verklaarde zich zelfs te recht of ten onrechte, dit laten wij nu daar buiten staat om zelfstandig de gevolgen van de Overijsselsche ge schiedenis te herstellen en diende daartoe een wetje in. Het voorloopig verslag daarvan geeft den Overijsselschen libera len statenleden, die, gelijk gezegd, een voudig wenschten dat de Eerste Kamer zou zijn de werkelijke afspiegeling van de provinciale verkiezingen, nog anders van de taart: „sommige leden waren zeer scherp in hunne afkeuring, zij spra ken van eene liberale plichtsverzaking, van eene daan, die, zoo zij dan al niet tot toepassing der strafwet art. 123 van het wetboek van strafrecht had behoeven aanleiding te geven, toch in ieder geval de statenleden, die haar begingen, in lijnrechten strijd heeft doen handelen met hun staatkundige plichten". De daad van de statenleden werd veel ernstiger en afkeurenswaardiger genoemd dan die van de spoorwegstakers ten vorigen jare. „Met gestrengheid", zoo gaat het ver slag voorl, „diende tegen deze personen, die zich niet hebben ontzien eene wettige vergadering het vervullen van haar plicht te beletten en de samenstelling van een hoog staatslichaam in het ongereede te brengen, te worden opgetreden en geeft het wetboek van strafrecht daartoe niet de gelegenheid, dan moet deze leemte ten spoedigste worden aangevuld". Men ziet hetalleen de booze liberale staten leden hebben het gedaan den recht schen leden wordt geen enkel hard woord toegediend. Dit zijn zoo de manieren der rechtsche partijen, zoo in het debat als in liunne bladen: alles wat de regeering doet, is welgedaan, alles wat hun tegen standers betoogen, voorstellen, wenschen is jjaganistisch, hcidensch, uit den booze. Zoo hier, en zoo altijd. Keuren zij een wetsvoordracht af, die de regeering heeft ingediend en zoowel de behan deling van de Drankwet als van de Ilooger onderwijswet heeft toch wel doen zien, dat de huidige regeering in het wetten maken nu niet zoo heel érg knap is! dan wordt aanstonds van partijdig heid gewaagd, van kwaadaardige obstruc tie, van kleinzielige zucht om te knabbelen schitterend op, aan den helderen onbe- wolkten hemel. Er was haast bij het werk, en daarom begon men vroeg. Ya- der Yincart en de Champenois, op hun hakblok gezeten, holden om het hardst de klompen uit, en gaven ze dan aan Norine om er de laatste hand aan te slaan. Bigarreau schikte de voltooide klompen den een naast den ander, met de punt naar boven en do hak naar be neden, en stelde hen daarna per gros aan een vuur van groene splinters bloot. Ongeveer tien uur, had men even met werken opgehouden, om een stuk brood te eten, en een glas land wijn te drinken, en terwijl men eerst flink met de handen gewerkt had, werkte men nu vlijtig met de kaken. Op eens zag vader Yincart, toen hij het hoofd oprichtte, om een teug wijn te nemen, iets on gewoons tusschen het kreupelhout, de takken werden wild uit elkaar gebogen en men zag gele degenriemen en men- schen, in uniform gekleed, verschijnen. „O, ho'" riep hij, „wat beduidt dat?" Norine had het ook gezien. „De po litie," riep zij, „red je Claude; loop." Bigarreau was al op de been, en op het punt aan den haal te gaan, toen de Champenois zijn voet dwars zette, waar door hij viel. Op hetzelfde oogenblik vloog iemand van achter de loods te voorschijn, en toen de leerling opstond, voelde hij zich gegrepen door een ijze rend hand, waarvan hij den eigenaar aan de verdiensten van het kabinet. Trekt de geheele linksche pers op tegen de reactie blijkende uit het post- wetje en acht zij daarmede onze grond wettige vrijheden bedreigd, dan worden de fiolen van den toorn der rechtsche partij over al de onverlaten uitgestort, die zooveel „edele bedoelingen" in twijfel trekken en aan reactie maar durven dénken. Zenuwachtigheid bij de naderende ver kiezingen, anders niet. Laten do kerke lijke heeren eens nagaan met hoe groote welwillendheid vooral de oud-liberale pers het zittende kabinet heeft ontvangen, laten zij zich eens herinneren hoe de eerste jaren zelfs de troonredenen van dit kabinet al zeer vele liberale bladen deden jubelen over de werklust, die van deze regeering bleek (alsof beloften alleen reeds van werklust kunnen getui gen) en laten zij dan eens hunne eigen archieven nasnuffelen om na te gaan hoe zij zich pleegden uit te laten over libe rale regeeringen. Laten zij met name het tijdperk der ongevallenwet eens opslaan en zij zullen anders oor- deelen, De geschiedenis schijnt ons deze te zijn, dat met name de oud-liberalen maar al ie blij waren, dat zij deze regeering en deze meerderheid zagen komen van wie geen sociale maatregelen te wachten waren. Dat het langzamerhand zelfs hun te machtig wordt, is geen wonder. Het zitten op brandblaren moet ten leste wel onbedaarlijk pijn doen. De rechtsche heeren kunnen hieruit de slotsom trekken, dat van die brand blaren hun regeerkunst de oorzaak is, Wij hopen den heeren met deze paar druppels liqua Hofmannii een beetje kalmte te hebben bezorgd. Moge daarvan een goede werking op hun zenuwgestel worden uitgeoefend, anders zal de dosis wat vermeerderd moeten woiden. En laten wij aan de gecoaliseerde partijen voorloopig een goeden raad geven. Het is niet goed bij een regeering het gevoel van oppermacht, ja de zeker heid te kweeken van altijd gelijk te krijgen. Het zijn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen, maar regeeringsimannpn die opgewassen zijn tegen voortdurende toejuiching, tegen een rotsvaste meer derheid anders gezegd, tegen hare onmiddeljjk herkende, al was het alleen maar aan de manier waarop die vingers zijn vel verwondden. Wurm," schreeuwde de hoofdbe waarder Suerot, Bigarreau door elkaar schuddende, „vind ik je daar eindelijk, ik zal je het wegloopen wel afleeren." Hij stompte hem daarbij voortdurend tusschen de ribben, maar Bigarreau gaf, niet zijn tanden op elkaar geklemd geen geluid. De veldwachters waren nu ook naderbij gekomen. Norine was in het eerst zoo over bluft, dat zij geen woord uitbrengen kon; op eens schoten hare oogen vuur, en terwijl zij de vuist balde. „Ellendige bedelaar," riep zij tot de Champenois, „gij hebt hem verkocht." Deze trok valsch lachend zijne schou der op, en draaide haar den rug toe. „Champenois,' zeide vader Yincart verontwaardigd, „ik had dit nooit van je kunnen denken. Toen wendde hij zich tot de veldwachters." Waaromwil len de heeren dezen jongen mede ne men?" „Deze knaap," antwoordde op stren gen toon, de brigadier Frondreton, „is een snaak, die uit de gevangenis te Auberive ontsnapt is, en dien wij er dadelijk weer in zullen brengen. Enwat u aangaat, baas Vincart, gij hebt zeer verkeerd ge.iaudeld, een dergelijken deugniet bij je te houden, zonder er de overheid mede in kennis te stellen; gij schaapachtige volgzaamheid, moeten bovenmenschelijk sterk zijn. Maakt abso lutisme slechte vorsten, het is ook voor ministers verderfelijk. Culviju voor den Strafrechter. Onze minister van Justitie heeft voor gesteld Art: 131 van het wetboek voor strafrecht zoo te wijzigen dat, gelijk de memorie van toelichting zegt, opruiing ook strafbaar wordt gesteld niet alleen wanneer zij zich richt op een feit in strijd met een artikel der wet, maar ook dan, wanneer zij strekt tot het plegen van daden 111 strijd met het geheel dor wetgeving en met de bestaande rechts orde. De N. Arnhcmsche Ct. stelt nu het geval dat iemand de volgende woorden in het openbaar spreekt: „Alle opperste overheid in monarchie of gemeenebest regeert „Dei gratia." Doch dat goddelijk recht kleeft aan hun kroon, niet aan hun persoon. Zij zijn ge wone schepsels, in den regel nog dieper gezonken dan anderen. De vorsten bogen er op, -lat zij koningen en graven zijn bij de gratie Gods, maar hoe velen hun ner misbruiken dien titel niet tot des potic en dwinglandij. Maar wat bedoe len ze anders met dat „bij de gratie Gods," ?dan dat ze geen hoofd boven zich erkennen, en God den Heer liefst met voeten zouden willen vertrappen in stee van waarlijk te gelooven, dat hun macht aan Gods genade hangt. Och, het is in hun mond niets dan boeren bedrog als ze van de gratie Gods reppen." „Aan 's Konings Hof zien we vaak de hoogste betrekkingen door domme schurken bekleed en de Koningen zei ven zijn lieden ten dage zoo bruut idi oot, alsde ezelsonder de stomme dieren... men moet ze liever in het gezicht spu wen, dan ze te gehoorzamen, als zij zoo verwaten zijn, om tegen God in te gaan en zich zeiven te plaatsen opzijn troon." Zou, vraagt de N. A. Ct. dan de com missaris van politie, wordt de wijziging van art. 131 aangenomen, den spreker niet het zwijgen opleggen en proces verbaal tegen hom opmaken? Maar 't zijn woorden van Calvijn, die door dr. ICuyper met blijkbare instem ming werden uitgesproken te Utrecht in Nov. 1873 en opgenomen in zijn: Het Calvinisme! (Hervorming). loopt veel kans als medeplichtige ver volgd te worden. En nu vooruit!" Norine had zich tusschen de veld wachters en Bigarreau ingeworpen, en trachtte dezen laatsten uit de handen van Suerrot te verlossen. „Ik bid u, heeren, laat hem los, laat hem los," smeekte zij; „hij doet geen kwaad, hij werkt, bij ons zal hij een goed mensch worden, terwijl hij daar ginds, tusschen al die andere gevangenen, verloren gaat. Ik sta voor hein in, hee ren, wij zullen een goed werkman van hein maken." De liefde maakte haar welsprekend, en deed haar bewijsgronden vinden, die, zoo zij dacht, een ieder overtuigen zou den, maar de onbeweeglijk staande veld wachters waren onwrikbaar als steen; zij lieten zich niet verteederen. Norine bleef den weg versperren, totdat zij door Suerrot ruw op zijde werd geduwd. „Yooruit," riep hij, zijn gevangene medeslepende. „Dag Norine, dag vader Yincart," snikte eindelijk Bigarreau, „ik zal u nooit vergeten." {Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1