Buitenland. Binnenland. ts hebben geluisterd naar de gronden, waarmede wij het ondersteunen. In de eerste plaats, wanneer gij zoo veel mogelijk alle toegangen voor het zonlicht afsluit en op die manier de nood zakelijkheid van kunstlicht in het leven roept, welke tak der geheele „nationale industrie" zou dan niet ecnigermate wor den „bevorderd"? Als er meer electrisch licht noodig is, moeten er meer machi nes worden gemaakt; als er meer gas wordt gevraagd, moet er meer steen kool worden gedolven; als er meer kaarsvet wordt gebruikt, moeten er meer koeien en schapen worden gefokt, meer weiden worden aangemaakt; er zal dan meer vleesch, wol, huiden en bovenal meer tnest zijn, die de grondslag is van de geheele welvaart van den landbouw. Er is geen enkele tak van landbouw, die niet zal worden uitgebreid. Dezelfde gunstige uitkomsten zullen worden verkregen voor onze scheepvaart: de walvischvangst zal herlc\en en bin nen korten tijd zullen wij een krachtig versterkte marine bezitten, in staat om de nationalo eer op te houden tegen alle vreemdelingen en om de vader landslievende gevoelens van onderge- teckendeu te bevredigen. En bedenkt eens hoe veel vergulde, koperen of bronzen kroonen, lampen en kandelaars dan wel moeten branden in onze winkels en magazijnen! Er zal dan geen werkman in onze tak van nijver heid zijn, wiens loon niet zal worden verbeterd. Denkt eens aandachtig na over de zaak en gij zult er van over tuigd worden dat er nauwelijks^' een inwoner in het geheele land zal worden gevonden, die niet in beteren doen zal geraken wanneer onze petitie slaagt. Wij voorzien uwe tegenwerpingen, doch gij zult niet in staat zijn ons er één voor te leggen, die niet reeds in de werken der Vrijhandelaren is te vinden. Wij tarten u een argument tegen ons in te brengen, dat niet tegen u zelfkan worden gekeerd en tegen de beginselen, waarop uwe tegenwoordige politiek steunt. Wanneer gij ons vertelt, dat, ofschoon wij door deze Protectie zullen worden gebaat, het geheele land geen voordeel zal hebben omdat de verbruikers de las ten moeten dragen, dan antwoorden wij dat gij niet het recht hebt de belangen der verbruikers in aanmerkingtenemen. Gij zoudt deze in al die gevallen, waar zij strijden met die van de voortbren gers, opofferen ten einde de naliona'e industrie te bevoi deren en het gebied der nijverheid te vergrooten. Gij hebt deze tegenwerping al eerder ontmoet, toen u werd megedeeld dat de verbrui ker belang heeft hij vrijen invoer van ijzer, meel, en van manufacturen. Gij antwoorddet: „Dat moge waar zijn, maai de voortbrenger heeft er belang bij „dat zij worden geweerd". Welnu, als de ver bruiker belang heeft bij vrije toelating van liet natuurlijk licht, de voortbren ger van Kunstlicht heeft er belang bij dat het worde geweerd. „Verbruikers pleegt ge te zeggen,en voortbrengers zijn dezelfde personen." „Als de fabrikant voordeel heeft van „Protectie, zal hij ook don landbouwer „winst bezorgen. Wanneer de landbouw „bloeit zal de vraag naar gefabriceerde „artikelen toenemen." Welnu, wanneer gij ons het monopolie geeft om ook des daags voor de verlichting te zorgen, dan zullen wij grootc hoeveelheden talk koopen, voorts steenkool, olie, was, hars, spiritus, zilver, ijzer, brons, geslepen glas, machines, alles als grondstof en hulpmiddcleu voor onze nijverheid, en dan zullen wij en al onze leveranciers, den koude, enJN'u voel dien haard eens!" Soms gebeurde het, dat hij bij deze verheerlijking zijner zelfbehecrsching langzamerhand in een stemming geraakte, die men gerust woedend kon noemen. In het tweede geval ging hij heel an ders te werk. Zoodra namelijk de ther mometer rechts van het buffet meer dan veertien graden Kéamur aanwees kon Hugo CcllariuB het niet meer uithouden. Als een grootinquisiteur die een ketter van ketterij overtuigt ernstig onheil spellend, nog schijnbaar gelaten gaf hij te kennen, dat de temperatuur hoo- ger was dan hij het verlangde. Dan stiet hij dikwijls met een hulpeloos smeekenden blik, ten hemel geslagen de verpletterende woorden uit: „Bijna tw intig graden! Dit schepsel behoort be paalt in een krankzinnigengesticht te huis!" Als een razende stormde hij naar de deur. „Theresc! Therese! Kom hier! Kijk eens met je domme gezicht het venster uit! Ziet gij dien natten modder voor sneeuw aan? Kunt gij, o uilskuiken, dan maar niet onthouden, dat men met acht graden warmte anders stookt dan bij veertig graden koude? Haal oogenblik- kelijk dat tuig er uit; ik krijg nog een be roerte in dezen gloeienden oven! Haast je wat, voor den donder! Ziet gijniet, hoe mij liet bloed naar de hersens stijgt?" als wij rijk zijn geworden, verbruikers in 't groot wrorden en daardoor de ver schillende takken van den nationale» ar beid bevorderen. Wilt gij beweren dat het zonlicht een geschenk is en dat het verwerpen van geschenken gelijk staat met het afwij zen van rijkdom, terwijl gij liet laat voorkomen dat gij de middelen tot ver krijging daarvan wilt aanmoedigen? Past op, dan geeft gij den doodsteek aan uw stelsel. Herinnert 11 dat gij voor stelt vreemde goederen te weren, omdat deze wegens den geringeren prijs tot geschenken naderen, en hoe meer zij dit doen, des te sterker is uw aandrang 0111 ze te weren. Maar als in de goed koopte der buitenlandschc goederen voor u de rechtvaardiging is gelegen om ze van onze markt te weren, dan voorze ker is liet feit, dat ze als geschenk bin nenkomen, een nog veel sterkere reden om ze af te wijzen. Wanneer een pro duct ijzer, suiker, meel, tarwe of kleederen uit het buitenland tot ons komt, hetwelk wij met minder moeite kunnen verkrijgen dan waarmede wij het zelf kunnen maken; dan is liet ver schil een geschenk dat ons gegeven woidt. Dit geschenk is grooter of kleiner naarmate het verschil grooter of kleiner is. Het zal een vierde, de helft of drie vierden van de productiekosten bedragen, al naar de vreemdeling er drie vierden, de helft of een vierde deel voor vraagt van wat het zou kosten, als het hier te lande werd vervaardigd. En het ge schenk is zoo groot als het zijn kan, wanneer dc gever., zooals in het geval van de zon, die het licht schenkt, in het geheel geen betaling vraagt. De vraag is of gij aan ons land de weldaad van een gratis verbruik wilt geven dan wel de veronderstelde voor- deelen van een moeitevolle voortbren ging. Kiest, doch weest consequent, want, wanneer gij ijzer, meel, suiker, tarwe, wollen stoffen en andere buitenlandsche goederen wilt weren al naar mate de prijs daarvan nadert tot nul, is liet dan niet dwaas om het zonlicht toe te laten, waarvan de prijs altijd nul is? Redenen wraarom wij ons verzoek eer- biediglijk in uwe ernstige en welwillende overweging aanbevelen. Hetwelk doende, De Kedcrlandschc Protectionistcn. Keizer Wilhelm en bisschop Benzier. In de Nieuwe HoiIerdamsche Courant vinden we onderstaande, niet onaardige, ontmoeting beschreven, tusschcn Keizer Wilhelm en een zijner vroegere gun stelingen. Het is een gewoon verschijnsel dat men gebeurtenissen, die een geheele natie bezighouden, vooral wanneer zij op het regeerende huis van die natie betrekking hebbben, pas leert kennen uit de pers van een ander land. Dat de hieronder vermelde opzienbarende gebeurtenis waarvan wij de eerste uit voerige beschrijving in een Engelscli blad aantreffen, nog niet in dien vorm in een Duitsche krant heeft gestaan, behoeft dus nog niet te beteekenen dat zij niet waar is; daarbij moet men in aanmerking nemen dat het verhaal een vertrouwelijk voorval behandelt, dat, wanneer liet algemeen bekend wordt gewoonlijk een officieuze logenstraffing uitlokt. Yoor wien het karakter van den Keizer kent en op dc hoogte is van de bijomstandigheden, klinkt het echter geenszins onwaarschijnlijk. Wat Hierop rukte hij het raam open en keek toe, onder voortdurende verwijten aan het adres der ongelnkkigeTlierese, hoe deze, zich barer schuld bew ust, met gebogen hoofd al dc gloeiende kolen uit den haard schepte en naar dc keu ken droeg. Soms ook als dc zonde tegen de temperatuurwet bijzonder groot was, greep hij in toorn naar dc water karaf en wierp den gaiischcn inhoud met ongeloofelijkc kracht in het vnur, zoodat asch en walm er uit opstegen, als uit een vuurspuw enden krater.... Ka het ontbijt begon de erg» rnis op zijn kantoor. Dank zij eenige geluk kig afgeloopcn processen in den aan vang zijner loopbaan als advokaat, had Jingo liet zoo druk gekregen. Dit was nu aan den cenen kant zeer aangenaam maar aan den anderen tkant, door dc opeenstapeling van werk, die daardoor voor hem onstond, zeer bedennkelijk voor zijn gezondheid. In weerwil dat hij zicli degelijke hul]) had aangeschaft, had hij liet nu, midden in het winterseizoen, buitengewoon druk. Hugo, die zelf bij zonder vlug werkte, ergerde zich dage lijks, a. over het laatste koncept zijner beide secretarissen, wier stijl hij te om slachtig vond; b. over den klerk, die naar zijn zin, te veel krullen aan zijn hoofdletters maak te. en c. over Elias Shwcuzer, den vijftien- niet wegneemt dat wij het voor rekening moeten laten van het weekblad Londo ner Zeitung. Tot goed verstand van het gebeurde dient nog vooraf in herinnering gebracht te worden dat dc Keizer al sedert ja ren een bijzondere sympathie aan den dag heeft gelegd voor den katholieken prelaat Benzier, die sedeet 1B92 in het klooster vanMaria-Laach,aanhetLaacher meer in de Eilel, abt is geweest en daar herhaaldelijk met 's Keizer bezoek vereerd is gewoiden. Het was dus niet te verwonderen dat deze gunstclling des Keizers in Juli 1902 werd voorgedragen voor den open gekomen bisschopszetel te Metz. Den 2Gsten Augustus van datzelf de jaar volgde de pauselijke benoeming. Den 24sten October d. a. v., twee da gen voor zijn intocht, wijding en in- thronisatie te Metz, legde de nieuwe bisschop den eed van trouw en gehoor zaamheid voor den Keizer af, iu diens paleis te Potsdam. Op «Ie aanspraak van den bisschop antwoordde de Keizer toen dat liet dc eerste maal was dat een bisschop van Metz op zulk een plechtige wijze den eed van trouw in het keizerlijk hoofdkwartier aflegde. Hij (de Keizer) had te Maria Laach de stille en ijverige werkzaamheid van den ambt leeren kennen en hoopte dat hij in zijn nieuw en moeliijk ambt de geloovi- gen tot eerbied voor de wereldlijke overheid en tot liefde tot het Duitsche vaderland zou opvoeden. De werkzaam heid van den ambt totdusver was hem een waarborg dat hij aldus zou hande len en hij wenschtc hem geluk en zegen in zijn nieuwen ambt. Dat gebeurde in 1902. Metz had nu in Benzier voor de eerste maal een echt Duitsch gezind maar daarmee nog geen verdraagzaam roomsch bisschop. Een tijd lang ontving de nieuwe bisschop het eene gunstbewijs na het andere van zijn Souvereiu, o. a. bij de inwijding van de nieuwe roomsclie hoofdkerk, tot de bisschop een daad beging die hem plotseling 's Keizers ongenade op den hals haalde. Op het roomsclie kerkhof te Frameck wras namelijk, uit noodzaak een protestant begraven. Dit gaf den bisschop aanleiding, om het kerkhof voor on wijd te verklaren, en toen kort daarna weer een protestant zou begra ven worden, werd dit, op last van den bisschop, botweg gewreigerd. Deze bis schoppelijke beschikking is door de Duitsche pers algemeen, als een verba zingwekkend bewijs van onverdraagzaam heid, afgekeurd. De Duitsche regecring schijnt echter ondershands den prelaat te hebben doen voelen dat hij indertijd niet als bisschop van Metz was voorge dragen, om in het rijksland den gods dienstvrede tc verstoren. Het gevolg was dat de over het kerkhof uitgesproken „vloek" weer werd opgeheven. Maar toen de Keizer eenige weken geleden te Metz vertoefde, werd de bis schop hij hem in gehoor ontvangen, om uit den keizerlijken mond eenige waar heden te vernemen. Ziehier nu, volgens de Londoner Zeitung, den tekst van de toespraak waarin "Wilhelm II aan zijne teleurstelling en verontwaardiging over de houding van zijn Yroegeren gunsteling, uiting gaf: „Uwe hoogeerwaarde, zeide de Keizer, heeft om een gehoor gevraagd, en ik heb dat toegestaan, omdat ook ik eenige woorden tot u te zeggen heb. Alvorens Elzas-Lotharingen te verlaten, moet ik uwe hoogeerwaarde zeggen dat uwe houding mij grootelijks mishaagd heeft. Gij zijt mij beschreven als een zacht moedig en vreedzaam man; uwe hande jarigen leerling, die, zooals Hugo be weerde, jaarlijks voor twee honderd mark papier nutteloos verkwistte, het een verdienste scheen te vinden om de inktkokers om te gooien, als zij juist gevuld waren, en daarenboven nog liard- hoorend was. Ook trof het, sedert nugo zenuwach tig geworden was, bijna geregeld, dat een zeer gewaardeerde klient met een hoogstbelangrijke zaak juist vijf minu ten kwam, voor dat de deur gesloten werd, als Hugo nog maar even lijd had om naar de gerechtzaal te rijden, waar hij pleiten moest. Ongehoord was liet. ook, wat Hugo te verduren had, van eenige hem vijan dig gezinde advokaten. Deze zooge naamde collega's bedienden zich name lijk in hunne pleidooien yan allerlei spotachtige, om niet te zeggen venijnige onbeschoftheden Zulke aanvallen hadden natuurlijk ten gevolge, dat ook Hugo dergelijke pijlen uit den goed gcvulden koker zijner wel sprekendheid handig tevoorschijn bracht waardoor hij eens beboet werd voor vijftien mark. „Als dat zoo voortgaat, kunnen wij droog brood eten!" riep hij gloeiend van toorn tegen zijn vrouw toen hij ten tweede male zoo smadelijk beboet was. „Dat eeuwige aderlaten zal mij nog doen doodbloeden!" Leonore v\ as dien dag juist ook ont- lingen bewijzen echter het legeudeel. Gij hebt erger dingen gedaan dan de grootste dw eper. Gij hebt een kerkhof vervloekt (verflucht) dat op Duitschen bodem gelegen was, den Duitschen bo dem waarover ik regeer. Vergeet niet, hoogeerwaarde heer, da ik, als Duitsch Keizer, nimmer zal dulden dat maar een duim van den Duitschen grond ver vloekt wordt, neen, geen duim. Het is een bisschops plicht, om te zegenen, en op het oogenblik dat gij begint, te vervloeken, houdt gij op, geschikt te zijn voor uw hooge ambt. „Let op mijne woorden, cndenkgcen oogenblik dat ik met mij laat geksche ren. Ik zelf ben een protestant, en tw ee derden van mijne onderdauen zijn het evenzeer. Toch bezoek k dikwijls room sclie landen, en indien het dc wil van God mocht zijn dat ik iu een roomsch land stierf en niet begraven kon worden in het gewelf waar mijne vaderen rus ten, veronderstel ik dat uwe hoogeer waarde den grond zou vervloeken, welke mij op een roomsch kerkhof zou bedekken. „Uw vloek heeft mij de oogen ge opend, heer bisschop. Ik heb alles ge daan wat in mijn macht was om de wenschen van mijne roomsclie onder danen te vervullen, en ik heb dat ge daan zonder te letten op het misnoegen dat onder mensehen van mijn eigen geloof is gewekt. Ik heb het gedaan alleen met het voornemen, om een toe stand te scheppen waarin protestanten en roomschen eensgezind en in weder- keerigc achting voor het goede des lands zouden kunnen samenwerken. Zie toe dat ik niet tot dc slotsom mocht komen dat mijne pogingen en zelfs mijne opofferingen alle vergeefseh zijn geweest; dat de roomsclie kerk geen vrede, maar enkel onderwerping aan zichzelf verlangt. Indien het te mijner kennis mocht komen dat mijne pogin gen 0111 datgene Ie vereenigen wat in het godsdienstige verdeeld is, gefaald zijn tengevolge van onverdraagzaamheid en verwatenheid aan den kant van (le roomschen, zou het kunnen gebeuren dat de wind uit een anderen hoek ging waaien." Toen de bisschop, in verwarring, sta melde dat hij zijn vloek had ingetrok ken, vervolgde de Keizer: „Dat is het beste geweest wat gij voor uzelf kondt doen. Ik zou u anders nier weer ont vangen hebben. Tracht niet verontschul digingen te maken. Er kan geen ver ontschuldigingen zijn voor uwe handel wijze. Maar denk aan een ding. Gij zijt een Duitsch bisschop op Duitschen bodem, geregeerd door uw meester den Keizer. Dien God naar het best van uwe kennis, maar vergeet niet dat gij ook uw land en uw koning hebt te die nen, en dat, ofschoon de Koning met zachte hand regeert, die hand in een gepantserde vuist kan veranderen. Ik hoop dat wij elkander volkomen begrij pen, en hiermede wensch ik u vaarwel." Daarmede was de audiëntie afgeloopcn. Onthoud het, lezer! ("te weet nog wel, lezer, hoe in Juni jongstleden de clcricaien li bang maakten met 't roode spook? Ge weet nog wel, hoe ze toen persifleerden, dat er een coalitie bestond van liberalen, vrijzinnig democraten en sociaal-democraten. Her haaldelijk is dit weerlegd, doch nog steeds gaan Stawlaa tl, Nederlander enz. voort, dit venijnig addertje aan hun steiml. Toen zij gehooid had, wat er geschied was, haalde zij de schouders op cn zeide: „Oprecht gesproken, Iiobt gij ongelijk. De opnierkfng uwer tegenpartij was vol komen juist. Gij moet u die dwaze ze nuw achtigheid afwennen,daarmede brengt men liet niet ver." „Dus gij trekt partij voor mijn tegen standers.... Eu ik inoet mij mijn rechts gevoel afgewonnen!" „Niet uw rechtsgevoel, maar u over dreven prikkelbaarheid „Dat is onzin! Afwennen. Wen n de cholera af, als het vergif der baccillen reeds tot in uw teenen is doorgedron gen! Afwennen! Gij ellendig, onharte lijk schepsel, ziet gij dan niet dat ik ziek ben?" „Gekheid!" „Alles behalve gekheid! Er beslaat geen zenuwachtiger monsch dan ik en dat moet ik mij afwennen!Hoe moei ik dat doen gij verstandig persoontje? Ziet gij, zoolang de wetenschap niet in staat is de zenuwstrengen uit mijn lichaam te nemen en le reinigen, zooais men de raderen van een verroest uurwerk uit elkander neemt en schoonmaakt, zoolang blijft mij niets anders over, dan de vijftien mark te betalen en rustig aan te hooren, hoe gij het kamermeisje verontschuldigt als zij mij dag aan dag „ader bij het kerkhof brengt!" boezem te koesteren. Begrijpt U In 1905 moet 't beestje weer Hink venijn spuwen om de kleine luyden bang te maken voor die vrijzinnigen. We wijzen daarom bij voorbaat op dc uitdrukkelijke verklaring van mr. Troelstra die men in Hef ~Volk van 3 November 1904 lean lezen. De leider der sociaal-democraten schrijft ©een eoalitie. Ter gelegenheid van de propaganda- rcis, de vorige week door mij gehouden, is mij gebleken, dat het voortdurend geschrijf in de christelijke pers over een koalitie van liberalen, vrijzinnig-demo- kraten en sociaal-demokraten tegen de christelijke partyen, bij velen, die tot „de kleurlooze middenstof" moeten worden gerekend, zijn invloed niet heeft gemist. Het mag daarom niet overbodig wor den geacht daaromtrent in ons partij orgaan een duidelijke bespreking op te nemen. Het zij dus tijdig zoo duidelijk mogelijk gezegd, dat van een koali tie tussclieii sociaal demokraten en vrijzinnigen geen sprake ooit is geweest, geen sprake is en geen sprake kan zijn". Al is deze verklaring voor ons niets nieuws, het is noodig er nogmaals de aandaclit op te vestigen. Wij hebben meermalen ruimschoots ervaren, wat de verdachtmaking met het „roode spook" vermag. En ook in den komenden winter zal cr vaak mee geschermd worden,om den goedgeloovige bijtijds te waarschuwen tegen het vrijzinnig „monsterverbond". Door wie we geregeerd worden. Vroeger kwam er in de Staatscourant een zooveel mogelijk onpartijdig over zicht voor van de buitenlandsche politiek. Op zekeren dag werd liet geschrapt, schijnbaar omdat het overbodig werd geacht. In een artikel over kranten in de Tijd spiegel deelt v. d. Kulk echter mee, dat de ware reden eiders lag. 't Was in den tijd van den Duitschen C'ulturkampf. Hot overzicht daarvan, hoezeer naar onpartijdigheid werd ge streefd, hinderde de katholieke kamer leden. En zij klaagden rusteloos, zoolang tot Minister Heemskerk om hen te belie ven het deed schrappen. Dus, omdat de Roomschen aanstoot namen aan de eenvoudige mcdcdeeling van den loop der zaken, wordt ze in een land, dat op vrijheid boogt, allen ont houden! Leggen wij er allen den nadruk op. Wellicht werkt het mee 0111 op den duur zulk een afkeer te wekken van zulk een gedrag, dat men er eindelijk eens algemeen tegen in opstand komt. Tc veel wordt er aldus in ons land toegegeven, uit Censor. (Overgenomen uit de Hervorming). Wie kan een Clir. onderwijzer, die zicli in het vasten wil trainen, ten einde eenig geld te kunnen besparen voor zijn pensioen, aan 't boek helpen, getiteld: „Gids of leefregelen voor den vaster". (Advertentie uit De Christelijke On derwijzer, orgaan van dc Unie v. Clir. Ond.) Men schrijft aan de N. llott. Ct.: Eenigen lijd geleden werd vermeld liet overlijden, van een zonderlinge vrouw te Woudsend, die ongeveer f 10.000 zou hebben nagelaten. De grootte der geld som scliijnt overdreven. Doch hiervan kan het volgende worden meegedeeld. De eenige zoon vond in een trommeltje Hij was vreeselijk opgewonden. Met groot, schreden liep hij door de kamer; nu eens stopte hij zijn handen in zijn zakken, dan weder woelde hij er mede in zijn dik krullend haar, alsof hij zich, even als wijlen Münchhansen, niet eigen hand wilde optrekken uit het moeras des levens. Eensklaps bleef hij stilstaan en brulde, bijna in de houding van vader Laükoon, met afschuwwekkende stem: „Afwennen! Dat is meer dan dom! Dat is schurkachtig!" Nu was het uit met Leonore's zelfbe- heerscliing. Zij barstte in tranen uit; zij bejammerde hare verblinding, toen zij aan zulk een afschuwelijken man haar jawoord gegeven liad; alles had zijne grenzen; zij had er nu genoeg van en wilde naar hare moedor terugkeeren. Toen verscheurde zij haarzakdoek, sprak den wensch uit dat God haar uit deze ellende mocht oproepen en ten slotte sloot zij zich aan alle leden bevend, in haar boudoir op. Wordt vervolgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2