Wie weet hierbij een verbetering te
ontdekken? Men heeft mij gezegd: ct
is geen verslechtering. Maar daarmee is
dan juist do novelle veroordeeld, want
iets wat niet slechter is, hebben we niet
noodig, we moeten iets hebben dat beter
is. l)ie kweekscholen zullen trouwens
ook geen goede onderwijzers afleveren,
maar onderwijzers van een bepaald ge
halte, van een bepaalde kleur.
Voor de bijzondere onderwijzers, wordt
een wettelijk vastgesteld minimum uitge
keerd. Er is echter maar één voorwaarde,
dat die uitgekeerde minima ook ten
goede komen aan de onderwijzer i, n.l.
een kwitantie, een papiertje.
ik wil niet spreken van Oud-Testa-
ïuontisch, maar ik zou het willen noemen
een echt patriarchaal vertrouwen om
zich met zoo'ii papiertje tevreden te
stellen, om dat voldoende te achten als
bewijs dat de onderwijzer ook werkelijk
het uitgekeerde geld krijgt.
Hierbij is nog een verbetering. Die heb
ik zoo even vergeten of liever overge
slagen omdat die beter hierbij te pas
komt. Er zijn ook verhoogde minima,
voor hoofden van scholen geregeld naar
liet aantal schoolgaande kinderen, 't Is
mij een zielkundig raadsel waarom men
dat verschil heeft ingesteld. Misschien
redeneert men, dat in groote plaatsen,
waar men groole scholen heeft de be
hoeften grooter zijn dan iu kleinere
plaatsen met gewoonlijk kleine scholen.
Maar dan nog blijft het een merk
waardig punt, want waarom heeft men
dan die regeling alleen ontworpen voor
bovenmeesters en niet voor ondermeesters
ook. Men heeft seker gezegd: die leven
over het algemeen toch zoo beroerd,
dat we er maar niet aan zullen beginnen.
Ik sprak van ondermeesters en boven
meesters, die termen herinneren aan de
vorige eeuw, welnu het ontwerp doet
dit ook.
25 leerlingen zijn voldoende om sub
sidie te verkrijgen. De gemeente en
bijzondere scholen krijgen evenveel naar
deuzelfden maatstaf'. Wat zijn daarvan
de gevolgen? Het rechtstreeksch gevolg
zal zijn het ontstaan van een groot aantal
kleine scholen. Hierbij moet ik opmer
ken, dat uit gemis aan techuisch inzicht
al vele dingen verkeerd zijn gezegd,
want een kleine school is niet per se
slecht. Ik ken wel kleine scholen, die
heel goed zijn o.a. van de Nieuwe school-
vereeniging in Amsterdam. En dan heb
je tal van instituten, waar de regeerders
hun kinderen gewoonlijk heen zenden,
die zijn ook goed. Ik kan ook wel een
kleine school inrichten, die uitstekend
is, als men mij de noodige fondsen maar
verschaft. Ik zou zeggen 25 leerlingen,
laten we nu eens met ons vieren aan
ons werk gaan, dan zul je eens zien
hoe goed die school is. Maar dat is de
zaak niel. Zulke scholen zullen er wel
zijn, maar voor de kinderen van de wet
gevers, niet voor de kinderen van het
volk. Dat is het diep huichelachtige, dat
men wel goed weet te zorgen voor eigen
kinderen, maar niet voor de kinderen
uit de onderste lagen. Voor de kinde
ren van het plebs, van het repalje komt
het er zoo niet op aan, als eigen kinderen
maar goed onderwijs krijgen. Pestalozzi,
een man die ook bij onze Christelijke wet
gevers nog wel gezag heeft, heeft het
zoo uitmuntend gezegd, ge kunt het
lezen in zijn zwanenzang, dat ieder kind
recht heeft op een eigen ontwikkeling,
dat ieder kind in de maatschappij recht
heeft op het meest volledige onderricht
voor al zijn gaven. En aan het slot zegt
hij: Indien dan* niet alle kinderen het
zelfde onderwijs konden krijgen, dan
moesten de armste kinderen het beste
onderwijs kunnen krijgen, want die heb
ben het het meest noodig.
Niet de vraag dus of het onderwijs
goed kan zijn aan kleine scholen, maar
men behoort deze wijzigingen te zien
in het licht van de toestanden, die elders
worden gehandhaafd, dat zijn de voor
waarden.
Ais Kun per had gezegd: Voor 25
leerlingen moeten 3 onderwijzers zijn,
voor 50 leerlingen 2 onderwijzers er hij
enz. dan zou blijken dat hij verbetering
van het onderwijs wil. Maar de wet
zegt: voor 40 leerlingen 1 onderwijzer,
voor 90 twee enz. En dat wordt door
geen onderwijzer veidedigd. Dat kan
alleen verdediging vinden hij mensehen
van de politiek, maar geen onderwijzer
li ij zij: katholiek, anti-revolutionair of
paganist keurt zoo iets goed. Stel u ook
voor eenc school met 90 leerlingen en
2 onderwijzers. Ieder heeft er dan een
goede 40 voor zijn rekening, en dan
kinderen zeer uiteenloopende in ontwik
keling. Multatoli, een paganist zal men
het wel niet kwalijk nemen, dat hij Mul-
tatuli aanhaalt, Multatuli nu zei: Er zijn
van die jongens, die absoluut het leeren
niet af te lecren is. AVelnu die jongens
komen misschien bij dergelijke toestan
den toch vooruit, maar de rest niet. De
Nederlandschc onderwijswet heeft kleine
scholen steeds als iets ongewoons be
schouwd. Zelfs die van Heemskerck, die
men toch zeker niet van te groote liefde
voor het onderwijs zal verdenken. Het
gevolg van deze wetswijziging zal nu
juist zijn, dat tal van scholen, die nu
behoorlijk ingericht kunnen zijn, zullen
worden versnipperd en tal van kleine
scholen, die, let wel, niet uit den aard
der zaak slecht behoeven te zijn, zullen
verrijzen. En om een kleine school goed
te maken dat is duur.
Hadden wp nu noo- maar alleen met
de onderwijz
het dadelijk
partij is het
om een gro
van het ond
wel goed zoi
l)e grondf
de wijziginj
scholen naar
scholen stich
heenzenden,
dat ze die
die kleine sc
omdat de m
de normalen
Nu de gel
is er reeds
groote ge uk
voortdurende
wetgeving,
de bijzoudei
met de oper
krijgen 2 n
krijgen ook
zeggen dat
gekomen aa:
ten. Neen,
onderwijs m
keering van
zet is meest
Kuyper hee:
bijzondere s«
ik de open!
toch zorgen
legt.
Op 1 Jai
gerekend k
volgens de
en hoeveel
het versehil
hot: Als w
bruik ik eei
toestand te krijgen, beeft men niet de
geschiedenis te maken, we moeten dus
de geschiedenis van do school weten,
't Is misschien vrij boud van mij ge
sproken als ik beweer, dat er in de
geschiedenis nog veel voor u te leeren
is. Maar ik durf dit gerust te zeggen,
want een man als ïur. de Savornin
Lokman toonde in de kamer tegenover
Treub. urofessor ïreub, maai- groote
verboden. Thans mocht men geen aan
stoot geven aan andere gezindten. Dat
is dus do cersto maal dat in Nederland
de zoo vermaarde neutralitoitsformule
werd uitgesproken. Het hielp echter
mot veel. Men had toen twee partijen,
die tegenover elkander stonden, Rooui-
schcn en Calvinisten. En inplaats van
dat de klachten verminderden, vermeer
den ze juist. Iu 1842 word nu het hu-
Wat doe ik wel? Deze ecnig hooge
eischHet kind heelt recht op een eigen
ontwikkeling en een ander heeft niet
het recht een model van dat kind te
maken naar zijn beeld. Geef het kind,
wat des kinds is, ziedaar de neutrali
teit van den Nederlandschen onderwijzer.
Ik ben 27 jaar onderwijzer, en nog
nooit hebben ik iets behoeven te ver
zwijgen of te zeggen, wat een kind kon
baar onder
dat voordet
gemcentebei
tische, zijn
helpen. De
werp gema
zeker nooit
de openbar
slechter en
komt, en
erwten en
middelen, i
komt nog i<
feit, dat d'
boot is gewe
Door voorn
de tweede
rentic wore
nti wordt
minst doet.
Als aan de
voldaan, dar
niet op als
uiers, de
opgeheven.
Maar m
streven rno
deren op dc
en hij dus
kinderen vi
hebben; wa
Waal Malei
veel uitgeel
we, dat d
novelle hui
bruikt zal
het onderw
Dc klein
werp geeft
door de sc
van het 01
zonder als
Daarom all
stander va
vraag niet
wijs, maar
Ik stel
te pauscei
bewijzen,
veroord eol<
ecnig ware
bied van den inkoop. En waar nu ook
de groote magazijnen en de coöperatieve
verbruiksinstellingen die concentratie
hebben bij den verkoop moet men ook
probeeren eeiigeooncentrcerdeu verkoop
te krijgen.
Er zijn er die het proces op industrieel
en commercieel gebied gadeslaan die
zeggen dat alles is een kwestie van
kapitaal. Ik ben zoo vrij 0111 zoo
bescheidenlijk te veronderstellen, dat
die niet diep genoeg door kijken in de
werkelijkheid.
Ik voor mij kom tot een andere con
clusie hoewel ik niet wel ontkennen,
dat liet kapitaal natuurlijk niet zonder
invloed is. Het komt mij voor dat hot
organiseerend talent het mogelijk heelt
gemaakt om dat te bereiken wat op
dat gebied te bereiken is. Dat talent
kan den middenstander een factor zijn
0111 licni te steunen in zijn strijd om
liet bestaan. De gezamenlijke inkoop is
alleen mogelijk, als dat organiseerend
talent in den middenstand wakker wordt.
Wanneer ik op mijn lezingen beweer,
dat de middenstand nog niet veel
presteert, dan werpt men mij toe de
20000 leden van den Bond. Maar
daaraan hecht ik niet de minste waarde.
De waarde zit iu de intensieve kracht
en niet in het aantal leden Juist in een
tijd dat het solidariteits gevoel wakker
werd bleef de middenstander geïsoleerd.
Reeds in 1847 liet Marx zijn „Arbeiders
van alle laiidenvereenigtu weer"en50 jaar
later wordt de middenstand pas wakker.
De middenstand is in dat opzicht 50
jaar ten achter, vooral bij de arbeiders
organisaties. De intensieve kracht moet
toenemen, de middenstanders moeten
samenwerken om gezamenlijk voor ver
betering te strijden. Wraar ik daarop
steeds hamer, spreekt het van zelf dat
ik steeds onaangenaam getroffen wordt
door alles wat die samenwerking kan
verstoren.
Dat is o. a. bij mij het geval, met
hetgeen de heer Plate voor do Rotterdam-
sclie Handelsvereenigingomtventden ge-
zamenlijken inkoop heeft gezegd, zoo
o. a. dat de gezamenlijken inkoop zich
kan strekken over verschillende plaatsen.
Een Icouditia sine qua non voor
het slagen van den gezamenlijken
inkoop is dat men elkaar kent. En in
elke plaats waar dergelijke vereenigingen
bestaan, wonen de leden in dezelfde
stad.
En niet alleen in het buitenland, ook
in ons eigen land heeft men zoo'n ver-
eeniging in Amsterdam, genaamd Een
dracht maakt maakt. Het succes dat
behaald is, is niet gering. De vereeniging
zal alleen aan comestibles dit jaar om
zetten voor meer dan f 100000.
Door den gezamenlijken inkoop wordt
versterkt de positie van die zaken, diet
van alles in voorraad moeten hebben en
toch van alles maar zeer weinig.
Een ander voorbeeld van gezamen
lijken inkoop levert de Waareneinkauf-
Verein Leipsiger Kaufleiite te Leipzig,
die voor meer dan 1 millioen mark per
jaar omzet, en verbazend gelukkig werkt.
Het heele reglement is maar 15 artikelen,
het een nog eenvoudiger dan het ander.
Ziehier een voorbeeld, wat de solidari
teit onder de middenstanders zelf vermag.
Nu de verkoopvereenigingen, die het
mogelijk maken om ook bij den verkoop
de concentratie toe te passen. Voorbeel
den hiervan, vindt men in de Horloge
makers te Berlijn en in de Maatschap
„Amsterdamsche huidenclub".
AI dergelijke dingen zijn toe te passen
als een commercieelcn vorm van bedrijf.
Aan het slot zijner rede wijst spreker
er op dat ook de industrieele midden
stand, vooral bij de evolutie van het
bedrijf veel voordeel kan en zal hebben
van in- en verkoopconcentratie en eindigde
met een krachtige opwekking tot het
sterker en intensiever maken van de
organisitie.
De voorzitter was zeker de tolk dei-
vergadering, toen hij den heer Eiedeldy
Dop een woord van hulde bracht voor
zijn leerzame en boeiende rede die luide
werd toegejuicht.
Van de gelegenheid tot gedachten-
wisseiing werd door een der hoeren
gebruik gemaakt.
Als men vraagt, wat de aanleiding is
om eon betoog te leveren ter verdediging
van de neutrale school, dan zijn er vele
redenen, waarvan er echter twee op den
voorgrond dringen. Zoo o.a. wat men
al wel van de neutrale school zegt. Ik
wil hier niet spreken van de kleine
blaadjes, van dat persgespuis dat voor
een eigen parochie schrijft; maar wat
de groote, fatsoenlijke bladen er van
zeggen. Hoe kan een onderwijzer neutraal
zijn? Hoe kan een man van karakter
in school zijn beginsel onder stoelen ol
banken steken? Ziedaar vragen, die men
vaak van de tegenpartij hoort en voor
welker beantwoording men dient na te
gai-n in hoeverre het begrip neutraal
van die partij juist is.
>in een juisten kijk op een of anderen
twee machtige kerkelijke partijen waren,
die elkaar het licht in de oogen niet
gunden. Z. M. Willem I, die nog met
onverantwoordelijke ministers regeerde,
werd uit den treurc vervolgd en ver
veeld om een nieuwe onderwijswet. In
1S24 gaf hij last een nieuwe wet te
maken, maar er kwam niets van, daar
men geen oplossing kon vinden die
beide partijen bevredigen kon. Ten einde
raad gaf Z. M. in 1830 (Besluit van
27 Mei 1830) last, om te waken, dat
uien zich in de openbare scholen niet
zon bedienen van boeken, die iets be
vatten strijdig met de zeden of dat aan
stoot zou kunnen geven aan Je -een of
andere gezindte. Nooral dat laatste is
van groote beteckcnis. Wa.uoin? Tot
nog toe was het verboden leerstellig
onderwijs te geven, dogma's waren dus
van (ten gezonuen muit UtIJt,I ,J
vraagt niet wat de partijen willen, maar
wat is het recht van het kind? Dat is
lint ecnige goede standpunt. Dn school
is steeds de speelbal geweest van de
pai-tijen. Voor de a. r. is de neutrale
onderwijzer iemand, die geregeld met
de li.ind voor zijn mond staat. Dat beeld
geelt ook uir. van Bemmclen, die geen
andere eiscli stelt aan den onderwijzer
dan dezo: pas op, dat ge niets zegt.
Voor alles werd gevraagd wat zegt ge
niet? En daarvan heeft de Nederlandschc
school geprofiteerd, want de onderwijzer
heeft juist daardoor gelegenheid geliud
zich in dc school te ontwikkelen. Ter
wijl de partijen kibbelden en dc neu
traliteit zochten in het negatieve leerde
de onderwijzer, dat de cenig waar
achtige eisch die gesteld mag worden is:
niet goed te noemen is. Doch indien de
bijzondere school ook de staatsbescher-
niing zal krijgen en finanticel zich zal
kunnen weren, zal ook haar onderwijs
verbeterd kunnen worden. Nu moet van
het gegevcne geleefd worden en dan kan
men de zaken niet geheel in de perfectie
hebben.
Ook ik wil niets liever dan het onder
wijs zoo goed Ie maken als liet maar
eenigszins kan.
Bij |liet nagaan van de gebreken be
gint de heer Gerhard met de Wacht
gelders. Ook ik zou niets liever wen-
sclien, dar. dat alle onderwijzers die
door dezo wijziging schade lijden aan
spraak krijgen op billijke vergoeding.
M ij worden er maar leelijk op aange
zien en toch ivenschen we niets liever, dan