fo. 26.
Zaterdag 1 April 1905.
2e Jaargang
verschijnt: i Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Wees U Zelf!
iet zoekende Lieht.
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
)e laster tegen de
Openbare School
m.
FEUILLETON.
DE EEMLANDER.
Woensdags en Zaterdags.!
Iturenii
Hendrik van ViaDdenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der adverteutiëu
Van 1 tot 5 regels 0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
De clericalen doen het zoo gaarne
oorkomen, dat er duizenden en nog
ens duizenden met „smachtend" ver-
angcn uitzien naar de bijzondere school.
iVij verbeelden ons. dat er slechts
nkelcn zijn, die aan het hoofd van de
)eweging staan, en dat velen op het
czag van die enkelen oordeelen. Hoe
lit zij, de beweging tegen de openbare
chool is er, en men zal goed doen deze
liet gering te schatten. Niet, wij her
talen het, dat wij in die beweging zien,
Ie uiting van een ernstig, oprecht ge-
neend verlangen van zoovele ouders
laar de bijzondere school, maar omdat
Ie massa opgezweept wordt door de
ciders, die zoo juist weten te werken
ip de godsdienstige en politieke hart-
tochten hunner volgelingen, door het
cbruiken van argumenten als: „de
penbare school is godsdienstloos," en
de openbare school is een broeinest
oor het socialisme."
't Gaat in clericale kringen vaak ge-
uakkelijk, dergelijke beschuldigingen
lit te spreken, daar de „kleine lqyden"
eel slikken en weinig naar bewijzen
ragen. En vraagt men die, pch dan
reten de lieoren het ook wel weer zoo
oor te stellen, dat het den eeqvoudigen
nan duidelijk blijkt, dat de openbare
chool feitelijk niets is dan een yin
itaattwege onderhouden instituut foor
ingeloot en socialisme. Dat klinkt dan
leel vreeselijk, en niet weinig menschen
aten zich door zoo'n boeman bevreesd
naken.
Gelukkig evenwel is do clericale pGis
liet altijd even politiek. Wij wezen
r reeds in ons vorig artikel op, dat
iet eigenlijke doel, waarom het in den
trijd gaat, verborgen wordt gehouden,
chter allerlei gezochte argumenten en
aaie leuzen. Zoo nu en dan wordt
et echter den een of anderen persridder
machtig en zegt hij ronduit waarom
et te doen is.
Zoo zegt o.a. De Tijdhet katholieke
oofdorgaan, in een bespreking van de
rochure „Maakt front voor de open-
are school" het volgende:
Zeer juist is: de openbare school
kent geen Christenen of
Zoodra godsdienst en politiek zich niet
elkaar bezighoudenbederft en de godsdienst
en de politiek. Paul Deschankl.
Uit het Duitsch
van
ERNST VAN WILDENBRUCH.
10).
„Vergunt mijnheer de baron mij een
nderdanige vraag te doen gaat
lijnhoer de baron weer naar die juf-
■ouw?"
De baron zag hem verrast aan; een
ichje vloog over zijn gezicht.
„Interesseert je dat zoo? Natuurlijk
a ik daarheen."
De oude liet het hoofd zinken en
aarde naar de figuren in het tapijt.
„Welnu, waar wacht je nog op?"
roeg de baron, terwijl hij een teeken
af, dat hij den pels wenschte om te
oen.
Ik vraag mijnheer de baron wel
„Joden ze kent slechts men
„schen, ze mag geen geloofs-
„haat prediken! Ze zal dus geen
„enkel zaadje van godsvrucht kunnen
strooienhoogere beginselen dan die
„van liefde voor 't vaderland en van
„algemeene mensehenmin kent ze niet
mag ze niet kennen; se moet zijn een
„schoon monument van ver
„d r aagz a a m h ei d do nooit vol
prezen verdraagzaamheid, hierin be
staande, dat men God6 H. Naam zelfs
„niet mag gebruiken."1).
Merkwaardig in dit citaat is dat
woordje „«lus." Laten we daarvan
goed nota nemen.
Terecht schreef „De Bodehet orgaan
van den Bond van Ned. Onderwijzers
hierover:
„De openbare school mag geen ge
loofshaat prediken dus geen godsvrucht
Dat dit synoniemen zijn, hooren wij
gelukkig voor 't eerst; wij dachten, dat
er geen grooter tegenstellingen denkbaar
waren. Maar De Tijddie de bijzondere
school beter zegt te kennen dan wij
licht ons hier op zonderling duidelijke
manier voor over 't wezen van dat on
derwijs. Nu, toen wij de daar gebruikte
geschiedenisboekje i lazen, dachten wij
ook herhaaldelijk, dat de godsvrucht,
zoo opgevat, tot godsdiensthaat moest
voeren; piaar naar de verklaring van
De Tija lijdt het geep twijfej meer.
Zoozigt uien, als ipen zich opwindt,
zegt ii[Tn soms van louter ergernis
de waarheid, al is die niet vervat in
den zin „de nooit volprezen verdraag
zaamheid, hierin bestaandedat men
Oods B. Naam zelfs niet mag gebruiken,
want dit is een leugen.
Een ander strijder voor de bijzondere
school, komt ook zeer duidelijk uit den
hoek. We bedoelen de Maas- en Schelde
bode, die o.a het volgende schreef:
„Zeg nu vrij, dat de Christelijke
„School front maakt voor de Christelijke
„partijen; dat zij een kweekplaats wil
„zijn voor 't positieve Christendom;
„een centrum van christelijke vcrkiezing6-
„agenten; een opleidingsinstituut voor
„Jonge Garden, die den lof van Ge-
„loovigen inoogsten en we antwoorden:
„Ja! door onze School pogen we een
„dam op te werpen tegen't Liberalisme!
„Ons onderwijs is er pertinent op ge-
„richt om positieve Christgeloovigen te
1). Spatiëringen niet van ons.
Red.
verschooning," antwoordde de oude,
zouder de oogen van het tapijt af te
wenden, „maar zou mijnheer de baron
er nog niet eens over willen nadenken?"
„Waarover moet ik nadenken?"
„Of mijnheer de baron wel werkelijk
met de juffrouw zal trouwen."
De baron keerde zich om, zoodat hij
vlak voor zijn ouden dienaar kwam te
staan. Hij stond een oogenblik sprake
loos van verbazing.
„Wat heb jij daarmee te maken?"
barstte toen uit. „Waar durf jij je mee
te bemoeien!"
„Mijnheer de baron weet toch," sprak
de oude met holle stem, welke uit den
grond scheen op te komen, „dat ik
mijnheer den baron van kindsbeen af
gekend heb dat ik van mijnheer den
baron zaliger
„Weet ik, weet ik wel, dat weet ik
allemaal!" riep de baron, terwijl hij
ongeduldig met de voeten stampte.
„Maar wat doet dat hier ter zake?"
„En dat ik weet wat goed is en wat
niet goed is voor mijnheer de barou,
omdat ik weet hoe het er mee
staat."
De baron trad een halve schrede terug.
„Hoe wat staat?"
Thans richtte de oude het hoofd een
weinig op, zoodat hij zijn loerenden blik
in de oogen van zijn meester kon boren.
Zijn stem werd somber en zacht.
„Hoe het met mijnheer den baron
„kweeken; om Jonge Garden te vormen
„met 't geloof in Christus in de ziel,
„met den Bijbel voor het oog, met de
„liefde voor dat Woord in 't hart, met
„de hoop op een zich buigen van
„'t gansche Nedcrlundsche Volk voor
„den God van Hemel en Aarde.
„Dat zijn ook feiten! Dat is ook
„waarheid."
Men ziet het, duidelijker hoeft het
toch zeker niet gezegd te worden, dat
de bijzondere school is „een instituut
voor Jonge Gard e neen kweek
plaats voor christel ij ke ver
kiezing! agenten." Van onver
dachte zijde, wordt ons hier verteld dat
de „christelijke" school niet nummer
één op haar program heeft, de ontwik
keling harer leerlingen, maar het vormen
van „christelijke" verkiezings agenten.
Zeker mag men medelijden hebben met
kinderen, die in school reeds worden
aangezien voor partijgenooten. Wat zal
daar veel terecht komen van het eerste
gebod in de school: Geef het kind, wat
des kind is.
In verband met uitingen als boven
aangehaald blijkt ons de ware bedoeling
van de katholieke brochure „Maakt
front voor de bijzondere school," Waar
ze schrijft op Bladp. 22:
„Op de bijzondere school wordt
„onderwijs gegeven in den christelijken
„godsdienst.
„De christelijke godsdienst is ge-
grond op «ie liefde.
„Wat staat in den roomschen
„catechismus als antwoord op de vraag:
„Wie zijn uw naasten?
„ALLE menschen zijn uw naasten.
„Welk evangelie ligt ten grondslag
„aan liet onderwijs in elke godsdien-
„stige school?
„Gij zult uw naasten, d. i. alle
„menschen, ook uwe vijanden, lief-
„hebben en weldoen!"
Bij eerste lezing dachten wij zoo aan
het verschil tusschen theorie en practijk.
Maar bij nadere beschouwing der feiten,
is het ons pas duidelijk geworden, dut
deze woorden moeten worden opgevat
als ironie. Wij kunnen er tenminste
niets anders in lezen.
Maar als dat werkelijk ironie is, en zoo
naief om die tirade over het prediken
der liefde door de bijzondere school te
gelooven, zullen de samenstellers der
bekende brochure toch wel niet zijn,
staat."
Het bleeke gelaat van den baron werd
zoo mogelijk nog bleeker en in dat
melkwitte gelaat gloeiden de oogen op.
Eene siddering doorliep zijne leden; zijne
handen sloten zich tot vuisten; hij kon
geen geluid voortbrengen Zoo stonden
die twee mannen tegenover elkander.
De oude Johann verroerde zich niet;
alleen zijn starre oogen bleven in die
van den baron zien. Hij zag immers,
hoe de man daar vóór hem op het punt
stond in dolle woede uit te barsten, en
een bewaker inag een razenden gek
immers niet uit het oog verliezen.
Het duurde geruiinen tijd, alvorens
de baron eenigermate weer tot zich
zelveu kwam. Zijne borst zwoegde,
toen hij begon te spreken; d# woorden
kwamen er slechts stooteud uit:
„Johann omdat ik weet datje
het goed meent wil ik je vergeven,
wat je zooeven hebt gezegd. Maar,
als je dat ooit opnieuw durft beweren
neem je in acht!" Hij hief zijn
krampachtig gebalde vuist op. „Neem
je in acht! Neem je in acht!"
Zijne stem was steeds rauwer ge
worden; hij brulde het bijna uit. Zijne
geheele lichaam sidderde. Daarna liet
hij plotseling den opgeheven arm zinken,
wierp zich steunend in een stoel, het
gezicht in zijne handen verbergend.
Onbewegelijk stond daar de oude,
teiwijl een wilde triumf in zijne oogen
dan is liet misleiding dat zoo iets wordt
neergeschreven, zonder verduidelijking
van de eigenlijke bedoeling.
Tot slot van dit gedeelte, willen we
nog eens oven nagaan, wat een gezag
hebbend man als mr. A. F. de Savornin
Lohman over het eigenlijk doel van de
Vrije school zegt. We zullen daartoe
aanhalingen doen uit het bekende werk
van zijn hand, getiteld: De vrije
school.
Duidelijker dan iemand anders, geeft
mr. Lohman antwoord op de vragen:
Zaait de bijzondere school verdeeldheid,
en wil ze veroordeeling van andersden
kenden Luister slechts.
„De vrije school is een bolwerk tegen
ultramoutaansche oveiheersching" (bladz.
82); „de opvoeding in de neutrale school
schijnt een ondoelmatig middel tegen
oveiheersching van de roomsche geeste
lijkheid" (bladz. 75).
't Is niet prettig voor de coalitie
vrienden, dat de bijzondere school naar
Lohmnn's zin daaraan wel schijnt te
voldoen. Maar we gaan verder.
„Met -de gcestelnke wapenen eencr
volksopvoeding (in de bijzondere school
natuurlijk) moet gestreden worden
tegen Rome" (bladz. 76). „Niets zou
tegenover deze vijanden (dat zijn de
roomschen) dwazer zijn dan inet het
stelsel ccner volksschool, zonder belij
dend (d. w. z. veroordeelend) karakter,
het veld zelf te versperren,
waarop alleen vruchtbaar ge
arbeid worden kan", (bladz. 76).
Kan het duidelijker gezegd worden
De „christelijke" school is zoo bij uit
nemendheid geschikt om de roomsche
kerk te bestrijden. Vandaar de hang er
naar bij de anti-revolutionairen.
„Alleen de onderwijzer", 't
woord is weer aan mr. Lohman, „die
den godsdienst in eere houdt,
kan het bijgeloof (van de roomsch
katholieke kerk wordt bedoeld) b e s t r ij
den" (bladz. 76).
We meenen het hierbij te kunnen
laten en achten commentaar totaal over
bodig. Dat alles wat mr. Lohman van
de bijzondere school zegt, juist ontbreekt
aan de openbare of zooals mr. Lohman
het zelf uitdrukt, dat in de openbare
school „alles moet verzwegen worden,
wat den waren geest van het ultritmon
tauisne kenmerkt" (bladz. 81), zie dat
vinden wij juist zoo mooi in de openbare
schitterde. Wc had nu gelijk gehad?
Zou er nu nog wel iemand aan twijfelen,
dat de ongelukkige man daar vóór hem
een krankzinnige was?
In de eciste oogenblikken sprak geen
van beiden; er heerschte een diepe,
benauwende stilte. Daarop nam de oude
Johann weer het woord.
„En wanneer mijnheer do baron
trouwt, doet het mijnheer den baron
geen goed."
De aangesprokene gaf geen antwoord;
geen enkele beweging verried zelfs, dal
hij die laatste opmerking gehoord had.
„En als er eene juffrouw komt," zoo
ging de oude voort, „die met mijnheer
den baron wil trouwen, omdat zij barones
wil worden en rijk wil worden
omdat zij zelve niets bezit
Nu hief de baron het hoofd op; zijne
handen grepen de leuning van een stoel;
zijne blik richtte zich met een gevaar
lijke uitdrukking naar den oude. Deze
echter hield niet op, wilde niet op
houden; als hij aan dat meisje dacht,
was het, alsof hij zich aan eene toom-
looze woede over gaf. Zijne oogen
waren met bloed beloopen. „Dan is
dat valsch van die juffrouw," barstte hij
rauw en hartstochtelijk uit.
In hetzelfde oogenblik rolde de stoel,
waarop de baron had gezeten, naar het
midden der kamer; met een wilden
sprong toch was hij overeind gevlogen.
„Maak, dat je er uit komt!" brulde
school. Zeker dat alles wil de openbare
school niet, én omdat het geen kost voor
kinderen is, en omdat de openbare
school niet te koop loopt met, maar
handelt naar liet bekende voorschrift dat
liefde wil onder elkander.
Ka:ul so ver zicht.
Hebt ge wel eens iets te maken ge
had met het „Stadhuis", lezers? Met
de „secretarie" of met hot „bureau van
den burgerlijken stand"?
Zoo ja, dan zult ge met ons van.
oordeel zijn, dat ge door alle ambtenaren
en beamblen, van hoog tot laag, steeds
met de meeste welwillendheid en behulp
zaamheid zijt terecht gewezen of ge
holpen.
Li dat opzicht heeft net „Stadhuis"
een welverdiende reputatie.
Wat geldt voor de gemeente-ambte
naren geldt in ruime mate evenzeer van
de gemeente-autoriteiten. Over 't alge
meen zullen ook de bedoelde ambte
naren kunnen getuigen, dat hunne
houding door het publiek op prijs gesteld
wordt.
Ongetwijfeld handelen zij daardoor in
hun eigen belang, zoowel als in dat
van het publiek. Ze verkrijgen daardoor
toch het recht om ook van de zijde
van de ingezetenen een behoorlijke
en beleefde behandeling te eischcn.
Nimmer zijn er dan ook vroeger klach
ten over deze kwestie tot ons doorge
drongen.
De heer Kinassen, wiens adres aan
den Raad wij in ons vorig nummer
in zijn geheel opnamen is de eerste
geweest, die reden meende gehad te
hebben zich openlijk en ernstig te
beklagen over de houding van één
der gemeente-ambtenaren. En niet
over den eersten den bosten maar
over niemand minder, dan over den
gemeente-ontvanger, iemand die hier in
de gemeente een positie heeft van ecnige
beteekenis; van wien dus in de eersto
plaats mag worden verwacht, dat hij den
jongeren en lager geplaatstou ambtena
ren ten voorbeeld kan zijn.
Een definitief oordcel kunnen wij nog
niet vellen, voor de nadere inlichtingen,
door den Raad aan B. en W. gevraagd
tevens meer licht over deze zaak worpen.
Staat deze zaak geheel op zich zelf
een paard met vier pooten struikelt
ook wel eens dan kan zij stellig
hij den ouden toe. Deze evenwel bleef,
een standbeeld gelijk, op zijn plaats en
verroerde geen lid.
„Mijnheer de baron mag niet trouwen,"
zeide hij.
„Houd je mond en maak dat je er
uit komt!" donderde de baron nog een
maal. Zijne handen knepen zich samen;
zijne geheele lichaam beefde. Het had
er echter veel van, alsof zijne wccr-
galooze opgewondenheid den ander nog
halstarriger maakte.
„Een dokter die nu dood is, heeft
mij gezegd, dat, als mijnheer de baron
gaat trouwen, mijnheer de baron iemand
ombrengen zal."
Nauwelijks had hij deze woorden ge
sproken, of hij wierp den pels, dien hij
nog steeds in de handen had gehouden,
over een dichtbij staanden stoel e» trok
zich ijlings naar do deur terug. De
baron had den zwaren, bekleeden stoel
met beide handen aangegrepen en dezen
met een kracht als slechts toomeloozo
woede geven kan, omhoog geheven.
Hij zag er uit, als wilde hij den oude
in het volgende oogenblik te pletter
slaan. Met een haastige beweging rukte
deze de deur open en verdween.
Wordt vervolgd.