Stadsnieuws.
urgent te zijn). En alweer: onder den
schijn van een algemeene ïegeliug van
de betaling van alle onderwijstraktc-
menten door den Staat, werd een on
gehoorde uitbreiding gegeven aan het
subsidiestelsel der bijzondere school.
Waarom, zoo wil do „Nieuwe" alleen
vragen, indien het bijzonder onderwijs
uit zijn verdrukking moest worden gered,
werd niet de definitieve oplossing van
dit brandende vraagstuk, desnoods door
middel van Grondwetsherziening aan de
orde gesteld? Met telkens een paar
millioen meer, otu de zooveel jaar, ruimt
men haar niet uit den weg. Of wordt
dat misschien met gewenscht?
Raadgoverziclit.
l)c raadszitting van j.l. Maandag ken
merkte zich door een „warmte"", die'wij
in de laatste tijden cenigszins ontwend zijn.
Onze verslaggever spreekt van „ver
warde" discussies, de „Nieuwe Araers-
foortsche Courant" van een Poolschen
landdag en van „discussies, die het karak
ter vau obstructie aannamen". De ver
slaggever van de Oude Amersfoortsche
Courant heeft blijkbaar van de door
elkaar pratende raadsleden zoo hier en
daar nog een zinsnede opgevangen, waar
door het oordeel van de andere verslag
gevers wordt bevestigd.
't Zal ons benieuwen, wat de officieele
verslaggever, gesteund door de coirigee-
rende raadsleden, nog van de discussies
zal weten te redden.
Voordat we onze meening uiteenzetten
over de wijze, waarop enkelen van
Amersfoorts vroede mannen gemeend
hebben de zaken, die aan hun hoede
zijn toevertrouwd, te mogen behartigen,
wenschen wij eerst een opmerking te
herhalen, al vroeger door ons gemaakt,
dat de leiding van de vergadering door
den Burgemeester wel iets te wenschen
overlaat.
Minder lankmoedigheid, tegen
over Raadsleden, die maai het woord
nemen, terwijl een van dc heeren Col
lega's aan het oreeren is, ware zeker
gewenscht. Van een geregeld, ernstig en
vooral zakelijk debat komt nu vaak weinig
terecht. Stellig zou bij vaster leiding ook
meer kalmte in de gemoederen komen.
Daarmede zijn volstrekt niet veront
schuldigd evenwel die raadsleden, die
van de genoemde „lankmoedigheid"
eigenlijk misbruik maken en zich maar
zoo inin mogelijk aan de gebruikelijke
vormen storend sprekers op hinderlijke
wijze onderbreken en in de rede vallen.
Geenszins.
Maar van hoe grooten en gunstigen
invloed een met krachtige hand bestuurde
voorzittershamer kan zijn, moge blijken
uit dc voorbeeldige wijze waarop de
lieer Mackay in de Tweede Kamer
lastige sprekers in het juiste spoor weet
te houden en zich toch dc achting van
alle partijen heeft weten te verzekeren.
Wat was nu de zaak, die de
gemoederen van de Raadsleden zoo
in beweging bracht, dat het er naar het j
eenparig oordcel van de aanwezigen met
dc „achtbaarheid" van dit gewichtig
college van edelachtbare heeren min of
meer bedenkelijk begon uit tc zien?
Laat ons trachten op deze vraag een
zooveel mogelijk objéetief antwoord te
geven en daarvoor nog even terug
komen op ons Raadsvcrslag.
Onmiddellijk nadat punt 4 van dc
agenda, het verzoek van de Industrie
en Huishoudschool om subsidie aan de
orde gesteld werd, kwam de heer Hamers
niet het voorstel om die aanvraag te
renvoyeeren naar de Afdeelingeu, hierin
krachtig gesteund door den heer Jorissen,
die evenals dc heeren Vels-IIeyn en
Kleber er B. en W. een ernstige grief
van maakten, den Raad voor een „fait
accompli" gesteld te hebben en zoo
doende den Raadsleden dwongen on
voorbereid te discussieeren cn te besluiten
over een gewichtige aangelegenheid of
volgens den heer Jorissen over gewich
tige aangelegenheden, want met de
Bouwverordening was het al niet beter
gegaan. Dc heer Kleber gewaagde in
dit verband zelfs van „luchthartigheid"
van B. cn W.
Uit de verslagen is dit laatste niet
duidelijk op te maken, doch het mag
gerust geconcludeerd worden uit het
feit, dat Wethouder Celosse zich
gedrongen gevoelde tegen deze belcodi-
ging \an B. en W. ernstig te protesteeren.
Dit zijn voorw aar ernstige grievcm. Zijn
die werkelijk gerechtvaardigd, dan ware
er dunkt ons maar één juist middel
geweest, om zijn oordeel over deze
wijze van handelen te kennen te geven
en wel: een scherpe motie van afkeu
ring tegen het „luchthartig" beleid van
B. en W. Intusschen, de oppositie,
heeft niet gemeend dezen o.i. aange
wezen weg m te slaan. Laat ons zien,
wat er door het Dagelijksch Bestuur
en door zijne verdedigers in den Raad
tegen deze gewichtige beschuldiging
werd ingebracht. Om het belang der
zaak wenschen wij in de eerste plaats
nogmaals af tc drukken, wat door B.
en W. bij de schriftelijke toelichting van
hun voorstel werd gezegd.
Deze toelichting luidt in zijn geheel
als volgt
Bij Uw besluit van 25 Augustus 19U4
(Bijlage No. 135G) werd om advies iu
onze handen gesteld het hiernevens
overgelegd adres van het Bestuur der
vereeniging „Amersfoortsche Industrie-
en Huishoudschool" te Amersfoort, hou
dende verzoek, aan deze vereeniging
voor hot jaar 1905 een subsidie te ver-
leenen van f1750.
Na uitvoerige behandeling dezer zaak
in het jaar 1903 (zie Bijlage No. 928)
heeft het standpunt waarop ons College
zich toenmaals geplaats heeft geene ver
andering oudergaan,
Tot motiveering van ons advies mee-
nen wij iu 4t kort in herinnering te
moeten brengen welk dat standpunt
was.
Uit de gewisselde stukken blijkt o a.
dat wij, bij schrijven van 23 April 1903,
No. 3573, aan het Bestuur van boven
gemelde vereeniging hot volgende te
kennon gaven„zoolang althans voor
deze streek de levensvatbaarheid van
eene groote school nog moeten blijken,
is het o. i. noodzakelijk, dat op zeer
bescheiden schaal een aanvang worde go
maakt"
en aan het slot van dit schrijven:
„zooals wij in den aanvang hebben
gezegd, vindt Uw plan in *t algemeen
sympathie bij ons College. Wij zijn dan
ook, mits op bescheiden schaal een
aanvang worde gemaakt, gaarne bereid,
bij den Raad plannen, die naar ons
oordeel levensvatbaarheid hebben en
overeenkomen met de draagkracht onzer
Gemeente, te steunen."
Voorts, dat in ons antwoord op de
verslagen uwer Afdeelingen (Bijlage No.
3728) o.a. deze zinsuede voorkomt
„zóoals wij reeds'aanvankelijk hadden
opgemerkt, bestond bij ons College
veel sympathie voor deze schoolal
leen waren wij van oordeel, dat deze op
beperkte schaal moest worden ingericht".
Alleen door het advies vau den In
specteur van het middelbaar onderwijs,
die eene school op beperkte schaal af
keurde, eu de tegemoetkomende toezeg
gingen van het Bestuur der school,
waardoor het van Gemeentewege ge
vraagde financieele offer aanmerkelijk
werd beperkt, werden wij schoorvoetend
er toe geleid, de uitvoering van het
breed opgezet plan niet tegen te hou
den.
Nu echter, door den loop dien de zaak
genomen hoeft, het Bestuur van de
vereeniging zelf een plan tot oprichting
en exploitatie van een Industrie- en
Huishoudschool op een meer beperkte
schaal heelt ingediend, hetwelk volko
men beantwoordde aan onze hierboven
in herinnering gebrachte zienswijze iu
het jaar 1903, komt het de meerderheid
van ons College voor, dat de tot stand
koming dezer nuttige Instelling krachtig
dient te worden bevorderd, weshalve wij
U voorstellen, tot wederopzegging, uit
de Gemeentekas een jaarlijksch subsidie
van 1"175C te verleenen, waarvan 3/4
gedeelte, of f 1312.50, over het jaar 1905,
onder dc voorwaarden vervat in bij
gaand ontwerpbesluit.
In hoofdzaak verwijzen B. en W.
dus naar de uitvoerige gedachtewisse
lingen, die over de Industrieschool reeds
hebben plaats gehad, zoowel iu als buiten
den Raad alsook in de Pers.
Bij het debat werd dit ook nog eens
aangedikt door Wethouder Celosse en
den heer Gerritsen en bovendien en
hier vestigen we den bijzonderen nadruk
op, door de heeren "Van Duinen cn
Oostervecn.
Wat werd door deze heeren verklaard?
We knippen uit ons verslag.
De Heer "Van Duinen beweert
den vroegeren strijd niet medegemaakt
te hebben, doch meende dat de Raad
er in principe vóór was. Wanneer men
in principe voor stichting is, dan is het
vreemd nu tèrugtétreden. Wanneer
spreker de verslagen van toen naleest,
was men tegen liet groote plan, doch
ingenomen met de school.
De Heer Ooster veen. M. de
V. Over het ingediende verzoek heb ik
ernstig nagedacht. Toen het vorige plan
werd ingediend, was ik nog geen lid
van den Raad. Ik vind geene vrijmoe
digheid om terugzending naar de afdee
lingen te bevorderen vooral met het
oog op de subsidiën lk ben thans be
hoorlijk op de hoogte van het plan. De
regeering bevorderd ook het vakonder
wijs. Spreker vindt, dat men voor eene
zeer nuttige instelling wel geld mag
geven. Bij het vakonderwijs kunnen alle
richtingen profi toeren, gegoeden en
minder gegoeden.
Met opzet schuiven we deze beide
Raadsleden cenigszins op den voorgrond.
Voornamelijk, omdat beide heeren geen
lid van den Raad waren, toen de Indu
strie- cn Huishoudschool een paar jaar
geleden in dit College ter tafel kwam,
wat wel het geval was met de heeren
opposanten.
En toch achtten beide Raadsleden zich
genoeg op de hoogte \an de. zaak om
in de vergadering van j.l. Maandag reeds
eene beslissing aan te durven. Zij vonden
dus ook, evenals B. cn W., dat de zaak
reeds voldoende voorbereid was.
De heer Ooster veen kwam zelfs
verklaren: geen vrijmoedigheid ie vin
den,om terugzending naar de afdeelingen
tc bevorderenvooral met het oog op de
subsidiën."
Wij wenschen hier een woord van
luilde te plaatsen voor het sympathieke
optreden van den heer Oosterveen.
Sympathiek, omdat het van hem was
een daad van moed, zich openlijk als
voorstander van de Industrieschool uit
te spreken. Velen zijner partijgenooten
zullen hem die houding ernstig ten
kwade duiden.
Hij heeft o. i., niettegenstaande de
met politieke hartstocht opgezweepte
vooroordeelen tegen de „biefstukscliool",
zijn kalmte en onafhankelijkheid van
oordeel weten tc bewaren om zich alleen
te laten leiden door datgene, wat hij
achtte te zijn liet wraarachtig belang der
gemeente.
Deze beide heeren waren wèl voldoeude
op de hoogte, de heeren H a 111 e r s c.s.
niet. Verklare, wie het verklaren kan.
Toch, in kt algemeen is er natuurlijk
niets tegen toe te geven aan het ver
langen van een minderheid in den Raad,
om een of andere zaak, hoe goed die
ook vroeger reeds is besproken, nog
eens uitvoerig in dc afdeelingen te be
handelen.
Doch iu dit speciale geval was dit
niet mogelijk, omdat indien dit gebeurd
was, de termijn yooi* aanvraag van sub
sidiën (voor 15 April moest de aanvraag
bij Gedeputeerde Staten worden
ingediend), dan verstreken zou zijn en
de school vermoedelijk weer een jaar
zou moeten wrorden uitgesteld.
Voor de hand ligt de vraag nu: had
den B. en W. dan niet éér met een
voorstel kunnen komen?
In October toch was het adres van
de Verceuiging „Industrie- cn Huishoud
school" reeds ingekomen.
We mcenen, dat het antwoord, dat
op een vraag van deze strekking van
den heer Veis Iicijn vrij afdoende dooi
den Burgemeester, door Wethouder
Celosse en den lieer Gerritsen werd
gegeven, n.l., dat B. en W. aanvankelijk
meenden dat er zoohi grooten haast
niet bij was, dat de goedkeuring van
den Minister pas tien dagen geleden was
ingekomen, terwijl door de beide leden
van het Dagelijksch Bestuur verwezen
werd naar de uitvoerige besprekingen
in 1903.
Zou dc heer Van Eek het zoo hcei
ver mis gehad hebben, die verzending-
naar de afdeelingen niet gewenscht achtte
omdat zooals hij zeide: „men elkaar tóch
niet zou overtuigen"?
Wie met aandacht de verdere discus
sie gevolgd heeft, een discussie die ge
voerd werd op een wijze, die door de
Nieuwe Amersfoortsche Courant terecht
obstructie genoemd wreid, waarbij de
lieer Jorissen de aanvoerder was, dan
blijkt het dunkt ons duidelijk, dat de
heer Van Eek volkomen juist gezien had
en dat dc heeren opposanten zich wel
degelijk reeds een vaststaande opinie
hadden gevormd n.l. „zoö hard mogelijk
het tot stand komen van dc Industrie
school tegen te werken".
Eu wanneer men in liet licht der latei-
gevoerde discussion het voorstel tot ren-
vooy naar de afdeelingen nog eens bekijkt,
dan krijgt men den indruk, dat het niet
te gewaagd is om te onderstellen, dat
niet het zoo vurig gewcnschte grondige
onderzoek, doch dc veel vuriger wenscli
„dc zaak op dc lange baan te schuiven"
het onuitgesproken motief is geweest
van dit voorstel.
Wij moeten er hierbij óók nog even
aan herinneren, dat het de heer Hamers
geweest is, die indertijd getracht
heeft, de memoriepost betreffende de
Industrie-school van de' begrooting af
te voeren.
Acht iemand het mogelijk, dat ge
noemde heer nog tot andere gedachten
gekomen zou zijn bij een behandeling
in dc afdeelingen?
Gcloove wie dat gelooven kan.
Het standpunt, vooral door de heeren
van Kalken cn Visser ingenomen cn
ook gedeeld door dc heer Plomp achten
wc beter te verdedigen althans, dan dc
wijze waarop door den heer Jorissen
oppositie gevoerd werd.
Genoemd raadslid maar hij schijnt
niet kalm geweest tc zijn deed
telkens voorstellen 0111 te trachten de
school zoo slecht mogelijk te maken,
zóó zelfs, dat de heer Van E s v e 1 d
den heer Jorissen bij een van diens
voorstellen toevoegde (volgens het ver
slag van de O. A. C. tenminste):
„Indien dit (voorstel van den heer J.)
wordt aangenomen geeft niet de Gemeente
subsidie aan de school, maar dc school
aan de gemeente."
Obstructie van den ergsten aard. En
de andere heeren mogen niet door
woorden dit demagogisch drijven ge
steund hebben, door dader, d.w.z door
vóór dc voorstellen van den heer Jorissen
tc stemmen deden ze dit wel.
Laat ons ten slotte h e t argument
eens onder de oogen zien, dat werd
aangevoerd tegen dc school en wel de
financieele kwestie.
Toegeven willen wij voor het oogen-
blik, dat het bijzondere omstandigheden
zijn, waardoor dit jaar de kosten ge
makkelijk kunnen worden gedekt, doch
een dwaasheid achten we het te komen
aandragen met het schrikbeeld, dat wc
zullen moeten komen tot een Inkomsten
belasting van 4 °/0.
Als dit eens moet gebeuren, dan zal
het waarlijk geen gevolg zijn van de
f 1750 subsidie aan de Industrieschool.
Men stelle die f 1750 eens tegenover
een bcgrooting van f 600.000 ongeveer,
dan komt het belachelijke van een
dergelijke voorstelling van zaken vol
doende uit.
Wanneer over verhooging van be
lastingen gesproken wordt, dan is het
altijd de „Middenstand," die naar veler
meening het kind van de rekening wrordt.
Hier w illen wij er op- wijzen, dat
juist zij, die geacht kunnen worden de
representanten bij uitnemendheid te zijn
van den Middenstand, n.l. de voorzitter
en de secretaris (of gewezen secretaris
althans) van de vereeniging „Handel cn
Nijverheid:"
Y o o r het verleenen van li c t
subsidie gestemd hebben.
De heeren weten te goed van hoe
groot belang goed vakonderwijs aan
meisjes ook voor den Middenstand i9,
om tegen de betrekkelijk geringe op
offering voor de gemeente op te zien.
Die bedreiging met 4% inkomsten
belasting, tengevolge van liet verleenen
van f 1750 subsidie is goed om onont
wikkelde kiezers te vangen of indruk
te maken op egoisten, die niets over
hebben voor de „opheffing van de minder
bedeelden" wat tocli, zooals door Mr.
Heyligers volkomen juist werd opgemerkt
óók een gemeentebelang is.
Doch aangenomen eens, dat al de
geopperde grieven gegrond waren, van
a. tot z., aangenomen zelfs, dat er nog
veel meer grieven zijn, dan door op
posanten zijn genoemd, dan hadden zij
eens moeten bedenken, dat ze beloofd
en bezworen hebben, de belangen
der gemeente naar plicht en geweten
te dienen cn dat daarmee niet te rijmen
is de houding aangenomen door de
heeren
Jorissen, Vels-Hey 11, Plomp,
Kleber en Hamers, n.l.
weg te loopen,
omdat ze hun zin niet konden
k r ij g e n.
Dat is niet het werk van ernstige
mannen. Die heeren zijn natuurlijk
overtuigd, dat z ij cn z ij alle e n het
juiste inzicht hebben in de wijze waarop
do Gemeente moet worden bestuurd.
Doch dan zooveel te meer was het hun
plicht geweest pal te staan op den post
hun door de kiezers toevertrouwd. Zoo
handelen geen „groote" mcnschen.
De openbare vergadering, waarin Jhr.
Sniissaert het zicktevcrzekeringsontwerp
behandelde, was vrij goed bezet. Nadat
de voorz. met een kort wooid wees op den
bekwamen spoed waarmee de ïegeering
nog iets van den socialen oogst poogt
binnen te halen, dat de sociale wetsont
werpen waarvan spreker heden avond er
één zal behandelen, alle nog in de etalage
kast prijken, gaf hij *t woord aan den
spreker. Diens rede luidde aldus:
Wanneer we, om kt woord van den
voorz. te bezigen, lezen wat de sociale
etalage bevat, dan zien we op de plank
enkel wetsvoordrachten staan. Op soci
aal gebied kan de regeering op geen
enkel tot stand gekomen wet wijzen.
Wel poogt de regeering nu zooveel
mogelijk van den oogst binnen
te halen. Het plan bestaat zelfs nog het
arbeidscontract te behandelen ofschoon
ik betwijfel of 't gelukken zal dit veel
omvattende wetsontwerp, dat tot breed
voerige behandeling zal leiden, gereed te
krijgen in 't korte tijdsbestek dat ons
nog van de algem. verkiezingen scheidt.
Wanneer men dus wil nagaan welke
richting bij de sociale wetgeving heeft
voorgezeten, moet men zich beperken
tot de wetsvoordrachten. En voor die
richting ift de ziekteverzekering ken
schetsend, omdat dit een geheel nieuw
ontwerp van deze regeering is, waarin
het zijn eigen richting had kunnen
belichamen, wat met de arbeidswet, en
het arbeidscontract niet het geval is, daar
deze reeds onder liet vorig ministerie in
voorbereiding waren. De ziekteverzeke
ring is dus geheel nieuwe stof, waarbij
men fouten kan vermijden die b.v. de
Ongevallenwet aankleven, waarbij de
administratie een groot deel der gelden
verslindt. Hier in deze ziekteverz.wet
was Dr. Kuypcr geheel vrij en kon dus
zijn opvattingen omtrent sociale wetge
ving toepassen. Die opvatting van Dr.
Kuyper is deze, zooals ook reeds blijkt
uit zijn groot amendement op de onge
vallenwet: Inmenging van't staatsgezag
op sociaal gebied is noodzakelijk, maar
destaatmoct aanmoedigende particculicre
krachten. Die particuliere krachten moe
ten zelfs tegen verregaande inmenging
van kt staatsgezag verdedigd worden.
Nu is mijn doel aan te toonen in
hoeverre dit ontwerp aan deze beginse
len beantwoordt. Ik geef daarom een
beknopt overzicht van wat de wet bevat.
Een zeer belangrijke bepaling is de
aaneenschakeling met de ongevallenwet,
waarbij de ongevallen die korter dan
13 weken duren aan de Rijksverzeke-
ringbank worden onttrokken en nu onder
de ziekenkassen zullen komen.
Yerzekeringsplichtig is ieder, die 16
jaar is cn vast werkman is d. i. ieder
die minstens 6 dagen achtereen tegen
geldelijk loon werkt. Uitgesloten zijn
dus de losse werklieden. Behalve de
verzekeringsplichtige, is ook verzekerd
zijn gezin.
Er zullen zijn 3 soorten ziekenkassen.
Ie. erkende ziekenkassen, particuliere,
die koninklijke goedkeuring moeten
hebben,
2e. districts ziekenkassen, door dc
overheid opgericht,
3e. onderneemersziekenkassen, b.v. van
fabrieken enz.
Wanneer een ondernemer een zieken
kas opricht, zijn zijn werklieden ver
plicht zich daar te verzekeren. Overigens
zijn de verzekeringsplichtigen vrij in hun
keuze, met dien verstande, dat echtgc-
nooten altijd in één kas moeten ver
zekerd zijn.
Districtsklassen en ondernemerskassen
uiogen geen verzekering weigeren.
Particuliere kassen mogen in statuten
bepalen, wie zij verzekeren willen, kun
nen dus den kring zoo nauw mogelijk
trekken, zoodat hier de antithese ook
weer door kan werken.
Wordt een verzekering geweigerd,
dan is beroep mogelijk op de verzeke
ringscontroleurs, dat zijn staatsambte
naren. Heeft een verzekeringsplichtige
verzuimd zich te verzekeren dan wordt
hij verzekerd door den controleur bij
de districtsziekenkas.
Dc voorwaarde voor koninklijke goed
keuring van particuliere ziekenkassen
is dat hun reglementen geen bepalingen
bevatten strijdig met de wet of bestuurs
maatregelen. De erkende kassen mogen
geen hooger uitkceringen doen dan dc
publieke kassen. Hun dividend mag
niet hooger zijn dan 4 De meerdere
winst moet besteed worden tot verlaging
van tarieven, verhooging van uitkecrin-
gen of versterking van reservefonds, dat
echter een bepaalde grens niet mag
overschrijden. Ze zijn verplicht registers
te houden, mededeelingen te doen aan
controleurs enz. De erkenning vervalt
bij faillissement, ook op verzoek en bij
niet naleving van de bepalingen der wet,
Districtsziekenkasscn. Daartoe wordt
het land in districten verdeeld. In elk
district is één kas, die wordt bestuurd
door een bezoldigd directeur, die door
de Kroon benoemd wordt. Deze kan
vervangen worden door een plaatsver
vangend directeur, die niet bezoldigd
wordt, maar vergoeding krijgt bij ver
vanging.
Er is een Raad van toezicht bestaande
uit 5 leden waarvan één door de Kroon
en 4 andere door gedep. staten worden
benoemd. Daarbij moet zijn 1 arts, 1
apotheker, 1 werkgever en 1 verzekerde.
Ondernemersziekenkassen kunnen op
gericht worden door werkgevers met
minstens 50 werklieden, en moeten ook
koninklijke goedkeuring hebben.
De statuten worden vastgesteld in een
vergadering, waarin de werkgever even
veel stemmen heeft, als de werklieden sa
men.
De werkgever benoemt den secretaris
boekhouder van 't Bestuur.
De door den werkgever benoemde
bestuursleden brengen half zooveel stem
men uit als die, door de werklieden
aangewezen.
Het tarief mag niet hooger zijn dan
bij districtskasscn.
De goedkeuring kan op dezelfde
gronden als bij particuliere erkende
kassen ingetrokken worden.
De schadeloosstelling wordt verleend
bij ziekte, kraam en overlijden.
Alleen de verzekeringsplichtige (hoofd
van gezin) heeft aanspraak op het geld,
Alle leden van 'tgeziü hebben aan
spraak op geneeskundige behandeling
en middelen bij ziekte.
Bij kraam op verloskundige hulp
begrafeniskosten levenloos geborei
kind en kraamgeld.
Bij overlijden verzekeringsplichtigef 50
Opbrengst van middelen. Bij de bc
rekening van de premie wordt geen reke
ning gehouden of de verzekeringsplichtige
getrouwd of ongetrouwd, oud of jong i*
Ze wordt berekend niet naar
werkelijk loon van den verzekerde maa;
naar 't gemiddeld loon, zooals dat in zij
beroep volgens vastgestelde tabel
aangegeven.
Verder zijn de beroepen verdeeld
4 gevarcnklassen.
De werkgever betaalt de geheel
premie, maar kan die voor een dee
verhalen op de werklieden.
In de laagste gevarenklasse h.
betaalt de werkman a/3 van eigen ven
en kt geheel van de gezinsverz.
In de hoogere gevarenklassen betaal
hij de geheele gezinsverzekering, di
voor 't gezin natuurlijk niet hooger
dan in de lagere gevarenklassen, e
voor eigen verzekering evenveel als i
laagste gevarenklasse, terwijl 't mcei
do
pli
dis
eei
de
vei
vo
ne
ke
laf
tra
tO(
Bc
uit
tei