No. 33. Woensdag 26 April 1905. 2e Jaargang Vices U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Het zoekende Lieht. Protest tegen de Motie van „Nederland en Oranje.'' FEUILLETON. De juiste keuze. Verschijnt tVoensdagt en Zaterdags. DE EEMLANDER. Ititrcan Hendrik van Viaude nstraat 28j Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiëii Van 1 tot 5 regels 0.40 voo: iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Van zeer geachte zijde ontvangen wij het volgende Door de A. R. kicsvereen. is in hare vergadering van 19 dezer eene motie aangenomen, waarvan het slot luidt: „en betreurt de houding „van de twee andere anti-revolutionaire „leden, in zake het voorstel, om de „subsidie-aanvrage voor de Industrie school eerst in de afdeelingen te onder- „zooken." Betreuren in deze motie de leden v./d. kiesver. het tegenstemmen van twee Ant.-rev. Raadsleden in de ver gadering van 10 dezer, mij bevreemdt de houding van de leden der kiesver., maar vooral die van haar Bestuur ten opzichte dier motie, 't Wil mij voor komen, aan de hand van gegevens geput uit „de Standaard," dat de kiezers geeno redenen hebben tot treuren wat betreft het standpunt door de twee bedoelde heeren ingenomen, maar dat het hun tot b 1 ij d s c h a p moet strek ken twee afgevaardigden te bezitten, die doordrongen zijn van den geest van de huidige Regeering wat betreft het bevorderen van het vakonderwijs. In een hoofd-artikel, getiteld vak onderwijs," wordt in het1 No. 10002 van het A.-R. Dagblad „de Standaard," van 26 October 1904, met klem aangedron gen op het stichten van vakscholen en gewezen op de richting, door de aan 't bewind zijnde Regeering gevolgd. Volgens dit artikel was het Minister De Savornin Lohman die den eersten stoot gaf, waarop minister Pierson in 't zelfde spoor volgde en thans de Regcering meer en meer blijken geeft zeil bij te zetten, om meer gang in dezelfde richting te erlangen, getuige de aanzienlijke bedragen op de be- gTootiugen van Rijk, Provincies en Gemeenten voor steun aan het vak onderwijs, overtuigd als de respectieve Besturen zijn, dat het vakonderwijs uitsluitend uitgaande van particulier initiatief altijd een min of meer kwijnend bestaan zou moeten leiden. In No. 10008 van hetzelfde orgaan, dat van 2 Nov. 1904 vinden we, als 't ware een vervolg getiteld: Tweëcrlei schoolstrijd." Dit artikel begint met: „Er is een tweëerlei schoolstrijd. Naïefheid verheugt een oud hart, tooals een zonnestraal een oud venster verheldert. Uit het Duitsch van ERNST VAN WILDENBRUCH. 17). De oude man had, toen hij zijn naam uit hare mond hoorde, langzaam, als uit een droom ontwakend, het hoofd op geheven en de oogen op haar gericht, en toen zij zijne oogen zag, kon zij niet verder spreken. Welke oogen waren dat? Starend, borend, alsof ze door hare oogen heen tot in hare ziel wilden dringen. Daarbij ging, zooals zij reeds eens by hem had waargenomen, zijn mond half open, zoodat zijue lange tanden zichtbaar werden; zijn hoofd kwam naar voren en zijn gezicht kreeg een uit- „Er is de aloude schoolstrijd om de „natie aan de openbare school te hechten. „En er is de nieuwe strijd om onze volksjeugd praktisch voor het leven op „te leiden. (Ik cursiveer.) Dit betoog komt neer op de bewering dat de liberalen alles over hebben voor het troetel kind „de openbare school", maar de practische vorming van ons volk, door middel van vakscholen uit het oog verliezen. We lezen daar o.a.: „En toch men ziet het voor oogen: „voor den strijd die thans is aangebon- „den, om ons volk praktisch meerwaar dig te maken, gevoelt de oppositie „zoo goed als niets. Ongetwijfeld zijn er „in de gelederen der oppositie enkele „verder ziende mannen, die voor dien „strijd hart hebben, maar ze zijn een „eenzame eend in de bijt en ten slotte „sleept de stroom der oppositie ook hen „mee." En het slot luidt: „Maar praktischonsvolkmeer- „w aar dig te maken, dat laat „men aan de. Christel ij ke pa r- t ij e n over. „Welnu, laat het dan onze eere zijn, „dat wij ook voor dit hooge doel van „strijd niet aflaten." Tot zoover de Standaard. Hier wordt gesproken van Christelijke partijen. Daaronder rekent zich ook de Room6ch katholieke partij. En is deze het hiermede eens? Ik zal meer citee/en uit zuivere bron. In „de Middenstands-Bond" van 14 April j.l. No. 52, lezen we: „Door het Dag. Bestuur van de Hanze in het Bisdom 's-Bosch is het volgend adres verzonden: Aan Hare Majesteit de Koningin! „Geeft met verschuldigden eerbied te „kennen: het Dagelijksch Bestuur van „de Vereeniging „de Hanze", Roomsch- „Katholieko Vereeniging van Nering doenden in het Bisdom van 's-Her- „togenbosch", enz. „dat voorts de vereeniging tot bereiking van haar doel: de verheffing van den neringdoenden en industrieelen midden stand, vooral noodig acht in „hare verschillende afdeelingen Vakcursussen op te richten en dat zijn dau de vrijzinnigen. drukkiug ja, wat was dat eigenlijk voor eene uitdrukking? Anna begreep die eerst niet, doch toen kwam zij tot bewustzijn: dat was haat! Woedende haat! Stom van ontzetting staarde zij hem aan. Wat had zij hem gedaan? Was hij zoo veibitterd op haar, omdat zij, zonder het te willen, de oorzaak was geweest, dat zijn heer zoo tegen hem was uitgevaren? De baron, die als het ware een schok kreeg, toen zij zich tot den ouden man wendde, keek haar aan, toen zij zoo plotseling zweeg. Hij zag haar doods bleek gezicht en hare verschrikte oogen. „Scheelt je iets?" vroeg hij. Hij greep hare hand; deze was ijs koud. „Zijt ge onwel?" herhaalde hij haastig zijne vraag. Zij schudde hel hoofd. Met moeite richtte zij zich op van de leuningstoel, waarop z(j neergezonken was, en drukte zijne hand, als wilde zij hem gerust stellen. „Neen, neen," antwoordde zij bedrukt. Hare oogen dwaalden naar de boeken en van daar naar een hoek van het vertrek; het was, alsof ze vluchtten, alsof ze niet wisten waarheen ze zouden zien. Zij durfde niet opkijken, want daar stond de oude man; den baron aanzien kon zij ook niet, want zij ge voelde, hoe de wilde onrust weder op zijn gezicht verscheen. Het vreemde „hot vakonderwijs te bevor deren; „dat zij hiermede", enz. Wannneer we opmerken dat de gees telijke adviseur en de groote stuwkracht van de Hanze is: de Wcleerw. heer Dr. Noueus, te Ileeswijk, dan zal zeker niemand deze getuigenis wraken. Uit bovenstaande blijkt dus overtui gend dat de kerkelijke partijen zijn vóór vakscholen. Is het nu niet bevreemdend dat de A. R. Kiesver. alhier, de handelwijze betreurt van de twee bedoelde heeren? Op de vergadering is uitdrukkelijk gezegd, dat het niet ging tegen de Industrieschool; ergo: het aan gehaalde uit Standaard en Middenstands- Boud, bad achterwege kunnen blijven? Maar ik vraag als bet niet tegen de Industrieschool ging, waartegen richt zich dan uwe treurigheid? Alleen treuren oiudat de twee Heeren niet gestemd hebben vóór het voorstel, om de sub sidie-aanvrage nog eens naar de afdee lingen te zenden? Maar ook dan M. H. is de houding van de kiesvereeniging niet correct. Bij monde van den Heer Oostervcen is met ronde woorden in de Raadsvergadering gezegd, waarom hij in dit speciale geval was tegen uitstel. En ter wille van de Rijks-subsidie, èn ter wille van die van de Provincie was uitstel niet mogelijk. Gemotiveerd is dus het tegenstemmen niet alléén maar het volgt dc lijn ■der A. R. partij. Hier moest gekozen worden tusschen beslissen of uitstellen. Bij beslissing was de oprichting dei- school verzekerd, bij uitstel vrijwel voor langen tijd ongedaan gemaakt. M. H., mag ik u verwijzen naar de slotwoorden van „de Standaard" van 2 Nov. '04: „Welnu, laat het dan onze eere zijn, „dat wij ook voor dit hooge doel van „strijd niet aflaten." De twee heeren hebben niet afgelaten van strijd voor dit hooge doel; hun komt daarvoor een eeresaluut toe van A. R. standpunt! Maar er is iets, dat bij mij oneindig zwaarder weegt, n.l. de miskenning door het aannemen der Motie, van den inhoud vau art. 45 der Gemeentewet luidende „De leden stemmen elk volgens eed „en geweten, zonder last of rugge spraak met hen, die benoemen." Welke opvatting van den eed hebben vertrek, waarin zij zich bevond, die vreemdsoortige diereu in gesneden palm- boomen, het was, alsof dat alles ontwaakte tot een geluidloos, akelig, spookachtig leven, alsof het werkelijk een vervloekt en betooverd huis was, waariu zij zich roekeloos had gewaagd en waaruit zij niet meer ontkomen kon. Een verdoovende angst overviel haar, het was, alsof haar een zware, looden helm over het hoofd werd getrokken. Eensklaps stond zij op. „Ik geloof," zeide zij met onvaste stem, „dat we naar huis moesten gaan het wordt tijd, dunk mij." Met oen enkelen sprong was hij bij haar. Hij had gezien, dat zij wankelde; hij sloeg den arm om haar heen; met al haar gewicht leunde zij aan zijn schouder. „Laat het rijtuig voorkomen!" snauwde hij den ouden Johanu toe. Zoodra deze dc zaal had verlaten, boog hij zich naar baar. „Wat scheelt je?" vroeg hij bezorgd. „Is je iets overkomen? Heeft iemand je iets gedaan?" Zij zocht met de oogen rond de oude man was weg. Hare lippen be wogen zich, krampachtig trekkende. „Hij ik weet niet wat ik hem heb gedaan. Hij heeft mij zoo vreeselijk aangezien." „Johann?" Zij drukte het gezicht aan zijne borst. de heeren leden der A. R. kiesver.; den eed waarbij ieder raads'id zweert, dat „hij dc belangen der gemeente met „al zijn vermogen zal voorstaan en be „vorderen?" Met al zijn vermogen M. II.! de pressie kan niet sterker zijn! Waaraan ontleenen de leden eener kiesvereeniging het recht te handelen tegenover raadsleden, zooals hier de A. R. Kiesver. heeft gehandeld. Onze geheele wetgeving is doortrokken van de grondgedachte, uitgesproken in de Grondwet: „goede trouw wordt ver ondersteld, kwade trouw moet bewezen „worden." De hoeren der A. R. Kiesvereeniging schijnen de goede trouw op zijde te hebben geschoven, want. waar is hier het hoor en wederhoor? Mij dunkt, dat bij kalm nadenken do vóórstemmers van de kiesvereeniging- motie, tot de overtuiging moeten komen, dat zij op een dwaalweg waren, toen zij hun votum uitbrachten! Een schrikbeeld van den financieëlen toestand der Gemeente schijnt te zijn opgehangen en onder den indruk daar van is waarschijnlijk de beslissing nomen. Maar dan nog is de vraag gewettigd: Zijn de heeren vóórstemmers van de motie, voldoende ingewijd en ingewerkt in de geldzaken der Gemeente-huishouding, zoodat daardoor wordt gerechtvaardigd de klap in 't aan gezicht gegeven allen raadsleden, die stemden tegen het vooi-Btol van den heer Hamers? Maar ook dat schrikbeeld acht ik niet juist. Door het toekennen van de ge vraagde subsidie aan de bedoelde school behoeft niet te worden uitgespeeld de leuze: verhooging van belasting. Als verhooging inderdaad zal moeten volgen dau zoude die er zonder het toekennen der subsidie eveneens zijn gekomen want deze subsidie kan ruimschoots worden betaald met het bedrag, wat de schutterij sinds jaren der Gemeente kostte Of die post nog op de begrooting voorkomt nu de schutterij staat vervangen te worden, is mij niet bekend, maar indien ze wordt uitgetrokken, zal dat bedrag toch zeer luttel zijn. Mij dunkt, dat hierin een heele ge ruststelling schuilt voor hen, die in den waan verkeeren, dat Amersfoort behoort te worden ingedeeld bij: „Les villes- inortes du Zuider zee". „Om Gods wil, blijf kalm," smeekte zij. Reeds hoorde zij w.cder dat gorgelend geluid in zijne borst, reeds voelde zij hoe de greep zijner baad, met welke hij haar vasthield, weder als van ijzer werd. „Ik stuur hom weg!" 'bracht hij knarsetandend uit. „Neen," smeekte zij, „doe dat niet oin mijnentwil!" „Ik jaag hem weg!" herhaalde hij dreigend. Zij waren ondertusschcn in de vestibule gekomen; hij had zoo luid gesproken, dat zijne woorden door het trapportaal weerklonken. Beneden aau do trap stond de oude Johann; hij had stellig moeten hooren, wat de baron gezegd had. En nu gebeurde er iets bijzonders. Terwijl de baron met Anna de trap af kwam, viel de oude man daar beneden op de knieën, beide handen omhoog stekende. Het haar hing hem over het gezicht, zijne oogen waren rood be- loopen, zijne borst zwoegde en zijne mond stond wijd open; toch bracht hij niets uit dan een dof hijgen. Hij wierp zich languit op de trap, zoodat zijn grijs hoofd op een der treden rustte. O God!" stamelde. Anna, doodelijk verschrikt, terwijl zij den arm van den baron omklemde en hem tot stilstaan dwong. Nu begon de oude man op huilenden toon: Ik zal het ridderlijk vinden van het Bestuur der Ant. rev. kiesvereeniging, indien het zijner leden voorstelt, de treurige motie in te trekken, en daar door amende-honorable" te doen aan de verongelijkte raadsleden. Doch niet alleen ridderlijk ook plichtmatig uit eerbied voor de overheid. Raadsleden zijn, tijdens de uitvoering hunner functie, met openbaar gezag bekleed onder eede. Dat hierop niet is gewezen door het Bestuur der Kiesvereeniging toen dc Motie werd voorgesteld, bevreemdt mij ten hoogste. De kiesvereeniging plaatst zich, volgens mijn gevoelen, boven de wet, door het totaal veronachtzamen Van het opgenoemde artikel 45 der Ge meente wet. 1). Zooals blijkt uit het bericht, dat wij vau de „Centrale" ontvingeu staat thans officieel vast, dat de heer W. -H. de Beaufort de kandidaat is van de vrijzin- ziunigen in het district Amersfoort, een keuze, die zooals de Redactie van de Eomlander meermalen heeft doen uitko men, hare volle sympathie heeft, zonder eenige restrictie. 't Is onze vaste en stellige overtuiging dat we met inr. de Beaufort kunnen slagen. Doch dan moet er met geestdrift ge streden worden. Met geestdrift door hen, die zich rekenen tot de politieke geestver wanten van den lieer de Beaufort. Met geestdrift ook door diegenen die persoonlijk liever een Uni-liberaal of Vryzinnig-democraat naar de Tweede Kamer zouden afvaardigen. De eersten, omdat voor hen de heer de Beaufort de drager is van hun politieke en economische idealen. De laat sten, omdat de heer do Beaufort althans dichter staat bij hunne beginselen, dan de kandidaat der cleri- calen en Beiden omdat de toekomst van ons Yolk niet veilig is in de handen van een partij die de kerk wil doen lieer- sehen over den Slaat. „Mijnheer de baron wil mij weg jagen en ik heb mijnheer de baron op de armen gedragen ik ben altijd bij mijnheer den baron geweest en heb altijd niets anders gedacht dan aan hetgeen goed was voor mijnheer den baron en mijnheer de baron wil mij wegjagen Anna's vingers drongen als het ware in den arm van haren verloofde; zij wist nauwelijks meer, wat zij deed; zij voelde, dat eene bezwijming hare oogen begon te benevelen. „Zeg hem, dat je hem houdt," fluisterde zij met vliegenden adem; „zoo je mij liefhebt, zeg hem dan, dat je hem houdt!" De baron streek haar zachtjes over het haar; hij had zijne kalmte herkregen. „Sta op, Johann," zeide hij. „Je zult blijven; ik jaag je niet weg." Met moeite stond de oude man op. Hij keek niet naar boven; de armen hingen hem slap langs het lichaam; met de rechterhand veegde hij het stof van zijne jas. „En bedank uu dc juffrouw," ging dc baron voort, toen hij met Anna be neden was, „kus haar dc hand, want zij heeft voor je gesproken." Onderdanig met gebogen hoofd trad Johann op Anna toe, om haar de hand te kussen. Aan zulke dankbetuigingen ongewoon, wilde Anna dit niet dulden, doch de baron stootte haar heimelijk aau.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1