Stadsnieuws. Allerlei. Ondertusschen hadden de jongens ons avondmaal klaar gemaakt: alles uit klik. Eerst soep, toen bruine boonen, hutspot, kool met aardappelen en vleesch enz. en daarna spekkoek! 't Ging er heerlijk in; do keelen werden besproeid met wijn en Victoriawater. Om 9' uur gingen we onder alge- meene belangstelling der bevolking de piephouding aannemen We hadden ons imitatieleer en de sprei meegenomen en hielden onze sokken aan met het oog op de muskieten. Yau slapen kwam gedurende den geheelen langen nacht zoo goed als niets. De balé balé was te hard, de muskieten staken venijnig door alles heen, en de menschen lagen niet stil. Aan drie kanten werden vuren aan gestoken, die door hun rook de muskieten op afstand moesten houden, maar waardoor we bijna stikten; en een lucht, meheer!... Verder kregen we nog bezoek van vier karbouwen, die ons heel gemoedelijk eens kwamen opnemen hun neus optrokken en ten slotte wag gelende neer verdwenen. Een hoera'tje ging er op, toen 't eindelijk zoo licht was, dat we konden opstaan; vlug het jachtpak aan, de geweren nog eens nagekeken, ontbeten en toen ging 't er op los. Van alle kanten kwamen inlanders opdagen, die na het padie-snijden wilden helpen drijven. We hadden er lang zamerhand een 30-tal bij elkaar; ook kleine joggies waren er bij. Ieder kozen we zoo'n exemplaar als lijftrawant; hij droeg het mes en twee ïlesschen met theewater en had in opdracht zijn heer op den voet te volgen. Eerst gingen we ons opstellen op een landweg, dwars door een oetan-rimboe, een soort moeras, met hier en daar een hoogtetje, en begroeid met alang alang van mans hoogte. De drijvers werden geleid door een mandoer en de twee helpers met de honden. Nauwelijks was de drijfjacht begonnen, (wat we hoorden aan 't gegil en getongtong der inlanders), of de honden sloegen aan en kort daarna stoof ook werkelijk een groot zwijn den weg op, midden tusschen A. en G. 30 M. tusschenruimte) door, en aan den anderen kant weer de alang alang in. Wel vielen er twee schoten, maar 't beest was niet of in geen geval vol doende gewond, 't verdween tot onzen enormen spijt. Toch trokken we in de richting de rimboe in om het varken misschien nog eens onder schot te krijgen. 't Was bar vermoeiend, ieder moest zich zelf een weg banen, en de grond was drassig en glad. Eindelijk snapten we weer een varken sloten het in en vernauwden den kring, we dachten allen stellig te weten, dat het in zeker boschje was verdwenen, en lieten dat uitdrijven. Tot onze groote verwondering sprong eensklaps een mooi groot hert te voorschijn, hoog door de lucht! G. loste een schot, miste, weg was 't hert. Wat haddon we 't land. 't Was een magnifiek beest, groot en slank. Eindelijk kwamen we eens voor een kwartiertje tot rust, maar toen bemerkten we ook pas hoe warm we waren en hoe vuil. En drinken, ontzettend veel. 't Klinkt vreemd, maar veel drinken is goed, als men veel inspannning van zijn lichaam vergt, erg warm wordt en veel transpireert. Onvermoeid gingen wc er weer op los en hadden ten slotte werkelijk 't geluk een flink zwijn te schieten. Op de plaats zelve werd 't door ons ge ster te voorschijn. „Ja, Ebcrhard," antwoordde zij, „dat geloof ik zoo zeker, als ik het zelve weet." Zij sloeg de armen om hem heen en drukte haar gelaat aan zijne borst. „Waar zulk een hart is," zeide zij, „is al het andere onbelangrijk. Geloof daarom ook, wat ik je zeg: Ik heb je lief, zooals slechts eene vrouw een man kan liefhebben." Hij kuste haar op het hoofd en de aanraking zijner lippen was als een ademtocht, als wilde hij slechts zijne ziel veroorlooven haar aan te raken, terwijl hij zijne zinnen tot rust dwong. En nu kwam na al de opwinding een uur van zulk een volmaakte kalmte, als ze te voren nog nooit hadden genoten. Toen de baron echter heenging en de deur achter zich had gesloten, zoodat Anna hem niet meer kon zien, deed een diepe zucht zijn borst zwellen de zware zucht der zelfverloochening. Het was Mei geworden en de lente hield haar zegetocht. Op een dier heimelijke Meidagen, toen de baron van zijn slot in de stad terugkeerde, bracht hij Anna de tijding, dat ook in het park te Falirenwald de lente was aangekomen en de kastanjes en vlierboomen reeds bloeiden. „Ook in jou kamers in het slot zelf is het lente geworden," zeide hij; „ze slacht, vooral een der helpers toonde daarbij veel handigheid. De inlanders bleven op eerbiedigen afstand van het onreine dier. De buik werd opgevuld met gras (tegen bederf) pootjes aan elkaar, alles aan een heel lange bamboe, gepikold door twee in landers. Ook een klein jong varkentje viel ons levend in handen, 't was ge wond door de speer van een inlander Bij onzen afntarsch hebben we 't evenwel gewoon vergeten we waren toen ook wel wat moe. Om 12 uur kwamen we weer bij den mandoer terug; de bevolking was blij, dat we hen van een plaaggeest verlost hadden. Vlug gegeten, gebaad, een droog pakje aan en om half twee waren we weer op weg naar het station. De drijvers kregen f 0,25 belooning en waren wat in hun schik, de mandoer die ons gelogeerd had, f 2,50. Vau den terugmarsch zal ik maar niets zeggen, 't Was heel warm, niemand zei een woord, we sjouwden in onze kabaja's als ganzen achter elkaar en wisselden alleen vreugdcblikken, toen we 't sta tion in de verte zagen. De twee flinke helpers kregen samen een half varken, verschillende families werden met een boutje bedacht. Zon dagavond smulden wij al in varkens biefstuk. Maandag en Dinsdag aten we verrukkelijke erwtensoep met varkens pootjes (in de soep). Maandag nog wat stijf in de beenen, Dinsdag al weer vlot als altijd. UIT DE PERS. De politieke toestand. Dr. Bronsveld zegt in zijne Stem men voor waarheid en vrede, over den verkiezingsstrijd sprekende: Wij kunnen naar |waarheid zeggen, dat wij een soort godsdienstoorlog be leven. Hot beste wat wij kennen, de vreeze Gods, is nu eon stembusleus ge worden. In den naam van God streeft men naar aardsche macht. Hij licht dan nogmaals zijn standpunt toe en verdedigt zijne houding. Eerst betoogt hij, dat het een onmogelijke zaak ie, door ons volk een lijn te trek ken, en te zeggen: rechts ziet gij de geloovigen, en links de ongeloovigen. Dan vraagt hij, of allen, die eerbied koesteren voor den hoogen God, op staatkundig gebied één partij moeten vormen en dezelfde economische en politieke denkbeelden moeten zijn toe gedaan; of het geloof iemand monarchaal of republiekeinsch gezind, protectionist of vrijhandelaar, vriend of vijand van het algemeen kiesrecht maakt. Op politiek gebied zegt hij mogen wij de scheiding niet maken tusschen geloof en ongeloof. In zijn ooren klinkt het profaan, den naam en de zaak van God te verbinden aan de politiek, en den naam van christen en christelijk te wei geren aan ieder, die niet meegaat en meedoet met een regeering, die zich naar Christus noemt. Staatkundige partijen en leuzen moeten niet overge bracht worden op de erve van het poli tieke leven. Een liberaal staatsman kan een rechtzinnig christen zijn, en een kettersch mensch kan een conservatief politicus wezen. Dr. Bronsveld aanvaardt dan ook de tegenstelling niet, dat vóór deze regeering moet zijn en stemmen wie vóór Christus is, en omgekeerd. Doch er is méér, zegt hij. Het tegen woordig ministerie is een coalitie-mini sterie, een samenvoeging van „ijzer en leem." Voor '"z dankt het zijn ontstaan zien er uit als twee jeugdige, vroolijke oogen in een oud gezicht; alles is ge reed, dus als je wilt, is de tijd gekomen, dat vrouwe Von Fahrenwald haar rijk betreedt. Wil je Zij wilde. Hij had deze mededeeling zachtjes en bijna plechtig gedaan, als iemand, die voor een beslissend oogenblik staat; zoo had Anna het dan ook opgenomen. Alle toebereidselen voor het nieuw be staan waren voltooid; nu kwam het nieuw bestaan zelf. Duistere en heldere oogenblikken had zij doorleefdnu zou beslist worden, of haar leven voortaan één groot licht of één groote duisternis zou worden. Eene huivering voer haar door de leden, doch zij had een besluit genomen en haar besluit stond vast: zij wilde. In de grootste stilte, bijna heimelijk, had het huwelijk plaats. Op het burger lijk huwelijk volgde de kerkelijke in zegening ten hare huize; Anna gevoelde geen behoefte, zich in eene kerk open lijk ten toon te stellen en de praatzieke nieuwsgierigheid daarbij te gast te vragen. Haar gezicht was nauwelijks minder wit dan het witte bruidskleed, waarin zij verscheen; toen zij, met den mirten krans in het haar, voor den geestelijke knielde en hare hand in die van haren bruidegom legde, kwam zeer zeker bij meer dan een dergenen, die daarvan en voortbestaan aan de roOmschen. Eén woord, één wenk van den nuntius te '-Gravenhage en alles zwenkt om: bis schoppon, dekens, pastoors, "kapelaans, dagblad-redacteurs, het geheele kiezers personeel; en het ministerie is in de minderheid. Die afhankelijkheid van de roomsche kerk acht dr. B. voor ons in zijn meerderheid protestantsche volk ongewenscht en gevaarlijk. Wat men wint met de hulp van Rome, wordt altijd duur, te duur betaald. Met nadruk protesteert schrijver er tegen, dat men zou staan voor het di lemma te kiezen tusschen het tegen woordige ministerie en de sociaal-demo craten. Hij komt er tegen op, dat wie liberaal is, zou behooren bij de sociaal democraten, bij de „verwerpers" van God en Zijn woord, en pleit voor het stemmen op „mannen als de heeren Röell, van der Vlugt, van Karnebeek, Tydeman en wie verder het bekende oud-liberale manifest hebben ondertec- kend." Schrijver betreurt het, dat de school kwestie bij deze verkiezing zoozeer op den voorgrond wordt gedrongen. Het streven dezer regeering op schoolgebied acht ook hij een geduchte ramp. Tegen de begunstiging der frater- en zuster scholen komt hij met alle macht op; de ontvoking voor een deel van onze volks school, de overlevering voor een ander deol aan een „droeve neutraliteit" be jammert hij. Maar vooral heeft hij bezwaar tegen het streven dezer regeering in zijn geheel, „tegen haar heilloozen invloed op veler geweten; tegen den haat welken zij in 't leven roept; tegen haar door-en-door wereldsch optreden, om daar door Gods Koninkrijk te bevorderen." Dr. Bronsveld eindigt zijne beschou wingen aldus Het zal een zeer zware strijd wezen. De Friesehe christelijke historischen zullen de „zittende" Heeren wel weer helpen herkiezen ook do heer Schokking zal wel weer hun candidaat z(jn, die na eenige slingeringen, welke de Kamer amuzeeren, steeds stemt met de regee ring, gelijk het de heer de Savornin Lob man doet, en allen, die van zijn partij zijn. Die heeren weten eigenlijk zelve niet, waarom zij een eigen groep vor men. Behooren zij niet tot do beman ning van het antirevolutionair admi raalschip, zij varen mee gelijk de proviandschepen de Russische vloot vergezellen. Ik vind het een illusie, dat de leden van die partij nieenen iets bijzonders te zijn. Ze zijn bitter tegen gevallen en hun partij-dag is dan ook alles behalve een grootsche wapenschou wing goweest. Wij eindigen hier onze beschouwing van den aanstaanden verkiezingsstrijd. De uitslag is in Gods hand; maar onze wensch is, dat wij worden verlost van de Jezuieten, en bewaard voor de soci aaldemocraten, en dat een protestantsche middenpartij inoge zegevieren. De oudtijds zoo heerlijke Meimaand heeft haar intrede al ruim een week gedaan en behalve de liefelijke Zuiden(!) windjes, de koesterende zonnestralen, de ontluikende bladeren en bloemen zijn met haar medegekomen de ontelbare congresgangers, die in den voorzomer een groot gedeelte van beschaafd Europa onveilig maken. Nergens echter tiert de congresbacterie weliger dan te Rome, waar op 't oogenblik niet minder dan twaalf cougressen plaats hebben. getuige waren, de gedachte op: „Een slachtoffer, dat naar het altaar wordt geleid." Bleek, zwijgend, met een uitdrukking van diepen ernst op het gelaat, stond Eberhard von Fahrenwald aan hare zijde. Met een kleinen maaltijd, waaraan slechts enkele gasten deelnamen, werd de plechtigheid besloten. Toespraken werden er niet gehouden; er scheen een donkere wolk boven de aanwezigen te hangen. Bij elk huwelijk staat men als voor een gesloten scherm; hier was het scherm echter van een buitengewone donkere kleur, en geheimzinnige teekens waren daarin gewerkt. Nadat de tafel was afgeloopen, keerde Anna voor de laatste maal terug naar het huis, waar zij als meisje h id ge woond. In alle stilte wilde zij in den namiddag met haren echtgenoot naar het landgoed Fahrenwald vertrekken; koffers en kisten wareu reeds den vorigen dag vooruitgezonden. Nadat zij haar bruidskleed afgelegd en een reiscostuum aangetrokken had, verscheen haar gemaal om haar af te halen. Weldra zaten ze in den trein en een goed uur later draafden twee flinke paarlen voor het rijtuig, dat hen naar het slot zou voeren ditmaal voorgoed. Hoe anders, hoeveel schooner zag alles er nu uit, dan toen Anna voor de eerste maal dien weg aflegde! De rijke Een Fransch verslaggever meldt daar van het volgende: In een van de drukbezochte café's is het stampvol; dames en heeren verdrin gen zich rond het buffet, om wat lafenis machtig te worden. Tusschen twee dringenden ontspint zich het volgende gesprek „Pardon, behoort u óok tot het patho- logencongres? „Nee, ik ben lid van het koloniale- congres." „O, zoo; en dat echtpaar naast u?" „Hij doet mee aan het congres van psychologen en zij neemt deel aan dat van kinderziekten. Maar mag ik nu op mijn beurt u een vraag doen?' „Zeker, zeker". „Tot wolk congres hoort u?" „Ik ben eenvoudig lid van het buffet congres. Wel dom van dien buffetman, dat hij geen „restauratiekist" op zijn rug droeg, bij wijze van reclame en tevens tot eigen onderhoud. Van onderhoud ge sproken, menigeen kan een onderhoud, al duurt het slechts een half uurtje, duur te staan komen. Men leze slechts wat uit Zeist aan het Utr. Dagbl. wordt geschreven: „Maandagmorgen zou alhier aanbe steding worden gehouden tot het bouwen van een woonhuis, waartoe vóór de in schrijving eenige bouwers door den belanghebbende waren uitgenoodigd. Even voor het uur van de inlevering der inschrijvingsbiljetten bestemd, wist de timmerman-aannemer Ch. V. een zijner concurrenten, den metselaar v. T., bij zich in huis te lokken, waar hij hem in vereeniging met den metselaar v. S. ruim een half uur opgesloten hield. Toen v. T. weder in vrijheid werd ge steld, was de aanbesteding afgeloopen. Hij spoedde zich naar de aanbesteders en kwam aldaar tot de ontdekking, dat hij de laagste inschrijver zou zijn geweest, zoo hem niet belet was geworden bij de inschrijving tegenwoordig te zijn. De zaak zal voor den rechter worden gebracht, die den heer Ch. V. over zijn onderhoud wel eens zal onderhouden, 't Zal wellicht niet zeer onderhoudend zijn, maar toch beter geschieden dan het onderhouden der tien geboden, waar van in het algemeen de Farizeeërs, och, pardon, ik bedoel de Kuyperianen het monopolie willen bezitten. Hoe zij ten minste weldra zullen komen te staan voor het indrukwekkend gebod: „Gij zult u geen gesneden beeld noch eenige gelijkenis maken enz." zal mij ten zeerste benieuwen. De Standaard meldt n.l. „Ons werd toegezonden een kleine buste van Dr. Kuyper, die goed is af gewerkt en waarin de trekken van den minister zeer wel zijn weer te vinden, al zouden we niet geheel van een „sprekende gelijkenis" kunnen gewagen. De uitdrukking is niet sterk genoeg; de breede, forsche, krachtige lijnen komen niet ten volle tot hun recht; maar ieder weet, hoe moeilijk in zulk werk aan alle eischen kan worden voldaan. De heer Veenstra van Sassenheim brengt deze busten in den handel." Of is het slechts om eens te probeeren, hoe het zou staan, Dr. Kuyper als standbeeld, zoodat men dadelijk klaar is, als hij door de Junizon eens mocht verschroeien, en zijn plaats op Binnen hof aan een ander moeten afstaan, die daar hoogstens de beeltenis van St. Abram zou dulden? We zullen maar afwachten, en ook maar geen conclusies trekken uit de opknapping (overigens een goed toeken), die het departement van financiën, onder- bodem, die zoo lang onder sneeuw en regen bedolven was geweest, was nu een toonbeeld van vruchtbaarheid; het graan schoot op, alsof het eene veld het andere in wasdom naar de kroon wilde steken; do zon, die ten oudergang neigde, wierp lange, warme, roodgouden stralen over het jonge, fluweelachtige groen. Nu had men geen voetenzakken en rijtuigdekens noodig. Zwijgend, hand in hand, zaten Anna en de baron in hun rijtuig, rondziende over het stille land, den lentegeur in ademend, die uit het jonge groen op steeg- De dorpsbewoners hadden het jonge paar feestelijk en met groote plechtig heid willen ontvangen, doch de baron had voor alles bedankt en de menschen door rijke giften schadeloos gesteld voor het genoegen, dat ze daardoor zouden missen. Hiermede had hij geheel in Anna's geest gehandeld. Ook zij ver langde niet naar luidruchtige vreugde. Arm in arm, zooals zij de eerste maal had gedaan, wilde zij nu ook met hem door het park naar het slot wandelen. Wordt vervolgd. gaat; we willen er alleen Op wijze] hoe zelfs onze minister van financiè] zich gaat voelen en de lagere ambtJ naren een aanwijzing heeft gegeven va de nieuw gerestaureerde hoofdtrap geil gebruik meer te maken die mal voortaan alleen betreden worden do] den minister en den secretaris-genera] en de voor dezcu komende bezoeker] Is dat het voorspel van het eind] In de vergadering van den RaJ dezer Gemeente, welke zal worden gj houden op Vrijdag 12 Mei des nami dags twee uur zullen aan de orde wc] den gesteld de volgende punten v] behandeling: 1. Voorstel van Burgemeester J Wethouders om hun College te mach] gen tot het aangaan ceucr overeenkom] tot ruiling van gronden. 2. Voorstel tot wijziging van jaarwc] de van onderwijzend personeel. In de hier gehouden vergadering il| Centrale Roorasch Katholieke Kiesv] eoniging is weder tot candidaat voor] Tweede Kamer gesteld het aftrede] lid jhr. mr. H. W. van Asch van Wijt] die thans ook is gesteld door de arl revolutionnaire en de Chr. historiscl kiesvereenigingen. De opbrengst van de te dezer stel gehouden collecte ten behoeve van I fonds ter aanmoediging en ondersteunt! van den gewapenden dienst in de ïl derlanden bedraagt f 55,09. Hedenavond geeft de Amersfoortstl Muziekveroeniging een uitvoering al de Koninginnelaan. De heer G K. G. van Aaken is ll noemd tot directeur van de ZutphensJ Orkestvereeniging in de plaats van Jll W. H. J. v. d. Poll, die bevorderd! tot ritmeester en, vermoedelijk tijden is geplaatst te Haarlem. In verband hiermee draagt de hem! ming van den heer van Aaken ook el tijdelijk karakter. De muziekuitvoeringen op het ten ran Amicitia zullen dezen zomer I onderstaande data plaats hebben. 1, 12, 20 en 28 Juni. 9, 20, 23 en 30 Juli. 2, 6, 10, 20, '27 en 31 Augustus.! De concerten op 23 Juli en 20 Ai! worden gegeven door het muziekkei! van het le Reg. Huzaren, directeur I heer H. A Maas; die op 2 en I Augustus door de Utr. Muziekvem! ging, directeur de heer H. Kuyper;! overigen door de Stafmuziek van ll 5e Regiment Infanterie, directeur I heer G. Bikkers. Zondagmorgen om half elf, wordt! in het gebouw der JLoge Jacob tl Campeu eengodsdienstoefeuinggehou! voor den Doopsgezinden Kring, waai! hoopt voor te gaan üs. T. Kiekt! Emeritus-Predikant te Oegstgeest. Zondag is er in de Haag een grootst! betooging' gehouden tegen de Onder»! novelle. Uit alle oorden des lands wat! afgevaardigden gekomen, zoodat het! zoek verbazend groot was. Onder geestdriftig applaus werd! volgende motie aangenomen: De groutc vergadering van voorst! ders van openbaar onderwijs, gehouden in den Haag op Zonda! Mei 190a en bijeengeroepen doet! Vereeniging Volksonderwijs"! samenwerking met het „Nederland! Onderwijzers-Genootschap", den „ll! van Nederlandsche Onderwijzers", I „Vereeniging van Hoofden van Scho! in Nederland" en het „Landelijk 0«! wijs-Comité"; gelet op de beteekenis en het doel! het wetsontwerp, onder dagteekenin»! 15 Juni 1901 door do Regeering in! diend, ter herziening van eenige artik! der wet tot regeling van het L-! Onderwijs, zooals deze bij de beha! ling van dit wetsontwerp nader zijn! bleken uit de houding van Regeer! en meerderheid der Leden van de Tvv! Kamer der Staten-Generaal, door! aanneming waarvan gebroken zal den met de pacificatie, bedoeld bijl wet-Mackay overtuigd, dat door de aanneming! dit wetsontwerp, met miskenning I lettor en bedoeling der Grondwet! openbare voor alle kinderen van I Nederlandsche volk toegankelijke sc! met behulp van Rijks-geld, met ver! king en, in een aanzienlijk deel I lands, zelfs met ondergang wordt! dreigd, het volksonderwijs in zijn gehe! omvang tot lager peil zal dalen en! gevolge hebben, dat in plaats van! Nederlandsche jeugd allereerst op! voeden tot vaderlands- en vrijheidlier! burgers vanéén en dcnzelfden staat, in de school wordt aangekweekt!

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 8