No. 40.
Zaterdag 20 Mei 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Het zoekende Licht.
De Christen-Democraten ter
Deputaten vergadering.
FEUILLETON.
Verschijut
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Riirenn
Hendrik van Viandenstraat '28.1
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
Bij abonnement aanmerkelijke korting
Woensdagavond trad in een openbare
vergadering in de Arend als spreker op
de heer A. P. Staalman niet bovenstaand
onderwerp.
Nadat de vergadering geopend was
met gebed, sprak de heer Staalman
ongeveer als volgt:
Het is niet om te onthullen de huis
houdelijke aangelegenheden der a. r.
partij, maar om het optreden der Chr.
dein. te rechtvaardigen als partij. Dat
is noodig omdat De Standaard
van de Deputaten vergadering een zeer
partijdig verslag heeft gegeven terwijl
daarin een voorstelling is gegeven van
de feiten in strijd met de waarheid.
Maar niet alleen hierom maar om de
houding te bespreken die de chr. dein.
innemen. We wenschcn te voorkomen,
dat wanneer ook wellicht in dit district
een chr. dom. wordt gesteld, gij zoudt den
ken dat wij amok maken in de a r. partij.
Dat willen we niet. Wij hebben voor
ons optreden onze goede redenen.
Gij kent de wording van de coalitie,
die voor de vooruitstrevenden onder de
a. r. moeielijk te aanvaarden was.
Sturen in de richting van Dr. Kuyper
zou niet mogelijk zijn met het oog op
de Chr. Historischen en Katholieken.
Daarom gaf K. in 1901 een program
bestaande in drie punten:
1. finale oplossing der schoolkwestie
in den geest van het unierapport, zoo
ver de grondwet toelaat;
2. ouderdoms- en invaliditeitsverzeke
ring;
3. verhooging der tariefrechtcn.
Hoe bescheiden dit program was,
toch zagen de chr. dem. het eenigszins
vreemd aan, daar zij niet veel hoop
hadden op de coalitie vrienden.
Toen het ministerie Kuypcr optrad,
brachten dan ook de oud-liberalen lof
er aan, waarover de Sticktsche Courant
schreef, dat dat was een reden tot
blijdschap, daar nu zelfs de liberalen
het gewicht van den godsdienst erken
den. Nu schrijft ze dat niet meer. De
liberalen zijn en blijven vijanden van
den godsdienst en het staatsrecht en de
"Waal Malefijt heeft zich dan ook blij
gemaakt met een doode muscli.
In de a. r. partij hebben we zoo vaak
Goud beproefd uien in het ruw, deti mensch
beproefd meil door het goud.
Chineesche wijsheid.
Uit het Duitscli
van
ERNST YAN WILDENBRUCH.
24).
Al de sombere macht en, die in het diepst
zijner ziel sluimerden, hadden vuur gevat;
al de woeste phantasieën, die daarin als
monsters in een poel begraven lagen,
staken eensklaps den kop opze wilden
zich niet meer laten beteugelen, niet
meer laten gehoorzamen aan het bevelend
„neen" waarmede hij hen indertijd voor
een oogenblik had bedwongen; nu had
den ze hem, nu schudden ze hem, zoo
dat al zijn ledematen in beweging
kwamen, eu als met vurige roeden
geeselden ze zijno phantasie. Steeds zag
hij haar voor zich, die vrouw daar be-
geijvera tegen verflauwing der grenzen.
Dat was eertijds voor de a. r. partij
iets waarvoor gewaarschuwd moest wor
den, altijd. Maar nu las ik dat van
Weiier te Utrecht in gezelschap van
Ds. Talma de antithese ontkende.
"We hebben gewaarschuwd tegen ver
flauwing der grenzen, maar wc hebben
ook gewaarschuwd dat waar de over
winning van 1901 was, het was Dr.
Kuyper die het zeide, een overwinning
van den naain van God, dat de kleine
luyden niet mochten worden teleurge
steld. Do heeren zijn er niet mee af,
door aan 't eind van de vier jaar te
spreken van verwaarloozing van de
christelijke beginselen. Neen, dan heeft
de tegenpartij het recht te zeggen, gij
zijt daarvoor verantwoording verschuldig
aan God.
Wat hebben de a. r. leiders nu gc-
daau? Men heeft tegen ons gesproken,
moties van afkeuring heeft men tegen
ons aangenomen, en men heeft voor
ons gebeden van den kansel.
En toen ik op de Zuid-Holl. eilanden
sprak, schreef ejn a. r. blad: zie de
duivel gaat rond als een brieschcndc
leeuw. Christen-demokraat is contrabande
geworden, terwijl we dien naam hebben
van Dr. Kuyper, die als christen-demo
kraat wenschte te sterven. Maar wij
wcnschen ook als christen-demokraten
wat te leven. Kerkvoogden hebben ge
dreigd met ontzegging van het Heilige
avondmaal zoo men Chr. Dom. werd.
Ons weerlegd heeft men niet, ook niet
in de Kamer, men heeft ons uitgemaakt
voor scheurmakers, 't Is verwonderlijk
dat men in de a. r. partij de critiek
niet kon verdragen. De partij van den
heer Lohinan is de partij naar wier
staatkundige richting de zaken zijn ge
regeerd. Het goedpraten daarvan noemen
wij volksmisleiding, wat te meer af te
keuren is daar het geschiedt onder
christelijke vlag.
IIoc hoeft men het opgenomen aan
den kant van de regeering. De vrienden
zijn geridderd. Er zijn mannen ge
ridderd
Stemme n. Sybrandy.
die pas in den strijd waren. En wij
zijn eenvoudig in den hoek gezet.
In de Kamer heeft Dr. Kuypcr mij
niet geantwoord, maar Schaepei' zei,
apropos excellentie dat gaat niet, en
toen in tweede termijn beantwoordde
Kuyper me op dingeu, die ik geheel
neden, die jonge vrouw, tot wie hij zich
aangetrokken voelde. Elke harer hande
lingen geleidde hij zich met zijne ge
dachten. Hij zag hoe zij hare slaap
kamer binnenging, hoe zij langzaam
begon zich te ontkleeden. Zeer duide
lijk, tastbaar zag hij dat. Stuk na stuk
zag hij haar hare kleederen afleggen;
nu breidde zij de sneeuwwitte armen
naar hem uit, en nu gebeurde er iets
midden in de kamer bleef hij plotse
ling staan, met de handen tegen de
slapen gedrukt, de oogen wijd open,
als aan den grond genageld door een
vreeselijke visioen. Was hij het, dien
hij daar zag, die zich als een verscheu
rend dier op die schoone vrouw stortte?
Ja, ja jaHoe had de oude Johann
indertijd gezegd Indien hij trouwde,
zou hij iemand ombrengen. Dat had
hij gezegd, en een dokter had het den
ouden Johann gezegd. Zoo moest het
dus zijn, en zoo was het dan ook, en
nu wist hij ook, wie het was, die hij
zou ombrengen, En zoo kwam de waan
zin dan toch En al die strijd, al dat
worstelen, al dat zich daartegen verzetten
was vergeefsch geweest, alles, alles
Bij een stoel zonk hij op de knieën;
met beide handen woelde hij in het haai
en sloeg met het voorhoofd op den stoel;
een heesch geluid, dat bijna als dof
gehuil klonk, steeg uit zijn keel op.
„Ik wil niet! Ik wil nietIk wil niet!„
Toen scheen de storm in zijn binnenste
niet gezegd had. Zoo werden de mannen
bejegend, die stuurden in de richting
van Dr. Kuyper van vroeger. Ik ben
als lid van de rechterzijde opgestaan en
heb de regeering beschuldigd van half
heid, nalatigheid en roekeloosheid. En
wat zei men. Ja die Staalman wil wat
hard vooruit. Maar daar gaat het niet
om. En als een liberaal debater mijn
woorden aanhaalde tegenover Oversteeg
en de Wilde bijv. dan zei men: Wie
noemt u? O, Staalman, maar die is
allang uit de partij gegooid. Haar
Staalman was er niet uitgegooid en
zelfs 13 April was dat nog niet.
Met een spotlachje moet men zich
niet van ons afmaken. Toen heeft men
gezegd, dat gaat zoo niet. En toen
heeft men een motie aangenomen en
het Noord-Hollandsche Sanhedrin bracht
mij die. Er stond in, dat ik onzen van
God gegeven leider had beleedigd en
gesmaad. Ik moest mijn excuus aan
bieden, maar mijn kiesvereeniging nam
een togenmotic aan, waarbij ze zich
volkomen homogeen verklaarde met
mijn standpunt. En die motie is aan
de heeren gestuurd. Maar Staalman
moest er toch uit. En toen is men het
land afgereisd en heeft men gezegd:
ge weet het toch, Staalman is er uit.
Het centraal comité te Utrecht heeft
de Helderschc kiesvereeniging, die mij
candidaat stelde erkend. Wij hebben
in den Helder nu twee centrale a. r.
kiesvereonigingen, die door het Hoofd
bestuur zijn erkend.
En nu heeft die kiesvereeniging,
speciaal opgericht om mij te ondergraven
een candidaat gesteld. Maar het ging
moeielijk een candidaat te vinden. En
toen zei een der oprichters, o, die weet
ik wel, ik heb een broer, die is domino
geweest en die wil wel. De man is
in Indië geweest en kan nog wel zoo'n
kamerlidmaatschap gebruiken, (gelach).
Als maar van hetgeen ik gezegd
heb laster was, dan had men mij er
uit moeten gooien, maar dat doet men
niet, men heeft mij er graag in. En
nu wordt op allerlei wijze geknoeid.
Die blaam treft geheel de a. r. partij,
dat nieriiaud in den laude daartegen
optreedt. Zoo vast zit men aan de
coalitie. "Vergadering, dat is verflauwing
der grenzen.
Onze wijze van optreden is ons geleerd
door den leider der a. r. partij. Er broeide
nu iets op de Deputatcnvergader'mg.
te bedaren; als gebroken bleef hij op den
grond zitten, en na een uur voor zich
uit gestaard te hebben, stond hij met
moeite op en sleepte zich naar zijn bed.
Terwijl dit alles gebeurde, was er op
dezelfde verdieping van het slot nog
iemand wakker: de oude Johann.
Hij sliep niet. Neen. Hij wist immers,
dat hij van nu af aan niet meer mocht
slapen. Yan nu af was de „inbreekster"
in het slot. Het onheil was gekomen;
nu was het parool: „de wachthouden!"
Dit was zijne betrekking, zijn plicht.
Daarom, van heden af de oogen open
houden! Niet meer slapen! Nooit meer
slapen! De baron had hem verboden,
zich te vertooneu, als hij dien middag
met zijne jonge vrouw in het slot zou
aankomen. Natuurlijk had hij gehoor
zaamd; oude huishonden zijn gehoorzaam,
maar waakzaam zijn ze ook. En zo
hebben tanden
Hij had volkomen gelijk gehad, de
baron, dat hij hem wegzond, dat hij
„die persoon" voor hem in veiligheid
bracht; volkomen gelijk, volkomen ge
lijk!
In zijne kamer had hij meer dan drie
uren onafgebroken heen en weer geloo-
pen, de knokkelige handen wrijvende
en steeds de woorden mompelende:
„Yolkomen gelijk, volkomen gelijk."
„Volkomen gelijk, dat gij mij niet
bij haar laat komen want als ik
haar te lijf kon
De lieer de Wilde zei: ik moet toch
zien te zorgen, dat de ontvangst van
Staalman niet al te vriendelijk is. Nu
dat was te verwachten. De a. r. partij
heeft mij belasterd. Men wist, dat ik
krachtig stelling nam tegen de sociaal-
demokraten, maar de Standaard schreef,
dut er een blad zou verschijnen van
de combinatie Staalman-de Vrics-lroel-
stra.
En Mijnheer de Wilde schreef: Zal
nu die man, die in 4 jaren ons ministe
rie heeft belasterd, zal die man de be
langrijke kwestie van het kiesrecht op
onze Dcputatenvergadering behandelen?
Zoo hitste men de mannen tegen mij op.
Prof. Fabius had de wetsontwerpen-
Kuyper revolutionair genoemd. In Oud-
Delftshaven vroeg men de Wilde, hoe
denkt u daarover? Ja zei meneer de
Wilde, prof. Fabius is een geleerd man
maar ik ben het niet inet hem eens.
En toen hem gevraagd werd: en Staal
man? Toen zei hij: die moet er uit, als
hij niet belooft in de volgende vier
jaar het ministerie trouw te steunen.
Hoe is die kwestie nu behandeld? Er
waren twee brieven ingekomen: een van
den Bond van Chr. dem. propagandaclubs
eu een van de centrale kiesvereeniging te
den Helder. De voorzitter prof. Bavinck
zei nuik moet eerst weten hoe de
heer Staalman staat ten opzichte van
de a. r. partij, want die chr. dem
propaganda-clubs stellen ook hier en
daar candidaten. Toen heb ik gezegd:
wel heel gewoon als ieder ander, in
den Helder stelt men ook wel een eau
didaat tegenover mij. Maar nu hadden
wc gedreigd, dat we een Christ, dem
partij zouden oprichten. Men had nu
een motie opgesteld, waarbij gevraagd
werd dat wc ouze houding zouden
stipuleeren. Ik zei evenwel dat ik als
afgevaardigde van den Helder aanwezig
was en niet voor den Bond van Chr. Dem.
Prop.clubs. En de heeren Talma en Heems
kerk riepenmaar dat dreigement, trek dat
in. Maar dat kon ik niet. En toen men
zei: gij persoonlijk dan, heb ik gezegd:
voor mij zelf wil ik u wol zeggen dat
als het kiesrecht niet aan de orde wordt
gesteld ga ik er uit. De motie werd
toen bij zitten en opstaan aangenomen.
De heer v. d. Molen kwam naar mij
toe en zei: zoo'n stemming is unfair, ik
ben blijven zitten.
En s'middags wilde ik buiten blijven;
maar de heeren Oostcrbaan, Ds. Postma
Bij dit „als" knarste hij op de tan
den en stak zijne vuisten op.
Toen, even nadat de klok elf uur
geslagen had, had hij gehoord, hoe iemand
haastig, alsof hij vluchtte, de trap op
kwam. Hij had geluisterd, en gehoord
dat de deur der kamer van den baron
opengerukt, met een slag dichtgeworpen
en daarna van binnen gesloten werd.
Aha dus nu, den eersten avond,
begon het reeds!
Dat was de baron, dien hij daar had
hooren komen, die daar nu in zijne
kamer zat, als een muis, als een domme
muis, voor wie men spek had neerge
legd, die gesnoept had en nu tot de
ontdekking kwam, dat het spek vergif
tigd was geweest! Hij grijnslachte; hij
moest zich inhouden om niet hardop te
lachen, hardop, zoodat men het door
het gcheele huis hoorde.
Die domme, domme muis! Het was
toch eigenlijk al te komiek, al te be
lachelijk!
Toen was hij naar de gang geslopen,
naar de kamerdeur van zijn heer, had
het oor aan het sleutelgat gehouden en
geluisterd, en toen hij daarbinnen dat
heen en weer loopen, dat razen en
zuchten hoorde, had hij grijnzend met
het hoofd geknikt: „Ziet gij nu wel?
Ziet gij nu wel?"
Den ganschen nacht zou hij daar
hebben kunnen staan luisteren, want
het verschafte hem een onuitsprekelijk
e. a. zeiden: ga er maar in, ge krijgt
nog wel liet woord. De kiesrechtkwestie
kwam aan de orde, maar niemand vroeg
het woord. Ik vroeg toen of ik wat
mocht zeggen en de voorzitter zeide: Ja
na hetgeen er vanmorgen gebeurd is,
moet er eerst antwoord komen van den
Bond van de Chr. Dem. prop. clubs.
Maar en hij keek het bestuur eens rond
er is ook nog broederlijke liefde,
de heer Staalman heeft het woord (qe-
lach.)
Ja het is wel 0111 te lachen dat in
de a. r. partij het kiesrecht mag worden
besproken bij de gratie van de broeder
liefde. Ik heb alles aangehaald wat Dr. Kuy
per vroeger over deze kwestie heeftgezegd.
Hij heeft voor het kiesrecht gebeden.
Hij heeft gebeden, dat toch ongeloovigen
als Treub e. a. zouden worden gekozen en
geloovigen als Lobman e. a. niet.
Gisterenavond zei mr. de Jong tegen
mij, dat is uit den ouden tijd. Ja dat
is uit den goeden ouden tijd.
Dr. Kuypcr heeft geschreven: eerst het
kiesrecht en dan de sociale wetgeving,
maar nu heet het juist andersom. De
pensioenwet die thans voor ons ligt, is
ook een wetgevend schandaal.
De arbeider moet 70 jaar zijn, terwijl
in de Schrift staat: uw jaren zijn 70
(applaus.)
Neen vergaderiug geen a. r. zal
opstaan om dat prul te verdedigen. Eu
dan nog die bepalingen, die er in staan,
de haren rijzen ten berge. Kuyper
schreef eens: gij kunt zoo'n wet niet
in elkaar zetten, met eenige knappe
juristen. Het volk moet daarin mee
spreken. Dat is volkomen bewaarheid.
En nu zegt men, eerst sociale wetten
maar dat is het paard achter den wagen
spannen. Zelfs een man als Talma praat
dat goed. Hij kwam zelfs vroeger op voor
arbciderskiesrecht, een a. r. ketterij. Op
den Bondsdag van Patrimonium stelde
er een voor de kiesrechtparagraaf te
schrappen. Maar Talma stond op en
zei: dat nooit. En op de Deputaten
vergadering zei Talma: van het kiesrecht
kan niets komen.
In 1901 was er een commissie be
noemd, bestaande uit do heeren Talma,
Fabius en Heemskerk. Ik vroeg of er
geen rapport was en men zei: ja, dat
is er wel, maar ge krijgt het niet te
zien. Wanneer we weer eens bijeen
komen kunnen we wel eens nader zien,
of er redenen bestaan om art. 11 van
genoegen, te hooren, hoe zijn heer daar
binnen leed. Dat had hij er nu van, de
ongelukzalige, krankzinnige man, en het
was zijn verdiend loon! Een geluk was
het, dat hier ten minste cén verstandig
mensch was, die de zaken goed inzag
en deze verkeerde geschiedenis weder
in orde kon maken. En dat was hij, de
oude Johann; hij zou de zaak weer in
orde maken, ja, dat zou hij! Nog wist
hij niet precies hoe, maar in orde
zou het komen, dat wist hij, dat zeide
hij tot zich zeiven, terwijl hij naar zijne
kamer teruging, niet meer sluipend zooals
hij gekomen was, maar met opgeheven
hoofd. Want een trotsch gevoel vervulde
zijne borst, daar hij zich zeiven voor
kwam, als ware hij nu eigenlijk heer
in dit huis, als had hij te bevelen en
niemand anders.
Hij kon nog niet besluiten, in zijne
kamer terug te keeren; het was hem,
alsof hij nog het eene of ander moest
doen, iets volbrengen; hij had zulk een
evoel van kracht, dat hij het liefst had
gebruld. Daarom ging hij nog eens de
trap af en doorliep allo gangeu van het
huis, geheel in het donker, zonder licht.
W'aaroe zou hij ook licht noodig hebben?
Hij kon in zijn huis den weg wel in
het donker vinden. Zijn huis hij
drukte de vingers op den mond, opdat
hij niet in een luiden lach zou uit
barsten.
Wordt vervolgd.