ca het beginselprogram te wijzigen. Dat kwam notabene van een commissie waar van Talma, de man van het arbeiders kiesrecht voorzitter was. Alles ging nog rustig, maar toen ik Lohman aanpakte, barste de bom los. Dat mocht nu niet, maar de gerefor meerden hebben Lohman op Seinpost wel aangerand. Er werd zoo geschreeuwd, dat ik onder protest van het woord afzag. En toen ging er op een krachtig applaus. Dat heeft De Standaard niet ver meld. Dat is verleugening van de natie De voorzitter kon de stemming er haast niet meer in krijgen. Maar toen kwam Ds. Talma, die thans geliefd is bij alles wat conservatief is, terwijl hij, toen hij nog een jong predikant was zoo vurig voor do arbeiders opkwam. In ecu vergadering zei hij: hoe komt hot arbeiders, dat gij zoo ellendig leeft, hoe komt dat? Dat komt omdat gij lammelingen zijt. En de vergadering barstte in jubel los, dat was nog een man, die zei ons christen-arbeiders, dat wij lammelingen zijn. Talma is nu op een voetstuk geplaatst, hij zit in de Kamer en is geliefd bij de conservatieven. Talma weet de mannetjes van Patrimonium bijeen te roepen, zon der dat zij iets doen. De lieer Talma wist de stemming er weer in te brengen. De heer Staalman, zei hij, zegt dat wij de kiesrechtkwestie van den baan brengen, maar hoe kan dat, ze is niet op den baan? En de Deputaten lachten 0111 deze aardigheid. Hij vond het niet mooi, dat ik Dr. Kuyper had gebruikt als een schild, maar dat is juist onze kracht. Het gebeurt nu wel eens, dat een debater komt met aanhalingen uit de Standaard, die ik u niet aanraad te lezen, als gc waarheid verkiest, (gelach), maar dat deert ons niet. De a.r. leiders komen niet op ons af. Als de heeren spreken gaat de zaal dicht. Mijnheer Van Ascli van Wijck komt hier vanavond niet debattceren. Toen ik vorig keer hier sprak, en over den afgevaardigde wat zei, riep men: wie is dat? Dat is tocli te bar, dat de kiezers hun afge vaardigde niet kennen (bravo). Laat mijnheer Van Asch van Wijck hier eens optreden, beloof hem een ge zellige vergadering, maar maak het hem niet te lastig, het is niet ieders werk in een vergadering te spreken, (gelach Talma zei, Staalman heeft gesproken over Dr. Kuyper van 1901, maar hij moet spreken over den Dr. Kuyper van 1905. Neen dat doen wij niet, met Dr. Kuyper van 1905 hebben we niet veel op. Verder zei Talma: als ge de kiesrecht kwestie aan de orde stelt, gaat dit ministerie naar huis. En dan is alles goed. Nou ik wil ook wel dit ministerie houden, want de liberale ministeries waren ook niet veel. Een liberaal mag dit ministerie niet critiseeren. Tegen die heeren zeg ik, steek uw hand maar in uw vest, gij hebt ook een verleden, waaraan een zwart tintje zit. Neen het gaat niet tegen dit ministerie, maar tegen liet conservatisme. En wanneer een baron zegt: ik ben een orthodox Hervormd man, ik ga Zondags naar de kerk en doe ook veel in het zakje. Maar als hij den arbeider geen recht wil doen, en daar staat naast hem iemand die ongeloovig is, maar dat wel doet, dan is dat onze man (applaus). Dat is de antithese, voor of tegen den Christus. Toon mij uw staat van^dienst, wat hebt ge voor het volk gedaan, daar komt het op aan. Aan 't slot hield prof. Fabius nog een perroratic en zei prof. Bavinck: alle dingen hebben hun tijd, zoo ook de kies rechtkwestie. En daarmee was de zaak uit. En de Standaard schreef: het voorstel den Helder is met algemeene stemmen verworpen, terwijl het niet eens in stemming is gebracht. Dr. Kuyper zei in de Kamer: het kiesrecht komt niet aan de orde. Hoe nu, maakt dat de minister-president uit? Hij sprak toen de rede uit, die hij in de Deputatenvergadering had willen houden, hij was toen partijleider en geen minister. Dat is tegen het a.r. beginsel in, dat de meening van het volk wil kennen. Wij strijden tegen conservatisme zoo wel bij rechts als bij links en dan zijn er mannen in de Tweede Kamer noodig, die de rechten van het volk weten te verdedigen, daar bij de anti-revolutio nairen te veel de neiging vale waar te nemen om af te zakken tot het conser vatisme, terwijl spreker de oude plunje vau dr. Kuyper zal blijven dragen zoo lang hij, spreker, leeft en dus óók de stellingen van Kuyper ten opzichte van het kiesrecht. Aan het scharrelen met de politiek moet een einde komen. Niet het ministerie heeft voor te schrij ven wat in de wetgevende periode tot stand zal komen; niet eenig centraal bewind heeft voorschriften te geven; aan het volk zelf om te beslissen wat het wil. Daarom roept spreker steun in voor de christen-democratie, zedelijken steun en steun ook in geld met het oog op de verkiezingscampagne, zullende daartoe in de pauze eene collecte wor den gehouden. Aan het volk daarna de beslissing aan het volk, dat wars is van het vroom gehuiche'in de politiek! Dat christenvolk van Nederland wil een christendom dat zijn God beleidt door oprechtheid. Na de pauze behandeldt de heer Staalman: De bouding van de Cbristen- Demokraten bij de Stem bus vau Juni. Het kan u, aldus spreker, niet ver wonderen, dat wij ons in de a. r. partij niet meer op ons gemak gevoelden. Wij, christen-democraten behooren er niet meer in, wij, die opkomen voor het democratisch karakter van de anti revolutionairen. Wij laten ons door niemand van onze plaats dringen, ook niet door een leger van huurlingen, dat de verbleekte coalitievlag verdedigt. Op Paaschmaandag zijn we dan ook over gegaan tot partijformatie. Dit hebben we niet dan uoode gedaan, we hebben vurig gebeden om een andere oplossing. Ds. Wisse zeide tot mij neen, Staalman, ga nu niet weg, over 2 of 3 jaren gaan wc met je mee. Maar zoolang de coalitie bestaat zal dat niet gebeuren, nu niet en over 2 of 3 jaren ook niet. Ten opzichte van onze beginselen hebben we niemand in het duister ge laten Onze beginselverklaring luidt als volgt: „De christen-demokraten belijden de opperhoogheid van God almachtig ook in den Staat en in zijn recht en wenschcn zich te onderwerpen aan Zijn volstrek t gezag en aan Zijn alles behoerschenden heiligen wil. Richtsnoer voor hunne staatkundige gedragslijn is alzoo niet alleen het verstand, de rede, het geweten, maar ook, en in de allereerste plaats, dat wat God in Zijn Woord heeft geopen baard als Zijn wil ook voor 't volks leven. Zij eerbiedigen de Overheid als Gods dienaresse en vragen rechtmatigen invloed van hot volk, in al zijn rangen en standen, op de wetgeving des lands. Zij verwerpen de klasse-heerschappij zoowel die eener revolutionaire demo cratie al6 die eener revolutionaire aris tocratie, en vragen van de Overheid ge lijke bescherming der rechten en vrij heden van alle Staatsburgers met krachtigcn steun voor het zwakke en hulpbehoevende, zoowel op geestelijk als op maatschappelijk terrein. Eenerzijds erkennende dat de huidige economische grondslagen onzer samen leving hebben geleid tot zeer ernstige critiek, achten zij anderzijds het sociaal ecenoraisch vraagstuk niet tot voldoende rijpheid gekomen en zich thans niet bevoegd in beginsel uitspraak te doen over wijziging van die grondslagen. In dit verband verklaren zij zich tegen iedere prediking van den klassestrijd, en tegen klassebevoorrechting, verlangen knotting van de macht van een zondig kapitalisme en, waar mogelijk, wegneming van de maatschappelijke oorzaken eener wrecde ongelijkheid, mede door verbe tering der ontwikkelingsvoorwaarden voor de economisch minder bedeelden. Overwegende intusschen hoe de er varing heeft geleerd dat de algemeen christelijke belijdenis meer en meer wordt misbruikt om te dekken een on christelijke politiek, zoo verlangen de christen-demokraten van hunne candi- daten volledige instemming met hun program van actie en verklaren zij voorts in beginsel, bij voorkeur die staatkundige richting en cadidaten te zullen steunen welke in de practische politiek het meest aan de eischen van dat program beantwoorden." En wie denkt ge nu wel, heeft dat eerste gedeelte geschreven? Dr. Kuyper en niemand anders. Wij hebben ze overgeschreven [uit de le memorie van antwoord. Met deze belijdenis is het miuisterio opgetreden, wij nemen die over. Wij gaan niet mee met dit mini sterie, daar we voor alles stellen, het kiesrecht. Hierna leest de spreker het program van actie voor, waarna hij vervolgt Veel staat niet op ons program, maar in verband met den poiitieken toestand hebben we er niet meer op geplaatst. Maar op den voorgrond t taat, het kies recht. Hoe zou deze Kamer een goede arbeidswet tot stand kunnen brengen? Dat kan ze niet. Wij willen niet mee werken aan dat conservatief gepeuter. Want dat is het en niet anders. De pensioenwet is ook peuterwerk, een christelijke regeering onwaardig. De coalitievrienden zeggen wel, dat die leeftijdsgrens van 70 jaar lager zal worden, maar Kuyper schrijft zelf dat het niet kan. In de memorie van toelichting zegt Kuyper, dat als de leeftijdsgrens verlaagd wordt, hij dan noodzakelijk de rente zou moeten verlagen, of de premie verhoogen of meer dan 6 millioen moet geven. En aangezien de regeering geen van drieën wenschelijk acht, zullen de 70 jaar in de wet blijven. Tenzij het volk zegt: dat willen wij niet. Dat zal moeten blijken bij de stembus. Als de coalitie aanblijft zegt de regeering: het gaat goed zoo. Want dat vatten ze dan na tuurlijk op als een votum van vertrou wen. Daarom, laat aan de stembus uitkomen, dat ge voor de democratie voelt. Er is veel plichtsverzaking overal, maar de overheid moet in de eerste plaats de plicht betrachten. Het jongere geslacht gaat een richting uit, die de ouderen niet gaarne zien. Daar is ook een schrille ongelijkheid in onze samen leving. Ga eens kijken in Amsterdam in een der jodenbuurten en zie eens hoe de menschen daar zijn opgehoopt in krotten en holen. Dat is een schande voor de meuschheid. En ga dan eens naar de omstreken van Haarlem, naar Bloemen- daal. Wat een verschil, niet waar. Ik weet wel, dat gelijkheid niet kan bestaan maar het kwaad moet men temperen. Uitstellen is hier misdadig. Plaats u zelf eens in den toestand en maak U er toch niet af, door te zeggen: ik heb het nog goed. Temperen moeten we de macht van het zondig kapitalisme, dat zondig is voor God. Tegen het zondig conservatisme gaat onze strijd. De afgeloopen vier jaren zijn een tijdperk van glorie geweest voor het conservatisme. Weinig is er maar tot stand gekomen. Men zegt: er ligt toch een stapel wetten, is dan het ministerie niet werkzaam geweest? Maar dat zoggen we niet, integendeel, de ministers hebben veel geproduceerd. Men vraagt zich zelfs af, of dan het wettenmaken in het geheel geen kunst meer is. Want toen we in 't begin om wetten vroegen, zei men: heb toch geduld, het gaat zoo moeilijk wetten maken. En nu vliegen de wetten ons om de ooren als strooibiljetten van de rotatiepers. Maar daarmee zijn we niet klaar. Yan het vorig ministerie kregen we nog wetten, toen we al naar huis waren. Eenige dagen voor de verkie zingen kregen we van Pierson een pensioenwet en in dezelfde envelloppe had hij voor 't gemak een wetsvoor stel tot droogmaking van de Zuderzee gedaan. Dat is een klein kunstje. We zijn nu al 4 jaar verder en wanneer wordt de Zuiderzee drooggemaakt? Zien we nu eens naar de Drankwet. Dat was een mooie wet, toen Kuyper ze indiende. Jongen, jongen, zei men, die Kuyper durft wat aan, hij trotseert alle drinkebroers. Nu stond er in de wet, dat op Zondag vóór twee uur de kroeg moest gesloten blijven. Wat zei men, voor tweeën geen borrel. En als de kerk dan uitgaat waar moeten wc dan blijven. Die bepaling moest er uit. En dat deden niet de socialisten, maai de leden der rechterzijde. De drankwet is een mooie wet, maar de ziel is er uit gehaald. En door wie? Door de mannen van links? Neen door die van rechts. Do belangrijkste punten zijn er nog ingebleven door de hulp van de socialisten. Daar hebt ge weer de antithese; zesmaal had Kuyper een échec geleden, zoo de socialisten niet christe lijker hadden gehandeld dan de rechter zijde. Men kan dat nalezen in de Handelingen. Voorgestelde wetten hebbèn we niets aan, ze moeten tot stand zijn gekomen en dan vragen we nog, hoe? Want als ze in de Kamer komen gaat men er aan knabbelen en knagen. Tien, twintig gaten worden er in goede bepalingen geknaagd. Zorg, dat ge weet, waar ook uw afgevaardigde aan goede wetsbe palingen heeft geknaagd. Deze vier jaren zijn voor de Christen- Democraten jaren van smartelijke teleur stelling geweest. De coalitie kon niet kostelijker zijn saamgesteld. Kuyper, minister-president, Talma en van Vliet van Patrimonium, Pastoors van den R. Kath. Volksbond eu de Visser van den Chr. Nat. Werkmansbond. Maar toch is de oogst schraal. Tegen het conservatisme gaat onze strijd. Talma zei tot de Deputaten: Rechts, richt tl. Dat zeggen wij niet. Wij zeggen, richt u niet naar dat rechts, dat zich in menig opzicht zoo laf en slap gedragen heeft. Richt u naar het Woord van God. Daar staat geschreven Gij zult God liefhebben bovenal, en uw naaste als u zelf. Met dat woord van God zullen wij het land ingaan, ook den vromerigen vijand te gemoet Wij weten, onze strijd zal moeilijk zijn. Wan neer de mannen van de Standaard hun dum-dums en het snelvuurgeschut van hun manomisme op ons richten is de strijd zwaar. Maar wij blijven staan als een muur en ons bevel zal zijn, niet rechts richt u, maar naar het woord van God, richt u, sta! (applaus.) Debat. De heer Boukamp: In de ver gadering, waar de heer Smeenge sprak, bracht de heer Duijs dezen spreker hulde voor de wijze waarop hij had gesproken. Ik wil 't zelfde doen tegenover den heer Staalman, 't Doet mij plcizier, thans een „Christelijk" spreker te hoo- ren, die netjes is. De heer Staalman geeft ook den li beralen eenige harde noten te kraken. Hij heeft gezegd „de liberale partij moet de hand maar eens in eigen boe zem steken." Ik behoor tot de vrijzinnige partij, maar wil hier toch de liberalen verde digen. De heer Staalman zegtBorgesius wil maar 2 millioen geven voor de ar beiders en dr. Kuyper zes. Maar ik vraag u, hoe komt Kuyper aan zijn 6 millioen Hij haalt ze eerst uit den zakken der arbeiders. Dat deed Borgesius niet. Die zou dat geld uit andere bronnen hebben weten te krijgen. En bovendien, waar voor heeft Kuyper zijn 6 millioen noodig? De arbeiders krijgen ze niet, want die worden maar zelden 70 jaar. Waar heeft hij ze dan voor noodig? Ik weet het niet. Misschien wel om de traktementen van de predikanten te verhoogen. Daarvoor zal ook wel moeten dienen het geld van de onderwijswet, die zoo in strijd is met de Grondwet, die zegt, dat het Openbaar onderwijs een voor werp van de aanhoudende zorg van de regeering. De voorzitter: lk geef het woord aan den heer Oosterman. De heer Oosterman: M. de V. Laat de heer Altena voorgaan. Zijn partij wordt aangevallen. Als hij voor gaat, wil ik hem zoo noodig mijn tijd wel afstaan. De heer Altena. Ik ben schoor voetend hier ter vergadering opgekomen. Eenige jaren geledenheb ik denheerStaal- man op de vergadering van een kiesver- eeniging hooren spreken. De heer Staalman heeft groote gaven van God ontvangen. Ik zeg niet: „hij is geen Christen." Maar toen ik hem jaren geleden hoorde spreken, moesten bijna alle kamerleden de revue passeeren. Van geen van allen bleef veel over, zoodat men wel moest zeggen, dat dan Staalman de eenige goede was. De heer Staalman spreekt zich zelf tegen. Hij heeft zelf gezegddit kabinet is een coalitie-kabinet. Daardoor kon Dr. Kuyper geen wetten meer maken, zooals hij vroeger gewild heeft. Hjj moest natuurlijk rekening houden met de programs der andere partijen. Een feit is het, dat sedert Dr. Kuyper is opgetreden de partijen nog sterker aan eengesloten zijn. En nu is 't toch wel vreemd, dat zoo als de heer Slaalman zelf gezegd heeft, geen der antirevolutionairen zijn partij heeft opgenomen. Staalman is alleen overgeschoten. Het deed me goed, dat bij het openen der vergadering de Heer werd aange roepen. Doet alles ter eere Gods. Eerst het geestelijke dan het stoffelijke. De heer Staalman stelt het stoffelijke op den voorgrond. Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en al het andere zal u toegeworpen worden. Staalman schijnt het: Verdeel en heersch toe te passer. Anti-revolutio nairen, zegt hij, gaat uit de gelederen. Het zwart maken van de deputaten vergadering door den heer Staalman bedroefde mij. lk ben zelf geen afge vaardigde op die vergadering geweest, en kan dus den heer Staalman hierin niet tegenspreken. Maar wat hij gezegd heeft was niet ter eere Gods. Wat wil de heer Staalman dus? Een socialistisch ministerie? De heer Staalman heeft wel gezegd, dat er niets is tot stand gebracht, maar daar ligt toch zoo'n groote stapel van wetten. Laat ons samen bidden, dat die tot stand mogen komen. Eerst moeten we opkomen voor Gods woord. Wat Staalman gezegd heeft is koren op den molen van de socialisten. Het deed mij zeer leed. Laat ieder van alle partijen met zijn eigen beginsel voor den dag komen. De heer Oosterman. Vergade ring, do heer Altena heeft me eigenlijk een beetje van de wijs gebracht. Maar met een woord van hem wil ik toch beginneD. Hij zegt: Ik durf niet zeggen, dat de heer Staalman geen goed Christen is. Dan zeg ik tot den heer Altena, dan zijt gij nog geen goed politiek Christen, want die zeggen: ieder, die niet gelooft in de heerlijkheid en heilig heid van het ministerie-Kuyper is on geloovig. U kunt dus uit dat oogpunt den heer Staalman gerust indeelen bij de paganisten. Hiermee kom ik tevens op de rede van den Staalman. Hij heeft toch gezegd: de antithese is er. Maar Dr. Kuyper verdeelde de menschen in geloovigen en ongeloovigen, rechts de christenen en links de paganisten. Wie niet voor het ministerie was, be hoorde tot de paganisten. Zoo stelt de heer Staalman, meen ik, de antithese niet. Ik heb hem op dat punt eigen d lijk niet duidelijk begrepen, en daarom vraag ik: verklaar u eens wat naderf Op de Deputatenvergadering moest uw houding inzake de kiesrechtkwestie stipuleeren, welnu, stipuleer u hier nog eens wat nadar de antithese. Wilt ge do antithese stellen tusschen democraten en conservatieven? En wilt ge dan een coalitie vormen tusschen sociaal- demokraten tellen niet mee, want spreker iets verkeerds aanhaalde, zei hij telkens, let wel, dat deden geen socialisten, daar verwacht hij dus niet veel goede vin tusschen Vrijzinnig, democraten liberale democraten, als die er zijn, en Christen democraten? De heer Staalman is hier nog toegejuicht, maar dat is niet om zijn ideeën, dan wel omdat het ministerie- Kuyper nog al wat te slikken kreeg. Voor ons komt althans met den lieer Staalman zijn geschiedenis mee en daar uit leeren we, dat aan zijn demokratie ook een luchtje is. Ik behoef slecht te herinneren aan de houding van den heer Staalman bij de onderwijsnovelle, Hij is de man, die sprak van het giftig zaad der openbare school, terwijl ook hij weigerde meerdere waarborgen toe te staan. (De heer Staalman schudt van neen, De heer Oosterman. Dan zal ik het bewijzen met de woorden van don heer Staalman zelf. Ik heb hier bij me de Handelingen De heer Staalman. Mijnheer de voorzitter, ik moet bezwaar maken tegen deze wijze van debatteeren. De heer Oosterman haalt er dingen bij waarover ik niet gesproken heb, terwijl ik op zoo'n debat niet ben voorbereid. Bo vendien zal ik hier candidaat gesteld worden en er zal dan nog wel gelegen heid zijn elkaar nog eens te ontmoeten. De heer Oosterman. Dan zal ik er over zwijgen. Later hoop ik den heer Staalman nog wel eens te ontmoeten. Ik had anders gedacht dat, waar de heer Staalman hier kwam met een politieke geloofsbelijde nis, we alles mochlen bespreken. Hel eerste deel zijner rede toch, geeft voor om geen aanleiding tot debat. De anti-re volutionairen hadden hier moeten zijn, dan deden ze beter werk, dan dat ze zoo'n stuk vuil als Sybrandy hier laten optreden (applaus). Yan middag sprak ik nog met een dier mannen en toen ik zei: nou, die Staalman kan het jullie nog lastig ge noeg maken, was het antwoorddat kan wel, maar op de Deputatenvergadering was hij toch zoo dun, daar had niets in te brengen. Dat gaat toch niet aan, [waar zijn nu die lui, dan kunnen ze eens tegen Staalman optreden. Verder wil ik dan trachten, hetgeen ik te zeggen had in een drietal vragen saam tevatten ;le wat voor coalitiewenscht ge,-en hoe denkt ge die in te richten 2e hoe stelt ge de antithese, en 3t indien er herstemming komn tusschen de heeren de Beaufort en van Asch van Wijck. Wat zal dan uw advies zijn thuisblijven of stemmen op van Asch van Wijck Repliek. De heer Staalman begint mei een woord van dank te brengen vooi de welwillende wijze, waarop het debal gevoerd is. Wanneer ik weer hier kom, hoop ik dat ook dan eenzelfde goede toon zal heerschen. De heer Altena behoort tot die anti revolutionairen zooals er helaas onder de leiders niet gevonden worden. Die komen ook niet met hem debatteeren, maar belasteren hem liever in hun bladen. Ondertusschen spijt het don heer Staal man, dat de anti-revolutionairen geen ander debater hebben, die meer op hoogte der zaken en ook beter onder legd is. Tot den heer Boukamp zegt sprekei steek uw hand in eigen boezem. Dal is toch heel natuurlijk, want Pierson wilde voor pensioen slechts 2 millioen geven. En Pierson's tariefwet wilde wel degelijk geld halen van de kleine luyden, petroleum e. a. zaken werden er in belast De heeren Boukamp en Oosterman hebben gezegd, dat het geld dat de onderwijswet brengt zal worden gebruikt voor de salarissen der gereformeerde predikanten. Ik wil niet als pleitbezorgei van die heeren optreden. Ik behoor tol geen enkel kerkgenootschap, maar dit weet ik wel, dat veel gereformeerde predikanten het niet erg schitteren» hebben en dat verbetering van hiu salarissen hoog noodig is. Over die schoolwet zou nog wel vee te zeggen zijn, maar spreker zal er than: niet op ingaan. De heer Van Altena wil het geestelijk' voorop. Nu dat wil ik ook, en daarom dring ik juist zoo aan op sociale wet geving. De anti-revolutionairen verliezen maar al te vaak uit het oog, dat het geen zaak is van de kerk maar van het volt Nu zegt de heer Oosterman, stipideci uw antithese. Maar ik meen toch, dal ik dat duidelijk genoeg gedaan heb en heb daarvoor een voorbeeld genomen uit de Schrift. Maar de heer OostenM» h' hi ■w

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2