ca
het beginselprogram te wijzigen. Dat
kwam notabene van een commissie waar
van Talma, de man van het arbeiders
kiesrecht voorzitter was.
Alles ging nog rustig, maar toen ik
Lohman aanpakte, barste de bom los.
Dat mocht nu niet, maar de gerefor
meerden hebben Lohman op Seinpost
wel aangerand. Er werd zoo geschreeuwd,
dat ik onder protest van het woord afzag.
En toen ging er op een krachtig applaus.
Dat heeft De Standaard niet ver
meld. Dat is verleugening van de natie
De voorzitter kon de stemming er
haast niet meer in krijgen. Maar toen
kwam Ds. Talma, die thans geliefd is
bij alles wat conservatief is, terwijl hij,
toen hij nog een jong predikant was
zoo vurig voor do arbeiders opkwam.
In ecu vergadering zei hij: hoe komt
hot arbeiders, dat gij zoo ellendig leeft,
hoe komt dat? Dat komt omdat gij
lammelingen zijt. En de vergadering
barstte in jubel los, dat was nog een
man, die zei ons christen-arbeiders, dat
wij lammelingen zijn.
Talma is nu op een voetstuk geplaatst,
hij zit in de Kamer en is geliefd bij de
conservatieven. Talma weet de mannetjes
van Patrimonium bijeen te roepen, zon
der dat zij iets doen.
De lieer Talma wist de stemming er
weer in te brengen. De heer Staalman,
zei hij, zegt dat wij de kiesrechtkwestie
van den baan brengen, maar hoe kan
dat, ze is niet op den baan? En de
Deputaten lachten 0111 deze aardigheid.
Hij vond het niet mooi, dat ik Dr.
Kuyper had gebruikt als een schild,
maar dat is juist onze kracht.
Het gebeurt nu wel eens, dat een
debater komt met aanhalingen uit de
Standaard, die ik u niet aanraad te
lezen, als gc waarheid verkiest, (gelach),
maar dat deert ons niet. De a.r. leiders
komen niet op ons af. Als de heeren
spreken gaat de zaal dicht. Mijnheer
Van Ascli van Wijck komt hier vanavond
niet debattceren. Toen ik vorig keer
hier sprak, en over den afgevaardigde
wat zei, riep men: wie is dat? Dat is
tocli te bar, dat de kiezers hun afge
vaardigde niet kennen (bravo).
Laat mijnheer Van Asch van Wijck
hier eens optreden, beloof hem een ge
zellige vergadering, maar maak het hem
niet te lastig, het is niet ieders werk
in een vergadering te spreken, (gelach
Talma zei, Staalman heeft gesproken
over Dr. Kuyper van 1901, maar hij
moet spreken over den Dr. Kuyper van
1905. Neen dat doen wij niet, met Dr.
Kuyper van 1905 hebben we niet veel op.
Verder zei Talma: als ge de kiesrecht
kwestie aan de orde stelt, gaat dit
ministerie naar huis. En dan is alles goed.
Nou ik wil ook wel dit ministerie
houden, want de liberale ministeries
waren ook niet veel. Een liberaal mag
dit ministerie niet critiseeren. Tegen die
heeren zeg ik, steek uw hand maar in
uw vest, gij hebt ook een verleden,
waaraan een zwart tintje zit. Neen het
gaat niet tegen dit ministerie, maar
tegen liet conservatisme. En wanneer
een baron zegt: ik ben een orthodox
Hervormd man, ik ga Zondags naar de
kerk en doe ook veel in het zakje.
Maar als hij den arbeider geen recht
wil doen, en daar staat naast hem iemand
die ongeloovig is, maar dat wel doet,
dan is dat onze man (applaus).
Dat is de antithese, voor of tegen den
Christus. Toon mij uw staat van^dienst,
wat hebt ge voor het volk gedaan, daar
komt het op aan.
Aan 't slot hield prof. Fabius nog
een perroratic en zei prof. Bavinck: alle
dingen hebben hun tijd, zoo ook de kies
rechtkwestie. En daarmee was de zaak
uit. En de Standaard schreef: het
voorstel den Helder is met algemeene
stemmen verworpen, terwijl het niet eens
in stemming is gebracht.
Dr. Kuyper zei in de Kamer: het
kiesrecht komt niet aan de orde. Hoe
nu, maakt dat de minister-president uit?
Hij sprak toen de rede uit, die hij in
de Deputatenvergadering had willen
houden, hij was toen partijleider en geen
minister.
Dat is tegen het a.r. beginsel in, dat
de meening van het volk wil kennen.
Wij strijden tegen conservatisme zoo
wel bij rechts als bij links en dan zijn
er mannen in de Tweede Kamer noodig,
die de rechten van het volk weten te
verdedigen, daar bij de anti-revolutio
nairen te veel de neiging vale waar te
nemen om af te zakken tot het conser
vatisme, terwijl spreker de oude plunje
vau dr. Kuyper zal blijven dragen zoo
lang hij, spreker, leeft en dus óók de
stellingen van Kuyper ten opzichte van
het kiesrecht. Aan het scharrelen met
de politiek moet een einde komen.
Niet het ministerie heeft voor te schrij
ven wat in de wetgevende periode tot
stand zal komen; niet eenig centraal
bewind heeft voorschriften te geven; aan
het volk zelf om te beslissen wat het
wil. Daarom roept spreker steun in
voor de christen-democratie, zedelijken
steun en steun ook in geld met het
oog op de verkiezingscampagne, zullende
daartoe in de pauze eene collecte wor
den gehouden. Aan het volk daarna
de beslissing aan het volk, dat wars
is van het vroom gehuiche'in de politiek!
Dat christenvolk van Nederland wil
een christendom dat zijn God beleidt
door oprechtheid.
Na de pauze behandeldt de heer
Staalman:
De bouding van de Cbristen-
Demokraten bij de Stem
bus vau Juni.
Het kan u, aldus spreker, niet ver
wonderen, dat wij ons in de a. r. partij
niet meer op ons gemak gevoelden.
Wij, christen-democraten behooren er
niet meer in, wij, die opkomen voor
het democratisch karakter van de anti
revolutionairen. Wij laten ons door
niemand van onze plaats dringen, ook
niet door een leger van huurlingen, dat
de verbleekte coalitievlag verdedigt. Op
Paaschmaandag zijn we dan ook over
gegaan tot partijformatie. Dit hebben
we niet dan uoode gedaan, we
hebben vurig gebeden om een andere
oplossing. Ds. Wisse zeide tot mij
neen, Staalman, ga nu niet weg, over
2 of 3 jaren gaan wc met je mee.
Maar zoolang de coalitie bestaat zal dat
niet gebeuren, nu niet en over 2 of 3
jaren ook niet.
Ten opzichte van onze beginselen
hebben we niemand in het duister ge
laten
Onze beginselverklaring luidt als volgt:
„De christen-demokraten belijden de
opperhoogheid van God almachtig ook
in den Staat en in zijn recht en wenschcn
zich te onderwerpen aan Zijn volstrek t
gezag en aan Zijn alles behoerschenden
heiligen wil.
Richtsnoer voor hunne staatkundige
gedragslijn is alzoo niet alleen het
verstand, de rede, het geweten, maar
ook, en in de allereerste plaats, dat
wat God in Zijn Woord heeft geopen
baard als Zijn wil ook voor 't volks
leven.
Zij eerbiedigen de Overheid als Gods
dienaresse en vragen rechtmatigen invloed
van hot volk, in al zijn rangen en
standen, op de wetgeving des lands.
Zij verwerpen de klasse-heerschappij
zoowel die eener revolutionaire demo
cratie al6 die eener revolutionaire aris
tocratie, en vragen van de Overheid ge
lijke bescherming der rechten en vrij
heden van alle Staatsburgers met
krachtigcn steun voor het zwakke en
hulpbehoevende, zoowel op geestelijk als
op maatschappelijk terrein.
Eenerzijds erkennende dat de huidige
economische grondslagen onzer samen
leving hebben geleid tot zeer ernstige
critiek, achten zij anderzijds het sociaal
ecenoraisch vraagstuk niet tot voldoende
rijpheid gekomen en zich thans niet
bevoegd in beginsel uitspraak te doen
over wijziging van die grondslagen.
In dit verband verklaren zij zich tegen
iedere prediking van den klassestrijd,
en tegen klassebevoorrechting, verlangen
knotting van de macht van een zondig
kapitalisme en, waar mogelijk, wegneming
van de maatschappelijke oorzaken eener
wrecde ongelijkheid, mede door verbe
tering der ontwikkelingsvoorwaarden
voor de economisch minder bedeelden.
Overwegende intusschen hoe de er
varing heeft geleerd dat de algemeen
christelijke belijdenis meer en meer
wordt misbruikt om te dekken een on
christelijke politiek, zoo verlangen de
christen-demokraten van hunne candi-
daten volledige instemming met hun
program van actie en verklaren zij
voorts in beginsel, bij voorkeur die
staatkundige richting en cadidaten te
zullen steunen welke in de practische
politiek het meest aan de eischen van
dat program beantwoorden."
En wie denkt ge nu wel, heeft dat
eerste gedeelte geschreven? Dr. Kuyper
en niemand anders. Wij hebben ze
overgeschreven [uit de le memorie van
antwoord. Met deze belijdenis is het
miuisterio opgetreden, wij nemen die
over. Wij gaan niet mee met dit mini
sterie, daar we voor alles stellen, het
kiesrecht.
Hierna leest de spreker het program
van actie voor, waarna hij vervolgt
Veel staat niet op ons program, maar
in verband met den poiitieken toestand
hebben we er niet meer op geplaatst.
Maar op den voorgrond t taat, het kies
recht. Hoe zou deze Kamer een goede
arbeidswet tot stand kunnen brengen?
Dat kan ze niet. Wij willen niet mee
werken aan dat conservatief gepeuter.
Want dat is het en niet anders. De
pensioenwet is ook peuterwerk, een
christelijke regeering onwaardig. De
coalitievrienden zeggen wel, dat die
leeftijdsgrens van 70 jaar lager zal
worden, maar Kuyper schrijft zelf dat
het niet kan.
In de memorie van toelichting zegt
Kuyper, dat als de leeftijdsgrens verlaagd
wordt, hij dan noodzakelijk de rente
zou moeten verlagen, of de premie
verhoogen of meer dan 6 millioen moet
geven. En aangezien de regeering geen
van drieën wenschelijk acht, zullen de
70 jaar in de wet blijven. Tenzij het volk
zegt: dat willen wij niet. Dat zal moeten
blijken bij de stembus. Als de coalitie
aanblijft zegt de regeering: het gaat
goed zoo. Want dat vatten ze dan na
tuurlijk op als een votum van vertrou
wen. Daarom, laat aan de stembus
uitkomen, dat ge voor de democratie
voelt.
Er is veel plichtsverzaking overal,
maar de overheid moet in de eerste
plaats de plicht betrachten. Het jongere
geslacht gaat een richting uit, die de
ouderen niet gaarne zien. Daar is ook
een schrille ongelijkheid in onze samen
leving.
Ga eens kijken in Amsterdam in een
der jodenbuurten en zie eens hoe de
menschen daar zijn opgehoopt in krotten
en holen. Dat is een schande voor de
meuschheid. En ga dan eens naar de
omstreken van Haarlem, naar Bloemen-
daal. Wat een verschil, niet waar. Ik
weet wel, dat gelijkheid niet kan bestaan
maar het kwaad moet men temperen.
Uitstellen is hier misdadig. Plaats u zelf
eens in den toestand en maak U er
toch niet af, door te zeggen: ik heb het
nog goed. Temperen moeten we de
macht van het zondig kapitalisme, dat
zondig is voor God. Tegen het zondig
conservatisme gaat onze strijd.
De afgeloopen vier jaren zijn een
tijdperk van glorie geweest voor
het conservatisme. Weinig is er maar
tot stand gekomen. Men zegt: er
ligt toch een stapel wetten, is dan het
ministerie niet werkzaam geweest? Maar
dat zoggen we niet, integendeel, de
ministers hebben veel geproduceerd.
Men vraagt zich zelfs af, of dan het
wettenmaken in het geheel geen kunst
meer is. Want toen we in 't begin om
wetten vroegen, zei men: heb toch
geduld, het gaat zoo moeilijk wetten
maken. En nu vliegen de wetten ons
om de ooren als strooibiljetten van de
rotatiepers. Maar daarmee zijn we niet
klaar. Yan het vorig ministerie kregen
we nog wetten, toen we al naar huis
waren. Eenige dagen voor de verkie
zingen kregen we van Pierson een
pensioenwet en in dezelfde envelloppe
had hij voor 't gemak een wetsvoor
stel tot droogmaking van de Zuderzee
gedaan. Dat is een klein kunstje. We
zijn nu al 4 jaar verder en wanneer
wordt de Zuiderzee drooggemaakt?
Zien we nu eens naar de Drankwet.
Dat was een mooie wet, toen Kuyper
ze indiende. Jongen, jongen, zei men,
die Kuyper durft wat aan, hij trotseert
alle drinkebroers. Nu stond er in de
wet, dat op Zondag vóór twee uur de
kroeg moest gesloten blijven. Wat zei
men, voor tweeën geen borrel. En als
de kerk dan uitgaat waar moeten wc
dan blijven. Die bepaling moest er uit.
En dat deden niet de socialisten, maai
de leden der rechterzijde. De drankwet
is een mooie wet, maar de ziel is er
uit gehaald. En door wie? Door de
mannen van links? Neen door die
van rechts. Do belangrijkste punten zijn
er nog ingebleven door de hulp van de
socialisten. Daar hebt ge weer de
antithese; zesmaal had Kuyper een échec
geleden, zoo de socialisten niet christe
lijker hadden gehandeld dan de rechter
zijde. Men kan dat nalezen in de
Handelingen.
Voorgestelde wetten hebbèn we niets
aan, ze moeten tot stand zijn gekomen
en dan vragen we nog, hoe? Want als
ze in de Kamer komen gaat men er
aan knabbelen en knagen. Tien, twintig
gaten worden er in goede bepalingen
geknaagd. Zorg, dat ge weet, waar ook
uw afgevaardigde aan goede wetsbe
palingen heeft geknaagd.
Deze vier jaren zijn voor de Christen-
Democraten jaren van smartelijke teleur
stelling geweest. De coalitie kon niet
kostelijker zijn saamgesteld. Kuyper,
minister-president, Talma en van Vliet
van Patrimonium, Pastoors van den R.
Kath. Volksbond eu de Visser van den
Chr. Nat. Werkmansbond. Maar toch
is de oogst schraal.
Tegen het conservatisme gaat onze
strijd. Talma zei tot de Deputaten:
Rechts, richt tl. Dat zeggen wij niet.
Wij zeggen, richt u niet naar dat rechts,
dat zich in menig opzicht zoo laf en
slap gedragen heeft. Richt u naar het
Woord van God. Daar staat geschreven
Gij zult God liefhebben bovenal, en uw
naaste als u zelf. Met dat woord van
God zullen wij het land ingaan, ook
den vromerigen vijand te gemoet Wij
weten, onze strijd zal moeilijk zijn. Wan
neer de mannen van de Standaard
hun dum-dums en het snelvuurgeschut
van hun manomisme op ons richten is
de strijd zwaar. Maar wij blijven staan
als een muur en ons bevel zal zijn,
niet rechts richt u, maar naar het
woord van God, richt u, sta! (applaus.)
Debat.
De heer Boukamp: In de ver
gadering, waar de heer Smeenge sprak,
bracht de heer Duijs dezen spreker
hulde voor de wijze waarop hij had
gesproken.
Ik wil 't zelfde doen tegenover den
heer Staalman, 't Doet mij plcizier,
thans een „Christelijk" spreker te hoo-
ren, die netjes is.
De heer Staalman geeft ook den li
beralen eenige harde noten te kraken.
Hij heeft gezegd „de liberale partij
moet de hand maar eens in eigen boe
zem steken."
Ik behoor tot de vrijzinnige partij,
maar wil hier toch de liberalen verde
digen.
De heer Staalman zegtBorgesius
wil maar 2 millioen geven voor de ar
beiders en dr. Kuyper zes.
Maar ik vraag u, hoe komt Kuyper
aan zijn 6 millioen Hij haalt ze eerst
uit den zakken der arbeiders.
Dat deed Borgesius niet. Die zou
dat geld uit andere bronnen hebben
weten te krijgen. En bovendien, waar
voor heeft Kuyper zijn 6 millioen
noodig? De arbeiders krijgen ze niet,
want die worden maar zelden 70 jaar.
Waar heeft hij ze dan voor noodig?
Ik weet het niet. Misschien wel om
de traktementen van de predikanten te
verhoogen.
Daarvoor zal ook wel moeten dienen
het geld van de onderwijswet, die zoo
in strijd is met de Grondwet, die zegt,
dat het Openbaar onderwijs een voor
werp van de aanhoudende zorg van de
regeering.
De voorzitter: lk geef het woord
aan den heer Oosterman.
De heer Oosterman: M. de V.
Laat de heer Altena voorgaan. Zijn
partij wordt aangevallen. Als hij voor
gaat, wil ik hem zoo noodig mijn tijd
wel afstaan.
De heer Altena. Ik ben schoor
voetend hier ter vergadering opgekomen.
Eenige jaren geledenheb ik denheerStaal-
man op de vergadering van een kiesver-
eeniging hooren spreken. De heer
Staalman heeft groote gaven van God
ontvangen. Ik zeg niet: „hij is geen
Christen." Maar toen ik hem jaren
geleden hoorde spreken, moesten bijna
alle kamerleden de revue passeeren.
Van geen van allen bleef veel over,
zoodat men wel moest zeggen, dat dan
Staalman de eenige goede was.
De heer Staalman spreekt zich zelf
tegen. Hij heeft zelf gezegddit kabinet
is een coalitie-kabinet. Daardoor kon
Dr. Kuyper geen wetten meer maken,
zooals hij vroeger gewild heeft. Hjj
moest natuurlijk rekening houden met
de programs der andere partijen. Een
feit is het, dat sedert Dr. Kuyper is
opgetreden de partijen nog sterker aan
eengesloten zijn.
En nu is 't toch wel vreemd, dat zoo
als de heer Slaalman zelf gezegd heeft,
geen der antirevolutionairen zijn partij
heeft opgenomen. Staalman is alleen
overgeschoten.
Het deed me goed, dat bij het openen
der vergadering de Heer werd aange
roepen. Doet alles ter eere Gods. Eerst
het geestelijke dan het stoffelijke. De
heer Staalman stelt het stoffelijke op
den voorgrond. Zoekt eerst het Koninkrijk
Gods en al het andere zal u toegeworpen
worden. Staalman schijnt het: Verdeel en
heersch toe te passer. Anti-revolutio
nairen, zegt hij, gaat uit de gelederen.
Het zwart maken van de deputaten
vergadering door den heer Staalman
bedroefde mij. lk ben zelf geen afge
vaardigde op die vergadering geweest,
en kan dus den heer Staalman hierin
niet tegenspreken. Maar wat hij gezegd
heeft was niet ter eere Gods.
Wat wil de heer Staalman dus? Een
socialistisch ministerie?
De heer Staalman heeft wel gezegd,
dat er niets is tot stand gebracht, maar
daar ligt toch zoo'n groote stapel van
wetten.
Laat ons samen bidden, dat die tot
stand mogen komen.
Eerst moeten we opkomen voor Gods
woord. Wat Staalman gezegd heeft is
koren op den molen van de socialisten.
Het deed mij zeer leed.
Laat ieder van alle partijen met zijn
eigen beginsel voor den dag komen.
De heer Oosterman. Vergade
ring, do heer Altena heeft me eigenlijk
een beetje van de wijs gebracht. Maar
met een woord van hem wil ik toch
beginneD. Hij zegt: Ik durf niet zeggen,
dat de heer Staalman geen goed Christen
is. Dan zeg ik tot den heer Altena,
dan zijt gij nog geen goed politiek
Christen, want die zeggen: ieder, die
niet gelooft in de heerlijkheid en heilig
heid van het ministerie-Kuyper is on
geloovig. U kunt dus uit dat oogpunt
den heer Staalman gerust indeelen bij
de paganisten. Hiermee kom ik tevens
op de rede van den Staalman. Hij
heeft toch gezegd: de antithese is er.
Maar Dr. Kuyper verdeelde de menschen
in geloovigen en ongeloovigen, rechts
de christenen en links de paganisten.
Wie niet voor het ministerie was, be
hoorde tot de paganisten. Zoo stelt de
heer Staalman, meen ik, de antithese
niet. Ik heb hem op dat punt eigen
d
lijk niet duidelijk begrepen, en daarom
vraag ik: verklaar u eens wat naderf
Op de Deputatenvergadering moest
uw houding inzake de kiesrechtkwestie
stipuleeren, welnu, stipuleer u hier nog
eens wat nadar de antithese. Wilt ge
do antithese stellen tusschen democraten
en conservatieven? En wilt ge dan
een coalitie vormen tusschen sociaal-
demokraten tellen niet mee, want
spreker iets verkeerds aanhaalde, zei
hij telkens, let wel, dat deden geen
socialisten, daar verwacht hij dus niet
veel goede vin tusschen Vrijzinnig,
democraten liberale democraten, als die
er zijn, en Christen democraten?
De heer Staalman is hier nog
toegejuicht, maar dat is niet om zijn
ideeën, dan wel omdat het ministerie-
Kuyper nog al wat te slikken kreeg.
Voor ons komt althans met den lieer
Staalman zijn geschiedenis mee en daar
uit leeren we, dat aan zijn demokratie
ook een luchtje is. Ik behoef slecht
te herinneren aan de houding van den
heer Staalman bij de onderwijsnovelle,
Hij is de man, die sprak van het giftig
zaad der openbare school, terwijl ook hij
weigerde meerdere waarborgen toe te
staan.
(De heer Staalman schudt van neen,
De heer Oosterman. Dan zal ik
het bewijzen met de woorden van don
heer Staalman zelf. Ik heb hier bij me
de Handelingen
De heer Staalman. Mijnheer de
voorzitter, ik moet bezwaar maken tegen
deze wijze van debatteeren. De heer
Oosterman haalt er dingen bij waarover
ik niet gesproken heb, terwijl ik op
zoo'n debat niet ben voorbereid. Bo
vendien zal ik hier candidaat gesteld
worden en er zal dan nog wel gelegen
heid zijn elkaar nog eens te ontmoeten.
De heer Oosterman. Dan zal ik
er over zwijgen.
Later hoop ik den heer Staalman nog
wel eens te ontmoeten. Ik had anders
gedacht dat, waar de heer Staalman hier
kwam met een politieke geloofsbelijde
nis, we alles mochlen bespreken. Hel
eerste deel zijner rede toch, geeft voor om
geen aanleiding tot debat. De anti-re
volutionairen hadden hier moeten zijn,
dan deden ze beter werk, dan dat ze
zoo'n stuk vuil als Sybrandy hier laten
optreden (applaus).
Yan middag sprak ik nog met een
dier mannen en toen ik zei: nou, die
Staalman kan het jullie nog lastig ge
noeg maken, was het antwoorddat kan
wel, maar op de Deputatenvergadering
was hij toch zoo dun, daar had
niets in te brengen. Dat gaat toch niet
aan, [waar zijn nu die lui, dan kunnen
ze eens tegen Staalman optreden.
Verder wil ik dan trachten, hetgeen
ik te zeggen had in een drietal vragen
saam tevatten ;le wat voor coalitiewenscht
ge,-en hoe denkt ge die in te richten
2e hoe stelt ge de antithese, en 3t
indien er herstemming komn tusschen
de heeren de Beaufort en van Asch
van Wijck. Wat zal dan uw advies zijn
thuisblijven of stemmen op van Asch
van Wijck
Repliek.
De heer Staalman begint mei
een woord van dank te brengen vooi
de welwillende wijze, waarop het debal
gevoerd is. Wanneer ik weer hier kom,
hoop ik dat ook dan eenzelfde goede
toon zal heerschen.
De heer Altena behoort tot die anti
revolutionairen zooals er helaas onder
de leiders niet gevonden worden. Die
komen ook niet met hem debatteeren,
maar belasteren hem liever in hun bladen.
Ondertusschen spijt het don heer Staal
man, dat de anti-revolutionairen geen
ander debater hebben, die meer op
hoogte der zaken en ook beter onder
legd is.
Tot den heer Boukamp zegt sprekei
steek uw hand in eigen boezem. Dal
is toch heel natuurlijk, want Pierson
wilde voor pensioen slechts 2 millioen
geven. En Pierson's tariefwet wilde wel
degelijk geld halen van de kleine luyden,
petroleum e. a. zaken werden er in belast
De heeren Boukamp en Oosterman
hebben gezegd, dat het geld dat de
onderwijswet brengt zal worden gebruikt
voor de salarissen der gereformeerde
predikanten. Ik wil niet als pleitbezorgei
van die heeren optreden. Ik behoor tol
geen enkel kerkgenootschap, maar dit
weet ik wel, dat veel gereformeerde
predikanten het niet erg schitteren»
hebben en dat verbetering van hiu
salarissen hoog noodig is.
Over die schoolwet zou nog wel vee
te zeggen zijn, maar spreker zal er than:
niet op ingaan.
De heer Van Altena wil het geestelijk'
voorop. Nu dat wil ik ook, en daarom
dring ik juist zoo aan op sociale wet
geving. De anti-revolutionairen verliezen
maar al te vaak uit het oog, dat het geen
zaak is van de kerk maar van het volt
Nu zegt de heer Oosterman, stipideci
uw antithese. Maar ik meen toch, dal
ik dat duidelijk genoeg gedaan heb
en heb daarvoor een voorbeeld genomen
uit de Schrift. Maar de heer OostenM»
h'
hi
■w