midden, opdat Gij wanneer deze zaak ter
sprake komt, daarvan die winste kunt doen
welke Gij in het belang van uwen arbeid
noodig acht.
Met vriendsch. groete en hoogachting,
Uw dw.
(w. g.) SYBRANDY.
Almelo, 18 Mei 1905.
Namens bovengenoemde Club
H. P. GOOSSENS,
Voorzitter.
Amersfoort, 18 Mei 19C5.
De correspondent van de Nieuwe
Courant schrijft:
In het ingezonden stuk van den heerSy-
brandy in het avondblad van gisteren komt
een onjuistheid voor, die opnieuw bewijst
dat deze niet „te goeder trouw" is. Hij zegt
o.a. daarin: „was de zaak alleen gebleven
onder de aandacht der Amersfoortsche bur
gers, ik zou dit (nl. het verklaren van een
onjuiste bewering te Amersfoort te hebben
uitgesproken) in de Amersfoortsche bladen
hebben gedaan." De heer Sybrandy heeft
door zijn houding duidelijk bewezen, dat
dit nimmer zijn voornemen is geweest; zijn
taktiek was veeleer de zaak doodt ezwijgen
Wat toch zijn de feiten
De bewuste bewering, van do notarissen,
is uitgesproken in de vergadering te Amers
foort dato 10 December 19C4, alzoo onge
veer een halljaar geleden. Voor het eerst
werd de aandacht van een vermoedelijke
leugen gevosligd door een der aanwezigen
op dienzelfden avond, door de opmerking
„in Berge n-o p-Z oom zijn er altwee.
Hiermede was evenwel de zaak niet uit. In
De Eemlander, liberaal orgaan voor
Amersfoort en Omstreken, verschenen onge
veer een week later ingezonden stukken, die
duidelijk aantoonden, dat de heer Sybrandy
leugens had verkondigd. Bij onderzoek
is mij gebleken, dat den heer Sybrandy de
nummers dier courant van twee zijden zijn
toegezonden.Hieropheefthij gezwegen
tot 18 Mei 1905. Hoe nu de heer Sybrandy
durft schrijven „was alleen de zaak gebleven
onder'de aandacht der Amersfoortscheburgers,
ik zou dit in de Amersfoortsche bladen heb
ben gedaan", is mij een raadsel.
En in hetzelfde nummer van dat blad
van Zaterdag 20 Mei komen twee in
gezonden stukken voor, die we eveneens
hier laten volgen.
Geachte Redactie
Vergun mij voor onderstaand schrijven een
plaatsje in uw blad.
Nu mr. Sybrandy in uw orgaan herroept,
wat hij in zijn eerste rede te Amersfoort
heeft beweerd aangaande de „beruchte"
notariskwestie1 wil ik gaarne, enkele opmer
kingen maken.
In de eerste plaats deze: „Wil mr Sybrandy
ook noemen het blad, waarin hij zegt, de
bewuste bewering gelezen te hebben? Dan
kunnen we ook den schrijver daarvan be
trappen op een onwaarheid.
In de tweede plaats, mr. Sybrandy, ontzeg
ik u het recht om te spreken „van een voor
beeld geven aan andere sprekers."
Ondergeteekende, die als eerst debater tegen
u optrad, heeft u dat voorbeeld gegeven en
gij hebt dat voorbeeld niet gevolgd.
Wat toch is het geval
In mijn debat met den heer Oosterbaan had
ik gezegd, dat deheeren Schaepman en Kolk
man voor de Leerplichtwet hadden gestemd
uit politieke berekening.
Ik werd daarover door den heer Oosterbaan
„onder handen" genomen. Ik heb gezien,
dat mijn uitspraak verkeerd was en ik maak
te met verlof van den voorzitter van de
gelegenheid gebruik om mijn woorden te
herroepen.
Ik heb daarbij onder meer gezegd:
„Dat ik ook bij mijn tegenstanders als een
eerlijk en loyaal debater bekend wensehte te
staan". En ik voegde er aan toe:
in zijn gezicht zou zien, want als
zij het gezien had En daarom
moest hij sterk zijn, altijd sterk, zijn
krui i alleen dragen, en zwijgen.
En toen hij haar voor zich zag, in
het volle zonlicht, zij als een belichaamde
zonnestraal, kwam hij zich zelf voor als
eene donkere wolk, die langs de zon
trekt, in welke het onweder broedt, en
die de ondergang is, de dood van het
licht. Wie was er om het vertrouwend
licht te bewaren voor dien ondergang?
Slechts hij-zelf. Hij-zelf was haar ge
vaar, en moest haar beschermer tegen
hem zeiven zijn. Het besef van den
verschrikkelen eisch, die vooitaan ieder
uur, iedere minuut, bij den aanblik van
deze beminde vrouw aan zijne zelfbe-
heersching werd gesteld, deed hem eene
rilling door de leden gaan. Zou hij de kracht
daartoe bezitten? Steeds behouden?
Het beklemde hem de borst, bijna als
doodsangst.
En dat gevoel van angst verliet hem
niet meer; het werd eene blijvende be
klemming, die steeds sterker werd,
naarmate de dag ten einde spoedde.
De duisternis verschrikte hem; hij was
bang voor den nacht. Toen hij tegen
den avond met zijn vrouw in het slot
was teruggekeerd, liet hij alles wat er
aan lampen te vinden was aansteken,
opdat het licht werd, opdat hij zich den
dag kon voorstellen. Want bij dag,
zoo scheen het hem ten minste, had
„Ik leg nadruk op die woorden eerlijk en
loyaalwant die hebben voor deze vergade
ring beteekenis."
Zie, mr. Sybrandy, zonder mij er op te
verheffen, geloof ik, dat dit voorbeeld door
u had gevolgd moeten worden.
Gij kunt dus niet een voorbeeld geven aan
andere sprekers, waar gij zelf dit voorbeeld
weigerdet te volgen. Gij hebt niet het
recht aldus te schrijven, omdat gij zelf met
uw trotsch „dat is buiten de orde" uw woor
den niet hei'riep.
Want het was in overleg met u, dat devoor-
zitter mij verlof gaf.
Gij hecht uw sanctie aan het geven van
verlof tot herroeping, terwijl gij zelf niet
van de gelegenheid gebruik maakt.
Hoe is dit nu met elkander te rijmen?
Uw „dat mijn voorbeeld navolging moge
vinden, etc." inist dus volstrekt eenige uit
werking.
Dit, Redactie, ter verheldering van de
zaak naar ik hoop.
Dankend voor de plaatsruimte, Redactie,
Uw dr.
G. MOERMAN, JK.
Amersfoort, 19 Mei 1905.
Geachte Redactie,
Mag ondergeteekende op het stuk van mr.
Sybrandy, voorkomende in het avondblad
van 18 Mei, de volgende toelichting geven?
Het debat over de partijdigheid van libe
rale benoemingen heeft plaats gehad tus-
schen mr. Sybrandy en mij in een openbare
vergadering te Amersfoort op 12 December
1904.
Staande de vergadering kou ik de bewering
van mr. Sybrandy, over de notarisbenoeming
niet nagaan. 17 December d.a.v. is door mij
in drie Amersfoortsche bladen een uitvoerig
stuk gepubliceerd waarin ik de zeer onjuis
te voorstelling inzake de notarisquaestie met
officieele gegevens heb aangetoond en mr.
Sybrandy in 't belang van de eerlijkheid en
de publieke zaak heb verzocht, deze onware
bewering terug te nemen.
Mr. S. heeft van mij een exeinpl. van die
bladen gestuurd gekregen en in weerwil
daarvan gezwegen.
Nu, 12 Mei 19C5, komt hij weer te Amers
foort. Ware mr. S. een eerlijk man, dan had
hij voor zijn rede deze onwaarheid herroe
pen. Dit heeft hij niet gedaan, erger nog, hij
stelde deze zaak buiten de orde.
Zijn bewering dus, zoo de zaak onder de
Amersfoortsche burgerij ware gebleven, dat
hij dan in de plaatselijke bladen dit zou
hebben gedaan, is m. i. op zijn zachtst uit
gedrukt een uitvlucht. Mij dunkt van 17
December 1904 tot 12 Mei 1905 is meer dan
tijd genoeg geweest om het te doen.
Trouwens, in de vergadering van 12 Mei
1.1. heeft mr. S. het niet veel beter gemaakt.
Toen beweerde hij o. a. dat W. H. Vliegen
evenals in het ontwerp pensioen verzekering,
is voor bijdrage van de arbeiders. Dit is een
halve leugen! W. H. Vliegen, is voor bijdra
ge van de best betaalde arbeiders.
Over het volksleger sprekende, zegt mr.S.:
Het Ned. leger kost per hoofd der bevol
king f5. Het Zwitsersche f2 meer. Dit is
een groote leugen. Volgens de gegevens in de
brochure „Wat kost een volksleger betaalt
het Ned. volk per hoofd en per jaar f7,80
het Zwitsersche f3,70. Kost in ons land elk
soldaat f828, in Zwitserland f86
Maar wat mr. S. bereiken wilde is duide
lijk, n.l. dat de eenvoudige onder zijn ge
hoor naar huis gaat met de meening, dat
de beweging voor een volksleger en voor
bezuiniging op militaire uitgaven, die thans
van links uitgaat, kool is.
Uit dezo twee staaltjes blijkt m. i. vol
doende van welk soort mr. S. argumentatie
is; en als hij noodgedwongen, na 5 maanden
een onwaarheid herroept en zichzelf nota
Ook deze cijfers komen ons zeer be
twistbaar vooi\ Red. N. C.
de demon geen macht over hem. Doch
hij vergat, dat bij het licht, dat nu,
door alle spiegels weerkaatst, de ver
trekken vervulde, ook de gestalte zijner
vrouw des te helderder moest uitkomen,
en juist voor haar vreesde hij het
meest. Dien dag, toen zij met hem
door het park rondoolde, was zij hem
toegeschenen als een klein meisje, als een
kind, tegenover hetwelk de zinnen
zwijgen, nu werd zij weder eene
vrouw. Elke harer bewegingen groeide
in zijne phantasie aan tot een bedwel
mende omarming, het ruischen van haai
kleed tot eene zinnen bekorende lok
stem.
„Ik zal mijn negligé aandoen," had
Anna gezegd, toen ze in het slot terug
kwamen, en het lag hem op de lippen
om te zeggen: „Doe het niet!"
Maar hij zei het niet. Wat had zij
daarvan moeten denken? Hoe had zij
zijne bedoeling kunnen begrijpen? Moest
hij haar dan zeggen, dat hij krankzinnig
was? Hij zelf?
Hij glimlachte
„Ja zeker, heel goed. Wij zullen
maar vroeg naar bed gaan; je zult je
wel moe geloopen hebben."
Toen hij bij haar terugkwam, stond
zij bij eene schilderij, eene lamp om
hoog houdende om des te beter te
kunnen zien. De wijde mouw van haar
japon was omlaag gezakt, zoodat haar
arm tot aan den elleboog zichtbaar was.
bene presenteert als een voorbeeld van
eerlijkheid, dan getuigt dat van verre
gaande onb oschaarad heid. Want in
derdaad is mr. S. tot dezo openlijke her
roeping geprest. Door een deel van zijn
partijgenooten is gisterenavond in de vei'
gadering van de antirev. kiesvereeniging
getracht een motie van afkeuring te doen
aannemen tegen mr. Sybrandy, De meer
derheid heeft er niet aan gewild. De zaak
zal worden onderzocht. Sedert lang is over
tuigend aangetoond, dat mr. S. zich bedient
van onwaarheden bij het verdedigen van
het Christelijk ministei'ie. Maar daar waar
zelfs de minister-president dezen man in de
Tweede. Kamer in bescherming neemt, daar
waar zoo wat alle bladen van die zijde mr.
S. hooghouden, daar waar de Amersfoortsche
antirev. kiesvereeniging nu weer tracht de
zaak te doen doodbloeden, door ze commis
soriaal te maken, daar wordt m.i. de antirev.
partij verantwoordelijk voor de corruptie
die mr. S. in de openbare zaak heeft ge
bracht.
Met dank voor de plaatsing,
P. STIJNMAN.
Amersfoort, 19 Mei.
Mr. Sybraiidy's verdediging;.
(Ingezonden in de N. R. Ct.)
M. de Red.
Toen ik den 18den Mei aan de Redactie
der „Nieuwe Courant" en daarmede aan het
publiek de verklaring had afgelegd, dat de
medodeelingen over de liberale benoemingen
van Notarissen in Brabant, door rnij te
Amersfoort gedaan, onjuist waren, heeft
deze Redactie aau deze bekentenis „alle
zedelijke waarde ontzegd op groïK1 dat ze
niet onmiddellijk gevolgd is op het ord
van den heer Duijs, mede op grond, dat ik
ook mijn tegenstandei's aanspoor mijn voor
beeld te volgen."
Ware de Redactie zelve op de vergadering
aanwezig geweest, ik geloof, ze zou er an
ders over oordeelen.
Hoe toch droeg zich deze zaak toe?
Toen ik dezen winter voor de tweede
maal te Amersfoort optrad, vermóedde ik
zeer goed, dat de zaak opnieuw ter sprake
zou komen. Met den voorzitter der club, den
heer Goossens, had ik daarom afgesproken,
dat ik de gewraakte mededeeling als een
mij later gebleken onjuistheid zou herroe
pen.
Tijdens de vergadering onder de behan
deling mijner onderwerpen had de heer
Duijs mij voortdurend door zijn opvliegend
heid en interrupties, geërgerd. Voor die
interrupties bestond niet de minste aanlei
ding. Id tegendeel, ik was geheel zakelijk en
kalm, zelfs vrijzinnige Amersfoortsche bladen
noemden mijn optreden fatsoenlijk.
Persoonlijk werd mij hulde gebraehtvoor
de behandeling der „antithese", toen ik een
mijner partijgenooten uit Amersfoort kort
daarna sprak.
Waarom trad de heer Duijs zonder oor
zaak zoo onbillijk op?
Zijn eigen partijgenoot, die te Amersfoort
in de Socialistische beweging vooraanstaat,
verklaarde aan den voorzitter der club, dat
de heer Duijs niet opbouwde, maar afbrak
zijn Beginselen op die wijze.
Toen een paar dagen te voren mr. Smeen-
ge te Amersfoort optrad, waar de heer Duijs
eveneens debatteerde, besprak de inleider
het feit, dat ik in „Boaz" het oorspronkelijk
ontwerp op de Landbouwraden had afge
keurd in het rapport dier vereeniging en
dat daar vele vreemde woorden in stonden.
Waarom toen de hatelijke interruptie van
den heer Duijs: „dan zal 't wel gelogen
zijn".
Terecht antwoordde mr. Smeenge: dat
geloof ik niet, enz."
In debat komende tegen mij, was de heer
Duijs zeer persoonlijk. De vrijzinnige Eem
lander sterkt mij in deze bewering.
Alles vergetende, wilde hij zich op haar
werpen, daar keerde zij zich glim
lachend naar hem om: een onschuldig,
argeloos lachje klonk hem tegemoet.
Op dat oogenblik was alles weer voorbij;
kalm trad hij op haar toe en nam de
lamp van haar over. Ditmaal, nadat ze
samen gesoupeerd hadden, wachtte hij
niet tot de klok op den schoorsteen elf
sloeg.
„Je bent vermoeid, nietwaar?" vroeg hij.
Zij knikte hem met slaperige oogen
toe. Zij lag behaaglijk in een armstoel,
de beenen lang uitgestrekt en dc voeten
over elkaar gelegd.
„De lentelucht maakt vermoeid," zeide
zij langzaam, „en het is zoo heerlijk in
te slapen, terwijl men de nachtegalen
hoort zingen hoor eens, hoe prachtig,
hoe verrukkelijk!"
Hij was opgestaan en liep naar het
geopende raam. Zij had gelijk. Als
de stem dei- lente drong de zoete toon
der nachtegalen uit het park tot hen
door. Liefde was het, die dat gezang
opwekte, en het was alsof alle schepse
len der aarde hem toeriepen: „Bemint
elkaar, nu is het de tijd der liefde."
En daar stond hij, en h ij mocht niet
liefhebben. De kwelling, die hij onder
ging, was zoo groot, dat hij langen tijd
onbeweeglijk aan het venster moest
blijven staan. Toen trad hij op haar toe.
„Goeden nacht," zeide hij.
Hij stond over haar heen gebogen;
Toen nu aan 't slot van zyn debat
de zware beschuldiging van leugen kwam,
voelde ik mij tegenover zulk een wijze van
debatteeren, tegenover den heer Duijs, niet
geroepen men onjuistheid te erkennen. Ik
laat ze mij niet op die wijze afdwingen.
Ik heb de onjuistheid daarna in de bladen
erkénd, een plan, dat reeds terstond bij mij
besloten was.
Waar de heer Duijs op de eerste vergade
ring niet aanwezig was, waar ik nooit te
voren met hem in debat kwam, waar de be-
noerningsquaestie door mij op de tweede ver
gadering zelfs niet is aangeroerd, was de
heer Duijs stellig „buiten de orde.u
Mijn houding tegenover den vr.-dera., den
heer Moerman, die ontegenzeggelijk beza-
dig-ddebatteerde, ware in deze quaestie gansch
anders geweest.
Men lette ook eens op het ingezonden stuk
van den heer Moerman o. a. te vinden in de
„Stichtsche Courant van Dinsdag 1.1.
Nu is ook de heer Duys in de Pers aan
het woord.
Hij vindt het „min en infaam", dat ik de
vreugde over het bezit van een christelijk
ministerie ter bestrijding o.a. van de veld
winnende ideeën van het Neo-Maltliusia-
nisme gebruik, om den „boeren" wijs te
maken, dat de vrijzinnigen uit kracht hunner
Beginselen dit stelsel prediken.
Wie mij heeft gehoord, weet, dat ik dit
niet deed. En indien ook, de heer Duijs leze
eens mr. Treub's „Sociale Vragen" p. 2024
en mr. v. Houten's „Vrijheid of Staatvoog-
dij?" p. 375.
Hij beschuldigt mij het woord „paganist"
te hebben geëxploiteerd.
Alweer onwaar. Ik was zeer matig bij de
bespreking der Antithese en beriep mij op
tal vau liberale schrijvers.
„Malthus leefde vóór 100 jaar, zoodat dus
het Neo- Malthusianisme geen invloed kan
hebben gehad op de verzwakking en val
van het Romeinsehe rijk", zegt de heer Duijs.
Alsof dit stelsel eerst bekend is met Malthus!
Slechts in zooverre het betrekking heeft op
de Bevolkingsleer, is het naar hem genoemd.
Zelfs was hij geen voorstander ervan. Lang,
vóórdat Malthus leefde, werden dezelfde
practijken bedreven, die men nn, eigenlijk
oniuist, naar hem het Neo-Malthusianisme
noemt. Dit was ook reeds in Rome zoo en
werkte mede op de demoraliseering van 't
Romeinsehe volk. Dit doet het in Frankrijk
en kan het ook ten onzent doen.
In mijn bewering lag niet6, dat op een on-
waarheid geleek.
Voorts nog een kort woord, M. de R„over
de z.g. motie-Amersfoort.
In de Stichtsche Courant van 19 Mei 1.1.
verklaart de heer H. P. Goossens, voorzitter
der Prop.-commissie van de Kiesver. te A.,
dat hot bericht in „Land en Volk", als zou
de Kiesver. zijn bijeengeroepen ter behan
deling eener motie van afkeuring tegen mij,
een „fatale leugen" is. Ze was saamgeroopen
ter verdeel ing van den verkiezingsarbeid reeds
vóórdat de vergadering te A. plaats vond.
Ten slotte de heer Valk in uw blad. Ik zoo
gezegd hebben, „dat de openbare onderwij
zers het gif den kinderen met druppelen
toedienen", „dat ze in de school propaganda
maken voor 't Socialisme".
Waar heb ik dat gezegd, mijnheer Valk
Nooit is zoo iets door mij beweerd. Zulke
dingen te zeggen keur ik streng af. Vondt u
ze in „Twenlsch Volksblad", dan verklaar ik
hier, dat deze woorden niet de mijne zijn en
nooit onder mijn oogen zijn geweest.
Men speelt tegen mij een afmakingscam-
pagne. Eerst door de Sociaal-democraten na
de Spoorwegstaking, daarna door de vrijzin
nigen na de nederlaag in de Statenverkiezing
te Almelo. Nn weer voor de a.s. Kamerver
kiezingen. Men ga zijn gang- Wil men uit
een meegedeelde onjuistheid, op geheel mijn
optreden den smet van „leugen" werpen, om
daaruit voor 't een of andere district politieke
minzaam zag zij naar hem op. Eensklaps
bukte hij zich en rukte haar een schoen
van den voet.
Zij schrikte bijna.
„Maar Eberhard!"
Zij wilde naar haar 6choen grijpen,
doch hij hield dien vast.
„Een aandenken" riep hij, „een aan
denken!"
Hij lachte luid, bijna ruw, en toen,
terwijl hij den schoen, die nog warm was
van haren voet, aan de lippen drukte,
snelde hij naar de deur en was ver
dwenen. Het hoofd schuddende, zat
Anna hem na te staren; eenige oogen-
blikken later stond zij op en begaf zich
naar hare slaapkamer.
Er volgde een reeks van dagen, alle
even schoon en heerlijk: een blauwe
hemel vol zonneschijn; het loof der
hoornen steeds aanzwellend tot een
prachtig groen, ruischend dak; het park
vol geuren, vervuld van het gezang dei-
vogels, en daar, in die heerlijke om
geving rondwandelende, de bekoorlijke,
bloeiende vrouw en de bleeke man met
zijn holle oogen.
Immer grooter werd de afstand tus-
schen hen, wanneer ze samen wandel
den; steeds was zij hem meer vooruit,
steeds bleef hij meer vermoeid achter,
en het kwam ook nu en dan voor, dat
hij zich op een bank zette en haar
alleen hare ontdekkingstochtjes liet
doen.
munt te slaan, laat de vrijzinnige pers 2c.
voortgaan. Het laat mij als eerlijk man kou.i
Wat ik als onjuist mededeelde heb ik he:
roepen en zal dit steeds doen. Overigens zu!
len de lichtgeloovigeu wél doen maar een
te gaan luisteren naar mijn woorden, wanne*
zij daartoe in de gelegenheid zijn.
Mij zal het zeer aangenaam zijn te kunne;
voortgaan voor steeds voller zalen de kracl
der christelijke Beginselen te verkondigen.
U dankend M. de R. voor de welwillené
heid dit mijn laatste woord in deze zaak oj
nemen, ben ik.
Hoogachtend,
Uw dw,,
SYBRANDY.
De Neutrale (oude) Amersf. Ct
heeft uit dc anti-revolutionairen Stich:
schc Courant alle stukken overgenomet
die daarin tot verdediging van den het
Sybrandy zijn opgenomen.
Wij willen hopen, dat de ons onbt
kende redenen, die de O. A. C. hebbe
genoopt, af te wijken van haar gedrag
lijn om geen ingezonden stukkeu ui
andere bladen over te nemen, onzi
pers-collega er toe zullen brengen ooi
het woord te geven aan vrijzinnige oi
ganen, die zich over deze kwestie hel
ben uitgelaten.
UIT DE PERS.
In de Christen-Democraat va
Woensdag 17 Mei j.l. schrijft mr. T. D
"Vries het volgende:
Eenige ophelderingen.
Daar het telkens blijkt, dat er no
altijd onzekerheid bestaat bij velen on
trent de houding van mr. T. De Vrie,-
zooals nog onlangs bleek uit het ingt
zonden stuk vau den heer Godeke, kaï
het niet overbodig zijn een kort woor
van opheldering te geven.
Mr. De Vries heeft zich uit de pol
tick teruggetrokken, zooals de hee
Staalman terecht zei, omdat de tegec
stand hem te bitter was, en hij had c
bij kunnen voegen, omdat mr. De Vnc
nog andere dingen te doen heeft di
politiek.
Wie zich veel met politiek inlaa;
betreedt een zeer gevaarlijk terreic
waar meestal het best slagen wie erd
minste bekwaamheden voor hebben e
zich het gemakkelijkst laten kneden.
Het woord van Prof. Fabius bliji
waar, dat velen die een zetel dune
begeeren in de Tweede Kamer bete
deden eerst eens eenige jaren een zete
te begeeren in de studeerkamer.
De scheuring, door de heeren Ys
Oversteeg en consorten gebracht in d
A.-R. Partij door hun onrechtvaardig
en dies zondige actie togen Staalma;
alleen omdat hij als Kamerlid de vr.
heid zijner overtuiging handhaafde ooi
tegenover dr. Kuyper, acht ik betret
renswaardig met alles wat in diezelfd
richting is gedaan.
Daar is een corruptie, een zedelij!
bederf in de anti-revolutionaire part
ook op ander dan politiek gebied, wat
vele personen en feiten in betrokkei
zijn.
Wanneer het vgwistelingc?iU'StelseU
het nepotisme komt in de plaats vand
bevordering naar rechtmatige verdiend
dan duurt het gewoonlijk niet lang c
er zijn genoeg individuen te vinden, di
elk middel aangrijpen om in de gun
te komen en dan komt de ernst oi
door arbeid iets te leveren, genoeg i
discrediet.
Het optreden in de politiek van i3
„jongens" van de Rijksverzekeringsbaril
was in dat opzicht karakteristiek en voni
in andere kringen onder verfijnde vormt!
tal van paralcllcn. Hetgeen men Dit
De slapelooze nachten grepen her
te zeer aan. Zijne zenuwen waren de
morgens geheel als verweekt; in dc
loop van den dag werden ze lane
zamerhand weer strakker, tot ze de
avonds geheel gespannen waren, als c
snaren van een strijkinstrument, zó
sterk gespannen, dat ze dreigden
springen. lederen avond volgde h
opwellen van die woedende begeerte e
het onderdrukken daarvan, zoodat zij
binnenste een slagveld geleek; iedere
avond die terugkeer van een verschijn
sel, dat hij zich niet vermocht te ve?
klaren en dat toch bestond; een ve
schijnsel, dat hij gevoelde en hem
afschuw vervulde.
lederen avond, als hij in zijn kamt
was gekomen, had hij een gevoel, ak
er iets achter hem stond, iets waarva
hij zelf niet zou kunnen zeggen vrt
het was; iets vreeselijks, dat onafgebr:
ken naar hem keek, met groene oogci
inet een blik vol verwachting. Zoo dm
delijk voelde hij de aanwezigheid v
dat verschrikkelijke, onzichtbare iet:
dat het hem meermalen voorkwam, a-
hoorde hij een zachte, hijgende aden
haling, zoodat hij de lamp opnam f;
alle hoeken van zijn kamer doorzoek
totdat hij zich zei ven bekende dat f
niemand was niets, en dat het allt
slechts in zijne verbeelding bestol
De waanzin de waanzin
Wordt vervolgd