midden, opdat Gij wanneer deze zaak ter sprake komt, daarvan die winste kunt doen welke Gij in het belang van uwen arbeid noodig acht. Met vriendsch. groete en hoogachting, Uw dw. (w. g.) SYBRANDY. Almelo, 18 Mei 1905. Namens bovengenoemde Club H. P. GOOSSENS, Voorzitter. Amersfoort, 18 Mei 19C5. De correspondent van de Nieuwe Courant schrijft: In het ingezonden stuk van den heerSy- brandy in het avondblad van gisteren komt een onjuistheid voor, die opnieuw bewijst dat deze niet „te goeder trouw" is. Hij zegt o.a. daarin: „was de zaak alleen gebleven onder de aandacht der Amersfoortsche bur gers, ik zou dit (nl. het verklaren van een onjuiste bewering te Amersfoort te hebben uitgesproken) in de Amersfoortsche bladen hebben gedaan." De heer Sybrandy heeft door zijn houding duidelijk bewezen, dat dit nimmer zijn voornemen is geweest; zijn taktiek was veeleer de zaak doodt ezwijgen Wat toch zijn de feiten De bewuste bewering, van do notarissen, is uitgesproken in de vergadering te Amers foort dato 10 December 19C4, alzoo onge veer een halljaar geleden. Voor het eerst werd de aandacht van een vermoedelijke leugen gevosligd door een der aanwezigen op dienzelfden avond, door de opmerking „in Berge n-o p-Z oom zijn er altwee. Hiermede was evenwel de zaak niet uit. In De Eemlander, liberaal orgaan voor Amersfoort en Omstreken, verschenen onge veer een week later ingezonden stukken, die duidelijk aantoonden, dat de heer Sybrandy leugens had verkondigd. Bij onderzoek is mij gebleken, dat den heer Sybrandy de nummers dier courant van twee zijden zijn toegezonden.Hieropheefthij gezwegen tot 18 Mei 1905. Hoe nu de heer Sybrandy durft schrijven „was alleen de zaak gebleven onder'de aandacht der Amersfoortscheburgers, ik zou dit in de Amersfoortsche bladen heb ben gedaan", is mij een raadsel. En in hetzelfde nummer van dat blad van Zaterdag 20 Mei komen twee in gezonden stukken voor, die we eveneens hier laten volgen. Geachte Redactie Vergun mij voor onderstaand schrijven een plaatsje in uw blad. Nu mr. Sybrandy in uw orgaan herroept, wat hij in zijn eerste rede te Amersfoort heeft beweerd aangaande de „beruchte" notariskwestie1 wil ik gaarne, enkele opmer kingen maken. In de eerste plaats deze: „Wil mr Sybrandy ook noemen het blad, waarin hij zegt, de bewuste bewering gelezen te hebben? Dan kunnen we ook den schrijver daarvan be trappen op een onwaarheid. In de tweede plaats, mr. Sybrandy, ontzeg ik u het recht om te spreken „van een voor beeld geven aan andere sprekers." Ondergeteekende, die als eerst debater tegen u optrad, heeft u dat voorbeeld gegeven en gij hebt dat voorbeeld niet gevolgd. Wat toch is het geval In mijn debat met den heer Oosterbaan had ik gezegd, dat deheeren Schaepman en Kolk man voor de Leerplichtwet hadden gestemd uit politieke berekening. Ik werd daarover door den heer Oosterbaan „onder handen" genomen. Ik heb gezien, dat mijn uitspraak verkeerd was en ik maak te met verlof van den voorzitter van de gelegenheid gebruik om mijn woorden te herroepen. Ik heb daarbij onder meer gezegd: „Dat ik ook bij mijn tegenstanders als een eerlijk en loyaal debater bekend wensehte te staan". En ik voegde er aan toe: in zijn gezicht zou zien, want als zij het gezien had En daarom moest hij sterk zijn, altijd sterk, zijn krui i alleen dragen, en zwijgen. En toen hij haar voor zich zag, in het volle zonlicht, zij als een belichaamde zonnestraal, kwam hij zich zelf voor als eene donkere wolk, die langs de zon trekt, in welke het onweder broedt, en die de ondergang is, de dood van het licht. Wie was er om het vertrouwend licht te bewaren voor dien ondergang? Slechts hij-zelf. Hij-zelf was haar ge vaar, en moest haar beschermer tegen hem zeiven zijn. Het besef van den verschrikkelen eisch, die vooitaan ieder uur, iedere minuut, bij den aanblik van deze beminde vrouw aan zijne zelfbe- heersching werd gesteld, deed hem eene rilling door de leden gaan. Zou hij de kracht daartoe bezitten? Steeds behouden? Het beklemde hem de borst, bijna als doodsangst. En dat gevoel van angst verliet hem niet meer; het werd eene blijvende be klemming, die steeds sterker werd, naarmate de dag ten einde spoedde. De duisternis verschrikte hem; hij was bang voor den nacht. Toen hij tegen den avond met zijn vrouw in het slot was teruggekeerd, liet hij alles wat er aan lampen te vinden was aansteken, opdat het licht werd, opdat hij zich den dag kon voorstellen. Want bij dag, zoo scheen het hem ten minste, had „Ik leg nadruk op die woorden eerlijk en loyaalwant die hebben voor deze vergade ring beteekenis." Zie, mr. Sybrandy, zonder mij er op te verheffen, geloof ik, dat dit voorbeeld door u had gevolgd moeten worden. Gij kunt dus niet een voorbeeld geven aan andere sprekers, waar gij zelf dit voorbeeld weigerdet te volgen. Gij hebt niet het recht aldus te schrijven, omdat gij zelf met uw trotsch „dat is buiten de orde" uw woor den niet hei'riep. Want het was in overleg met u, dat devoor- zitter mij verlof gaf. Gij hecht uw sanctie aan het geven van verlof tot herroeping, terwijl gij zelf niet van de gelegenheid gebruik maakt. Hoe is dit nu met elkander te rijmen? Uw „dat mijn voorbeeld navolging moge vinden, etc." inist dus volstrekt eenige uit werking. Dit, Redactie, ter verheldering van de zaak naar ik hoop. Dankend voor de plaatsruimte, Redactie, Uw dr. G. MOERMAN, JK. Amersfoort, 19 Mei 1905. Geachte Redactie, Mag ondergeteekende op het stuk van mr. Sybrandy, voorkomende in het avondblad van 18 Mei, de volgende toelichting geven? Het debat over de partijdigheid van libe rale benoemingen heeft plaats gehad tus- schen mr. Sybrandy en mij in een openbare vergadering te Amersfoort op 12 December 1904. Staande de vergadering kou ik de bewering van mr. Sybrandy, over de notarisbenoeming niet nagaan. 17 December d.a.v. is door mij in drie Amersfoortsche bladen een uitvoerig stuk gepubliceerd waarin ik de zeer onjuis te voorstelling inzake de notarisquaestie met officieele gegevens heb aangetoond en mr. Sybrandy in 't belang van de eerlijkheid en de publieke zaak heb verzocht, deze onware bewering terug te nemen. Mr. S. heeft van mij een exeinpl. van die bladen gestuurd gekregen en in weerwil daarvan gezwegen. Nu, 12 Mei 19C5, komt hij weer te Amers foort. Ware mr. S. een eerlijk man, dan had hij voor zijn rede deze onwaarheid herroe pen. Dit heeft hij niet gedaan, erger nog, hij stelde deze zaak buiten de orde. Zijn bewering dus, zoo de zaak onder de Amersfoortsche burgerij ware gebleven, dat hij dan in de plaatselijke bladen dit zou hebben gedaan, is m. i. op zijn zachtst uit gedrukt een uitvlucht. Mij dunkt van 17 December 1904 tot 12 Mei 1905 is meer dan tijd genoeg geweest om het te doen. Trouwens, in de vergadering van 12 Mei 1.1. heeft mr. S. het niet veel beter gemaakt. Toen beweerde hij o. a. dat W. H. Vliegen evenals in het ontwerp pensioen verzekering, is voor bijdrage van de arbeiders. Dit is een halve leugen! W. H. Vliegen, is voor bijdra ge van de best betaalde arbeiders. Over het volksleger sprekende, zegt mr.S.: Het Ned. leger kost per hoofd der bevol king f5. Het Zwitsersche f2 meer. Dit is een groote leugen. Volgens de gegevens in de brochure „Wat kost een volksleger betaalt het Ned. volk per hoofd en per jaar f7,80 het Zwitsersche f3,70. Kost in ons land elk soldaat f828, in Zwitserland f86 Maar wat mr. S. bereiken wilde is duide lijk, n.l. dat de eenvoudige onder zijn ge hoor naar huis gaat met de meening, dat de beweging voor een volksleger en voor bezuiniging op militaire uitgaven, die thans van links uitgaat, kool is. Uit dezo twee staaltjes blijkt m. i. vol doende van welk soort mr. S. argumentatie is; en als hij noodgedwongen, na 5 maanden een onwaarheid herroept en zichzelf nota Ook deze cijfers komen ons zeer be twistbaar vooi\ Red. N. C. de demon geen macht over hem. Doch hij vergat, dat bij het licht, dat nu, door alle spiegels weerkaatst, de ver trekken vervulde, ook de gestalte zijner vrouw des te helderder moest uitkomen, en juist voor haar vreesde hij het meest. Dien dag, toen zij met hem door het park rondoolde, was zij hem toegeschenen als een klein meisje, als een kind, tegenover hetwelk de zinnen zwijgen, nu werd zij weder eene vrouw. Elke harer bewegingen groeide in zijne phantasie aan tot een bedwel mende omarming, het ruischen van haai kleed tot eene zinnen bekorende lok stem. „Ik zal mijn negligé aandoen," had Anna gezegd, toen ze in het slot terug kwamen, en het lag hem op de lippen om te zeggen: „Doe het niet!" Maar hij zei het niet. Wat had zij daarvan moeten denken? Hoe had zij zijne bedoeling kunnen begrijpen? Moest hij haar dan zeggen, dat hij krankzinnig was? Hij zelf? Hij glimlachte „Ja zeker, heel goed. Wij zullen maar vroeg naar bed gaan; je zult je wel moe geloopen hebben." Toen hij bij haar terugkwam, stond zij bij eene schilderij, eene lamp om hoog houdende om des te beter te kunnen zien. De wijde mouw van haar japon was omlaag gezakt, zoodat haar arm tot aan den elleboog zichtbaar was. bene presenteert als een voorbeeld van eerlijkheid, dan getuigt dat van verre gaande onb oschaarad heid. Want in derdaad is mr. S. tot dezo openlijke her roeping geprest. Door een deel van zijn partijgenooten is gisterenavond in de vei' gadering van de antirev. kiesvereeniging getracht een motie van afkeuring te doen aannemen tegen mr. Sybrandy, De meer derheid heeft er niet aan gewild. De zaak zal worden onderzocht. Sedert lang is over tuigend aangetoond, dat mr. S. zich bedient van onwaarheden bij het verdedigen van het Christelijk ministei'ie. Maar daar waar zelfs de minister-president dezen man in de Tweede. Kamer in bescherming neemt, daar waar zoo wat alle bladen van die zijde mr. S. hooghouden, daar waar de Amersfoortsche antirev. kiesvereeniging nu weer tracht de zaak te doen doodbloeden, door ze commis soriaal te maken, daar wordt m.i. de antirev. partij verantwoordelijk voor de corruptie die mr. S. in de openbare zaak heeft ge bracht. Met dank voor de plaatsing, P. STIJNMAN. Amersfoort, 19 Mei. Mr. Sybraiidy's verdediging;. (Ingezonden in de N. R. Ct.) M. de Red. Toen ik den 18den Mei aan de Redactie der „Nieuwe Courant" en daarmede aan het publiek de verklaring had afgelegd, dat de medodeelingen over de liberale benoemingen van Notarissen in Brabant, door rnij te Amersfoort gedaan, onjuist waren, heeft deze Redactie aau deze bekentenis „alle zedelijke waarde ontzegd op groïK1 dat ze niet onmiddellijk gevolgd is op het ord van den heer Duijs, mede op grond, dat ik ook mijn tegenstandei's aanspoor mijn voor beeld te volgen." Ware de Redactie zelve op de vergadering aanwezig geweest, ik geloof, ze zou er an ders over oordeelen. Hoe toch droeg zich deze zaak toe? Toen ik dezen winter voor de tweede maal te Amersfoort optrad, vermóedde ik zeer goed, dat de zaak opnieuw ter sprake zou komen. Met den voorzitter der club, den heer Goossens, had ik daarom afgesproken, dat ik de gewraakte mededeeling als een mij later gebleken onjuistheid zou herroe pen. Tijdens de vergadering onder de behan deling mijner onderwerpen had de heer Duijs mij voortdurend door zijn opvliegend heid en interrupties, geërgerd. Voor die interrupties bestond niet de minste aanlei ding. Id tegendeel, ik was geheel zakelijk en kalm, zelfs vrijzinnige Amersfoortsche bladen noemden mijn optreden fatsoenlijk. Persoonlijk werd mij hulde gebraehtvoor de behandeling der „antithese", toen ik een mijner partijgenooten uit Amersfoort kort daarna sprak. Waarom trad de heer Duijs zonder oor zaak zoo onbillijk op? Zijn eigen partijgenoot, die te Amersfoort in de Socialistische beweging vooraanstaat, verklaarde aan den voorzitter der club, dat de heer Duijs niet opbouwde, maar afbrak zijn Beginselen op die wijze. Toen een paar dagen te voren mr. Smeen- ge te Amersfoort optrad, waar de heer Duijs eveneens debatteerde, besprak de inleider het feit, dat ik in „Boaz" het oorspronkelijk ontwerp op de Landbouwraden had afge keurd in het rapport dier vereeniging en dat daar vele vreemde woorden in stonden. Waarom toen de hatelijke interruptie van den heer Duijs: „dan zal 't wel gelogen zijn". Terecht antwoordde mr. Smeenge: dat geloof ik niet, enz." In debat komende tegen mij, was de heer Duijs zeer persoonlijk. De vrijzinnige Eem lander sterkt mij in deze bewering. Alles vergetende, wilde hij zich op haar werpen, daar keerde zij zich glim lachend naar hem om: een onschuldig, argeloos lachje klonk hem tegemoet. Op dat oogenblik was alles weer voorbij; kalm trad hij op haar toe en nam de lamp van haar over. Ditmaal, nadat ze samen gesoupeerd hadden, wachtte hij niet tot de klok op den schoorsteen elf sloeg. „Je bent vermoeid, nietwaar?" vroeg hij. Zij knikte hem met slaperige oogen toe. Zij lag behaaglijk in een armstoel, de beenen lang uitgestrekt en dc voeten over elkaar gelegd. „De lentelucht maakt vermoeid," zeide zij langzaam, „en het is zoo heerlijk in te slapen, terwijl men de nachtegalen hoort zingen hoor eens, hoe prachtig, hoe verrukkelijk!" Hij was opgestaan en liep naar het geopende raam. Zij had gelijk. Als de stem dei- lente drong de zoete toon der nachtegalen uit het park tot hen door. Liefde was het, die dat gezang opwekte, en het was alsof alle schepse len der aarde hem toeriepen: „Bemint elkaar, nu is het de tijd der liefde." En daar stond hij, en h ij mocht niet liefhebben. De kwelling, die hij onder ging, was zoo groot, dat hij langen tijd onbeweeglijk aan het venster moest blijven staan. Toen trad hij op haar toe. „Goeden nacht," zeide hij. Hij stond over haar heen gebogen; Toen nu aan 't slot van zyn debat de zware beschuldiging van leugen kwam, voelde ik mij tegenover zulk een wijze van debatteeren, tegenover den heer Duijs, niet geroepen men onjuistheid te erkennen. Ik laat ze mij niet op die wijze afdwingen. Ik heb de onjuistheid daarna in de bladen erkénd, een plan, dat reeds terstond bij mij besloten was. Waar de heer Duijs op de eerste vergade ring niet aanwezig was, waar ik nooit te voren met hem in debat kwam, waar de be- noerningsquaestie door mij op de tweede ver gadering zelfs niet is aangeroerd, was de heer Duijs stellig „buiten de orde.u Mijn houding tegenover den vr.-dera., den heer Moerman, die ontegenzeggelijk beza- dig-ddebatteerde, ware in deze quaestie gansch anders geweest. Men lette ook eens op het ingezonden stuk van den heer Moerman o. a. te vinden in de „Stichtsche Courant van Dinsdag 1.1. Nu is ook de heer Duys in de Pers aan het woord. Hij vindt het „min en infaam", dat ik de vreugde over het bezit van een christelijk ministerie ter bestrijding o.a. van de veld winnende ideeën van het Neo-Maltliusia- nisme gebruik, om den „boeren" wijs te maken, dat de vrijzinnigen uit kracht hunner Beginselen dit stelsel prediken. Wie mij heeft gehoord, weet, dat ik dit niet deed. En indien ook, de heer Duijs leze eens mr. Treub's „Sociale Vragen" p. 2024 en mr. v. Houten's „Vrijheid of Staatvoog- dij?" p. 375. Hij beschuldigt mij het woord „paganist" te hebben geëxploiteerd. Alweer onwaar. Ik was zeer matig bij de bespreking der Antithese en beriep mij op tal vau liberale schrijvers. „Malthus leefde vóór 100 jaar, zoodat dus het Neo- Malthusianisme geen invloed kan hebben gehad op de verzwakking en val van het Romeinsehe rijk", zegt de heer Duijs. Alsof dit stelsel eerst bekend is met Malthus! Slechts in zooverre het betrekking heeft op de Bevolkingsleer, is het naar hem genoemd. Zelfs was hij geen voorstander ervan. Lang, vóórdat Malthus leefde, werden dezelfde practijken bedreven, die men nn, eigenlijk oniuist, naar hem het Neo-Malthusianisme noemt. Dit was ook reeds in Rome zoo en werkte mede op de demoraliseering van 't Romeinsehe volk. Dit doet het in Frankrijk en kan het ook ten onzent doen. In mijn bewering lag niet6, dat op een on- waarheid geleek. Voorts nog een kort woord, M. de R„over de z.g. motie-Amersfoort. In de Stichtsche Courant van 19 Mei 1.1. verklaart de heer H. P. Goossens, voorzitter der Prop.-commissie van de Kiesver. te A., dat hot bericht in „Land en Volk", als zou de Kiesver. zijn bijeengeroepen ter behan deling eener motie van afkeuring tegen mij, een „fatale leugen" is. Ze was saamgeroopen ter verdeel ing van den verkiezingsarbeid reeds vóórdat de vergadering te A. plaats vond. Ten slotte de heer Valk in uw blad. Ik zoo gezegd hebben, „dat de openbare onderwij zers het gif den kinderen met druppelen toedienen", „dat ze in de school propaganda maken voor 't Socialisme". Waar heb ik dat gezegd, mijnheer Valk Nooit is zoo iets door mij beweerd. Zulke dingen te zeggen keur ik streng af. Vondt u ze in „Twenlsch Volksblad", dan verklaar ik hier, dat deze woorden niet de mijne zijn en nooit onder mijn oogen zijn geweest. Men speelt tegen mij een afmakingscam- pagne. Eerst door de Sociaal-democraten na de Spoorwegstaking, daarna door de vrijzin nigen na de nederlaag in de Statenverkiezing te Almelo. Nn weer voor de a.s. Kamerver kiezingen. Men ga zijn gang- Wil men uit een meegedeelde onjuistheid, op geheel mijn optreden den smet van „leugen" werpen, om daaruit voor 't een of andere district politieke minzaam zag zij naar hem op. Eensklaps bukte hij zich en rukte haar een schoen van den voet. Zij schrikte bijna. „Maar Eberhard!" Zij wilde naar haar 6choen grijpen, doch hij hield dien vast. „Een aandenken" riep hij, „een aan denken!" Hij lachte luid, bijna ruw, en toen, terwijl hij den schoen, die nog warm was van haren voet, aan de lippen drukte, snelde hij naar de deur en was ver dwenen. Het hoofd schuddende, zat Anna hem na te staren; eenige oogen- blikken later stond zij op en begaf zich naar hare slaapkamer. Er volgde een reeks van dagen, alle even schoon en heerlijk: een blauwe hemel vol zonneschijn; het loof der hoornen steeds aanzwellend tot een prachtig groen, ruischend dak; het park vol geuren, vervuld van het gezang dei- vogels, en daar, in die heerlijke om geving rondwandelende, de bekoorlijke, bloeiende vrouw en de bleeke man met zijn holle oogen. Immer grooter werd de afstand tus- schen hen, wanneer ze samen wandel den; steeds was zij hem meer vooruit, steeds bleef hij meer vermoeid achter, en het kwam ook nu en dan voor, dat hij zich op een bank zette en haar alleen hare ontdekkingstochtjes liet doen. munt te slaan, laat de vrijzinnige pers 2c. voortgaan. Het laat mij als eerlijk man kou.i Wat ik als onjuist mededeelde heb ik he: roepen en zal dit steeds doen. Overigens zu! len de lichtgeloovigeu wél doen maar een te gaan luisteren naar mijn woorden, wanne* zij daartoe in de gelegenheid zijn. Mij zal het zeer aangenaam zijn te kunne; voortgaan voor steeds voller zalen de kracl der christelijke Beginselen te verkondigen. U dankend M. de R. voor de welwillené heid dit mijn laatste woord in deze zaak oj nemen, ben ik. Hoogachtend, Uw dw,, SYBRANDY. De Neutrale (oude) Amersf. Ct heeft uit dc anti-revolutionairen Stich: schc Courant alle stukken overgenomet die daarin tot verdediging van den het Sybrandy zijn opgenomen. Wij willen hopen, dat de ons onbt kende redenen, die de O. A. C. hebbe genoopt, af te wijken van haar gedrag lijn om geen ingezonden stukkeu ui andere bladen over te nemen, onzi pers-collega er toe zullen brengen ooi het woord te geven aan vrijzinnige oi ganen, die zich over deze kwestie hel ben uitgelaten. UIT DE PERS. In de Christen-Democraat va Woensdag 17 Mei j.l. schrijft mr. T. D "Vries het volgende: Eenige ophelderingen. Daar het telkens blijkt, dat er no altijd onzekerheid bestaat bij velen on trent de houding van mr. T. De Vrie,- zooals nog onlangs bleek uit het ingt zonden stuk vau den heer Godeke, kaï het niet overbodig zijn een kort woor van opheldering te geven. Mr. De Vries heeft zich uit de pol tick teruggetrokken, zooals de hee Staalman terecht zei, omdat de tegec stand hem te bitter was, en hij had c bij kunnen voegen, omdat mr. De Vnc nog andere dingen te doen heeft di politiek. Wie zich veel met politiek inlaa; betreedt een zeer gevaarlijk terreic waar meestal het best slagen wie erd minste bekwaamheden voor hebben e zich het gemakkelijkst laten kneden. Het woord van Prof. Fabius bliji waar, dat velen die een zetel dune begeeren in de Tweede Kamer bete deden eerst eens eenige jaren een zete te begeeren in de studeerkamer. De scheuring, door de heeren Ys Oversteeg en consorten gebracht in d A.-R. Partij door hun onrechtvaardig en dies zondige actie togen Staalma; alleen omdat hij als Kamerlid de vr. heid zijner overtuiging handhaafde ooi tegenover dr. Kuyper, acht ik betret renswaardig met alles wat in diezelfd richting is gedaan. Daar is een corruptie, een zedelij! bederf in de anti-revolutionaire part ook op ander dan politiek gebied, wat vele personen en feiten in betrokkei zijn. Wanneer het vgwistelingc?iU'StelseU het nepotisme komt in de plaats vand bevordering naar rechtmatige verdiend dan duurt het gewoonlijk niet lang c er zijn genoeg individuen te vinden, di elk middel aangrijpen om in de gun te komen en dan komt de ernst oi door arbeid iets te leveren, genoeg i discrediet. Het optreden in de politiek van i3 „jongens" van de Rijksverzekeringsbaril was in dat opzicht karakteristiek en voni in andere kringen onder verfijnde vormt! tal van paralcllcn. Hetgeen men Dit De slapelooze nachten grepen her te zeer aan. Zijne zenuwen waren de morgens geheel als verweekt; in dc loop van den dag werden ze lane zamerhand weer strakker, tot ze de avonds geheel gespannen waren, als c snaren van een strijkinstrument, zó sterk gespannen, dat ze dreigden springen. lederen avond volgde h opwellen van die woedende begeerte e het onderdrukken daarvan, zoodat zij binnenste een slagveld geleek; iedere avond die terugkeer van een verschijn sel, dat hij zich niet vermocht te ve? klaren en dat toch bestond; een ve schijnsel, dat hij gevoelde en hem afschuw vervulde. lederen avond, als hij in zijn kamt was gekomen, had hij een gevoel, ak er iets achter hem stond, iets waarva hij zelf niet zou kunnen zeggen vrt het was; iets vreeselijks, dat onafgebr: ken naar hem keek, met groene oogci inet een blik vol verwachting. Zoo dm delijk voelde hij de aanwezigheid v dat verschrikkelijke, onzichtbare iet: dat het hem meermalen voorkwam, a- hoorde hij een zachte, hijgende aden haling, zoodat hij de lamp opnam f; alle hoeken van zijn kamer doorzoek totdat hij zich zei ven bekende dat f niemand was niets, en dat het allt slechts in zijne verbeelding bestol De waanzin de waanzin Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2