r
No. 44.
Zaterdag 3 Juni 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken.
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U
Het zoekende Lieht.
MOBILISATIE.
FEUILLETON.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
itiircnu
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaar f 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(By abonnement aanmerkelijke koiiing.)
In alle landen, waar niilitielegers zijn,
begint, zoodra de oorlog verklaard is of
de politieke toestand dreigende is, de
mobilisatie van het leger. De miliciens,
die met verlof naar hunne haarstoden
rijn gezonden, worden onder de wapenen
geroepen en langzamerhand uit de
vredesterktc der korpsen de oorlogs
sterkte verkregen. De oorlogsorganisatie
treedt in werking en allen, die eene
(unctie in het leger hebben, zijn in de
weer de strijdkrachten van het land zoo
hoog mogelijk op te voeren.
Vooral wie belast zijn met de rege
ling der mobilisatie, hebben handenvol
werk om de groote massa's te vereeni
gen en te organiseeren. Welnu, zoo
staat het ook met onze politieke mobi
lisatie. De kiezers moeten zooals
men vroeger gaarne zeide „bijeen-
getrommeld" worden. Doch dat alleen
is niet voldoende meer, zij moeten ook
georganiseerd worden. Terwijl nog geen
twintig jaar geleden de candidaatstelling
in kleinen kring, soms door een clubje
in de sociteit geschiedde, heeft men
van vrijzinnige zijde eerst in de laatste
jaren ingezien, dat er meer moet gedaan
worden. Dr. Kuyper kan het zich tot
een verdienste rekenen, dat hij voor
dertig jaren al organisatie bracht in her
anti-revolutionaire kiezerscorps, waar
van hij op dit oogenblik de goede
vruchten plukt. Over heel het land telt
de anti-revolutionaire partij hare afdee-
lingen, die in centraal verband sedert
jaar en dag het terrein verkend hebben.
De gevechtsplannen worden op de De-
putatenvergaderingen meegedeeld en
onder centrale leiding den strijd aan
gevangen.
Ook de sociaal-democraten hebben
hun leger altijd onder de wapenen en
stalen hunne soldaten door voortdurende
schermutselingen en kleine gevechten.
Jaarlijks wordt er parade gehouden en
onder niet minder centrale leiding trekt
de 100de schare nu weer ten strijde.
Dag in, dag uit zijn zij hunne troepen
aan 't mobiliseeren. Door eigen verga
deringen en door op vergaderingen van
tegenstanders op ruime schaal aan het
debat deel te nemen, wekken zij hunne
medeburgers op zich onder hunne roode
banier te stellen.
Gelukkig hebben in de laatste jaren
Zelfs voor de scherf bestaat het vooruitzicht
weder iets te worden.
Chineesche wijsheid.
Uit het Duitsch
ERNST VAN WILDENBEU CH.
27).
„Mevrouw de barones daar heb
ik juist gezien Jokann heeft mijnheer
den baron opgesloten en ik geloof
dat Johann naar beneden komt en
een dikken stok heeft hij bij zich
en hij ziet er uit, ik kan niet zeggen
hoe maar o, zoo vreeselijk. O.
God! O, groote God!"
Zij was geheel buiten zich zelve; zij
hijgde naar adem. Voor Anna neer
geknield, sloeg zij de armen om haar
heen. Hulpeloos, radeloos klemden de
twee vrouwen zich aan elkaar vast.
de vrijzinnigen ook niet stil gezeten.
Werden vroeger door oen deel dei-
vrijzinnigen bezwaren tegen organisatie
geopperd, onder den drang der omstan
digheden is het besef ontwaakt, dat de
mobilisatie der kiezers moet geschieden
volgens een bepaald plan en onder eene
goede leiding, en dat alleen aaneen
sluiting en organisatie tot de overwinning
kan voeren.
Ook de vrije anti-revolutionaren, wars
van elke bindende organisatie, trachten
zich juist door organisatie te versterken
en laten hunne trompetters vooral het
verzamelen blazen, waar conservatisme
met clericalisme samengaat, indien dit
clcricalisme niet fanatiek is. Op cleri-
caal terrein den ultramontanen vijandig
gezind, laten zij toch hunne trompetters
de oude geuzenliedjes niet meer blazen
uit vrees daarvoor hun conservatisme te
schaden.
De katholieken hebben sedert eenigen
tijd ook het nut der organisatie inge
zien. Zij vormen bij uitstek de kerkelijke
partij en zorgen, dat de kerk, ook op
staatkundig terrein het vereenigingspunt
is en blijft. Immers juist hier belet
de kerkelijke eenheid de politieko
splijtzwam door te werken. De kerk,
van nature conservatief en in tegenstel
ling met de leer van christus, meer op
de hand van de grooten der aarde dan
van „de kleine luydcn", belet in ons land
althans de opkomst van de katholieke
democratische partij. In katholieke
landen is dit anders; zelfs in België
hebben do lieeren Daens en Fonteyne
nog talrijke aanhangers. Ten onzent
wist de kerk tot nog toe te voorkomen,
dat Pastoors en Engels met hunne niet-
katholieke mede-werklieden voor de
democratie opkwamen.
Tegenover het conservatisme en het
clericalisme staan de vrijzinnigen, die,
nu dr. Kuyper door zijne antithese ons
volk in tweeën heeft gedreven, wellicht
scherper dan ooit allereerst het christe
lijke kabinet bestrijden, dat trouwens
in zijn wezen tevens conservatief is.
Zoolang dr. Kuyper, onder christelijke
vlag zijn „oude plunje" vergetende,
regeert als lasthebber der behouders,
en meer dan eens die vlag gebruikt om
eene minder christelijke lading te dek
ken, is het voor alle vrijzinnigen plicht
tegen dit ministerie front te maken.
De mobilisatie van het kiezers-volk
is druk aan deu gang. Sedert maanden
Na eenigen tijd vernamen ze een dof,
dreunend geluid; zware voetstappen
naderden van de zijde der bibliotheek
zaal. Daartusschen hoorden ze de stem
van iemand die luid sprak.
Het meisje boog luisterend het hoofd
naar voren.
„Dat is Johann," fluisterde zij.
Het koude zweet brak Anna uit.
„Met wien spreekt hij dan?"
Het meisje haalde de schouders op
en schudde het hoofd.
Nu konden ze enkele woorden ver-
Btaan van hetgeen hij zeide: „Maar
dood moet ze zijn! Moet ze zijn!
Levend laat ik haar niet uit huis gaan!"
Plotseling bleef hij staan en het vol
gend oogenblik hoorde men een vreese
lijk gerinkel; mot een dikken stok had
hij in een der hooge spiegels geslagen,
die in de tusschcnliggende kamers
hingen.
„Ziet gij?" schreeuwde hij, en terwijl
het glas rinkelend op den grond viel,
stiet hij een lach uit, die beide vrouwen
de haren ten berge deed rijzen.
Verder gingen de voetstappen; stoe
len vlogen op zijde, tafels sloegen tegen
den grond, alsof een monster door de
kamer draafde en alles wegslingerde,
wat hem in den weg stond. In de
volgende kamer was weer een spiegel
tusschen de vensters. „Pats" ging
de knuppel daarin en „rinkink" kwam
het verbrijzelde gla6 naar omlaag. We-
heeft de pers er het hare toe bijgedra
gen, sedert weken worden dagelijks
talrijke volksvergaderingen gehouden,
om hot politieke leven op te voeren.
Daarnaast worden allerlei andere mid
delen te baat genomen om zooveel
mogelijk biljetten in do bus te krijgen.
Natuurlijk met een bepaald zwart
gemaakt vakje. Men zoekt nauw
keurig de dikke kiezerslijsten na,
tracht partijgenootcn en geestverwanten
te leeren kennen en, zooveel het kan,
organisatie in de groote massa te brengen.
Huisbezoek, zoowel om het terrein te
verkennen, als om zieltjes te winnen,
wordt door allo ijverigen verricht. Hoe
betrekkelijk groot het aantal kiezers
ook al moge zijn, men wil individucele
opwekking der kiezers, overtuigd, dat
door massale aansporing, hetzij door
geschriften, hetzij door vergaderingen,
weinig resultaten worden bereikt. Men
moet toch niet alleen degenen, die reeds
uit zich zelf aan de oproeping tot den
strijd gevolg geven, maar ook en vooral
de lauwen, laksen, onverschilligen op
wekken. En daarvoor is eene individu-
eele aansporing noodig.
Tot heden hebben de vrijzinnigen nog
het minst aan huisbezoek gedaan. Zij
hebben gemeend dat hot beieren dei-
torenklokken voldoende was als teeken
van aanvang der mobilisatie en dat het
uitreiken van een persoonlijk oproepings
biljet voor de meesten van hen niet
noodig was.
Toch moet men de bakens verzetten,
eer het tij verloopt. Te wachten, totdat
de vrijzinnigen niet meer aan de alge-
meene oproeping opkomen, mag natuur
lijk niet. Laat daarom ieder vast in
eigen kring beginnen met de individu-
eele aanzegging tot mobilisatie en wij
kunnen te meer gerust zijn, dat straks
heel het vrijzinnige kiezersvolk onder
de wapenen en tot den strijd gereed
staat.
KETELARIA.
Onze lezers herinneren zich, hoe de
heer Ketelaar in de Tweede Kamer
een 34 tal staaltjes gaf van de dwang,
die vaak wordt uitgeoefend op ouders
om hen te noodzaken de Bijzondere
school voor hun kinderen te kiezen.
Met veel moeite is het den clericalen
gelukt, ten opzichte van een viertal aan
te toonen, dat die minder juist waren.
der kwam het: „Ziet gij?" Weder die
gillende lach en het onzinnige: „Dood
moet ze! Dood moet ze! Ze moet
dood!"
Nu bestond er geen twijfel meer
hij kwam naar de slaapkamer.
„Mevrouw de barones!" zei het
meisje, terwijl zij, doodsbleek, opsprong.
Anna zat wezeidoos.
„Mevrouw de barones!" Zij schudde
haar bij de schouders. „Om Gods wil,
kom mee!"
Met een forsehen greep pakte zij
Anna om het lijf, trok haar van den
stoel en nam haar mede naar hare
eigen kamer, waarvan zij de deur
haastig sloot.
Het was dan ook hoogtijd. Op het
zelfde oogenblik, dat de beide vrouwen
zich in veiligheid hadden gebracht,
klonken er zware voetstappen in Anna's
woonkamer en dadelijk daarna verscheen
op den drempel der slaapkamer eene
afgrijselijke gedaante, de gedaante van
een waanzinnige, een razende: de oude
Johann!
In de linkerhand hield hij de lantaarn
omhoog. Toen hoorden de vrouwen,
die klappertandend achter de deur
stonden, zijne stem, die krijschte: „Ziet
gij, kanalje? Nu heb ik je!"
Daarop volgde een zware slag; zijn
stok kwam met groote kracht in Anna's
bed neer. De rol, die onder Anna's
hoofdkussen had gelegen, was bij hare
Onmiddellijk daarop heeft de heer
Ketelaar toen teruggenomen wat bleek
op onjuiste of onvolledige inlichtingen
te berusten.
Gemakshalve hebben toen onze te
genstanders er zich maar afgemaakt
door met minachting te gaan spreken
van: „Ketelaria."
De Bode, het orgaan van den onder
wijzersbond gaat voort met.staaltjes van
dwang te publiceeron, steeds behoorlijk
gedocumenteerd.
Een niet onaardige bijdrage van do
opvattingen van de hecren kerkdijken
vinden wij in hot volgende, aan de Bode
ingezonden geteckende stuk, waarover
wij gaarne het oordeel aan onze lezers
overlaten.
Lit ous dossier.
WclEd. Heer Ketelaar!
Naar aanleiding van het algemeen
debat bij de behandeling der onderwijs-
novelle, en de bepaalde ontkenning van
pressie der firmanten Kuyper op uwe
omhullingen, wil ik u hier een feit
medcdoelen, mij zelf overkomen, waar
mede u hl en buiten de Kamer uw
voordeel moogt doen, en als goed wapen
moogc kanteeren Daar uw gelieven met
het noemen van de namen er bij om
die heeren zoo goed mogelijk te ont
maskeren.
't AYas omstreeks Augustus 1902 dat
ik ging naar den kerkeraad der Ger.
gcm. te Ten Boer met de vraag of we
een kind konden gedoopt krijgen, cn,
het antwoord van Ds. P. Bos:
„AVij hadden u al verwacht maar wij
hebben met eenparige stemmen be
sloten uw kind niet te doopen, want
iemand die een zoozeer openbaar erger
lijk leven leidt als u doet, diens kind
doopen we niet."
Op mijn vraag, waarin dat openbaar
ergerlijk enz. bestond, was het Ds. Bos
die kortweg zegt: „AVij beschouwen het
zenden van kinderen naar de openbare
school wel degelijk, als zeer openbaar
ergerlijk leven te leiden."
Ik zeg: „Gij kent mijne bezwaren,
dat is financieele, 3/4 uur van de bij
zondere school en de kinderen maar
zwak, dank u beeren, en ik ben ook
in geen geval geneigd om onder pressie
van een kerkeraad een kind te laten
doopen."
worsteling met den baron verschoven
geworden en lag nu midden in 'tbed;
de langwerpig ronde vorm van dat
voorwerp bracht hem in den waan, dat
do jonge vrouw zelve voor hem lag; op
haar had hij naar zijne meening ge
slagen.
Een woedend gelach volgde op den
slag.
Is het zoo goed? Is het zoo goed?"
Toen werd zijn stem onduidelijk,
alsof hij brij in den mond had; als een
kwade hond, wien de woede belet te
blaffen.
„Nog leven wilt gij? Nog bewegen
wilt gij u? Dood moet ge! Dood!" En
„pats", „.pats", „pats", als begeleiding
van die afschuwelijke woorden, kwam
de stok telkens weer in liet bed
neer.
Nu scheen hij bevredigd. Er volgde
een lang gerekt „Zoo ziet gij, nu
is het goed," daarna een onbegrijpelijk
gestommel en toen hoorden de ontstelde
vrouwen, dat h ij met dreunende stappen
evenals hij gekomen was, de slaapkamer
weer verliet.
AArat deed hij nu? AVaar ging hij nu
heen?
Den vinger op den mond loggende,
beduidde het meisje Anna, zich stil te
houden en op hare plaats te blijven;
toen opende zij heel zachtjes de deur,
trok hare schoenen uit en sloop den
ouden man in het duister na. Eerst na
„Ja," zegt Ds. Bos, „wij kennen uwe
bezwaren en die tellen we ook niet
licht, maar wilt ge aan onze eischen
voldoen, goed, anders zullen we
anders handelen, jij de eerste, Veldman
de tweede en G. Dijkhuis de derde,
maar let er wel op, doopen doen we
niet, ongedoopt laten moogt gc niet,
of we zullen, zooals ik gezegd heb,
anders handelen."
Nu wil ik tl hier even opmerken, dat
Areldman voor de dwang is bezweken
en G. Dijkhuis, (boeren arbeider was
bij) eigenlijk de vlucht heeft genomen
naar AA'ester Emden; en dat „dan zul
len we anders handelen," zeggen wil:
dan ga je van de kerk af.
Nu weet ik, het zou u wel eeniger-
mate interresseeren, wat er verder tus
schen mij en den kerkeraad is voorge
vallen, maar dat zou zoowat een boekje
vullen, doch het geldt maar de zaak,
maar ik kan toch niet nalaten er op te
wijzen, op wat wijze er vooral op het
gemoed wordt gewerkt.
„Een," zegt ouderling J. Steenhuis,
„die don weg wel weet cn niet doet,
die zal met dubbele slagen geslagen
worden", later zegt Ds. Bos: „Bedenk
bet wel; als uw kind eens ziek werd
cn niet gedoopt was," en ons kind
werd werkelijk ziek, daar komt
ouderling Steenhuis: „Ja, ja, daar hebt
ge 't nu al, en later Ds. Bos nog eens:
„Mogt 't u toch gaan als eene vrouw
uit mijn rorige gemeente Zuidbroek die
zeide: „Nu weet ik waarom de Heere
dat kind heeft afgenomen, 't is omdat ik
geen belijdenis des geloofs heb afge
legd."
Ons kind ging helaas dood, en wat
was nu het laatste troostwoord van Ds.
Bos? Dit: „Mocht dezo weg voor u
een leerrijke weg zijn."
Maar nu ons de oorzaak van den strijd
ontnomen was, nu waren wc ook weer
goed genoeg voor de kerk, maar be
geerde ik hun gezelschap niet meer.
Dit is ons overkomen, ons waarvan
Ds. Bos zelf moest getuigen: „Ik heb
heelemaal niets op u aan te merken,
noch op uw openbaar maatschapplijk
leven, noch op uw kerkelijk leven, noch
in de opvoeding uwer kinderen, dan
alleen deze eene zaak."
AVces zoo goed niet al te school
meesterlijk dit schrijven te bekijken,
geruimen tijd kwam zij terug.
„Mevrouw de barones," zeide zij,
„kom gauw! Kom eens zien, wat hij
nu uitvoert."
Zij sloeg Anna een mantel om, vatte
haar bij de hand en voerde baar door
eenige vertrekken, langs een trap naar
den tuin. Op eenigen afstand vóórhaar
uit ging do oude Johann, met de
lantaarn in de eene hand, in de andere
eene spade in plaats van den stok. In
den linkerarm droeg hij de witte rol
uit Anna's bed, die door do stokslagen
in het midden bijna plat was geworden
en in twee bengelende einden over zijn
arm hing.
„Hij denkt, dat het mevrouw de
barones is, die hij daar draagt," fluisterde
het meisje Anna in het oor.
Anna staarde sprakeloos naar den
ouden man. De kamenier trok haar
aan den arm en beduidde haar, voort
te gaan. „Maar stil," vermaande zij,
„stil!"
Met ingehouden adem slopen ze den
ouden Johann na, doch op zulk een
afstand, dat ze zijne door de lantaarn
verlichte gestalte nog slechts even
konden zien.
Wordt vervolgd.