No. 5. Zaterdag 15 Juli 1905. 2e Jaargang Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees U Zelf! In de Kinderkamer. s Nabetrachtingen. FEUILLETON. VAN MIJN EENZAMEN POST. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 2S Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertcntlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) De kiezers hebben getoond, dat zij het ministerie-K u y p e r moede waren. Zij hebben dat getoond met een over- groote meerderheid. Wel wil men beweren, dat de meer derheid van stemmen voor de coalitie is uitgebracht, maar die bewering is, al naarmate men de zaak bekijken wil, waar en onwaar. Waarwanneer men het absolute 8temmencijfer in aanmerking neemt. Onwaar, wanneer men onze beide katholieke provincies niet mede rekent, waar de katholieke geestelijkheid op permachtig baas is en waar de nict- katholieke kiezers eenvoudig thuis blijven, omdat zij slechts een stem kunnen uitbrengen, die volkomen waar deloos is. Maar telt men de stemmen, die uit gebracht zijn in de overige acht provin cies, te zamen, in die provincies, waar in de meeste, zoo niet in alle districten gestemd wordt door vrije mannen in een vrij land, dan hebben de vrijzinnigen grootelijks de overhand, dan blijkt weder opnieuw dat de anti-revolutionairen een groot leven maken, bazuinen en trom petten doen daveren om den volke den indruk te geven, dat zij heel wat mans zijn, ofschoon ze bij slot van rekening een zeer kleine minderheid vormen. Noordbrabant wordt vertegenwoordigd door 11, Limburg door 6 afgevaardigden; trekt men deze 17 vaste zetels van de 100, dan blijven er voor de 9 overige provincies 34 liberalen, 11 vrijzinnig- democraten, 7 sociaal-democraten, 17 anti-revolutionairen, 6 christelijk histo- rischen eu 8 katholieken. De vrijzinnigen hebben daar een overwegende meerder heid. Het vertelseltje, dat dr. Kuyper en zijn aanhang den volke zoo gaarne wijsmaakt, dat het volk in merg en nieren op zijn manier christelijk is, en dat de alsdan bedoelde meerderheid van christenen door een kleine minderheid van paganisten onderdrukt wordt in de uiting hunner christelijke beginselen, is dus feitelijk niet6 anders dan een ver telseltje, een sprookje om de zoete kinders in slaap te sussen en de stoute onder den duim te houden of te krijgen. De macht der anti-revolutionairen Weldaden zijn als sausen; zij mogen slechts veorzichtig aangewend worden, anders breken zij op. zetelt uitsluitend in do kleine gemeenten, op het platteland. Zulks is bijv. voor Zeeland al meermalen schitterend gebleken bij de gemeente- -aadsverkiezingen. En in Vlissingcn, èn in Middelburg èn in Goes, drie steden, gelegen in kies districten, die al jaren anti-revolutionaire afgevaardigden terTweedeKamer zenden, heeft men in den gemeenteraad een overwegende liberale meerderheid en nu mogen sprekers als de heeren D e Wil deenSybrandy willen beweren, dat bij gemeenteraadsverkiezingen een andere maatstaf voor boginselquaestie moet aangelegd worden dan voor do verkiezing van leden der Tweede Kameralles leuterpraatjes, die zij, waar de kans hun schoon staat, zelf niet in practijk brengen al praatjes voor de vaak, zoolang de broeders in de minderheid zijn. Nauwelijks zien de kerkelijke par tijen, welke ook, kans een zetel in den raad te bezetten, of ze zijn er als de kippen bijmaar daarentegen, bij eenige onzekerheid over den uitslag, zijn ze mak als duiven en toeschietelijk als een lammetje. O, dan gooien ze 't zoo graag op een akkoordje! Van toegeven op eenig gebied, van scliikking bij raadsverkiezingen mag vol gens onze meening voortaan geen sprake moer zijn. De vrijzinnigen hebben thans in de eerste plaats te zorgen voor een behoor lijke uitvoering van het legaat van Kuyper, waardoor de openbare school in haar bloei op allerlei wijze dreigt belemmerd te worden, indien zij, die haar liefhebben, niet aaneengesloten pal staan voor haar rechten. Het bijzonder onderwijs, door de ruime subsidie aan jaarwedden in staat gesteld zich overal te vestigen, dreigt met een verlaging van het peil van het onderwijs, welke noodzakelijk belemme rend zal werken voor de volksontwik keling. Van zoogenaamd christelijke zijde hebben wij geleerd, dat iedere paganist. daar, waar zulks mogelijk is, moet wor den uitgeworpen; laten die paganisten, op zelfbehoud bedacht, al hun krachten inspannen om het roer van staat, het bestuur van provincie en gemeente in handen te houden of te krijgen. Maar niet op de wijze der zooge naamde coalitie-christenen, d. i. op 3.) En nu na vijf en twintig jaar scheen de vurige wensch te zijn ver vuld: de kinderkamer baadde zich in licht en lucht, daar zou voortaan weer kindergelach weerklinken 1 „'k Heb honger!' verklaarde de gast met groote stelligheid. „O hemel, het vleesch verbrandt in de oven! Gauw, Bernhard, pluk wat sla!" riep Martha, die in haar schrik van honger op eten kwam. „Je krijgt aanstonds wat, lieverden de twee gewillige oudjes liepen zoo hard zij konden naar beneden. Mevrouw zelf knapte het kind een beetje op: „Eerst maar gegeten!" Kort daarna zaten Mijnheer en Me vrouw Marken in de koele eetkamer, met Paul tusschen hen in op een hooge kruk. Of het hem smaakteMaar de echtgenooten konden van vreugd haast niet eten en staken hem op de beurt een lekker hapje in den mond. Bijna hadden zij woorden gekregen: h ij wilde volstrekt niet dat Paul zooveel brood at, dat was niet gezond, z ij was bang dat het scheutje wijn hem kwaad zou doen. Maar toen de nood drong, liep Martha vlug naar de kinderkamer, nam een boek over kindervoeding van de plank en bracht het haar Mijnheer; nu was de strijd spoedig beslecht. Zoodra Paul genoeg had gegeten, werd hij uit gekleed, gewasschen in een fijn nacht hemdje gestoken en onder lichte dekens gelegd. Terwijl hij nog even met de vermoei de oogen knipte, vóór hij insliep, on derhieldcn de echtgenooten zich over zijn opvoeding, waarvan zij zich veel voorstelden. „Zie je wij moeten bijtijds weten welk plan we zullen volgen" zei de oude architect gewichtig. „Zeker" was het gereedeantwoord, mis schien brengt Paul het heel ver; wie weet of hij niet een groot man wordt, Ze waren kluchtig, de oude lieden maar 't was een hartroerende kluchtigheid. En zij spraken zoo zacht. Daar stak Bernhard zijn hoofd in de deur en wekte dat hij een van beiden een wijze, die tot onderdrukking voert. De weg, eenmaal door T h o r b eek e gebaand, moet de groote weg blijven, waarop de vrijzinnigen voortschrijden, zonder, om een of ander partijtje of vriendje te believen, een zijpaadje in te slaan. Het vrijzinnig beginsel heeft geze gevierd; het vrijzinnig beginsel moet worden toegepastgelijk recht voor allen behoudens voldoende waarborgen voor de belangen van staat en maatschappij. Dat de bijzondere scholen haar 8ubsidiën ontvangen, onverschillig of daaraan onderwijs gegeven wordt door leeken, priesters, monniken of nonnen maar een waarborg daarnaast, dat het onderwijs in die scholen niet minder zij dan op de openbare school en een toezicht van schoolopzieners, die niet eerst moeten aanbellen, en binnen gelaten een kwartier of langer moeten anti-chambreeren om intusschen de zaak met de wet in overeenstemming te brengen. De schoolwetregeling op den grond slag van Kuyper'8 lager onderwijs-wet is een eerste taak der regeering, die ons thans geschonken zal worden. Maar dan ook een regeling ten bate van 't geheele onderwijs. Daarna volge een regeling der finan cien, om voor die regeling de noodigc dubbeltjes te vinden en tevens geld voor een pensioneering van werklieden bij ouderdom en invaliditeit. Al het andere kan wachten. Wie belast zal worden met de samen stelling van een ministerie mits wij daardoor verlost worden van alle partij dige benoemingen en dat het werkzaam zij in de door ons aangegeven richting is ons overigens vrij onverschillig. Hoe minder ons wordt beloofd, hoe meer kans wij zullen hebben het be loofde in vervulling te zien treden. Wij zijn al vier jaar gepaaid met beloften. Wij wachten nu op daden. (D. Z.) H. Yorige week Zaterdag was ik vroeg wakker. Als naar gewoonte had ik slecht geslapen, maar toch kon ik er niet toe komen op te staan. Het was wilde spreken. Onhoorbaar liepen beiden naar de deur. „Wat is er, Bernhard?" zei de oude heer. „Mijnheer moet niet vergeten naai den Commissaris van Politie te gaan om te zeggen dat het kind hier is. Anders komt Mijnheer in groote moei lijkheden. De knecht van hiernaast heeft het mij gezegd." De oude lieden zagen elkander een oogenblik verwezen aan. 't Was of ze plotseling uit een vasten slaap waren opgeschrikt, of ze zich de oogen moes ten uitwrijven, voordat zo alles duidelijk konden onderscheiden. Eerst toen Bern hard er op aandrong en vroeg: „Zal ik inspannen?" liet mijnheer Marken het hoofd op de borst zinken en mompelde: Waren wij dan heelemaal ons verstand kwijt, dat wij daaraan niet terstond gedacht hebben „Zeker, gauw in spannen besloot hij haastig en liep in aller \jl met zijn sloffende schoenen en fladderende huisjas naar zijn kamer. Zijn vrouw ging langzaam de trap af naar de keuken. Martha was aan het vaten wasschen; zij scheen erg boos en schoof de zware potten en pannen heen en weer. „Heb je 't al gehoord vroeg ze Martha. „Ja wel," antwoordde deze met heesche stem. „Mevrouw moest noodig den bengel hier brengen. „Maar Martha, was je er zelf niet blij al bijna negen uur en nog lag ik in mijn mandje. Toen besloot ik echter er toch maar uit te gaan. Juist was ik bezig met het aantrekken van mijn linkersok, en dat geeft me eiken morgen veel ongemak, zeker omdat die sok aan de linkerzijde hoort, toen mijn adjudant De Wilde kwam binnenstormen met een telegram. Mijn trouwe dienstbare dacht dat het tijding van Het Loo was, en toen hij hoorde dat het uit Amers foort kwam was hij dan ook in hooge mate teleurgesteld. Ik maakte hem toen spoedig deelgenoot van mijn geheim. Ik zou voortaan brieven schrijven van mijn eenzamen post en de Hoofdredactie van De Eemlandor had mij de alleen plaatsing daarvoor gevraagd. Ofschoon het aardsche slijk mij totaal onverschillig is en ik bij alles het geeste lijke voorop stel, had ik toch even geinformeerd naar het honorarium mijner pennevruchtcn. En nu stond er in het telegram niets anders te lezen dan deze woordjes: „25 ets. per regel.-' De geachte lezer begrijpt, dat door deze bijomstandigheid alle overige be zwaren wel te overwinnen zouden zijn, overmits aanstonds mijn plan gemaakt was, om nog dien dag naar Amersfoort te gaan ten einde met de Redactie kennis te maken. Dat was de oorzaak dat ik Zaterdag in Amersfoort vertoefde. Nadat ik een hoogst vriendschappelijk onderhoud had gehad met den Hoofd redacteur van De Eemlander, waarbij alle redacteuren tegenwoordig waren, verliet ik welgemoed het kantoor in de Hendrik van Viandenstraat, mij vast voornemende aanstonds naar het station te gaan ten einde nog des avonds weer op mijn eenzamen post te kunnen zijn. Een vroolijk wijsje neuriënde, dat ik van mijn vriend Leopold in Brussel geleerd heb, liep ik het Plantsoen in, toen ik plotseling een stem hoorde roepen: ITé, Excellentie, U hier? Omkijkende zie ik zoowaar mijn trouwen vriend Goossens. die als goed leerling van Sybrandy, reeds groote verdiensten begint t« ver krijgen in mijn partij. Natuurlijk had hij mij veel te vertellen en toen hij mij een en ander mcdeelde over de wijze, waarop ze de boertjes hadden „bewerkt" om toch vooral op onzen Van Asch van Wijck te stemmen, stond ik werke lijk wel wat verlegen te kijken. Zoo veel „vernuft" had ik in dat kleine kereltje niet verwacht. Toen ik eindelijk afscheid van hem nam kwam ik tot de minder aangename ontdekking, dat het te laat was gewor den voor den trein, overmits ik genood zaakt was in Amersfoort te blijven. En daar ik natuurlijk des Zondags niet reis, moest ik tot Maandagmorgen daar ver toeven. Van die gelegenheid heb ik gebruik gemaakt me van verschillende zaken wat nader op de hoogte te stellen, ter wijl ik zoo gelukkig ben geweest ook weer tal van vrienden te ontmoeten. Zoo zat ik Zondagavond, moede van een verre wandeling bij Reichmann. Nauwelijks had ik een lekker potje bier voor me staan, of daar komt me zoo waar mijn vriend Gerard Klcbcr binnen stormen, maar met een geweld, neen maar onbegrijpelijk. Hijgend en snik kend valt hij op een stoel naast me neer en op mijn herhaald vragen, wat hem toch eigenlijk scheelt, krijg ik niets ten antwoord dan wa-a-a-ter! Nu dat was te krijgen. Hendrik kwam al aan dragen niet een glas heerlijk koud water en dat knapte mijn ouden vriend ge lukkig weer heel wat op. Toen, al ging het nog moeilijk, kon ik uit hem krijgen, wat hem eigenlijk zoo van streek had gebracht. Verbeeld je, daar stond in De Stichtsche Courantdat hij, Kleber, liberaal was. Ik kon het eerst niet gelooven, maar al snikkende, las hij me het stukje voor, waarin liet on omwonden werd gezegd. Hij een liberaal dus een paganist, dus oen heiden, neen het was al te erg. Ik beloofde hem dan ook, dat ik mijn vrienden van de Stichtsche er over onderhouden zou. Bovendien gaf ik hem den raad, voort te gaan op den ingeslagen weg, onge twijfeld zou hij dan wel spoedig door iedereen tot mijn keurbende worden gerekend. Gelukkig werd hij nu weer normaal, en na een recht hartelijk afscheid ging ik te kooi en droomde van do komende gemeenteraadsverkiezing, lot mijn spijt kon ik Maandag niet in Amersfoort blijven. Mijn arbeid riep mij elders, maar mijn gedachten bleven bij die hoogst belangrijke verkiezing. Ik was den geheelcn dag onrustig en toen het 's avonds zeven uur werd, kon ik niet meer op mijn stoel blijven zitten. Ik liep mijn kaïner op en neer en eindelijk, daar werd geklopt. Op mijn roep: binnen, zie ik adjudant de Wilde voor me, met over. „Och ja! En wat blijft er nu van dat beetje pleiziei over Veel langer dan goed was, bleef ze een geëmailleerde pan schuren en keerde op in 't oog vallende wijze haar Mevrouw den rug toe. Buiten spande Bernhard het paard in. Ook hij keek bedrukt, bijna knorrig. „Sta toch stil, naar beest!" riep hij het trappelend paard toe. Toen liet ook het oude dier den kop en de ooren hangen. De hond, in de keuken geslopen, in de hoop een lekker brokje weg te kapen, kreeg plotseling een geweldige klap van Martha's onzachte hand, en liep met den staart tusschen de beenen weg. Het geheele huisgezin was uit zijn humeur. Eindelijk verscheen de heer des huizes. Hij had een deftige zwarte jas aangetrokken en zag er zeer stemmig uit. „Als voor een begrafenis" dacht zijn vrouw. Ze zag haar weer duidelijk vóór zich, de kleine doodkist, met bloemen bedekt, waarin zij tweemaal had weggelegd wat zij het meest had liefgehad. „Tot weerziens!" Haar gewone af scheidsgroet, al dertig jaar lang! Er was een uur vcrloopen. Mevrouw zat in het prieel en haatte een sluimerrol, Martha zat op een bank bij het ijzeren hek te breien. Plotseling klonk door het open raam op de boven verdieping: „Mama! Mama! a-a!" „Ja, ja, mama komt terstond, wacht maar even; eerst willen wij je aanklec- den, en dan kun je met al die mooie dingen spelen," suste mevrouw. „Wil niet, wil niet!" De kleine liet zich niet tot bedaren brengen. „Hij heeft zeker van zijn moeder- gedroomd," zei Martha. Het was lang niet gemakkelijk den jongen aan te kleeden. Hij verweerde zich met handen en voeten, schreide aanhoudend en riep maar steeds Mama Mama!" Zou je graag willen dat ik je mama was vroeg mevrouw Marken eindelijk op een toon vol liefde. Paul hield op met schreien, keek de oude dame opmerkzaam aan en zeide: „U bent geen mama, u bent een grootmama." Dat gaf haar een steek in het hart. Dienstbode en meesteres stonden haas tig op, liepen hard de trappen op eu gingen de kinderkamer binnen. Daar op het omgewoelde bedje, zat Paul de beide vuistjes in de oogen gedrukt, met een vuurrood gezicht uit alle macht te schreien. Toen hij de beide vrouwen zag, schreide hij nog harder, zonder tusschenpoozen. „Wil naar Mama, Mama, Mnirn!" Het was bespottelijk op haar leeftijd had ze nog moedervreugde willen sma ken! Och! in haar jonge jaren had ze niet veel meer dan moedersmart gekend 1

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1