No. 61. Woensdag 2 Augustus 1905. 2e Jaargang Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees U Zelf! Karakter. FEUILLETON. DE SCHOEN VANDE JONGEMAAGD. Allerlei. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Heüdrik van Viandenstraat 28 Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der adverteutlëu Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 Bij abonnement aanmerkelijke ko-rting.) Wie is een karakter? De mensch immers, die geheel zich zelf is, wiens zijn volkomen is opgenomen in het licht van het bewustzijn; de mensch, die, hoe velerlei invloeden ook op hem inwerken, toch het beginsel van al zijn doen en laten in zich zelf draagt, die zijn leven, aan hoevele banden ook vastgesnoerd, toch met volle recht de uitdrukking van zijn eigen gedachte, zijn eigen daad mag noemen. En wie is een edel karakter? De mensch immers die zijn beste eigen schappen heeft gekweekt en versterkt, tot hij aan haar de duurzame heer schappij over dc minder goede heeft ver zekerd, de mensch, die zich een ideaal heeft gevormd en zich met onwrikbare trouw in de richting van dat ideaal voortbeweegt. Maar om alzoo in den hoogsten zin des woords zich zelf te zijn, moet men geleerd hebben dit te worden. Slechts na langdurige oefening, slechts met inspanning van allo krachten drukt men zich de kroon der volle, nrensche- lijke persoonlijkheid op de slapen. En aan die oefening moet oefening in zelf- keunis noodzakelijk voorafgaan. Ik moet weten wie ik ben, wat ik kan wat ik wil en waarom ik het wil, eerst daarna kan ik leeren te zijn, wie ik wil wezen, te doen wat ik moet willen. Uitwendige tucht moge zijdelings op een karakter een gunstigen invloed uitoefenen het mechanisch volgen van gewoonten, zich op gezag van anderen eigen gemaakt, moge een staf zijn op den levensweg, die onschatbare diensten bewijst, de ware vorming van het eigen ik is toch zelf werkzaamheid en vangt eerst met zelf kennis aan. Oefening in zelfkennis nu is de aangewezen taak van den jeugdigen mensch. "Voor het kind is zij niet geëigend: het kind blikt om zich; het brengt de verschijnselen, dat het waarneemt, met elkander, maar niet, of ten minste schier onbewust, zich zelf met die verschijnselen in verband. Eerst met het vlieden der kinderjaren worden de opgezamelde indrukken ten eigen bate verwerkt, vangt het omwoelen van ei gen gemoed, het beluisteren van zich zelf aan. Eerst dan worden alle licht- sralen in de ziel opgevangen, opdat zij over de nieuw ontdekte wereld daar binnen hun glans mogen verspreiden. Toch mag dit op zich zelf nog niet de Zelfgekozen duisternis is beter te verdragen dan opgedrongen licht. V. Uit het Engelsch naar A. COLBECK. 2). De Mandarijn Kuan-yin had een vijand in Peking, die hem een inge- kankerden haat toedroeg. I-Iet was Chou-tzu, een sterrewichelaar van grooten naam; naar men zeide, kon hij gewich tige gebeurtenissen voorspellen en togen gevaar waarschuwen. De sterrewichelaar zelfs voor een Chinees, een bijzon- uer schurkachtige bedrieger, zijn valsch- heid geleek op de diepe zeegeen lood kon k°"T peilen, en geen withuidige haai, uie naar de oppervlakte schiet om zijn levende prooi te grijpen, was verrader- ,;J1 r en wreeder dan hij. Kuan-yin had arglistige gedwarsboomd, toen deze lijker den rechte oefening in zelfkennis heeten. 't Is menigmaal niets dan ordeloos rondtasten in een chaos, terwijl oefening een geordend plan onderstelt, dat met stipte nauwgezetheid punt voor punt wordt gevolgd, 't Is dikwijls een zelf onderzoek, waarop men in later jaren met diepen weemoed terugziet, omdat het niets dan zelfbedrog heeft gebaard. Zal de zelfkennis heilzaam werken, dan moet de natuurlijke aandrift van den jeugdigen mensch, om in eigen ge moed af te dalen, niet aan zich zelve worden overgelaten; dan moet men allen, dien zich op dien weg begeven, dwingen zich een vast uitgangspunt te kiezen, hen aantoonen, dat het terrein hetwelk vooi hen ligt, punt voor punt moet worden verkend, voet voor voet moet worden bemachtigd, dat zwerven naar luim en lust op dwaalwegen voert, dat planloos delven krachtsverspilling is. Voor wie de school des levens onge wapend wordt ingezonden, gaat het mensch worden maar al te vaak met veel lijden, dat voorkomen had kunnen worden, en niet droevige, onnoodige verminkingen gepaard. Het hoogste en beste moet dus worden geëischt, wat tot vorming van het menschelijk karak ter door opvoeding en onderwijs kan worden aangebracht. Hét staat verder aan ons te beslissen, wie wij zijn zullen. Onze waarde als mensch hangt af, niet van toevallige omstandigheden, maar van onze begin selen en de nauwgezetheid waarmede wij ze in praktijk brengen. Waar het geldt ons karakter te vormen, daar staan wij allen op éénen bodem. Elke kracht in ons gelegd kunnen wij daar aan dienstbaar maken. Elke taak, die wij ons opleggen uit vrije keuze, be paalt onze plichten, en wijst ons van zelf de richting aan, waarin wij onze beginselen hebben te toetsen en toe te passen. Ook de omstandigheden, waar onder wij leven, moeten hier in rekening worden gebracht. Zij leveren ook voor een deel de materialen, maar de mensch, is de arbeider, die ze verwerken moet. Het staat geheel aan hem wat hij er van maken zal. De mensch stelt zich, als hij wil, boven de omstandigheden. Zij behoeven hem geen hinderpalen te zijn op den levensweg, hij moet ze be- heerschen en dwingen, hem tot zijn doel te voeren. Soms dragen ze hem gewillig, als ze in overeenstemming zijn trachtte een ingewikkeld plan uit te voeren, dat verscheiden menschen uit de stad tot schande en armoede zou hebben gebracht; hij had 's mans schurk achtigheid ontmaskerd en hem een groot gedeelte van zijn onrechtmatig verkre gen schatten ontnomen. Dit alles was gebeurd vele jaren vóór dat de bewuste klok werd gegoten. Maar Chou-tzu geraakte door slechte middelen langzamerhand opnieuw in bezit van groote rijkdommen, zijn naam werd nog aanzienlijker en meer bekend dan vóór zijn ontmaskering. Kuan-yin had hij nooit vergeven; hij vervloekte hem en zijn bedorven hart zon op vreeselijke wraak. Hij had nog geen kans gezien zijn vervloekingen tot daden te maken of met zijn wrekende pijl het hoofd en hart van den Mandarijn te treffen; nu bood het gieten der klok hem de gelegenheid daartoe. Het metaal lag gloeiend heet in het fornuis en de vorm was gereed om het te ontvangen. Alles was met de uiterste zorg voorbereid. Kuan-yin had zelf het oppertoezicht over de voorbereidselen gehouden, en zag verlangend uit naar de voleinding van een arbeid die hem in de achting van zijn Keizerlijken Meester zou doen rijzen. Als het metaal bekoeld zou zijn, de vorm verbroken werd en de klok geluid gaf. O! had hij toch een zoon wiens ziel dat geluid zou doortrillen, een zoon die in de eer met zijn wenschen. Maar beantwoorden zij niet aan zijn verwachting, dan ont wikkelt de mensch meer zcdelijken moed, en gelijk het stoomschip zich voortbe weegt ondanks den tegenspoed der wateren, zoo wordt bij teleurstelling en tegenspoed zijn veerkracht versterkt. De pijnlijkste ervaringen zijn wel het meest geschikt het karakter te vormen. Zij openen ons oog voor zwakheden en gebreken. Zij slijpen de scherpe kanten af. Zij zeggen wat ons nog te doen staat om de hooge wijsheid, de grootste kracht, de ware schoonheid te bereiken. Alzoo niet in dc afzondering, maar in het volle leven, te midden van woeling en strijd, vindt de mensch gelegenheid zijn karakter te vormen. Wij herinneren ons het woord van den dichter: „Es bildet ein Talent sieli in dor Stille, „Sieh ein Karakter in dén Strom der Welt." Geachte lezers! Als wij in de wereld iets zijn, iets wezenlijks uitrichten willen, dan is er moed noodig. De groote mannen en vrouwen ook, wier mannen in het gedenkboek der menschheid staan opgetcekond, zouden niets tot stand hebben gebracht, indien het hun aan moed had ontbroken. Zij hebben niet altijd uitgemunt door buitengewone talenten, maar deze zijn ook geen volstrekt vereischte, waar het de vraag is, door wilskracht te toonen wat men vermag. De natuur leert ons wat het kleine door volharding kan uitwerken en ook op geestelijk gebied doen wij met weinig zooveel. Menige gewichtige hervorming hebben wij te danken aan eenvoudige burgers, en niet zelden wordt de overwinning beslist door een dapper soldaat, die het vaandel op het vijandelijk bolwerk plant. Het is zijn zedelijk karakter waaraan de mensch den moed ontleent, om in den strijd voor waarheid en recht niet te vertragen. En al mogen zijn pogingen mislukken, de goede zaak waarom het hem te doen is, zal verwezenlijkt wor den, zoo niet door hem dan toch door anderen, voor wie hij den weg heeft gebaand. Iedere stap voorwaarts, dien de menschheid heeft gedaan, vertegenwoor digt een overwinning van tegenstand en moeilijkheden, die er zich tegen verzet ten, een overwinning behaald en ver zekerd door kloeke geesten, door helden op het gebied van de gedachte, door van de groote plechtigheid zou doelen! Maar hij bezat geen ander kind dan Ko-ai. In den nacht vóórdat de klok werd gegoten, sloop een vermomde gedaante nnar de plek waar de leemen vorm in den grond was gemetseld, verdween, kwam na eenige minuten weer tevoorschijn en ging vlug als een schim henen. En zie! toen de klok uit den vorm werd gehesehen, was er een fout in: op on verklaarbare wijze was er een barst iu ontstaan, zoo groot als één derde van de hoogte der klok; haar klank was geheel bedorven. De Mandarijn was bitter teleurgesteld, nog meer bedroefd omdat het gieten mislukt was dan bevreesd voor het mis noegen van den Keizer IJung-lo, of schoon dat misnoegen hem misschien het leven zou kosten. Maar IJung-lo was genadig en gaf hem verlof het nog eens te beproeven. Den tweeden keer was Kuan-yin uiterst voorzichtig en besteedde veel moeite aau het metselen van deu vorm dag eu nacht liet hij hem bewaken, totdat het metaal gesmolten was, en even vóór de vuurstroom door de buizen liep, keek hij hem nog eens na. Hij was er zeker vannu kon er geen barst in den vorm zijn. Dat was er ook niet. Maar hij wist niet dat op een nacht, terwijl de bewaker, voor wien Chou-tzu een groote ontdekkers, door wakkere arbei ders op elk gebied des levens. „Overal, zegt Heine, waar een groote geest zijn gedachten uitspreekt, daar rijst ook een kruisheuvel voor hem op." En dan het voorbeeld, dat wij geven door karakters te zijn mag niet worden voor bijgezien. Het zedelijke karakter oefent een aantrekkingskracht uit, waaraan de menschheid op den duur geen weer stand kan bieden. Een krachtig woord één kloeke daad is dikwijls in staat in de borst van zwakken en tragen sluime rende krachten te doen ontwaken. Zijn er niet iu alle eeuwen geweest, edelen van ons geslacht, die door de macht hunner persoonlijkheid duizenden hunner tijdgenooten hebben medegeslccpt in de goede richting? Hun optreden dwong eerbied af. De kracht die van hen was uit gegaan werkte voort, ook na hunnen dood. Zij bloven tot zich trekken eu voorlichten. Zij overtuigen ons van den adel van ons geslacht. Aan hen kunnen wij ons veilig overgeven. Zij vormen een adelstand, waarin ieder ridderlijk strijder in den levenskamp kan worden opgenomen, die getoond heeft, wat hij vermag. Zij gevoelen zich leden eoner heilige orde, toegankelijk voor allen, die het leven beschouwen als een ern stige zaak. Waar men hen ontmoet, overal zijn zij dezelfde. Liefderijk zijn zij en verdraagzaam, rechtvaardig en billijk in hun oordeel, eerlijk in hun handel, waar en tegenover wien zij zich ook bevinden. Tijdgenooten zege nen hun nagedachtenis en de mensch heid houdt hen in eere, ook al richt zij voor hen geen zichtbare standbeel den op. Er openbaart zich in onzen tijd onder alle klassen nog zoo'n groot gemis aan energie cn zelfvertrouwen. Daar is niets rampzaliger dan dat wanhopig weifelen, dat hinken op twee gedachten bij het doen van een keuzo. Het hangt ten laatste af v m een oogen- blikkelijken indruk, van een ontmoeting, een toeval, of wij rechts dan wel links zullen gaan. En een enkele misstap beslist soms over een gansch leven, over het lot van onze medemenschen. Een dwaling is vergeeflijk, kan hersteld worden, maar dit geldt niet van een onzodelijke daad, die het gevolg is van besluiteloosheid. Bij vastheid van karak ter alleen zijn wij zeker van onze woorden en daden. Laat ons daarom den mensch verlos- slaapdrank had bereid, dien hij hem zelf toediende, in diepe rust verzonken lag, de sluwe sterrewichelaar het metaal had verknoeid. De gedaante van de klok was ongeschonden, maar de be- standdeolen deugden niet. En toen de tweede klok geluid werd, hoorde men geen helderen toon niets dan een doffen, onaangenamen klank, die het hart van den Mandarijn trof als ware het zijn doodsklok. Met een flikkering in zijn donker bruine oogen, waarin men zich niet kon vergissen, gaf IJung-lo te kennen dat een derde mislukking terstond zou ge volgd worden door het afhouwen van het hoofd des Mandarij >s, omdat het dan geheel overtollig werd: waartoe diende hem zijn hoofd als het hem niet behulpzaam was zijn meesters bevelen behoorlijk uit te voeren? Nu zou zulk een aanduiding bij menigeen het denkwerktuig in de war hebben gebracht; menigeen zou niet eens de vruchtelooze poging gedaan hebben de klok voor de derde maal te gieten en een sierlijke buiging voor het nood lot gemaakt hebben. Kuan-yin niet alzoo. Nooit zou de vernederende bekentenis hem ontsnapt zijn, waar was het evenwel dat hij, uit liefde voor Ko-ai, zijn hersenen geducht inspande en toen besloot de zaak opnieuw te beproeven. Een nieuw mengsel word gemaakt, sen van elke vreemde macht, die hem beheerscht en hem leeren zich zelf' te zijn, hem wijzen op zijn aanleg en hem vertrouwen doen stellen op zijn zedelijke kracht. In een van die leuke verhaaltjes van Frits Reuter wordt ons verhaald van een Duitsch vorstje uit de 18 de eeuw, die in een dag met zijn koets van het eene eind naar het andere eind van zijn staten kon rijden. In die positie verkeeren tegenwoordig bijna alle vor sten van Europa. Hun rijken zijn niet plotseling zoo klein geworden als dat van het bedoelde Duitsche vorstje, maar zij zijn in die positie eenvoudig ge komen door de uitvinding der stofbar- kasseu of te wel automobielen. Want aangezien vele vorsten van dat moderne voer- en moordtuig gebruik maken, rijden ze nu niet, maar vliegen ze een voudig door hun landen. Zoo moet de Koning van Spanje ook telkens remmen of koeren om niet in zee of tegen de Pyreneeën aan te rijden. Dezer dagen werd hem echter de kooi te eng. Z.M. is dc Pyreneeën overgestoken, heeft een bezoekje ge bracht aan Lourdes en heeft te Pan gedejeuneerd, waarna hij weer naar zijn landje, dat in de oogen van een gewoon mensch toch niet zoo heel klein is, te rug keerde. Zoo'n uitstapje is nu met de tuf-tuf nog eens te maken en de bewoners van Lourdes en Puu zullen er wel geen bezwaar tege hebben als Z.M. weer eens terug komt. Wie wel bezwaar zal hebben tegen het weer ontvangen van zijn gasten dat is Frederik van Eeden. Die heeft bezoek gehad van zijn vrienden, dc zoogenaamde „vrijen". Die menschen hebben een ideaal en dat is: vrijheid. Een mooi ding zult ge zeggen. Zeker maar in de toepassing van hun ideaal schijnen dc heeren toch wel wat al te vrij te zijn. Dat blijkt althans uit het geen Frederik van Eeden naar aanlei- leiding van de laatste meeting op Walden schrijft in Dc Pionier:. Daarin lezen we het volgende Natuurlijk verheugt men zich op de levendigheid van het drukke bezoek en op de muziek en de toespraken. Maar na eenige eerste ervaringen is een ander fornuis gebouwd, do vorm op een geschikter plek gemetseld, cn alles werd vóór zijn oogen met de grootBte stiptheid uitgevoerd. Toen de werkzaamheden begonnen, was het fornuis reeds afgezet, geen vreemde kon het naderen. De vorm werd zoo nauw lettend bewaakt dat er niet een strootje in kon waaien, en eiken dag werd hij netjes afgestoft en heel nauwkeurig on derzocht. Ten gevolge van zooveel slapeloozc nachten en angstige bewaking werd de Mandarijn moe, hij zag er slecht uit. Met talrijke offeranden zocht hij deu toorn van de Geesten der Aarde, de Geesten der Lucht, de Geesten van het Vuur en den Oppergeest der Metalen te verzoenen en ze gunstig voor zich te stemmen; ook riep hij de hulp van velen zijner voorvaderen in. Toch had hij een heimelijk vermoeden dat een tastbaarder vijand hem tegenwerkte, maar aan Chou- tzu dacht hij in 't ge heel niet. Ko-ai was diep bedroefd over het lot dat haar vader wachtte. Vurig wenschte zij dat ditmaal de klok gaaf mocht zijn en eene vollen, zuiveren toon hebben. Slot volgt

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1