No. 64. Zaterdag 12 Augustus 1905. 2e Jaargang Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". 1 Huiselijk Geluk. FEUILLETON. DE FATALIST. VAN MIJN EENZAMEN POST. DEEEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. I Bureau HeDdrik van Viandenstraat 2sj Abonnementsprijs Per jaarf 3 00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Van waar, zoo vragen wij ons zelf af, het verschijnsel, dat het aantal koffie huizen en sociëteiten gaandeweg ver meerdert en de houders van dergelijke gelegenheden zich in een steeds drukker bezoek mogen verheugen, niettegen staande over het geheel de klaagtoon over dure tijden en weinig verdiensten het tegendeel zou doen verwachten. Men zegt dat de strijd om het bestaan bij den dag zwaarder wordt, dat de uitgaven slechts met het meeste overleg in evenredigheid met de inkomsten zijn te regelen, dat elk dubbeltje wel driemaal moet worden omgekeerd vóór het mag worden besteed, en toch, zoowel in de lagere als midden- en hooge klas sen der maatschappij, wordt er een druk bezoek gebracht aan kroeg, koffiehuis cn sociëteit. Deze twee verschijnselen, die ieder kan waarnemen, vloeken tegen elkaar en daarom te meer moet er eene buitengewone oorzaak wezen waardoor zich beider bestaan laat verklaren. Zooals de man en vader doet, zóó ook doen vrouw en kinderen. Visites worden druk gemaakt, publieke ver makelijkheden, bals, concerten en voor stellingen goed bezocht, en dat alles trots den gedrukten toestand waarin handel en nijverheid verkeeren. Voor een deel voorzeker is een en ander toe te schrijven aan de meerdere behoeften, die men thans heeft in ver gelijking met vroegere dagen. Die be hoeften mogen voor een goed deel illusoir zijn, voor een ander deel bestaan zij werkelijk. De eischen in de maatschappij zijn bij het jaar hooger geworden en onder alle klassen heeft men zich daar naar te richten. De ambachtsman, vee houder, landbouwer, onderwijzer of wie ook, zal vergaderingen, waarop zaken zijn métier betreffende behandeld wor den, dienen bjj te wonen, wil hij geen gevaar loopen niet alleen tot de achter lijken te worden gerekend, doch daartoe ook zoo zachtjes aan in werkelijkheid te behooren. Voor een ander deel is hot drukke bozoek van openbare plaatsen wellicht toe te schrijven aan de meerdere be hoefte aan ontspanning, naarmate men zich meer heeft in te spannen. Eertijds, toen men minder weelderig leefde, kon men met minder inspanning datgene door IWAN TEBGEVJEFF. Vertaling van G. H. PRIEM. 2. In mijn bijzijn was hij opgewekter, met mij kon hij openhartig spreken; in mijn tegenwoordigheid zag hij er niet tegen op van het voetstuk ncêr te stijgen, waarop anderen hem hadden geplaatst. Door zijn ziekelijke eigenliefde ge kweld, voelde hij in zjjn diepste ik dat die eigenliefde door niets gerechtvaardigd ~as, dat anderen tegen hem opzagen, maai ik, hem volstrekt niet als een meerdere behandelde; de vrees iets doms of gekB te zeggen, plaagde hem in mijn tegenwoordigheid niet en hij verkrijgen, waarnaar men vroeg; thans, nu schier ieders eischen onevenredig hooger zijn geworden, nu een werk man op zijn best tevreden is met het genot, vroeger door een gezeten burger gesmaakt, cn de burgerman de airs aanneemt van een landedelman, nu moot er wel meerdere krachtsinspanning ont wikkeld worden, en tengevolge daarvan laat het zich verklaren dat de behoefte aan ontspanning evenzeer toenam. Doch ook nog voor een deel heeft de hedendaagsche uithuizigheid, naar onze meening, eene aandere oorzaak; het gebrek in vele, zeer vele gezinnen aan huiselijk geluk werkt mede de uithuizig heid op verbazende wijze in de hand en doet, naar onze overtuiging, alléén meer kwaad dan alle andere oorzaken in deze te zamen. Het gezin, waarvan de man na afge dane dagtaak zijne verpoozing het liefst elders zoekt, levert o. i. het klare en sprekende bewijs dat elders meer genot te smaken is voor hem dan in den kring der zijnen, die hem anders, uit den aard der zaak, boven welken anderen ook, lief en aangenaam moet zijn. Waar de vrouw zich gedurig aan hare roeping, die haar naar haar gezin wijst, onttrekt, mag dit zeker niet worden be schouwd als een teeken dat zij zich in die roeping, iu haar huis, omringd door haar gezin, het gelukkigst gevoelt. Wij allen toch, niemand uitgezonderd, zijn in den regel egoïstisch genoeg om daar bij voorkeur te verwijlen, waar het ons het best bevalt, waar wij ons het gelukkigst gevoelen. Vinden we genot te huis, dan zal daar ons anker worden uitgeworpenstaat het genoegen, ons thuis bereid, achter bij dat, elders te genieten, dan zal zeer dikwijls uithuizig heid het gevolg van dezen toestand zijn. Minstens negen van de tien per sonen volgen in deze zaak hunne neiging tot genot, en slechts zeer enkelen houden met toestanden rekening. Waar de man in de vervulling zijner plichten te kort schiet, waar de vrouw niet al het hare doet om de zorgen haars echtgenoots te verlichten, door er getrouw in te deelen, waar deze twee niet samensmelten, zooals Vondel het uitdrukt, of niet in hunne vereeniging terugvinden de verwezelijking van Multa- tuli's schoone beschrijving betreffende het wezen des huwelijks, dair is gebrek aan huiselijk geluk; den waren toon kon dus luchtig en los, kortom geheel zichzelf zijn. Menigmaal was hij zelfs tamelijk uitgelaten en het deed hem dan genoegen dat, behalve ik, niemand zijn dwaasheid hoorde. Ware dit ge schied, dan zou zijn faam als Fatalist spoedig verdwenen zijn. Hij had weinig aan wetenschap gedaan, las zoowat niets en wat hij nog wist had hij uit anecdoten en vertellingen. Hij geloofde aan voorgevoel, aan voorspellingen, aan gevoelens, ont moetingen, aan gelukkige en ongelukkige dagen, aan vervolgingen of hulp van het Noodlot, aan de beteekenis van allerlei kleine voorvallen. Een echte Fatalist moet niet laten merken, dat hij aan zoo iets gelooft, hij moet veelcor anderen aan zoo iets doen gelooven Maar van deze zijde kende ik alleen Tegleff. V. Op een goeden dag aU ik mij wel herinner was 't de 20ste Juli begaf ik mij weder op weg om mijn broeder te bezoeken. Ik vond hem niet thuis. De dienst had hem acht dagen naar elders geroepen. Daar ik geen lust had naar Petersburg terug te keeren, doolde ik met mijn geweer wat in den omtrek rond, schoot een paar water snippen en bracht den avond door in Tegloff's gezelschap onder het afdak der vindt men diiar niet, al zijn er de gerande rijders ook in overvloed voor handen. Doch is ook dit laatste niet het geval, moet men er zuinigjes, zuinigjes rond komen of nog erger, wee dan zoodanig gezin, want de toestand van den „gewapenden vrede" maakt dan allicht, ja, schier geregeld plaats voor dien van den „verklaarden oorlog." En het gemis aan huiselijk geluk, het gemis aan den band, die in de eerste cn voornaamste plaats het gezin dient te omstrengelen, ziedaar mede een voorname reden der uithuizigheid. Wellicht zal men ons schouderop halend toevoegen: „maar dan zijn de huwelijken „schier alle ongelukkig!" Wel mogelijk; hot getal dergenen, die zich bij voorkeur buitenshuis amusee ren, geeft tot die veronderstelling dan ook gereede aanleiding, en wie zal ons zeggen hoe velen er nog door zelfbe- heersching worden teruggehouden, wijl zij huiveren voor de mogelijke gevolgen van het „niet thuis" zijn. En laat ons eerlijk wezen en niet overluid waartoe zou dat dienen?- maar voor ons zelf bekennen, dat de illusiën, welke men zich van den ge huwden staat voorspiegelt, niet zelden onbewaarheid blijven. En is dat wel zoo vreemd? Hebben wij ons over dezen dikwijls teleurstellenden uitslag te verwonderen? Inderdaad niet! Het mag eer verbazing wekken, dat het in 't huwelijksleven nog zóó gaat als het gaat. Het behoort immers nog altijd tot den regel, dat de „vrede iu huis" bewaard blijft, cn 't is immers nog steeds uitsondering, dat de buurt te koop loopt met het verschil van gevoelen, dat er tusschen de deelen van een gezin be staat; en let nu eens op, hoe verlovingen en huwelijken tot stand komen. Welke waarborgen levert de wijze van uithuwelijken in den regel op voor een huwelijk in den vollen en sehoonen zin van het woord? Wél toch wordt daarbij gevraagd naar gelijkheid van stand, bepaald door gelijkheid van bezittingen; veeltijds ook wordt op den leeftijd gelet, alhoewel deze vraag bij die naar het bezit moet achter staan, terwijl de mate van ont wikkeling, beschaving, en van wal ons meer tot „mensch" maakt, maar al te dikwijls een onbeduidende rol speelt. Als de financiën der partijen verschil- leu, spreekt men van eene „mésalliance", boeren hut, waarin hij, zooals hij 't noemde zijn zomer-verblijf had opge slagen. Wij babbelden over koetjes en kalfjes, dronken daarbij zeer veel thee, rookten onze pijpen onderhielden ons met een buurman, een op en top Rus geworden Fin, en met een venter, die trachtte aan de manschappen zijn „mooie sinaas appelen cn citroenen" te verkoopen. Deze laatste was een aardige spraakzame man, die behoudens andere dingen ook de kunst van gitaarspelen verstond; hij vertelde ons ook van een ongelukkige liefde, welke hij in zijn jeugd had op gevat voor de dochter van een ambte naar. Ouder geworden had evenwel deze Don Juan geen ongelukkige liefde meer gekend. Voor de deur strekte de eindelooze vlakte zich uit, welke langzaam afglooide. Hier en daar schemerde een stroompje en aan den horizon verrezen kleine boschjes. Langzaam viel de nacht. Wij waren alleen. Tegelijk met den nacht steeg een mist op, welke al dikker en dikker werd en eindelijk in zwaren nevel ver anderde. Do maan verrees aan den hemel; haar stralen drongen door den nevel heen en kleurden hem met een gouden gloed. VI. Tegleff nam het eerst het woord en doch men gebruikt dit woord minder, als de beschaafde on begaafde zijn lot en leven aan dat van den minder ont wikkelde verbindt. En toch hoe dikwijls komt zoo iets voor! Hoe menigmaal moet de gei ulde buidel goed maken, wat hoofd en hart te kort komen! En dan, de gevolgen eencr zoo danige verbintenis blijven niet uit. Waar achting het fundament moest zijn, waarop het gebouw der liefde behoort te worden opgetrokken, waar telkens meerdere onderlinge wnardeering het gevolg behoorde te zijn van telkens grondiger kennis van elkander, waar dagelijks verhoogde samenstemming tot gevolg moest hebben, dat men elkander dagelijks ook minder en minder kan missen, daar ziet men dan niet zelden den lossen band al slapper en slapper worden en daarmede het huwelijksbootje aar> telkens heftiger windvlagen en golf slag prijs gegeven. Van lieverlede berust men, teleurgesteld als men zich gevoelt, doch ieder gaat zijn eigen weg en alleen de burgerlijke beleefdheid en het maatschappelijk belang van ons ge zin doen ons voor 't oog der wereld behooren tot de breede rij van hen, die gehuwd en „goed" gehuwd zijn. Een ander heeft op ons huwelijksleven geene de minste aanmerking, doch wij voor ons zelf gevoelen eene leegte eene onvol daanheid; gelukkig zijn we niet, en ons gezin mist het schoonste aller voor rechten, 't mist die eenheid van zin, die ons deze aarde reeds tot een hemel maakt, die ous alles doet vergeten, wat leed het ook zij, die ons alles doet kunnen, hoe moeilijk 't moog wezen, die ons, met geen dubbeltje in den zak, de toekomst hoopvol en blijmoedig doet tegengaan. De trouwlustigen, wij bidden het hun van heeler harte toe, zij mogeu wat meer letten op karakter, ontwikke ling, beschaving, mensch zijn in één woord, bij hun kiezen en toestemmen tot een huwelijk en wat minder op de tot heden toe daarbij in aanmerking komende artikelen. VI. Wat kan men zich iu sommige men schen toch vergissen. Daar heb je nu de redactie van de Oude Amersfoortsche met zijn eigenaardig stotteren en trillen sprak hij van voorgevoelens en verschij ningen. In een nacht gelijk aan dezen, vertelde hij, had een van zijn vrienden, een student, die als huisonderwijzer bij twee weezen was gekomen en met dezen een pavillioen in den tuin bewoonde, een vrouwengestalte gezien, welke zich over het bed der kinderen had gebogen: den volgenden dag had hij op een portret deze gestalte herkend het portret n.l. van hun moeder. Dan vertelde mij Tegleff ook, dat zijn ouders eenige dagen voor hun dood voortdurend het ruischen van water meenden te hooien; dat zijn oom in den slag bij Borodino door een onbe duidend voorval van den dood was ge red: hij had zich enkel gebukt om een donker kiezelsteentje op te rapen en in 't zelfde oogenblik was een kogel over zijn hoofd gevlogen en had zijn langen zwarten vederpluim weggenomen. Tegleff beloofde zelfs mij dezen kie zelsteen, die zijn oom gered had en welke deze in een medaillon had doen zetten, te toonen. Dan sprak hij mij ook van de roeping die ieder mensch had en hij in 't bij zonder en, voegde er bij dat hij, tot heden daar steeds aan geloofd had en mocht ooit twijfel aan zijn roeping bij hem ontstaan, dan zou hij dien twijfel opheffen, door het leven van zich te werpen, daar het dan alle beteekenis Courant. Vóór de verkiezingen legde dat orgaan meermalen clericale sym pathieën aan den dag. Ik behoef slechts te herinneren aan dio ellendige Sybrandy- historie. Alle bladen stonden er vol van en natuurlijk werd graag opgenomen wat er alzoo tegen mijn teer beminden vriend werd geschreven. En vooral voor de neutrale bladen was het geen onaardig fortuintje, want die namen zoowel het voor als tegen op. Nu dat was een aardige bladvulling, die bovendien gretig gelezen werd. Maar de Oude Amersfoortsche. Courant nam alleen op de stukken tor verdedi ging van Sybrandy en voor do artikelen uit de Vrijzinnige pers had dit neutrale orgaan blijkbaar geen plaats. Gelukkig hebben mijn vrienden dan ook steeds, wanneer zij in de gelegen heid waren, getoond, dat ze ook niet geheel onverschillig waren voor dat blad. Wie mochten komen op de Roomsche vergadering waar baron Van Wijnbergen sprak? Alleen katholieken en anti-revo lutionairen, en de Oude Amers foortsche Courant. Nu wat wil je meer. De appreciatie van de goede diensten bleek toch duidelijk. Maar de verkiezingen zijn voorbij, en Bram heeft do boodschap gekregen, dat hij naar huis mag gaan. En nu lees ik ine zoowaar m dat blad een artikel dat aldus aanvangt: „Onder de vele bladen en t ij d schriften welke we al moeten lezen, trekt ons het Sociaal Weekblad altijd z e e r a a n". Daar sta ik nu toch gewoon perplex van. Het Sociaal W e e k b 1 a d, moet je dat nu wel housch lezen? Daar steekt iets anders achter hoor. Ik weet wel, de redactie van zoo'n or gaan als de Oude Amersfoortsche is niet voor de poes. Daar is heel wat werk aan verbonden en ik begrijp ook wel dat men elke week heel wat bladen en tijdschriften moet doorworstelen om toch geregeld den lezers kost voor te zetten die ze slikken willen. Maar nu dacht ik, dat Eembode, Stichtscho Courant, Standaard e n T ij d toch wel voldoende waren. Neen, laat dat Sociaal Weekblad maar achter wege, gerust het zal de neutraliteit van het blad schaden. En daar moet je voorzichtig mee zijn hoor. Want als je ons verlaat, verlaten wij je courant, cn de liberalen, och die lozen toch wel je voor hem had verloren. Gij gelooft misschien, zei hij, mij van terzijde aanziend, dat ik daar den moed niet voor heb? Dan kent ge me niet ik heb een ijzeren wil Mooi gezegd, dacht ik bij mij-zelf. Tegleff verzonk in nadenken, zuchtte diep, legde zijn pijp neer en verklaarde mij dat deze dag voor hem van groote beteekenis was. Want vandaag, besloot hij, is 't do dag van den heiligen Elias mijn ver jaardag. Dat is altijd een ernstige tijd voor mij. Ik antwoordde niets en vergenoegde er mij mcê hem aan te kijken, zooals hij daar voorovergebogen en treurig voor mij zat, zijn droomerige blikken naar den grond gericht. Vandaag, ging hij voort, zei mij een oude bedelares, Tegleff werd nooit door een bedelaar aangesproken, zonder dat hij hem wat gaf dat zij voor mijn ziel zou bidden, is dat niet vreemd. Er zijn menschen die zich voortdurend met zichzelf bezighouden, dacht ik. Doch ik moet er bij voegen dat deze laatste woorden op Tegloff's gezicht een uitdrukking van buitengewone onrust te voorschijn geroepen hadden; dat deed zijn fatalistische melancholie; er moest hem dan toch zeker wel iets kwellen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1