No. 88.
Zaterdag 4 November 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Pensioensregeling
en Pensioenfonds.
FEUILLETON.
N 01R A U D-
VAN MIJN EENZAMEN POST.
xm.
Versohljiit
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Bnrean
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
„Verzekering" is een leuze van onzen
tijd. Ongevallenverzekering, Invaliditeits
verzekering, Neringverzekering, Glas-
verzekering en Levensverzekering, zijn
alom bekende zaken. In velerlei opzicht
tracht een ieder zich te vrijwaren tegen
mogelijke schade in huishouden of be
drijf, waar die schade ongeëvenredigd
zou ziju aan do draagkracht. Dank zij
het, wel niet belanglooze, maar daarom
niet minder algemeen nuttige streven
van tal van Verzekeringniaatschappijen,
heeft een ieder even zoovele gelegen
heden om zich of de zijnen tegen een
jaarlijksche premie, vastgesteld op weten
schappelijke gronden, de middelen te
verschaffen om bij een of anderen
tegenspoed of bij verzwakking van
arbeidskracht door ouderdom of invalidi
teit, de zaken op denzelfden voet voort te
zetten, of den wolf van de deur te
houden.
Zoo heeft reeds menig echtgenoot
langs dezen weg zijn vrouw en kinderen
niet geheel onverzorgd behoeven achter
te laten; zoo heeft reeds menig werk
gever zijn werklieden een goeden ouden
dag bezorgd, of heeft hun diensten bij
ziekte of invaliditeit met een wachtgeld
of jaargeld vergoed; zoo zijn reeds
sociale wetten aangenomen, welke den
Staatsdienaren hulp toezeggenzoo heeft
men ook in vele gemeenten het noodig
en wenschelijk geacht ambtenaren en
bedienden voor den ouden dag een
onbezorgde toekomst te verschaffen.
Is dit uit een moreel oogpunt ver
heffend te noemen voor die gemeenten,
in een ander opzicht kan men zoggen,
dat een gemeentebestuur door die daad
iiet gemeentebelang in hooge mate
behartigt.
Aangenomen toch, dat bij het benoe
men en aanstellen van die ambtenaren
en bedienden de Raad den beste der
sollicitanten uitkiest, aangenomen daar
bij dat deze gemeentedienaren naar
hunne beste krachten medewerken tot
den goeden gang der zaken, is het toch
in het belang van de werkgeefster dat
deze mcnschen hun werk verrichten met
uitzicht op een te verdienen rustigen
ouden dag, zóólang tot hun leeftijd of
lichaamszwakte hun de krachten ont-
Dc krakeelen zouden zoolang niet duren,
indien het ongelijk slechts aan téne Zijde lug.
Naar
LUDOYIC HALEYY.
1)-
„Wees maar niet bang, mijnheer, u
zal niet te laat voor den trein komen
Ik breng nu al vijftien jaarlang menschcn
naar het station en nog nooit heb
ik hun den trein doen missen! Daar
kunt gij op aan, mijnheer, nooit! O,
kijk maar niet op uw horloge Y ant
één ding moet gij weten en dat zegt
uw horloge u toch niet... Namelijk dit,
dat de trein altijd een kwartier te laat
is. Er is geen enkel voorbeeld van
bekend, dat de trein minder dan een
kwartier te laat kwam."
En juist dien dag gebeurde dit. De
trein was juist op tijd geweest en ik
miste hem. Mijn koetsier was woedend.
neemt om verder in het waarachtig
belang van de Gemeente werkzaam te
zijn.
Wij weten, dat twee middelen eene
Gemeente ten dienste staan om lust en
ijver bij hare ambtenaren te bestendigen,
nl. goede salarieering en pensionnecring.
Waar men deze middelen verwaarloosd,
zal men zijne goede dienaren telkens
zien vertrekken tot schade van de ver
schillende takken van dienst, of men
zal ze behouden, werkende tot ze niet
meer kunnen, onder min of meer zwaren
druk en gunstige uitzondering daarge
laten veelal na zekeren leeftijd niet in
het belang van den dienst waaraan zij
ziju verbonden.
De Gemeenteraad van Amersfoort
heeft deze middelen aangewend, o. a.
ook wat betreft de ambtenaren aan de
Inrichtingen van Hooger en Middelbaar
Onderwijs.
Eenige jaren geleden toch is hier
eene Yerordening in het leven geroepen,
waarbij ook dezen ambtenaren een
ouderdonispeusioen is verzekerd en kort
daarna werden hunne jaarwedden zoo
danig geregeld, dat zij in dit opzicht
iu slechts weinig plaatsen in betere con
ditie zouden kunnen komen. Onze
Gemeente heeft dus in dit opzicht het
mogelijke gedaan.
De leeraren hunnerzijds getroosten
zich gaarne, dat er maandelijks een
zeker quantum van hun traktement
wordt afgehouden, daar dit gepaard gaat
met de wetenschap, dat deze. bijdragen
door de Gemeente voor hen worden
weggelegd om later in den vorm van
een ouderdomspensioen te worden terug
gegeven.
De Gemeente, die aldus de belangen
van haarzelve en hare ambtenaren be
vordert, legt zich daardoor echter tevens
verplichtingen op.
Want hut in liet leven roepen eener
Pensioenregeling is gemakkelijk
en goedkoop, ja zelfs in den beginne
profijtelijk, wanneer ze nl. niet gepaard
gaat met het gelijktijdig oprichten van
een Peusioenfoiids. Profijtelijk, zeg
gen we, want het komt toch hierop
neer: dat men het tegenwoordige corps
belastingbetalers de premiën laat innen
om door liet volgende geslacht de pen
sioenen te laten betalen.
Wij zullen dit met cijfers illnstreeren,
cijfers, ontleend aan het Tarievcnboekje
„Gij moet waarschuwen," zeide hij
tot den stationchef, „gij moest waar
schuwen, wanneer uw treinen op tijd
vertrekken dat is waarachtig nog
nooit gebeurd!"
En alle omstanders tot getuigen
nemende
„Niet waar, dat heeft men hier nog
nooit beleefd! Ik wil niet, dat mijnheer
zou denken, dat het mijn schuld is.
Een trein, die op tijd vertrekt! Is
het nu niet de eerste maal, dat dat
gebeurt."
Een algemeen: „o, ja, zeker! Ge
woonlijk is hij veel te laat!" volgde op
deze woorden. Maar wat hielp mij dat?
Ik moest een dikke drie uur in oen
treurig dorpje in het canton Waadtland
doorbrengen, dat tusschen twee sombere
bergen, welker kruin met een mutsje
van sneeuw bedekt was, in lag.
Hoe die drie uren zoek te brengen?
Dit vroeg ik nu op mijn beurt aan de
omstanders. En weer riepen allen een
stemmig uit: „Ga den Ketel zien!
.Anders is hier niets bijzonders te zien."
„En waar is die Ketel? Halfweg
de helling van den berg rechts; maai
de weg was nog al moeilijk te vinden;
men raadde mij aan, een gids te nemen,
en daar, daar ginds in dat kleine, witte
huisje met die groene blinden, zou ik
den besten gids uit het geheele land
vinden een braaf, flink man, vader
Simon.
van een onzer soliedste en goedkoopste
Maatschappijen van Levensverzekering
nl.: „Eigen Hulp", cijfers dus, aan
welker waarde wel door niemand zal
worden getwijfeld.
Nemen wij tot voorbeeld oen ge
meenteambtenaar van 50 jaar met een
salaris van f 1500 en 25 dienstjaren.
Toen voor enkele jaren in 1899 onze
gemeentelijke pensioenregeling werd
ingesteld, word bepaald dat die 25
dienstjaren (vóór 1899) zouden meetellen
bij latere pensionneering. Een royaal
besluit ongetwijfeld, maar een besluit,
dat vergezeld had moeten gaan van het
afzonderen van een geldsom die verband
hield met de verplichting, welke de
gemeente daardoor op zich nam. Laten
wij ter voorkoming van misduiding op
den voorgrond stellen, dat wij hier niet
bedoelen afbrekende critiek te gaan
leveren.
Les idéés marchent! Aan de
werking dier waarheid zijn onze gemeente
besturen ook onderhevig Indien dus
thans iets bepleit wordt, dat de voorkeur
verdient boven een vroeger standpunt,
dan bedoelen wij voor de toekomst te
helpen opbouwen en geenszins Da te
pleiten over het vroegere.
Om met ons voorbeeld voort te gaan:
De plicht dien de gemeente op zich
nam door tot onzen 50-jarige te zeggen
gij zult op 65-jarigen leeftijd recht
hebben op een pensioen van f 1000,
vertegenwoordigd een geldelijk bedrag
van f 3960,90. Immers tarief K. van
„Eigen Hulp" geeft voor den 50-
jarige als koopsom voor een op 65-jarigen
leeftijd ingaand pensioen van f 100
aan: f 396,09.
Onze 50-jarige ambtenaar moet echter
tot zijn 65c jaar 's jaars 4% d. i. f 60
aan de gemeente betalen als Pensioens
bijdrage.
Do contante waarde van die stortingen
vindon wij door middel der tarieven I.
on K. van „E i g e n II u 1 p" en bedraagt
f 645,40.
Het verschil tusschen dit bedrag en
hot vorige, dus 13315,50 (geen kleinig
heid dus) had (1e gemeente voor dezen
éénen ambtenaar bij zijn opneming in
een pensioenfonds moeten rose rvee-
r e n. Door dat niet te doen laten wij
het nageslacht feitelijk „voor de gebak
keu peren zitten".
Het nageslachtd. w. z. ook het
geslacht, dat over enkele jaren hier
Ik richtte mijn schreden naar het
mij gewezen huisje en klopte aan de
deur.
Een oude vrouw deed haar open.
„Vader Simon?"
„Ja, dat is wel hier maar is het
om naar den Ketel te gaan?"
„Ja, ik wilde naar den Ketel gaan."
„Ja, ziet u, vader Simon is van
morgen niet opgestaan. Hij heeft het
in de beenen Hij kan niet uit
gaan Maak u echter maar niet
ongerust, er is hier wel iemand die hem
kan vervangen onze hond kan wel
met u meegaan.
„Watblief? Uw hond?"
„Ja, Noiraud. Die zal u zeer goed
den weg wijzen even goed als
mijn man Hij is er aan gewoon."
„Er aan gewoon?"
„Zeker, al sedert jaren en jaren neemt
vader Simon hem altijd mee Zoo
doende heeft hij hier de omstreken goed
loeren kennen Hij heeft al wat
dikwijls reizigers den weg gewezen en
die hebben er ons altijd hun compliment
over gemaakt. Want wat zijn verstand
betreft, dat heeft hij even goed en even
veel als u en ik. Het eenige, wat hij
mist, is de spraak Maar die heeft
hij niet noodig Ja, als hij u een
monument moest laten zien, dan zou
het wat anders wezen, want dan moest
hij u de geschiedenis daarvan vertel
len Maar hier is alleen het natuur-
belasting-plichtig zal zijn, en waartoe de
meesten onzer dus nog zullen behooren!
Wij nemen dus gewoon ons zelf beet
door er geen pensioen! o n d s op na te
houden.
Het bedrag van f 3315,50, op zich
zelf reeds aanzienlijk, geldt nog maar
éénen ambtenaar. Voor een groep amb
tenaren als de gezamenlijke Leeraren
aan H. B. S. en Gymnasium komt men
langs dezen weg tot waarden om van
te rillen.
De contante waarde dor gezamenlijke
pensioenaanspraken van 18 dezer amb
tenaren overtreffen de waarde der aan
de gemeente te betalen collectieve
premien met niet minder dan f 52255,
zegge ruim een halve ton!
Als de nood het hoogst komt, wil er
echter wel eens redding komen. En nu
doet zich voor de Gemeentefiuanciën
het niet alledaagsche buitenkansje voor
om met eene, tegenover dat bedrag van
f 52000, luttele som van f 12000 zich
dien zwaren pensioenlast, met betrekking
tot een lS-tal van het leeraarspersoneel
van de schouders te wentelen, indien
onze gemeenteraad de transactie aan
vaardt, als in het rekest van de leeraren
aan den Raad is belichaamd.
Den Leeraren is nl. door de nieuwe
Pensioenwet van 5 Juni 1905 de moge
lijkheid opengesteld om naar de Rijks
regeling over te gaan. Dat legt hun
echter zware financieele lasten op. Komt
de Raad hen in den geest van huu ver
zoek tegemoet, dan kost dat een offer
aan de gemeentekas, maar een offer,
dat klein is in vergelijking met den
enormon last, die de gemeente van den
rug zou glijden. Deze transactie doet de
gemeente een contant voordeel behalen
van f 40.000 ongeveer. Dat voordeel
zouden wij in concreten vorm kunnen
aanschouwen als er een pensioenf o n d s
bestoud, daar de gemeente dan b.v. voor
f 40.000 aan Effecten te gelde zou kun
nen maken en in de gemeente-inkomsten
als buitenkansje kon notoeren.
Al zijn niet al onze raadsleden koop
lieden, toch verwachten wij dat elk
raadslid genoeg koopman zal zijn om dit
buitenkansje te annexeeren.
Daarna kan besproken worden, hoe
het niet-bestaan van een pensioenfonds
voor de overblijvende gemeente-ambte
naren zou zijn te redresseeren. De zaak
worde onder de oogen gezien, op den
grondslag van wiskundige berekeningen.
Dat niet te doen zou niet raadzaam zijn.
En we weten dat onze Raad een zorge-
looze financieele politiek niet is toe-
Daarom spreken we de wenschelijk-
heid uit, dat de Raad inga op hot
adres der leeraren, om daarna zoo
spoedig mogelijk voorbereidende maat
regelen te nomen tot het in het leven
roepen van oen pensioenfonds.
Want zonder dat zijn pensioens
regeling c n niet vrij van roekeloos
heid.
schoon te bewonderen. Neem Noiraud.
Bovendien kost het u dan ook minder.
Mijn inan moet drie francs hebben en
voor Noiraud behoeft u slechts dertig
sous te betaien en daarvoor zal hij u
even veel laten zien als mijn man voor
drie francs. Ik zal hem maar roepen,
niet waar?"
„Ja, roep hem maar."
„Noiraud! Noiraud!"
Hij kwam. Het was een kleine,
krulharige, Zwarte hond. Op het oog
leek hij niet veel, maar hij had iets
zeer ernstigs en beslists over zich. Zijn
eerste blik gold mij, een heldere blik,
die mij snel van top tot teen opnam,
een blik, dio duidelijk zeide: „Dat is
een reiziger, die naar den Ketel wil
gaan."
Dat ik dien dag reeds eenmaal den
trein gemist had, was mij reeds meer
dan genoeg, en ik was er natuurlijk niet
in het minst op gesteld, dat zulk een
ongeluk mij ten tweede male zou over
komen. Ik deelde dus aan de oude
vrouw mede, dat ik slechts drie uur den
tijd had.
„O! ik weet het al", zeide zij tegen
mij, „gij wilt zeker den trein van vier
uur nemen. Maak u maar niet ongerust,
Noiraud zal wel zorgen, dat gij er op
tijd zijt Komaan, Noiraud, op weg.
Naar den Ketel! den Ketel! den Ketel!
den Ketel!"
Zij herhaalde die woorden viei maal,
Ik was diep bedroefd van harte in do
week dat in Amersfoort het feest des
duivels werd gehouden. Want, ja
Christelijke jonchelingen, gij lieden hadt
wel gelijk in uw tractaatje, de kermis
te betitelen met den naam Beth-Aven
Huis der Ongerechtigheid. Satan
viert daar hoogtij en voert er onbeperkte
heerschappij. En nu wil ik nog niet
spreken van de betreurenswaardige
gewoonte om in alcoholische bedwelming
genot te zoeken, maar ik heb meer
het oog gericht op de afdwalingen op
zedelijk gebied, die werkelijk diep
ergerlijk zijn. Men moet zich niet in
beelden, dat men aan al dat kwaad
niet schuldig is. Neen, ook gij rustige
kermisgangers, die netjes, niet eens
hossende en springende, langs de kramen
en spellen hebt geloopen, ook gij draagt
een deel van de schuld van al de
ellende. In het bovengenoemde tractaatje,
door de Christelijke jonchelingen ver
spreid, is dat zoo uitnemend gezegd,
dat ik thans geen poging zal wagen
nog meer te toornen, tegen de onver
laten, die nougat of wafelen voor moeder
de vrouw of een bromtol voor hun
kleinen jongen op de kermis hebben
gekocht.
Neen huu medeplichtigheid staat vast,
aan al het verkeerde, dat op de kermis
is gebeurd en in de toekomst kan en zal
gebeuren, zoodat ze ook reeds in 't
voren hebben gezondigd. En juist
daarom was ik zoo bedroefd tot in het
diepst mijner ziel. Want toen ik
Zaterdagavond eens een kijkje nam,
zag ik niet alleen paganisten, maar
ontwaarde ik ook personen, die ik onder
do oprechtste Christenen meen te mogen
zeer langzaam en zeer duidelijk spre
kende en middelerwijl sloeg ik Noiraud
met aandacht gade. Hij beantwoordde de
woorden van zijn meesteres door met
het hoofd te knikken en blijkbaar werd
hij op het laatst iet of wat ongeduldig
en zelfs boos, want hij deed dit hoe
langer hoe harder. Men zou die béwe-
gingen aldus hebben kunnen vertalen:
„Ja, naar den Ketel begrepen
volkomen begrepen wel, hoe
heb ik het nu! houdt je mij soms
voor een stommerd?" En zonder het
vierde „naar den Ketel", van zijn
moeder Simon af te wachten, koerde
Noiraud zich, blijkbaar verontwaardigd,
om, ging vlak voor mij staan en mij
met zijn blik de (leur wijzende, zeide
hij mij, zoo duidelijk als een hond dit
maar doen kan:
„Laten wij gaan, kom, volg mij!"
Gehoorzaam volgde ik hem. Wij
vertrokken met ons beiden, hij voorop
ik achteraan. Aldus gingen wij het
dorp door. Kinderen, die op straat
speelden, herkenden mijn gids.
.Zie, daar is Noiraud! Dag Noi
raud!"
(Slot volgt.)