No. 91.
Woensdag 15 November 1905.
2e Jaargang
Wees U Zelf!
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Antwoord aan den heer Gerst.
FEUILLETON.
HET ROOSJE VAN STERNBERG.
Uit het woelige leven.
Verschijnt
Woensdags on Zaterdags.
liurcuia
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
lil zijn ingezonden stuk in oen vorig
nummer van de Eemlander zegt do
lieer Gerst het eens te zijn met den
heer Plomp en meent, dat hot onge
oorloofd is winst, voortvloeiende uit de
Gemeente-bedrijven te gebruiken als
sluitpost van een begrooting. Het gaat
moeilijk in een Raadsoverzicht, waarin
verschillende zaken besproken worden
over elk punt in den breede en piiu-
oipieel uit te weiden, maar in deze
belangrijke kwestie ziju we gaarne
bereid eenigszins uitvoeriger de argu
menten, die wij reeds aanstipten, te
ontwikkelen, omdat wij eerstens de
onderhavige zaak speciaal voor onze
gemeente van groot belang achten en
in de tweede plaats op lioogen prijs
stellen van de zijde onzer lezers mede
werking te ontvangen, ook in den zin
van openlijke kritiek op onze beweringen.
„Du choc des opinions etc.
Wij spraken van een „verouderd"
standpunt, gissende, dat de lieer Plomp
van oordeel was, dat de gemeente geen
bedrijfswinst mag maken op grond van
een vroeger bestaande opinie, dat do
overheid steeds optreedt als publiek
rechterlijk en nimmer als privaatrech
terlijk lichaam.
Wij moesten gissen, omdat althaus
volgens ons Kaadsvcrslag en ook volgens
de verslagen van de Raadszitting in
andere bladen de heer Plomp zich
schuldig gemaakt heeft aan hetzelfde
euvel, dat hij den heer Gerritsen ver
weet, n.l.zijn meening niet voldoende
met argumenten te hebben gestaafd.
De heer Plomp heeft niet uiteengezet,
waarom hij het afkeurde, dat de
inkomsten getrokken uit de gasfabricage
als gewone post op de begrooting voor
kwamen.
Verouderd noemden wij ook daarom
dit standpunt, omdat het voor zoover ons
bekend wordt ook niet meer door andere
gemeenten wordt ingenomen, waar in
komsten, voortvloeiende uit de gemeente
bedrijven aangewend worden om het
te-kort aan directe belasting aan te
zuiveren, een standpunt, dat ook door
democratisch gezinde leden van die
colleges voor zoover wij weten
nimmer is bestreden.
De kwestie: privaat- of publiekrecht
is niet zoo eenvoudig. Ter verdediging
van onze meening daaromtrent, wenschen
De praal der begrafenitsen geldt meer de
ijdelheid der levenden dan de eer der ge
storvenen.
Naar het Duitscli
VAN
HANNS VON SPIELBERG.
2-)
Het behaagde Zijne Hoogheid een
oogenblik ernstig na te denken: „Willen
wij de hooibergen in brand steken?"
sprak hij toen.
„Dat voorstel wordt verworpen. Daar
toe zijn onze lucifers te goed. Weet
gij niets beters te bedenken?"
„Waarom doet gij het niet? Ik laat
hot gaarne aan u over gij zijt de
oudste."
„O, maar een vermoeiend commando
valt altijd don jongere ten deel."
Beieren mompelde iets en verzonk
weder in diep gepeins, terwijl ik in
het gras naar steentjes zocht, om de
onbeschaamde ganzen te verdrijven.
wij het volgende evenwel aan te voeren:
Mr. Asser zegt in zijne „Handleiding
tot de beoefening van liet Ned. Burg.
Recht:" „Publiek recht en privaat recht
zijn twee begrippen, waarvan de be
paling niet zeer gemakkelijk te geven
is, maar omtrent welker beteekeuis
geen verschil van gevoelen bestaat al
is in de toepassing de grensvorm
moeilijk te trekken.
Geldt eenig voorschrift den Staat of
zijne onderdeden als zoodanig, betreft
het de verhouding van den Staat tegen
over zijne organieke onderdeelen (als
provinciën, gemeenten enz) of wel de
verhouding van den Staat tegenover de
individuen als Staatsburgers; betreft het
de rechten en verplichtingen van die
organieke deelen onderling of tegenover
hunne ingezetenen als zoodanigdan
verkeeren wij op het gebied van het
publieke recht.
Het privaatrecht daai entegen be-
hccrscht de samenleving, het verkeer
en het vermogen der bijzondere per
sonen of met deze gelijkgestelde ver-
eenigingen van personcu of kapitalen"
Prof. Diephuis zegt nog hieromtrent:
„het privaatrecht regelt den rechtstoe
stand, de rechten en rechtsbetrekkingen
der personen our het even of het
een natuurlijken of een rechtspersoon,
den staat of een particulier geldt
met opzicht tot familie, vermogen en
maatschappelijk verkeer".
Eene scherpe scheiding te maken
tussc.hen publiek en privaat recht is
soms zeer moeielijk.
Om te beslissen of do gemeente op
treedt als een publiek of privaat rech
terlijk lichaam, dient men de vraag te
stellen, zou de handeling evengoed door
een particulier verricht lcuncen worden
of zou de toestand dan anders zijn.
De exploitatie door de gemeente van
een gasfabriek een waterleiding, elec-
triciteitswcrken, een tram, een badhuis
is eene privaat-rechterlijke verrichting.
In eene missive van 19 Mei 1863,
no. 51 (Gemeentestem G17) zegt de
Min van Financiën: De aard der
exploitatie van de gasfabriek eener
geineent geeft het kenmerk aan, dat
zij is eene burgerrechterlijke, handels
onderneming. Dc gemeente koopt steen
kolen, kalk enz., doet die door hare
arbeiders en hare machinericn ver
werken en verkoopt gas, teer enz.
Eindelijk sprong de prins op: „ge
vonden, gevonden!" riep hij vroolijk.
„Wij zijn toch waarlijk niet vindingrijk
staat hier niet een boerenwagen, en
ligt niet Sternberg nauwelijks een mijl
van hier verwijderd?"
Ik waagde eene bedenking: „Er is
hier zeker een boerenwagen en paarden,
maar
„Maar de majoor verlangt dat men
ze niet in gebruik neemt, wilt gij zeggen.
Gij hebt gelijk, Cedlitz, wij blijven dus
hier." En brommend liet Otto zich weer
op het gras nedervallen.
Wederom lagen wij een poos zwijgend
op den rug en bestudeerden de wolkon.
„Sternberg moet een aardig plaatsje zijn,"
begon Beieren weer. „Banuewitz lag
verleden jaar daar in garnizoen en vertelde
wonderen van een klein wijnhuis, waarin
hij dikwijls met de voornaamste burgers
van het stadje vertoefde en waar het
beeldschoone dochtertje van den waard
dc honneurs waaruaam."
„Als wij maar een reden hadden, om
beslag op den boerenwagen te leggen,"
sprak ik levendig. De gedachte aan
de bekoorlijke Hebe wekte mij op,
want ik was zeer verliefd van aard.
„Ziet ge, prins, dc reden behoeft zoo
erg gewichtig niet te zijn slechts
moet men naderhand een kleine ver
ontschuldiging hebben."
„Nu, een reden is wel te vinden,"
deklamcerde Beieren en begon weer
Alleen datgene, wat eene gemeente
verricht om te voorzien in den publiekon
dienst, kan als een publiek-rechterlijke
verrichting der gemeente beschouwd
worden.
Wanneer eene gemeentelijke gas-
fabiiek enkel strekt tot straatverlichting
en voor de verlichting van gemeente
lokalen, is zij eene publiek-rcchterlijke
inrichting.
plaatselijke belastingen worden gehouden
o. a. de gelden voor het gebruik of
genot van openbare gemeentè-inrich
tingen en art. 254, dat die gelden tot
geen hooger bedrag worden geheven
dan noodig is te achten, om den be
taler naar evenredigheid van het genot,
dat hij heeft in de kosten van aanleg,
onderhoud of verstrekking van het door
hem genotcne te doen dragen.
De gemeente dus, die eene gasfabriek
exploiteert, zonder daaruit winsten te
maken, terwijl de opbrengst der pro
ducten als belasting geheven wordt
zou dan eene publiek-rcchterlijke ver
ting doen.
Dit scheen vroeger te geschieden.
Bij arrest van den II. R. van 12
Maart 1S99 werd uitgemaakt dat dc
gemeentegasfabriek te Nijmegen geen
patent behoefde, daar het behalen van
winst vreemd is aan eene onderneming
die blijkens goedgekeurde verordening
de gasrechten als belasting heft, zoodat
de gasfabriek is te rangschikken onder de
bij art. 23S en 254 der gemeentewet
bedoelde gemeenteinrichtingen.
Wordt erkend, dat de gemeente bij
het leveren van gas optreedt als privaat
rechterlijk lichaam, dan is er uit dit
oogpunt geen bezwaar, dat ze onder
nemerswinst geniet. Ze heeft ook
ondernemersrisico. Acht men dat de
overheid steeds als publiek-rechterlijk
lichaam optreedt, dan kan daarvan geen
sprake zijn. Wij vermoedden, dat de
heer Plomp dit laatste standpunt in
nam vandaar onze uitdrukking:
„verouderd" standpunt.
Doch zelfs al waren wij in theorie
overtuigd van de waarheid der stelling
dat eene gemeente geen winst mocht
trekken uit hare bedrijven, niettegen
staande zij toch ook de ondernemers
risico moet dragen, dan zouden wij in
het onderhavige geval nog niet zoo
gemakkelijk er toe komen een afkeurend
na te denken. „Ik weet wat, geluks
vogel," riep hij toen. „Ik heb een
drankje noodig voor mijne Elvira, in
Sternberg is een apotheek, en gij zult
mij als oudste toch wel vergunnen ge
bruik te maken van den boerenwagen,
als ik het u verzoek in het belang van
mijn rijpaard."
Ik viel hem om den hals, en toen
stoeiden wij beiden zoo in het gras, dat
dc ganzen verschrikt op den loop gingen.
Een half uur later zaten wij op den
wagen, en de beide oude werkpaarden
trokken ons langzaam door het dikke
zand van den bosckweg het was een
moeiclijke, vervelende rit. Maar spoedig
zagen wij van verre de torens van
Sternberg er waren er waarlijk
twee en eindelijk, eindelijk rolde
onze deftige wagon over het bewon
derenswaardige plaveisel dor stad. Hier
en daar werd een Yenster geopend, een
nieuwsgierig gelaat staarde ons vier
wonderdieren aan, en de twee eerste
jongens, wien w ij naar hot wijnhuis wilden
vragen, liepen weg als hazen. Ten
slotte vonden wij echter een verstandiger
Sternberger, die ons den weg wees;
Beieren gaf de paarden nog een klap
met de zweep, zoodat zij in den draf
schoten; wij gingen twee of drie hoeken
van straten om en hielden eindelijk stil,
voor de deur der „Gouden Druif." Het
door den tand des tijds min of meer
beschadigde uithangbord prijkte verlok-
vonnis te vellen over dc baten die hier
in de gemeentekas vloeien.
Stel eens, dat de bezwaren van ad
ministratieven aard gemakkelijker te over
winnen waren, dan ons nu toeschijnt en
de gasverbruikers ongeveer den kos-
tenden prijs betaalden, wat tengevolge
zou hebben, dat de gasprijs eenigszins
verlaagd, het percentage van de ge
meente-belasting evenwel verhoogd zou
moeten worden.
Welke voordeelen zouden daaruit
voortvloeien en wien zouden die
voordeelen ten goede komen?
Yoor particulieren is dc verlaging van
den gasprijs van betrekkelijk weinig
belang. Het zijn voornamelijk de win
keliers, die er eenigszins door gebaat
zouden worden, omdat zij de grootste
gasverbruikers zijn.
Maar bovendien vergete men niet,
dat het station en de kazernes ook
gemeente-gas verbruiken en zeer aanzien
lijke afnemers zijn.
Het kleine voordeel, dat die winke
liers zouden behalen zou worden tenietge
daan, doordat zij dan dit uitgewonnen
bedrag gedeeltelijk door verhoogde
belasting weer zouden verliezen, terwijl
die verhoogde belasting de koopkracht
van hun afnemers zou verminderen en
misschien sommigen zou terughouden
zich hier in de gemeente te vestigen,
wat in dc eerste plaats iu het nadeel
van de winkeliers zou zijn.
Op die practische gronden zien wij
er volstrekt geen bezwaar in, dat de
gemeente een matige onder
nemerswinst trekt. De Raad zal wel
beletten, dat die winst te groot of in
casu de gasprijs te hoog zal worden.
ui.
Ik ben in de laatste dagen gelukkig
weer een beetje op streek gekomen. Ik
moet jo anders zeggen dat ik glad in
de war was, hoor. En waardoor? Ner
gens anders dan door die herrie, die
we in de afgeloopen weken in Amers
foort hebben mee moeten maken.
Daar had je eerst die branden, waar
het water bij ontbrak. Als gevolg daar
van dc waterleidingkwestie.
Nu moot je weten dat ik keeleinaal niet
van kwestie houd, maar dan nog 7au
een waterleidingkwestie. Jongen neen,
die is me te nat en te dun. Lk begrijp
kond boven de deur en noodigde uit
tot binnentreden; wat echter gewichtiger
was: ik meende een oogenblik achter
de sneeuwwitte gordijnen der bovenver
dieping een bekoorlijk meisjesgelaat te
zien. Het kon echter gezichtsbedrog
geweest zijn, want aanstonds daarop
lag het neteldoek weer plooi aan plooi.
In de]deur verscheen een dikke gedaante
in hemdsmouwen, blijkbaar do herbergier.
Hij trad statig de uitgesleten stcenen
stoeptreden af en kwam juist bij tijds
om Beieren, die nog steeds naar boven
staarde, de teugels af te nemen. Ik zelf
was roods afgesprongen, stond naast den
wagen en wachtte tamelijk ongeduldig.
„Nu, prins, komt gij?" vraagde ik,
waarop Otto vrij barscli antwoordde:
Heb wat geduld, Cedlitz!" terwijl hij,
met de hem aangeboren statigheid, den
herbergier de teugels toewierp.
Deze had aanvankelijk onze konnt
vrij onverschillig opgenomen; hij toonde
althans niet veel eerbied voor onze
uniformen. Toen ik echter Beieren
aansprak, zag ik plotseling op ziju alle
daags gelaat een trek van verwondering,
waarvan ik de oorztak niet zoo aanstonds
begreep. Doch toen hij, mij geheel over
het hoofd ziende, diep boog voor mijn
deftig voortschrijdenden makker kwam
de gedachte in mij op, dat uiijn spottende
aanspraak hem misschien iu den waan
gebracht had, dat een werkelijke prins
ziju huis de eer van een bezoek aan-
dan ook niet waarom ze in den Raad
daar zoo'n drukte over gemaakt hebbeu.
Ze moeten waarachtig niet denken, dat
de menschon zooveel van water houden.
Dat hebbeu we toch iu de kermisweek
wel gezien. En danja nou kom ik
meteen op de tweede kwestie dan
zouden er ook geen sociëteiten zijn.
Want daar gaan de menschen toch niet
naar toe om water te krijgen. Maar
daar wou ik het eigenlijk niet over
hebben, want het kan me niks bommen
wat die societeitsleden in hun sociëteit
doen. Dat er nou evenwel onder zijn
die zoo'n heibel gaan maken over dat
onnoozele stukje uit de Nieuwe
Gazet, neen dat vind ik toch zoo...
ja zoo dat ik eigenlijk niet kan
zeggen Hoe ik dut wel vind. Enfin die
s o ci e t ei t sk wes tic in liet Vulkjcheeft
me al heel wat onaangenaamheden
berokkend. Toen jk hoorde van die
kwetsuren in de heiligste gevoelens van
den heer jorisseu en zijn vrienden, was
ik eerst al benauwd dat ik de pot zou
in moeten. Ja dat kon toch, nietwaar?
Zoo'n kwetsuur kan toch doodelijk zijn,
en dan zou ik do schuld maar krijgen.
Maar gelukkig zoover is het niet ge
komen. Toch durfde ik me niet goed
op straat te begeven, want in ieder
mensch meende ik een gewonde te zien.
De tijd echter heelt alle wonden zeggen
de menschen, niet waar, en zoo zullen
deze wonden ook wel geheeld zijn, zoo
dat ik thans me vrijmoediger over straat
durf bewegen, ofschoon ik zoo nu en
dan wel eens een naad in, of een lap
op de heiligste gevoelens van sommige
voorbijgangers meen te ontdekken. En
dat stemt me blijde, want ik zou geen
raad geweten hebben, als deze tweede
kwestie niet was opgelost voor we aan
de derde kwamen.
Ik bedoel de G a s t h u i s k w e s t i e.
Daar hadden ze nou wel eens wat meer
over mogen zeggen. Ja ik vind het
mooi van de Roomsehen, dat ze een
geheel naar dc cischen des tijds inge
richt gasthuis gaan bouwen, maar ik
vind het een schandaal, dat een Gemeente,
aldus al ziju zieken overlevert aan ééne
bepaalde godsdienstige richting. Want
ze mogen praten wat zo willen, ieders
overtuiging zal worden gëeerbiedigd en
zoo meer, ze maken mij niet wijs, dat
er niet meer achter zit. Mijn vrouw
zei al; „als jij nou ziek wordt en
je komt in dat nieuwe gasthuis, dan
deed. En tegelijker tijd kwam het dwaze
denkbeeld iu mij op, hem in dien waan
te laten dat zou een kostelijke grap
worden, als het ons gelukte het vol te
houden. Ik riep Beieren na: „Uwe
Hoogheid zij zoo goed mij eenige oogen-
blikken vrij te laten. Ik zou gaarne
zien waar de paarden onder dak komen!
Ik koui zoo dadelijk de bevelen Uwer
Hoogheid vernemen."
Otto keerde zich om en keek wel wat
verwonderd, maar hij was er zoo aan
gewoon op dergelijke wijze schertsend
te worden toegesproken, dat hij er dit
maal niet veel acht op sloeg. „Zorg
maar, dat wij spoedig wat te eten
en te drinken bekomen," riep hij dood
bedaard, en verdween in den donkeren
gang. De herbergier staarde hem na
met open mond. Toen sprak hij eens
klaps verschrikt, tegen mij: „Mijn God!
wij ziju volstrekt niet ingericht op zulk
een Doorluchtig bezoek. De kelder is
wel vrij goed voorzien, maar het eten,
daar zal wel wat aan haperen. Wat
verlangen dc hoeren? Alles, wat wij
kunnen, zal gedaan worden Zijne
Hoogheid is echter zeker zeer verwend."
Ik dacht aan ons boerenkwartier en
aan het „lijk met rijst" dat sedert vijf
dagen ons middagmaal had uitgemaakt,
maar bleef volkomen ernstig. Terwijl
de herbergier n huisknecht, die was
komen uanloopen, last gaf voor de
paarden te zorgen en hein daarbij, zoo-