Stadsnieuws. Varia. Allerlei. bekeeren ze je misschien wel". Maar dat ze daarop zullen, ik bedoel nou niet alleen op mijn zwarte ziel, loeren, dat kan ik me niet voorstellen. Neen om zieltjes te winnen zal het wel met te doen zijn. Maar waarom dan? Dat weet ik niet en wie het weet moet hot maar zoggen. Want nou zeg gen wel veel menschen, wat zou er toch achter zitten, dat de Roomschen zoo menschlievend voor den dag komen, maar niemand weet het rechte. En zoo lang dat niet het geval is, beschouw ik de Gasthuiskwestie nog niet als op gelost. Mr. K. K. DORIS. Elk uur een motto. Dr. Swarth Abrahamsz, die de mensch- heid van de poëzie wilde ontdoen, doch thans zijn streven schijnt te hebben op gegeven, kan zelfs niet worden nage geven, dat hij geen middel onbeproefd het. Eén antidotum tegen literariteit verzuimde hij in zijn berucht anti- Multatuli geschrift aan te bevelen. Eenigs- zins ondoordacht wordt het door een Shakespeare-bewonderaar aan de hand gedaan. Deze ontdekte namelijk dat in William's verzamelde werken voor elk uur van den dag iets is, waaraan de deugd der toepasselijkheid met geen mogelijkheid ontzegd kan worden. Men leze: Uit Hamlet. Bernardo: Terwijl de klok éên sloeg. Uit „De comedie der vergissingen." Adriana: Zeker Luciana, het is al twee uur! Uit Julius Caesar. Brutus: Stil, tel de klokslagen. Cassius: Het zijn er drie! Uit „Koning Richard." Richmond: Hoe ver is het al in den ochtend? Lords: Op 6lag van vier! Uit „De comedie der Vlissingen". Angela: Van mij een gouden ketting, waarvan ik den prijs vanmiddag om vijf uur vorderen zal. Uit „De Storm." Prospero: Hoe laat is het? Ariel: Het zesde uur, heer, op welk oogenblik ge zeidet, dat het werk eindigen zou. Uit ,De weerspannige getemd." Petruces: Laat eens zien, Ik denk, het is zoowat zeven uur. Uit Julius Caesar: Brutus: Om acht uur op 't laatst, niet waar? Uit „Koning Richard:" Richard: Hoe laat is het? Catesky: Tijd voor het avondeten, Ilet is negen uur. Uit „Eind goed, al goed". Parades: Tien uur. Na drie uur zal het tijd zijn naar huis te trekken. Uit „De vroolijke vrouwen van Wind sor." Fluth: Om elf uur is't bewuste oogen blik: Uit Hamlet: Hamlet: Hoe laat is het? Horatio: Ik denk, dicht bij twaalf. Je kunt wel zien dat er in den tijd van Shakespeare nog geen horloges waren. die hem niet bereikten. De schrijfster van de „Brieven die hem niet bereikten", heeft een nieuw werk uitgegeven. Zij heet naar men mogelijk niet weet, barones Heijking en het nieuwe boek „De dag van An deren". De Duitsche critiseercnde bladen spreken van veel vooruitgang in den als ik duidelijk bemerkte, het wonder lijke nieuws van het hooge bezoek in het oor fluisterde, maakte ik mijn rol op. „We zijn volstrekt niet verwend, vriendlief!" zeide ik nederbuigend vrien delijk. „Wij zullen alles voor lief nemen, als het maar goed is klaar gemaakt. Zend ons maar eerst een flesch van den besten rooden wijn, dien gij in uw kelder hebt, en zorg, dat wij over een uur eten kunnen. Wat kunt gij ons dan geven?" „Goede soep, kreeften, snijboontjes en een gebraden kip zou dat vol doende zijn? Gij moet ons verontschul digen, luitenant, als wij geweten had den „Dat is heel goed. Neem echter in plaats van de kip een eendvogel Zijne Hoogheid houdt niet van gebraden kip en de prins zal tevreden zijn." Op dit oogenblik werd het venster der gelagkamer open gerukt en riep Beieren naar buiten: „Waar blijft gij toch, Cedlidz? Wat hebt ge lang werk. Ik versmacht van dorst." Ik boog diep in de richting van het venster. „Ik kom dadelijk, Uwe Hoog heid. Gij ziet, de prins is niet zeer geduldig," fluisterde ik den waard toe. „Haast u wat, dat hij tenminste iels goeds te drinken krijgt!" Toen ik eindelijk naast Beieren zat natuurlijk bescheiden op een stoel, zooals het bij mijn rol van adjudant vorm, welke bij een vergelijking met de Brieven kan worden geconstateerd. De Dag van Anderen bevat bovendien een bekoorlijke novelistische intrigue en de figuren erin kregen meer relief. Ze zijn ontleend, vertelt het Berl. Tage- blatt aan hetzelfde milieu als de Brieven, namelijk de diplomatie, er wordt in ge schilderd de ontmoeting van twee aristo craten te Washington, een aristocraat namelijk van geboorte, de andere van geld. Een merkwaardigheid van het boek, zegt de redatie van genoemd blad is dat het in eens in een 12de uitgave verschijnt. De elf voorafgaande be- kooren vermoedelijk tot degenen, die „ons niet bereikten!" Leiden in last. We mogen Nederland gelukkig ach ten dat het dansonweer van de lucht is. Maar 't kan terugkomen en daarom is een waarschuwing niet overbodig. Mathilde Serao, do Italiaansche roman cière hoeft Elconore Duse denk je de constellatie geiutervieuwd over Ibsen, Amerika, Italië en Noorwegen bij elkaar. Eleonore achtte zich natuurlijk ver plicht schrikkelijk op te snijden en begon te orceren over Ibsen en zijn goddelijke vrouwen gestalten. Heel kieskeurig was ze niet, waut ze pakte de eersten de besten eruit, Nora en Hedda Gabler en dan nog Rebecca. Welk een vreugde voor een dansartiste zei ze deze gestalten uit te beelden onder het oog van haar schepper Beware! Dus we krijgen Hedda Gabler met de rijzweep en Nora met de ver laten kindertjes dansend op de planken! Zoodra de infectie tot de liefhebberij toneelgezelschappen is doorgedrongen ko men de coupeiiaansche vrouwspersonen, het jufje uit de „Koele meren des doods", en de „gevallen engelen" van den heer Benno Vos aan de beurt. Als daar maar geen ongelukken van komen! Verstandige Roosevelt dat hij de bloote voctenmanie geëxporteerd heeft Hoe ze dichten. Gerhardt; Hauptman, Herman Suder- man en Ernst van Wildenbruch hebben aan een journalist die het spreekwoord van een gek en zeven wijzen vergeten was, welwillend verteld hoe ze dichten. De een deed het natuurlijk zus, de ander zoo en de derde weer op een ander manier. We nemen aan dat een nadere omschrijving van deze manieren onzen lezers weinig interesseert. Voor Nederlandsche journalisten is dit stelsel van beroemdheden-uitpompen niet veel waard. Hoe ze dichten, kan natuur lijk wel gevraagd worden maar daar be kommert ons publiek zich niet om. En vraagt een nieuwsgierig van dag lot-dag-mcnsch boe ze hun schulden betalen, dan krijgt hij geen antwoord. Wil hij het met alle geweld weten dan zou hij het voorbeeld van de met de verkleedmanie behepten moeten volgen en zich een krediet bij den dokter moeten aanschaffen. Doodgchangen. Als je opgehangen wordt dan ga je dood! Volgens de principes van de kunstschilderslogica, behoort er echter een speciale ethade van hangen toe, naar men weet, om het met den dood te bekoopen. Menschen van het vak, lotgenooten van den heer Jacob Nuz- baum, die zich in een der Duitsche bladen over de hem overkomen fata liteit beklaagt, zullen zich misschien interesseeren, voor de bepaald afdoen de manier waarop zijn doek op de internationale tentoonstelling te Frank fort is geëxecuteerd. Het stuk hangt in paste, terwijl hij op de sofa had plaats genomen en hem verhaalde, dat de herbergier hem voor een werkelijkcn prins hield en wij de comedie verder moesten doorspelen, viel hij bijna om van het lachen. Dat was koren op zijn molen, en in een ommezien had hij zich in de rol geschikt, leunde zeer voornaam in een hoek der sofa en trok een gezicht, alsof hij den hertogshoed reeds op het hoofd droeg. Toen de herbergier eindelijk met glazen binnen trad hadden wij beiden moeite om niet in lachen uit te barsten. De oude, dikke man, wien van opgewondenheid de zweetdroppels op het roode voorhoofd stonden, had namelijk haastig een rok aangetrokken van voorwereldlijk fatsoen, een rok, die hem misschien vóór twintig jaar gepast had, die nu aan alle kanteu te nauw en te kort was en zijn eigenaar zeker erg ongemakkelijk moest zitten. Beieren was aanstonds zich zeiven weer meester. Hij proefde met voorname onverschilligheid den waarlijk lekkeren wijn, zag met genadig welgevallen naai den waard, die bescheiden bij de deur was blijven staan, en vraagde, langzaam sprekend: „Hoe is uw naam, goede man?" „Johann August Leberecht Lehmann, om Uwe Hoogheid te bedienen," stamelde deze verlegen. „Uwe wijn is goed, waarde heer Leberecht; ik had niet gedacht, hier een der kleine zalen, de donkerste van allen, in een omgeving, die het afmaakt. Rechts en links drukken het witte beelden van gips en marmer, die er bovendien tegen vloeken. En daarvoordaar staat een stoel die er een stuk uit snijdt-, en gaat men een paar stappen achter uit dan wordt het door een statuette op een voetstuk doorgesneden. Inderdaad, als onder zulke omstandig heden oen doek den geest niet geeft De hangcommissie te Frankfort verstaat zijn werk Nuzbaum wil het lijkje terug hebben. Over onze „wetenschappclijke(?) spelling van de Vries en te Winkel is door zooveel deskundigen en belang hebbenden al zoo lang en zooveel ge klaagd, en de bewijzen van de uiterst geringe resultaten, die het spelling- onderwijs oplevert, liggen zoo voor het grijpen, dat men haast bang is in een fatsoenlijk gezelschap nog over dit onderwijs te spreken, maar hoewel ik van de fatsoenlijkheid mijner lezers (essen) ten volle overtuigd ben, en mij verzekerd houd van hun behoorlijke geestesontwikkeling, (anders zouden ze me immers niet lezen), hoewel ik dus mijn lezers(e8sen) voor zeer fat6oeulijk en zeer ontwikkeld aanzie, „desalniet temin", om met vader Cats te spreken, wil ik hun het volgende niet onthouden, waaruit duidelijk blijken zal, van hoe veel belang het tegenwoordig nog is het onderscheid te kennen tusschen de leterkeus ij en ei. Zooals u bemerken zult, het kan u een kalf kosten, wanneer gij een ij voor een ei aanziet; 't geen gemakkelijk ge beuren kan, als we de kippeneieren buiten bespreking laten. Om kort te gaan, een handelaartje verkocht op de markt te Schagen aan een boer een koe, en gaf dezen (den boer) een schriftelijke verklaring, wan neer het beest kalven zou. De tijd van kalven was daar, maar het kalf bleef weg. De boer, ook niet van gisteren, liet zich echter zoo niet beetnemen. Hij zou er werk van maken, en vroeg, onder toezending van de verklaring, aan een advokaat om rechts kundigen bijstand. Hoe vreemd keek echter het arme boertje op zijn neus, toen hij ten antwoord kreeg, dat er niets aan te doen was. De verklaring luidde nl.: „De koe kalft zes weken voor mij." En ons arme boertje bad tevergeefs op een „Meidoppertje" gerekend." Dat was al een even leelijke tegen valler als de O. Haarl. Crt. mee deelt. Wij lezen daarin nl. dat het met zeer veel moeite aan de Haarlemsche recherche gelukt is, den dader op te sporen van tal van diefstallen ten nadeele van stal houders daar ter stede gepleegd. Ge stolen waren paardentuigen, rijwiellan taarns enz. Als vermoedelijk dader is dezer dagen aangehouden zekere Kuiper, die gisteren door den recnter-commissaris is gehoord. Een der Rijksveldwachters, een brig.- tit., die als zoodanig al heel wat dienst jaren achter den rug heeft en die er voor bekend staat, dat hij zich niet laat verschalken, zou den man naar den ge vangenwagen brengen, waarmede hij van het Paleis van Justitie naar het Huis van Bewaring zou worden over gebracht. Toen K. de kans 6choon zag, nam hij een sprong en ging er van door zoo hard hij kou. zulk een goed gewas te vinden. Het is zeker een welvarend stadje, dit dithij zag mij aan met kostelijk gespeelde onwetendheid. „Sternberg," viel ik snel in. „Juist: Sternberg. Zijn hier veel welvarende burgers?" „Het gaat nog al, Uwe Hoogheid. Het is maar een klein stadje, doch men vindt er zijn brood." Beieren nam weder een duchtigen slok. „Hebt gij een gezin, goede vriend?" vraagde hij dan, terwijl hij tegen mij knipoogde. Johann August Leberecht Lehmann boog als een knipmes -de prins was ook zoo genadig. „Mijn goede vrouw is twee jaren geleden gestorven tk heb echter eene dochter, die mijn huishouden doet," zeide hij. „Een dochtertje? Zoo, zoo een dochtertje," sprak Otto en dronk met waarlijk vorstelijken dorst. „Het zou mij aangenaam zijn uw kind eens te zien later bij gelegenheid. Gij kunt ons nog een flesch brengen, of wacht eens, breng er maar twee mede. Gij hebt toch zeker de noodige be velen gegeven betreffende ons middag eten, waarde luitenant?" zoo wendde hij zich toen tot mij. „Om U te dienen, Uwe Hoogheid!'' Ik moest mij met geweld bedwingen, om kalm te blijven Beieren was on betaalbaar. De Rijksveldwachter slaagde er niet in den jongen man te achterhalen. De politie is nog in de weer den ontsnapten dief op te sporen Yan zorgeloosheid tot vergeetachtigheid is het maar één stap, en ik mag mijn lezers het volgende berichtje niet ont houden, waardoor zelfs de vergeetach tigheid van Doris Drop beschaamd wordt gemaakt. Voor het Weenensche kantongerecht verscheen n.l. dezer dagen een voerman, die op de handelskade een wagen, met hout beladen, had laten staan. De dagen verliepen, de een na den ander, doch de wagen kwam niet van zijn plaats. Eindelijk bemoeide de poli tie zich met de zaak. Zij ontdekte dat de wagen het eigendom was van een zekeren Magyan. Diens koetsier had zich nu dezer dagen te verantwoorden wegens het laten staan van een niet verlicht voorwerp op de publieke straat De aangeklaagde beweerde den wagen vergeten te hebben. Rechter: Hoe is het mogelijk, dat een mensch een geladen wagen vergeten kan? Aangeklaagde: Ik reed naar de kaai en daar is me de ketting gebroken. Ik nam daarna de paarden mee en zette ze op stal. Rechter: En waarom heb je den wagen niet gehaald? Aangeklaagde: Aan den wagen heb ik heetemaal niet meer gedacht. De rechter veroordeelde den vergeet achtige tot 24 uur arrost. „Christelijke" polemiek. De Nieuwe Baarnsche Courant beant woordt op de volgende wijze ons artikel: „de N. B. C. en de zedelijkheid." AANSTOOT. Uit ons artikel „Naar beneden" heb ben enkele vrijzinnige bladen aanstoot genomen; en vooral de bewering dat onder den invloed van de vrijzinnige denkbeelden het begrip „zedelijkheid" een vlottend begrip was gewórden, waar door het mogelijk werd dat de een voor zedelijk verklaarde wat de ander als diep onzedelijk brandmerkte, heette ongepast. En niet alleen dit, de Eemlander weet te vertellen dat onze „meeste hoofd artikelen" worden geschreven met „zulk een grenzelooze oppervlakkigheid en lichtzinnigheid dat er zeker geen eer mee te behalen is onze betoogen te weerleggen. Nu begrijpt ieder dat we voor dit oor deel der zeer kundige, zeer ernstige, zeer ontwikkelde redactie van De Eemlander het hoofd beschaamd neerbuigen; zulk een vonnis zou verpletterend zijn, als we niet wisten dat de vrijzinnigheid, als ze ergens geen weg mee weet, het dan maar als „grenzeloos oppervlakkig" ter zijde legt. Dat is zoo de manier in die buurt, en daarom trekken we ons dat vriendelijk oordeel niet al te hard aan. Hoe welgewikt het oordeel van deze ernstige redactie is blijkt b.v. uit het feit, dat zij ons op een tegenspraak meent te betrappen. \Ve schreven bijv. dat er zoo „nu en dan" een slecht boek verscheen, en dat het land met deze lectuur wordt „overstroomd". En dat kan niet, zegt de scherpzinnige redactie. Zoo, kan dat niet? Och kom. Dus als één slecht boek van de pers komt kan de uitgever dat niet in duizenden exem plaren over het land zenden; en gebeurt dat niet? Nu, van soortgelijk gehalte is nu de tegenspraak van De Eemlander. Dat is nu niet „grenzeloos oppervlakkig". Toen de heer Lehmann echter de kamer verlaten had, proestten wij beiden het uit; daarna zaten wij achter onzen rooden wijn, met een ijver een betere zaak waardig. Toen onze herbergier ruim een uur later mededeelde, dat liet eten klaar stond hij was zoo vrij geweest, de tafel in den tuin te laten dekken waren wij vrij opgewonden. Zijne Hoogheid was zoo genadig zijn arm door den mijne te steken, wat Leberecht Lehman min of meer scheen te verwonderen. De grootste verrassing wachtte ons nog. De tuin was zoo eenvoudig aangelegd, als dikwijls het geval is in de tuinen der logementen, in kleine landstadjes. Hij was half bloem half moestuin; langs den muur liep dicht strukgewas, waarin- van tijd tot tijd een inham was ge maakt, die een prieeltje vormde. In een derzelve was voor ons gedekt; voor den ingang van dat prieel stond een aller- snoeperigst meisje met lange, dikke, blonde vlechten, blozende wangen en een paar prachtige donkere oogen. Bannewitz had niet te veel gezegd; de dochter van den herbergier der Gouden Druif was allerbekoorlijkst. Wordt vervolgd. Intusschen zou de redactie misschien g kunnen en willen toonen dat het bespre- g ken van een ernstig vraagstuk ook door haar op ernstige manier wordt begeerd, en wil zij misschien wel, om ons op weg en van „grenzelooze oppervlakkigheid" v af te helpen eens uiteenzetten dat wij v ongelijk hebben, indien wij beweren dat g onder den invloed van de vrijzinnige S denkbeelden het begrip zedelijkheid eeu i vlottend begrip is geworden. h Gaarne wachten we het antwoord van ii deze zoo hoog staande, zoo ernstige v redactie met gepaste nederigheid en p bescheidenheid af." d Wij hebben hier niet zoo heel voel aan toe te voegen. Wie zich ons artikel v nog herinnert, zal verbaasd staan over n de „behendigheid" van de N. B. C. ora (1 onze ernstigste bezwaren niet onder de 1 oogen van haar lezers te brengen en a van ons artikel alleen een uit zijn ver- s band gerukt zinnetje over te nemen en daarop een conclusie te bouwen. Maar het brutaalste stukje wordt aan het slot geleverd. j De Redactie van de N. B. C. beweert: „dat onder den invloed van de vrijzin- j nige denkbeelden de zedelijkheid een vlottend begrip is geworden." En tot ons roept ze: „Bewijs maai eens, dat het niet waar is." Neen „Christelijke" redactie, als gij beschuldigt, dient ge zelf uw beschul- diging met bewijzen te staven en niet te eischen, dat uw tegenstander het tegendeel aantoont. Dat is de bewijslast omkeeren. Zijn uw lezers een dergelijk polemiek nog niet ontwassen? De fourier II. J. Beekman, Ridder j der militaire Willemsorde 4e kl. ge repatrieerd uit Indië, komt alhier in garnizoen bij het 5e Reg. Infanterie. Do luitenant-kolonel G. II. Nauta Pieter, thans plaatselijk commandant to Breda, zal naar de N. R. Ct. meldt, in het a.s. voorjaar den militairen dienst met pensioen verlaten. Met ingang van 15 Nov. a.s. zijn benoemd tot seinhuiswachter bij de N. C. S: te Zwolle (rangeerterrein) de arbeiders-wisselw. K. Holstein, te Kam pen; O. Migchclsen, te Harderwijk en W. Bos, te Voorthnizen. Benoemd tot stationsassistenten te Zwolle (rangeerterrein) de telegrafist- wisselwachter J. J. A. F. Krcven, te Hattcm, en J. Veldhuizen, telegrafist- wisselwachter te Dolderscheweg; tot telegrafist-wissel wachter te Hattcm de arbeider-wisselwachtcr C. Claassen, te Hulshorst en tot seinhuiswachter te Dolderscheweg N. Apeldoorn, arbeider- wisselwachter te De Bilt; tat lading- meester te Amersfoort, de voorman arbeider B. Bakker, alhier. Met ingang van 1-5 November a.s. zijn verplaatst de stationsklerk H. C. Goosens, te Utrecht, buurtstation, en de ladingmeester G. J. Blanke, te Amers foort, beiden naar Zwolle (rangeerter rein); D. Otten, stationsklerk te De Bilt en H. E. O. van Amsteld, stations klerk te Amersfoort, beiden naar Utrecht, buurtstation; P. C. Nandorff, staionsklerk te Zeist naar De Bilt, en C. G. van de Beek, stationsklerk te Baarn, naar Nijkerk. Met ingang van 16 November a.s. is op verzoek eervol ontslagen de rijtuig- poetser K. Sloots, te Barneveld. Gaarne voldoen we aan het verzoek, in ons blad te vermelden dat de afd. Utrecht der Maatschappij t. b. d. Toon kunst op 20 en 21 November a.s. zal ten gehoore brengen Fragmenten uit „Die Mcistersinger von Nürnberg." Kapitein jhr. Rutgers van Rozenburg werd voor f 575 eigenaar van Mrs. Rush, het paard van den heer Jochems, dat Zondag te Woensduin in een verkoops- ren vlakke baan over 1000 meter den eersten prijs behaalde. De heer M. S. de Pool, Kampstraat 66, heeft zitting genomen in de commissie van het Fonds ter ondersteuning van de slachtoffers dei-Russische Joden-gruwelen. De bij het 5e regiment infanterie nieuw benoemde reserve-2e-luitenants Schoe- wert en Klein zullen Zaterdag a.s. wor den beëedigd en in functie gesteld. De kapitein D. C. Graswinckel, over geplaatst van het 4e reg. vesting-art. naar het le reg. veld.-art., is ingedeeld te Amersfoort We lezen in de Amersf. Ct. van Dinsdag jl. „Er loopen allerlei verhalen over de plaats, waar het nieuwe R. K. Zieken huis zal verrijzen, wat de bouw er van zal kosten, enz. „Yan welingelichte zijde deelt men ons mede, dat ei nog geen keuze ge daan is tusschen de twee, beide zeer

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2