Stadsnieuws.
Allerlei.
verkrijger eener erfenis bij de heffing
der successierechten in aanmerking moet
genomen worden.
De waarde cener erfenis voor hem die
jong is en zijn kinderen nog heeft groot
te brengen is oneindig grooter dan voor
den afgeleefden grijsaard.
Wij erkennen dat die leeftijden in omge
keerden zin op draagkracht wijzen.
Maar juist daarom zouden wij den
grijsaard dieper in de beurs willen tasteu.
Dat de staat binnenkort van deze weder
om belasting ziet door zijn kortereu
levensduur is o. i. geen argument tegen
deze beschouwing, tenminste in de be
staande wetgeving wordt daarop niet
gelet.
Vergissen wij ons niet dan ligt aan
het Departement van Financiën al een
kostbaar materiaal verzameld onder
het bewind van den minister Picrson
voldoende om do sub. 3 en 4 ge
noemde factoren binnen afzienbareu
tijd in eene wet te kunnen belichamen.
Ten slotte zouden wij met velen
de uitkeeringen uit levensverzeke
ringen met successierecht willen getroffen
zien, natuurlijk met vrijstelling van
kleine bedragen.
Dat dit tot nu toe niet geschiedde
vond zijn oorzaak hierin dat nten de
ontwikkeling van het levensverzekcrings-
wezen niet wensehte te belemmeren. Een
matig recht zal, waar de levensverzeke
ring reeds in ons volksbestaan zoo'n hooge
vlucht heeft genomen niet schaden: in
Frankrijk, en daar is het recht soms
vrij hoog, is hiervan tenminste niets te
bespeuren.
De schaal der gerechtigheid.
(Een sotyrisch Oostersch sprookje.)
Uit „Onze West".
Aboe Mohammed, de jonge kalif
zat mismoedig op zijn divan; zijn gouden
staf met parelen bezet lag naast hem,
en kommer vervulde zijn hart; want
Ali ed-Danaf, zijn getrouwen groot-vizier
was gestorven, nadat hij haast oen halve
eeuw de regeeringsaangelegcnheden met
zooveel wijsheid en toewijding had ge
leid, dat de kalif zelf haa6t niets meer
te doen had.
Nu waren er weliswaar véél mannen
in zijn rijk, die, wat hun kundigheden
betrof het ambt van Ali ed-Danaf waar
dig leken, maar dat bracht den kalif
slechts nog méér in verlegenheid. Do
rechtvaardigheid van zijn geslacht name
lijk was spreekwoordelijk geworden, en
hij wilde dien roem hóóg houden; maar
hoe nu te weten, wie van de aspiranten
naar 't grootvizierschap, volgens recht
en billijkheid de meeste aanspraak op
dien zoo verantwoordelijken post kon
doen gelden?
Eensklaps kreeg hij een gelukkige
gedachte; hij zou de schaal der gerech
tigheid raadplegen, die weegschaal, die
zijn grootvader zaliger van een groot
toovcnaar ten geschenke ontvangen had.
In de moeilijkste gevallen, als 't
menschelijk verstand niet meer bij machte
was 't recht van 't onrecht te onder
scheiden, namen de kalifs hun toevlucht
tot deze schaal, en wat die aanwees,
was onbetwistbaar de zuivere waarheid.
Aboe Mohammed was zeer verheugd
mot deze oplossing en liet dadelijk zijn
geheelo hofhouding, alle waardighcids-
beklceders en een deel van 't volk in
de grootc zaal vau zijn paleis bijeen
roepen
Ilij sprak hun aldus toe:
Vrienden! Gelijk gij allen weet
is Ali ed-Danaf, mijn trouwe groot-vizier,
gestorven, en heeft mij daardoor de
zware verplichting opgelegd, hem een
waardigen opvolger te geven; maar
onder de vele, kundige mannen, die
naar zijn hoogen post streven, kan ik,
met mijn beperkt menschenverstand,
geen keus maken, zonder bang te zijn
dat die onrechtvaardig zou uitvallen.
Om dus bij de benoeming naar mijn
beste weten en volgens mijn geweten
te handelen heb ik besloten, de ver
dienste van alle adspiranten op de
gouden wonderweegschaal te wegen, en
aan haar de beslissing te laten, opdat
gerechtigheid geschiede! De wijsheid
der profeten helpe ons!
Op een wenk van den kalif droegen
nu twee slaven een prachtige, gouden
weegschaal binnen; de kalif zelf nam
de zware oorkonde ter hand waarin alle
plichten van den grootvizier nauwkeurig
stonden beschreven, en legde ze op een
van de beide schalen. Toen zei hij:
- Wie nu meent, dat zijn verdienste
en kundigheden zoo zwaar zullen wegen,
dat zij de schaal met de oorkonde naar
de hoogte brengen, die trede voor en
legge het pak van zijne goede hoe
danigheden op de andere schaal
Een breedgeschouderde, ernstige man
trad nu naar voren en legde zijn pak
in de leege schaal: diep zonk die naar
beneden, maar de andere zijde bleef
toch zwaarder.
Wie is deze man? vroeg de kalif
aan den ouden kadi van de hoofdstad,
die alle waardigheidsbekleeders en be
roemde mannen van het land kende.
Het is Ali cd-Adem, was 't ant
woord, onze jonge krijgsheld, die
drie jaren geleden met een klein troepje
soldaten den inval van onze buren heeft
afgeslagen, de aanvallers tot in hun
land vervolgd, en 't land zelf voor u
genomen heeft, 't Was een dappere
daad, en zijn pak bevat „moed en vast
beradenheid".
Mohammed glimlachte goedkeurend,
en verzocht toen een volgende nader te
treden. Ditmaaljwas 'teen slanken man met
een energieke en toch vriendelijke ge
laatsuitdrukking. Ook hij legde zijn pak
in de schaal, en weer zonk zij diep
naar beneden, maar't gewicht van
de andere schaal bleef 't winnen. De
kalif wendde zich vragend naar den
ouden kadi:
Dit is Ali ed-Kadir, antwoordde
de oude man; uw plaatsvervanger
in 't naburige land, die het door pas
sende maatregelen, takt en vast optre
den zóó ver gebracht heeft in twee
jaren dat uw vroegere vijanden nu tot
uw trouwste onderdanen belmoren. Zijn
pak bevat „verstand en wilskracht".
Weer glimlachte de kalif tevreden,
en wéér trad een volgende man nader.
En zoo ging 't voort: telkenmale zonk
de schaal met 't pak der goede hoe
danigheden, maar nooit sloeg't gewicht
dóór.
Tun slotte trad een klein, onbedui
dend mannetje naar voren, met niets
zeggende gelaatstrekken; met schuchtere,
kleine pasjes trippelde hij naar de weeg
schaal en wierp zijn pak er in; en o
verrassing deze zonk plotseling neer,
alsof er een klomp ijzer in gelegd was,
en hield de andere schaal geheel
in de hoogte
Verbaasd keek Je kalif naar 'tonbe-
teekenende mannetje, en wierp zijn kadi
een vragenden blik toe. Deze echter
streek zich zenuwachtig door 't haar,
en stotterde eindelijk verlegen:
Ik ik verheven heer
werkelijk vergeef me nooit iets
gehoord geen flauw vermoeden!
Mohammed wendde zich nu zelf tot 't
kleine mannetje en vroeg vriendelijk:
Hoe heet gij, mijn vriend?
A-a-ali ed Hab-habsalom, stotter
de 't ventje verlegen.
En wat bevat uw pak, dat zwaar
der weegt dan dat van zóó veel kun
dige mannen?
Toen richtte zich 't kleine mannetje
zelfbewust op en met een trotsch lachje
zei hij triomfeerend:
Dat pak bevat mijn dienstjaren!
Eu Ali ed-Habsolom werd tot groot
vizier benoemd; want ja, blinde gerech
tigheid heerscht in 't rijk van Moham
med....
Wat de distel en de brandnetel zijn
onder de planten, dat- is de rat onder
de huisdieren. Iedereen schuwt hem,
en vindt hem een „griezelig beest".
Vooral de dames, die al gillen als ze
een „muisje" zien, ik bedoel een echte
„heuzige" muis, geen „suikermuisje",
vooral de dames, zijn vreeselijk bang
voor het „kaalste" dier uit de gansche
natuur.
We kunnen ons dus de gewaarwor
dingen en den angst voorstellen van de
juffrouw van wie het Dgbl. v. N. B.
het volgende meedeelt.
Een dame stapte Woensdagavond te
Eindhoven in den trein naar Breda. Ze
trof het: lieelemaal alleen in een dames-
coupé. En het was er lekker warm,
zoodat zij behaaglijk haar rug in de
kussens drukte, het hoofd achterover
neeg en al met do oogen begon te
knipperen.
Maar wat kwam daar geslopen uit
dien linkerhoek? Een beest? De dame
wreef zich de oogen: twee gitjes ineen
spits grauwkleurig kopje gluurden haar
angstig aan. Eu de uienschelijke blik
antwoordde niet minder angstig.
Wip, daar zat het beest op de bank.
Het krabde met zijn pootjes op het
kussen en de lange staart veegde heen
en weer over het fluweel. Jawel, hot
was een rat. Een heusche rat, waarvan
je weet, dat ze huizen op donkere zol
ders of in krochtige riolen, doch
waarvan je nooit een exemplaar zoo
vlak bij ziet. Hu, wat een griezelig ge
dierte. Ai, daar wipte het over naar de
andere bank, de bank waarop de dame
zat, heelemaal alleeu. Ze trok haar
schouders omhoog van angst, en haar
handen groef ze diep in haar mof. Ge
lukkig, dat hij weer gauw naar die
andere bank sprongDoch daar was
hij alweer terug, 't was of liet beest
een proef wilde geven van zijne akro-
batisebe behendigheid.
Eindelijk werd hij moe van 't sprin
gen. En vlak bij de cenige passagier
van den dames-coupé bleef hij zitten,
zijn lenige hals gerekt, zijn git-oogjes
scherp onderzoekend zijn medereizigster.
Och, 't scheen hem een goedige dame.
Zij vervoerde geen vin; bleef maar roer
loos zitten staren naar het net aan den
overkant. Wel waren de gelaatstrekken
'n beetje vertrokken, filosofeerde onze
rat verder, maar boosheid sprak er niet
uit. Hij kwam nog een stapje nader.
Hé, want 'n mooie bont had ze om.
Eu wat hingen daar dikke staarten aan.
Neen, maar dat moest het ratje nader
onderzoeken. En het beestje stapte
parmantig op de menschelijke knie en
aaide met zijn kopje langs het inollig-
warme bont, en knabbelde eraan, alsof
het zijn eigendom was. Van tijd tot tijd
keek hij op naar het menschelijk gelaat,
docb dat staarde maar steeds naar het
netwerk en geen der ledematen Ver
roerde zich.
Ze had nog nooit zoo'n angst door
staan, verhaalde ze later
En de conducteur keek erg verbaasd,
toen hij in Bokstel het portier opende,
een gil hoorde en een beest langs zich
heen voelde sluipen.
De dame had toen eerst durven gillen
en de rat had 'm gesmeerd, zoo gauw
hij kon.
Jammer, dat je hem niet altijd smeren
kunt, vooal is dat jammer als je sergeant-
majoor bcut, en met dames een reisje
maakt, tegenover wie je graag geuren
wilt niet je hoogen rang. Men leze b.v.
wat de Telegraaf daaromtrent vertelt:
Een poosje geleden stond een jong
maréchausséc aan het station te X. Er
stapt uit den trein een sergeant-majoor,
gevolgd door zijn vrouw en nog een
dame. De maréchausséc ziet hem niet en
verzuimt alzoo op militaire wijze te
groeten. Dat was te kras.
Met opgezette borst treedt de hooge
op hem toe en roept, luide genoeg om
ook door het aanwezige publiek gehoord
te worden
„Waarom salueer je me niet?"
De maréchaussée krijgt ecu kleur,
maar herstelt zich direct.
„Pardon, majoor. Ik had u niet ge
zien,"
„Niet gezien, niet gezien je moet
uit je oogen kijken en opletten, waai
het je meerderen geldt!"
„Als soldaat ken ik mijn plichten;
maar nog eens, ik zag u niet. Nu wil
ik echter gaarne het verzuim herstellen."
En in stramme houding slaat de jonge
man aan.
„Hm! goed, maar voor je nalatigheid
uiag je nu nog eens salueeren.
Dat was voor den maréchausséc, die
nu te midden vaneen kringetje grinneken-
de burgers stond, niet erg plcizierig. Toch
gehoorzaamde hij, en trotsch als een
pauw stapte de sergeant-majoor weg,
gewenkt door vrouwlief, die dat geval
nu niet zoo bijzonder vermakelijk scheen
Ie vinden.
Maar iets hield hem nog tegen.
De maréchaussée kende zijn plicht,
maar herinnerde zich ook zijn recht, en
met een luid: „Pardon, majoor mag ik
uw verlofpas zien?" hield hij den ver
trekkende terug.
„Mijn verlofpas? Waarvoor?"
„Mag ik uw verlofpas eens inzien?"
herhaalt de ander even Onverstoorbaar,
al vermoedend wat er komen zal.
„Hm! ik heb geen verlofpas."
„Dat spijt me, majoor, maar dan moet
ik u verzoeken mij naar do kazerne te
Yolgen voor het rapport."
„Wat deuk je wel! Geen quaestio
van."
„Jawel, majoor, ik verzoek u mij te
volgen, en ik raad u, goedschiks mee te
gaan en mij niet te noodzaken geweld
te gebruiken."
De majoor is zijn aplomb kwijt en
gewillig gaat hij mee, gevolgd door de
dames, die al niet meer op haar gemak
zijn.
In de kazerne meldt de maréchaussée
het geval aan zijn commandant. Deze
is iemand van menschenkcnnis; hij
fronst de wenkbrauwen en: „Stop hem
maar zoolang in het hok", commandeert
hij.
Er hielp niets aan, de sergeant-majoor
werd opgesloten en de dames konden
gaan wandelen.
Den volgenden dag werd hij onder
geleide van twee maréebaussée's naar zijn
garnizoen teruggebracht, waar nog 8
dagen provoost voor hem in het zuur
lageu, wegens op reis gaan zonder ver
lof.
Dien tijd heeft hij besteed om ziju
groot gevoel van eigenwaarde wat te
kalmeeren.
Men zal niet dikwijls met dames op
reis gaan en dan zooveel leeren onderweg.
De bij het 5e regiment infanterie
benoemde kapitein W. F. N. von
Hombracht heeft het bevel overgenomen
over de 3e compagnie van het le batal
jon.
Wij herinneren aan de eerste abon-
nementsvoorstelliug, die morgenavond
in Anucitia wordt gegeven.
Zaterdag en Zondag houdt de Yer-
eeniging tot het houden van Kunstbe
schouwingen een tentoonstelling in
Amicitia van de portefeuille van den
Haagschen Kunstkring.
Bij dn te overstaan van notaris A.
N. J. Yos, te Amersfoort gehouden
veiling, op 2 Dec. 1905, in „de Zwaan"
is verkocht als volgt:
In de gemeente Amersfoort:
Perc. 1, 2 en 3, zijnde eeu huis met
bouwterrein aan den Soesterstraatweg,
voor f 1820.
Perc. 4 en 5, zijnde 2 bouwterreinen
aldaar, voor f 410.
Perc. 6, 7 en 8, zijnde een huis met
bouwland aldaar voor f 1390.
Perc. 10, het huis a. d. Groote Kop
pel, voor f 3250.
Do plaatselijke afdeeling van den Kon.
Ned. Bond van Oud-Onderofficieren"
hield Maandagavond in „De Arend" haar
inaandelijksche vergadering.
Tot bestuurslid, ter vervanging, van
don Secretaris, den heer II. S. Valken
burg, die door .drukke werkzaamheden
verplicht is af te treden, werd gekozen
de heer J. W. Ensinck, waarna de
Voorzitter den afgetreden Secretaris
namens do afdeeling, hulde en dank
bracht voor de uitstekende wijze waarop
deze gedurende ruim acht jaren de functie
tot aller genoegen heeft bekleed, terwijl
zij hem met leedwezen die plaats zagen
verlaten.
Voortaan zullen de leden tevens f 1
meer contributie betalen, welke gulden
uitsluitend wordt besteed voor weduwen
en weezen van Bondsleden.
Dat zij aan het nuttige het aangename
weet te paren, zal ze hedenavond be
wijzen door een Sint Nicolaas-feest voor
de kinderen der leden en donateurs en
waarbij de goede Sint in hoog eigen
persoon te paard zal verschijnen.
Donderdag 7 December begint de
negen uur sluiting. Waar wij reeds zoo
menigmaal toonden, dat het streven van
het comité onze volle sympathie heeft,
tueenen we thans te kunnen volstaaD
met de opwekking aan onze lezers om
geen inkoopen te doen na 9 uur 's avonds.
Naar wij vernemen worden pogingen
in het werk gesteld om alhier een af
deeling op te richten van den Neder-
landschen Protestantenbond.
De heer J. Heyligers slaagde te
Utrecht voor diploma boekhouden, uitge
reikt door do Fcderatie-vereeniging van
Nedcrlandschc kantoorbedienden.
Door het bestuur van den Ned. Bond
voor den Ilandeldrijvenden en Industri-
eelen Middenstand is, in verband met
een door de Middelburgsche vorceniging
Handelsbelang verspreide en bij de ver
schillende vereenigingen en bonden met
sympathie ontvangen circulaire, bij de
maatschappij tot expl. van Staatsspoor
wegen aangedrongen op vervroegde
uitgifte van vacantickaarten, en wel van
1 Juni in plaats van 1 Juli, en bij de
Hollandsche IJzeren Spoorweg-maat
schappij van goedkoope reisbiljetten.
Het adres aan de spoorwegmaatschap
pijen wordt zooals men weet, ook door
de vereeniging „Handel en Nijverheid"
gesteund.
Het „Zieken- en Ondersteuningsfonds"
van de Coöperatieve vereeniging „Voor
allen der H. IJ. S. M.," waarvan de
heer H. R. Krapcis, stationschef alhier,
voorzitter is, zal 1 Januari 1906 in
werking treden. Leden der Coöperatieve
Vereeniging, die zich vóór dien tijd als
lid hebben opgegeven en door het
Bestuur als zoodanig zijn aangenomen,
treden met dien datum onmiddellijk in
alle rechten der leden. Geeft men zich
na 1 Januari 1906 op, dan moet men
eerst drie maanden geregeld de contributie
betalen vóór men in de voordeelen, door
de Instelling geboden, kan deelen.
Het Fonds werkt op tweeërlei wijzen,
die tot juist begrip der zaak bij de
beschouwing goed gescheiden moeten
gehouden worden.
A. In de eerste plaats heeft het
Fonds een afdeelig: Geneeskundige
behandeling.
Tot een bepaald maximum per jaar
ontvangen de leden restitutie der door
hen gemaakte onkosten voor dokter,
apotheker, verpleging in Ziekenhuizen
en versterkende middelen, (mits op
voorschrift van den geneesheer en met
goedkeuring van het Bestuur).
Beambten en werklieden kunnen voor
zichzelf geen lid van deze onderafdeeling
zijn, wat ook niet noodig is, omdat zjj
vanwege de Maatschappij geneeskundige
behandeling genieten. Wel kunnen zij
zich voor hun gezin laten inschrijven.
Gehuwden zonder kinderen betalen dan
f0.10 per week contributie; gehuwden
met kinderen: voor de vrouw met 1
tot en met 5 kinderen f 0.15; voor de
vrouw met 6 of meer kinderen f 0.20
per week. Een beambte of werkman
kan echter zijn gezin niet verzekeren,
tenzij hij zelf lid is van de hierna te
noemen Ondersteunings-Afdeeling.
Ambtenaren kunnen voor zichzelf lid
van deze afdeeling zijn en betalen dan
f0 43 per maand. Wenschen zij hunne
vrouw te verzekeren, dan betalen zij
daarvoor nogmaals f 0.43, voor de vrouw
met 1 t/m. 5 kinderen f 0.64, voor de
vrouw met 6 of meer kinderen f 0.85
per maand. Ook hier geldt de regel
dat men zich niet voor zijn gezin kan
verzekeren zonder de premie voor zich
ook te betalen.
B. In de tweede plaats heeft het
Fonds een afdeeling: Ondersteuning.
Gedurende een vastgestelden be
paalden maximum-tijd ontvangen de
leden bij ziek-zijn, onderstand van het
Fonds. Bij beambten en werklicdeu
bestaat deze onderstand in uitkeering van
het halve vaste dagloon vanaf den eers
ten dag der ongeschiktheid tot werken.
Zij hebben daarvoor wekelijks te con-
tribueeren 1% van het wekelijksche
vaste dagloon.
Ambtenaren ontvangen, wanneer zij
langer dan 3 maanden ziek zijn, zoolang
de ziekte duurt, gedurende de eerstvol
gende 6 maanden half tractement, en
daarna nog gedurende 3 maanden vol
tractement. Daarna houdt de ondersteu
ning op. De hiervoor te betalen premie
bedraagt bij een tractement van onder
f20002%0 'sjaara, bij een salaris
van f2000.tot f3000.21/a°/00 en
van f3000.tot f4000.3%o Per
jaar. Hooger kan men zich niet ver
zekeren, zoodat ambtenaren, met een
grootere bezoldiging dan f 4000 's jaars
f 12.hebben te contribueeren maar dan
ook maar op eene uitkeering recht
hebben, berekend op een basis van een
salaris van f 4000.De verschuldigde
coutributiën worden berekend over de
tractementen, naar boven afgegrond, tot
geheelo honderdtallen. Eeu ambtenaar
kan geen gebruik maken van deze
verzekering als hij niet, minstens alleen
voor zich zelf, verzekerd is in het zieken
fonds.
De keuze van dokter en apotheker is
vrij. Voor één doktersvisite mag echter
niet meer dan f 1.gedeclareerd wor
den, tenzij raadpleging van een speciali
teit noodig wordt geoordeeld, waarvan
dan door den geneesheer een schriftolijk
verklaring moet gegeven worden. Bij
aanschaffing van brillen en instrumenten
geeft het Bestuur den leverancier op,
tenzij de dokter zulks gedaan heeft.
Onder geneeskuudige behandeling is
ook inbegrepen tand heelkundige hulp.
Wordt er meer ontvangen dan uit
betaald, dan wordt dit overschot belegd
in een Reserve-Fonds. Wanneer dit
Fonds meer bezit dan het totaal gemid
deld bedrag der contributiën over de
laatste drie jaren, dan zal een eventueel
overschot daarna verdeeld worden onder
de leden en wel in evenredigheid van
het door hen in het afgeloopcn jaar aan
contributie betaalde.
Daalt het aantal leden van het Fonds
tot beneden 500, dan wordt een voorstel
tot ontbinding der Instelling in de eerst
volgende Algemeene Correspondenten-
Vergadering in behandeling gebracht.
Blijkens de Memorie van Antwoord
bij de begrooting van Biuuenlandschc
zaken voor 1906 is het buitengewoon
subsidie voor de Hoogere Burgerschool
alhier voor 1906 nader vastgesteld op
f 2000.
Tot de afd. Gooi- en Eemland van de
Ned. Vereeniging tot bescherming van
dieren zijn in de laatste vier maanden
.150 leden toegetreden, waarvan 25 te
Amersfoort, 75 te Bussum, 30 te Baarn,
15 te Hilversum, enz.
Wel een bewijs, dat het bestuur niet
stil zit. Het wordt in zijn te waardee'ren
pogingen door tal vau dierenvrienden
krachtig bijgestaan.
Aldegantle van bestemming
veranderd.
Wisten wij reeds lang dat heeren
regenten van het Burger Weeshuis
alhier, sinds geruimen tijd middelen
beraamden om aan hun weezen een
ander onderdak te verschaffen, minder
omdat het tegenwoordig gebouw heele
maal niet voldoet aan de meest bescheiden
eischen voor het doel, weezenverpleging
maar omdat hetzelve in den loop der
5 eeuwen van derzelfsbestaan thans
dusdanige onherstelbare gebreken heeft,
dat in de eerste plaats met het oog op de
hygiëne langer gebruik niet meer ver
antwoord is, misschien II. II. regenten
zoomin als wij konden bevroeden, dat
de uitkomst, die zij mogelijk verre
achtten, zoo nabij was.
Naar wij met zekerheid vernemen
gaat Aldegondc, m deszelfs geheelen
omvang in eigendom over aan het Bur
ger Weeshuis, en zullen de weezen
voortaan in Aldegonde worden verpleegd.
Naar verluidt speelt ook thans de edel
moedigheid van den heer en mevrouw
Baron v. Boetzelaer v. Oosterhout in
deze weder groot spel.
Zeer zeker was het eene gelukkigo
gedachte van H.H. Regenten hunne
stichting den eigendom van Aldegondc
te verzekeren wat daardoor, voor onze
stad als monumentaal gebouw behouden
blijft niet alleen, maar ook waardoor