No. 102.
Zaterdag 23 December 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Witte anjelieren.
KERSTMIS.
FEUILLETON.
Tuinstad.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
*'.j, die ziek met
y ingang van 1 Januari
a.s. op ons blad abouneeren,
ontvangen de tot dien datum
verseliijncnde nummers
OBATIS.
„Vrede op aarde.
In de menschen een welbehagen."
In de eenvoudige dorpskerk, in dc
schitterende eathedraal, in dc kluis van
den arme, in 't paleis van den rijke zal
't loflied klinken ter eere van Hem,
wiens Woord is verbreid over gansch
de wereld. In statig gebrom zal de
aloude dorpstoren de gemeente oproe
pen naar 't Bedehuis. E i duizenden
zullen opgaan, dc grooten der aarde en
de nijvere zwoegers, aanheffend 't lof
lied, uit duizenden monden samensmel
tend tot een hymne, één van toon, één
van gedachte. Zullen zij zich inderdaad
doordringen van het ideaal, neergelegd
in die eerste regelen van den Kerstzang?
Vrede op aarde!
Tot de tanden gewapend staan Europa's
machthebbers tegenover elkauder. Mil-
lioenen bij millioenen worden omgezet in
mitrailleuses, in snelvuurgeschut, in dum
dums, in reuzen-vernielers ter zee en te
land. Dieper en dieper tast 't militairisme
in den buidel dor volkeren, 't Schreit al om
verbetering, daar is geen brood in de
spinde bij zoovelen, daar is geen ander
uitzicht voor den ouden zwoeger dan
het armhuis of de liefdadigheid er
is geen geld.
Wel voor 't militairisme.
Houd 't kruit droog en dc wapens
gereed, waarschuwt Duitschlands keizer.
Op Kersmis heft hij statig aan:
„Vrede op aarde."
Vrede op aarde. Maar in drieste ver-
Elkander begrijpen, ziedaar mede een onzer
verplichtingen. Weinige plichten vereischen
een meer verfijnd zedelijk gevoelweinige
worden minder in praktijk gebracht.
de gabi'arln.
Kaar het Duitsch van EVA TREIJ.
3-)
„Nu, Lenore?" vroeg mijn vader
vriendelijk „verrast het u zóó dat gij
in 't geheel niet kunt antwoorden.
Om mij, moet gij niet denken, mijn
kind. Ilct is waar ik had liever een
officier tot schoonzoon gehad, maar dat
komt niet in aanmerking, als gij Dr.
Bode liefbebt en er van overtuigd zijt,
dat hij u gelukkig zal maken. Hij is
een man van eer, aan wien ik u rustig
toevertrouw. Dat gij in de toekomst
geen gebrek zult kennen, daar is nu
ook voor gezorgd" „Nu Lore?" ging
hij voort, toen ik nog altijd zwoeg, „wat
moet ik hem antwoorden? Hij verzocht
dringend heden middag zelf antwoord
te mogen halen. Ja of neen? Ja als ik
mij nu tot dusverre niet bedrogen heb".
watenheid eischt de clericale partij den
christennaam voor zich op, als do Farizeër
zich aanmatigend dc geloovige bij uit
nemendheid te zijn. En voortdurend
wordt den kleinen luyden 't vergif toe
gediend, dat die rechterzijde de partij
des geloofs, de linkergroep uit denboozc
is. Men matigt zich 't recht toe, die
anderen godsdienstloos te noemen, aan
hangers van een verwaterd Christendom,
omdathun geloofsopvatting anders
is. „Vrede op Aarde", zullen ook zij
aanheffen.
Maar intusschen wordt die verfoeilijke
antithese aangeheven en is hun „Vrede
op Aarde" slechts gericht op de broeder
schap van Rome en Dordt.
„Hebt Uw vijanden lief!" Och, ga zelf
rond in uw dagelijkschen kring om te
zien hoe weinig er in vervulling komt
van dat schoone gebod.
Ilct boek der historie zegt ons op
elke bladzijde, hoe „Vrede op Aarde"
een ijdele klank is gebleven voor de
machthebbers der aarde, hoe gouddorst
en lage staatkunde den voorrang hadden
boven 't gebod van vrede.
Het dagelijkscli leven vertelt het ons
telkens weer, hoe gezondigd wordt tegen
't gebod der hoogste liefde. Daaraan
staan wij allen schuldig. Zeker, we trach
ten elk naar ons beste weten de hooge
beginselen van vrede en verdraagzaam
heid in te dragen in den maatschappe
lijke kring. Doch spijt negentien eeuw-
kringen zijn die gulden geboden idealen
gebleven. Kan 't anders? Die idealen
eischen van ons allen een groote mate
van zelfverloochening, van onbaatzuch
tigheid, van solidariteit. Daartoe komen
slechts degenen onder ons, die uitmun
ten door groote gaven van hart en
verstand. Zij zijn de pioniers, die ons
voorgaan in de verwezenlijking van het
ideaal. Is hun stem de eeuwen door die
eens roepende in de woestijn geweest?
Daarop een vraag tot antwoord: Holt
niet de gestadige drup, klein en onaan
zienlijk als hij schijnt, na de lengte van
Ik stond onbewegelijk. Groote tranen
rolden mij langzaam over de wangen,
en toen mijn vader mij nu vol verwach
ting aanstaarde, was hij verbaasd en
levens verschrikt.
„Yalt het u zóó zwaar, den ouden man
alleen te laten, mijn dochtertje?" vroeg
hij innig, terwijl hij mij naar zich toetrok.
„Neen, o nceu!" riep ik nu luid snik
kend, „ik wil u nooit verlaten, ik wil
bij u blijven! Ik wil nooit, neen nooit
do vrouw worden van Dr. Bode. Ik zal
uwe kleine huishoudster blijven, tot
gij heel oud zijt! Zend mij niet weg,
vadertje, ik kan Dr. Bode niet liefheb
ben en zelfs niet achten, ik ik
en toen verborg ik mijn gezicht in de
handen en snikte zacht.
„Hm", zeide vader nadenkend. „Niet
liefhebben, dat is mogelijk, ofschoon het
mij verrast. Maar niet achten? Zijt gij
daarvan zoo zeker mijn kind? Dat is
een hard woord, dat men niet zonder
grond mag uitspreken. Kunt gij dan
werkelijk uit ondervinding zoo oordee-
len?"
„Ja", antwoordde ik, terwijl ik mijne
tranen droogde en mijn best deed kalm
te zijn. Ik voelde dat vader eene ver
klaring van mij wachtte, maar toch kon
ik hem die onmogelijk geven. Ten eerste,
kwetste het mijne ijdelheid te bekennen,
dat ik alleen om mijn geld gezocht
werd, en dan heeft zeker wel ieder
menschenkiud de bewustheid, dat wij
dagen 't granietblok uit? Zoo zal ook,
al is 't in de tijden ouzer verre nako
melingschap, het ideaal van vrede en
liefde de verwezenlijking meer naderen-
Ons Kerstfeest zegge ons, dat wij we
der een jaar voor ous hebben om ons
dagelijks ernstig af te vragen, of ons
doel is gericht op 't betrachten dier
deugden, die ons in waarheid verheffen
tot hooger peil, tot grooter zedelijk
bewustzijn.
Y.
In 1902 verscheen te Londen een
werkje getiteld „Garden Cities of To-
Morrow" (Tuinsteden vauMorgen), tweede
uitgave van het in 1898 verschenen
werkje „Morgen, een vreedzame wegnaar
werkelijke Hervorming". Schrijver van
deze beide werken was do Amerikaan
Ebenezer Howard, wieas portret de
tweede uitgave siert: een zeer modern
uitziend man, met een intelligent ge.
zicht een gelukkige vereeniging van den
daadmensch en Jen studiemensch.
Eer bestaat, zoo verklaart de schrijver
in zijne Inleiding, één zaak waarover
allen, van welke partij, religie of uatio
naliteit ook, het ééns zijn, nl. dat het
diep te betreuren zou zijn als de
bevolking zou voortgaan naar de reeds
overbevolkte steden te stroomen en daar
mee "het platteland te ontvolken.
Ten bewijze van die eenstemmigheid
haalt hij de uitspraken aan van tal van
bekende personen, van Lord Rosebcry
tot Ben Tillen en Tom Mann, de beide
bekende leiders der ongeorganiseerde
arbeiders. Wat deze verklaren met de
woorden: In de steden snakt men naar
werk, op het land snakt men naar
werkkrachten, werd door Lord Rosebery
in moer academische taal eveneens ge
constateerd.
De heer Ebenezer Howard beproeft
de oplossing te vinden van het vraagstuk
hoe „de trek naar do steden" te doen
iemand, die ons eens hartelijk lief was,
steeds zacht blijven beoordcelen en nooit
zijn minder goede hoedanigheden aan
hot oordeel van vreemden zullen prijs
geven.
„Heeft hij u beleedigd?" vroeg mijn
vader verder.
„Ja", zeide ik.
„En dat kan nooitworden bijgelegd?
is het niet te verhelpen? kan er geen
misverstand worden opgehelderd? Hebt
gij die ontzettende bclcediging zwart op
wit?" (voegde mijn vader er glimlachend
bij) „dat gij zoo overzoenlijk zijt?"
„Ja" zeide ik, nu werkelijk weer veel
kalmer, ik heb ze zwart op wit. Het
kan zijn dat ik zulks verdiende, maar
met Dr. Bode trouwen, wil ik niet, als gij
er mij ten minste niet toe dwingt."
„God beware ons!" riep vader lachend.
„Ik denk er niet aan! Als gij hom niet
bemind zal ik hem dat zeggen. Het
spijt mij voor hem, maar ik zelf ben
blijde mijn meisje nog een poosje voor
mij alleen te houden. Ik was al bang,
dat ik u aan een ander moest afstaan
Daarna kuste hij mij en ik ging
heen.
Nu had ik eigenlijk erg vroolijk
moeten zijn, maar daarmee wilde het
toch niet goed lukken. Ik had Walter
getoond, dat ik mij niet, „op den koop
toe" gaf, niet onvriendelijk of met neer
buigende goedheid wilde behandeld wor
den, naar dat hem goed of voordeelig
worden „een terugkeer naar het land".
Om zijn denkbeelden duidelijk te maken,
gebruikt hij een diogram, „De drie
magneteu" getiteld, waarin hij de voor-
en nadeelen van het stads- en buiten
leven tegenover elkaar stelt, om dan de
vraag: waarheen zal dc bevolking trekken?
te beantwoorden door een derde magneet,
welke alle voordeelcn van beide vcreeuigt
in de Tuinstad.
De Tuinstad biedt de schoonheid der
natuur met de genoegens der samen
leving; lage huren en hooge loonen;
lage belasting met overvloed van werk
en lage prijzen; zuivere lucht, vroolijke
woningen en tuinen, zonder rook en zonder
stegen, met goed verlichte straten en
pleinen.
Geen wonder, dat een dergelijke Tuin
stad de bevolking uit dc sloppen, stegen
en achterbuurten der groote steden zou
aantrekken.
De vraag is evenwel, of al het moois
wat Howard van een stichting van
Tuinsteden verwacht, is te verwezen
lijken.
Waarop hij bovenal nadruk legt, is
op het behoud van wat de natuur moois
biedt in den vorm van door beekjes be
sproeide landen, van hoogten en laagten,
bosschen en vlakten. Hierin betoont hij
zich een volgeling van Ruskin. Zijne
hoofdgrief en een rechtvaardige
tegen onze moderne groote steden is, dat
de natuur steeds verder achterwaarts
gedrongen en voorde overgrooto meerder
heid der inwoners steeds onbereikbaarder
wordt.
Daarom is de door hem ontworpen
Tuinstad cirkelvormig gebouwd, met, als
middenpunt, een grooten openbaren tuin
van daaruit loopen in alle richtingen
breede boulevards, die de opvolgende
cirkel-straten snijden. Rondom den tuin
bevinden zich het gemeentehuis en de
verdere openbare gebouwen, terwijl een
groot centraal-park het geheel omsluit.
Dan volgen verschillende straten en
wegen, terwijl de buitoncirkel gevormd
dacht; maar toch kon ik er mij maar
in 't geheel niet over verheugen. Be
drukt en stil sloop ik door huis, alsof
ik iets kwaads had gedaan.
Vader had, (met zijn zacht karakter)
besloten, mijn weigerend antwoord schrif
telijk aan Walter mee te deelen, om
zoodoende een pijnlijk gesprek te voor
komen, maar nog vóór de brief aan zijn
adres bezorgd kon zijn, hoorde ik Wal
ters stem aan de deur. Hij vroeg naar
vader.
„Het is immers zijn eigen schuld",
troostte ik mijzelve, „en al te zwaar zal
het hem ook wel niet vallen." Maar
juist die gedachte deed mij pijn. Ik zette
mij neer en mijmerde er over hoe heer
lijk alles had kunnen zijn, als ja het
is toch een vreemd iets met dat „als"
en „maar".
Zacht werd de deur geopend. liet
was vadertje, die met een bedroefd ge
zicht binnenkwam.
„Het is onaangenaam, Lore, maar ik
kan het u niet besparen", zeide hij „Dr.
Bode staat er op, het antwoord, dat
hem erg scheen te verwonderen, van u
persoonlijk te mogen hooren."
„Dan moet ik het onvermijdelijke
waardig dragen, vadertje", zuchtte ik.
Ik vond het werkelijk erg onbescheiden
van Walter, mij ook dat nog aan te doen,
maar het moest nu zeker zoo wezen.
„Laat hij dan maar hier komen."
Ik hoorde vader naar zijn kamer
wordt door een zijtak van de spoorlijn,
waar langs de fabrieken, werkplaatsen,
pakhuizen enz. zijn gebouwd.
Het voordeel van deze stads-arclnteo-
tuur is, dat men overal op betrekkelijk
geringen afstand is van het land, zoowel
als van het park, den tuin, de openbare
inrichtingen enz.
Het plan van de Tuinstad door Ho
ward ontworpen en in alle bijzonderheden
geregeld, gaat uit van de veronderstel,
ling dat de grond waarop de stad is
gebouwd en dc daaromheen gelegene,
niet is het eigendom van enkelen, die
hem bij uitbreiding der stad zouden be
nutten als speculatief bouwterrein, maar
behoort aan de gemeenschap, die er
voor heeft te waken dat hij steeds en
uitsluitend in het belang van allen wordt
geexploiteerd. Van overdracht van grond
in eigendom aan particulieren mag dan
ook geen sprake zijn; alle voordeelen
uit het gemeentelijk leven voortvloeiende,
welke leiden tot waardevermeerdering
van den grond, moeten tevens strekken
tot verhooging van de gemeenschappe
lijke middelen.
Het opmerkelijkste is evenwol, dat
men bezig is de plannen van Howard
te verwezenlijken. Er is een naamloozc
vennootschap opgericht, die reeds oen
aanvang heeft gemaakt niet hot stichten
van een Tuinstad in Hertfordshire, ton
Noorden van Londen, geheele overeen
komstig Howard's denkbeelden. De naam
der toekomstige stad is Letchwofth; zij
zal door een spoorweg verbonden wor
den met Londen en men hoopt langs
dezen weg een deel der overbevolking
van de metropool naar de Tuinstad te
trekken.
Of dit pogen zal slagen? Wij voor
ons willen gaarne verklaren, er aan te
twijfelen. Steden worden niet kunstmatig
in 't leven geroepen; zij moeten geboren
worden en groeien op natuurlijke wijze,
omdat zij dank zij ligging en andere
oorzaken, beantwoorden aan bestaande
behoeften en daaruit levenskracht putten.
gaan, waar Dr. Bode gewacht had, en
toen Walter spoedig daarop bij mij
binnentrad, verliet vader pngs het ver
trek en liet ons dus alleen, omdat hij
een aartsvijand was van alles, wat men
een „scène" noemt.
Een paar hoogst pijnlijke minuten
gingen voorbij, waarin wij zwijgend tegen
over elkander stonden. Ik had dit onder
houd gewenscht noch gezocht, en vond
het dus niet noodzakelijk, dat ik het
eerst sprak; ik draaide dus maar mijne
ringen om de vingers en legde een
knoop in mijn horlogeketting, die er
stellig niet weer was uit te krijgen.
„Gij hebt gewenscht, mij te spreken?"
zeide ik eindelijk, maar heel zacht en
zonder Walter aan te zien. Ik durfde
hem niet aankijken, uit vrees, dat ik
mocht gaan weeneu, of erger nog, opdat
hij niet misschien met één enkelen blik
mij weer gunstig voor zich mocht stem
men.
„Ja", zeide hij, en ik voelde met
ontzetting, dat reeds dadelijk bij den
klank zijner stem, mijn toorn begon te
verminderen. „Ik wenschte persoonlijk
van u te hooren, of ik mij werkelijk
geheel vergis, als ik geloof u toch niet
volkomen onverschilling te zijn, of niet
misschien een oogenblikkelijk mis
verstand schuld heeft aan het antwoord,
dat uw heer vader mij gaf."
(Slot volgt).