De eerste huwelijksjaren van het kei
zerlijke echtpaar waren niet ongelukkig;
Napoleon stond nog steeds onder de
bekoring harer blonde schoonheid en
onweerstaanbaren glimlach; de Keizerin,
indachtig aan het lot harer voorgangster
op den keizerlijken troon, Josephine de
Beauharnais, geraden door haar letter
kundigen vriend, legde er zich op toe
haren echtgenoot aan zich te verbinden.
Na de geboorte van den keizerlijken
prins in 1853, den zoozeer begeerden
troonopvolger, achtte zij het niet meer
noodig haar ware natuur geweld aan te
doen. IJdel en zelfzuchtig, weigerde
zij den verderen intiemen omgang
met haren echtgenoot, uit vrees dat
daardoor hare schoonheid zou geschqad
worden. Daarentegen betoonde zij zich
in koogc mate jaloersch en bespiedde
den Keizer voortdurend, hetzij persoon
lijk of door tusschenkomst van hare
vertrouwelinge Pepa voorheen in de
kwade dagen de dienstbode van mevr.
de Montijon en daarna door de Keize
rin tot haar eerste Kamervrouw ver
heven.
Deze I'epa, eene onwetende, bijgc-
loovige Spaansche boerin, die schrijven
noch lezen kon, heeft aan het hof der
Tuilerien een groote rol gespeeld, dank
zij hare intimiteit met de Keizerin. Deze
raadpleegde haar in alles en wee den-
gene, die zich niet mocht verheugen in de
gunst der camériste; ook die harer mees
teres ging alsdan verloren.
liet is tcekenend voor de verhoudin
gen aan het Keizerlijke hof, dat deze
onbeschaafde vrouw, die zelfs haar
manieren en uiterlijk tegen zich had,
het zoover wist te brengen, dat zij zelfs
tot de bals en partijen ten hove werd
toegelaten en aan den arm van een
generaal, die daartoe door de Keizerin
werd omgekocht, bij een feestelijke
gelegenheid verscheeu, tot groote ergernis
van den Keizer, die evenwel niet den
moed had zich tegen den wil dier beide
vrouwen te verzetten. Het was ook door
tusschenkomst dierzolfde Pepa, dat
lieden tot de vorstelijke omgeving
doordrongen, wier aanwezigheid zeer
nadeelig werkte op het prestige der
Kroon en noodlottig werd voor het
Keizerrijk. Dat Pepa zich deze en
andere diensten goed liet betalen,
bleek bij den dood van haar man, den
segeant Pollet, door tusschenkomst dei-
Keizerin vóór zijn huwelijk benoemd tot
luitenant en daarna binnen enkele jaren
opgeklommen tot kolonel. „Ma Paurra
Pepa1"', zooals hare z.g. meesteres, ma-
dama Pollet noemde, bleek op dat
tjjdstip te beschikken over een vermogen
van bijna drie millioen francs.
Napoleon beproefde herhaaldelijk zich
te verzetten tegen den invloed door deze
vrouw op de Keizerin uitgeoefend, doch
steeds zonder gevolg. Eens dat hij zich
hierover bij generaal Lepic beklaagde,
antwoordde deze: „Ik zal u klaren wijn
schenken, sirc. Als de vorsten herde
rinnen willen huwen, moet het hun niet
bevreemden, klompen in huis te vin
den".
Het was een vreemd gezegde. De
Keizer begreep de toespeling en zweeg.
Hij had geleerd te zwijgen, nadat
hem door dagelijksche ervaring was
gebleken hoe juist zij hadden gezien,
die hem voorheen gewaarschuwd hadden
tegen dit huwelijk.
Ijverzuchtig en haatdragend, bekrom
pen en bigot, vervreemdde de keizerin
velen van het keizerrijk, wier steun
moeilijk kon worden gemist; zij
duldde niemand in de keizerlijke om
geving, die zich op eenigerlei wijze
haar ongeuade, of die van Pepa wat
Het denkbeeld, dat de tenor oen
landsman van Franceses was, was reeds
in diens voordeel, en in de gelaats
trekken, hoewel niet van een allerhoog
ste type, lag iets, dat voor hem innam
iets, dat Carlo belang inboezemde
en hem aan zijne zorgen onttrok.
„Zoo zijt ge van gedachte veranderd
sinds ik u gezien heb' zei de Sardoni
toen zij langs de Toledo wandelden.
„Denkt ge dat het tooneelleven toch
wel een vergelijking kan doorstaan met
het gewone leven?"
„Ik zal mijn fortuin ah zanger gaan
beproeven", zeide Carlo zorgeloos, doch
de uitdrukking was zeer in strijd met
den lossen toon van zijn stem. Sardoni
maakte daaruit zijne gevolgtrekkingen,
doch hij had te veel tact om meer te
vragen.
Ik was nooit meer verwonderd, dan
toen Herlino mij het nieuws berichtte,"
merkte hij op, „en ik was zelden meer
in mijn schik, dat de troep Comerio
kwijt raakte, want hij is een zoo gloote
schelm, als men zelden ontmoet."
„Ik moet toch erkennen, dat hij er
minder beestachtig uitziet dan Merlino
zelf", zeide Carlo voorzichtig zijn stem
latende dalen.
„Er uit zien is niet alles", zeide
Sardoni, „er zijn gezichten 't uwe
bijvoorbeeld waarop men alles kan
lezen, maar er zijn andere, die iemand
geheel op een dwaalspoor brengen.
hetzelfde was op den hals had ge
haald. Dientengevolge werd het hof
geschuwd door de beste intellectueele
en more.ele elementen en alleen de
tuBSchonkomst van Napoleon's nicht de
begaafde prinses Mathilde vermocht te
verhoeden, dat de band welke de ver
tegenwoordigers van het betere deel der
natie aan het keizerrijk verbond, geheel
verbroken werd.
Daarentegen stond de toegang tot de
keizerlijke kringen open voor lieden, die
elders ternauwernood werden geduld en
voor wie vele deuren gesloten bleven.
Er heerschte dientengevolge aan het hof
en speciaal in de naaste omgeving dei-
Keizerin, een ongebonden toon welke
in beschaafde kringen niet werd aange
troffen. De jacht naar vermaak be-
heerschte alles en allen; het leven scheen
een voortdurende carneval, met de daar
aan onafscheidelijke maskers en cabinets
particuliers. Bekend waren les pétits
jeit.v de Vlmpératrice waarbij de schoonste
vrouwen optraden in marmol-groepen,
gekleed als Eva vóór de kennismaking
met de slang. Minder bekend, doch
meer berucht waren de Lundis der
Keizerin, feestelijke bijeenkomsten in
den meest intiemen kring. Men kende
elkander daar door bijnamen als:
Cochounette, Dindomictte, Salopetie,
Canaillette, Louton en dergelijke, waar
van de beteekenis den heerschenden
toon teekent.
Deze bijeenkomsten in vertrouwden
kring verkregen evenwel gaandeweg
tevens een meer gevaarlijk karakter.
Die mannen en vrouwen behoorden voor
een deel tot de allerhoogste en invloed
rijkste kringen; men behoeft slechts de
namen in herinnering te brengen van
een de Horny, Metternich en Nigra,
om te begrijpen dat de politiek niet
vreemd kon blijven aan deze bijeen
komsten. Zoolang de Keizer in 't volle
genot zijner lichamelijke en geestelijke
vermogens verbleef, was de invloed
welke er van uit ging minder bedenke
lijk. Maar naarmate de kwaal, waaraan
hij leed, zijn gestel ondermijnde en zijn
wilskracht verlamde, werd hij een ge
makkelijker prooi van de politieke
intriges, welke door middel der Keizerin
op 't getouw werden gezet. De voor
Frankrijk en het Keizerrijk zoo nood
lottige expeditie naar Mexico, waartegen
alle verantwoordelijke raadgevers des
Keizers zich met haud en tand verzetten,
doch die door de Keizerin en mevrouw
de Metternich werd gewild, was een der
noodlottige vruchten, van de Lundis.
Want met de jaren had het heersch-
zuchtig element in het karakter dei-
Keizerin zich gericht op de politiek; zij
wilde een rol spelen, een wcnsch welke
gevoed werd door de overweging dat
de wankelende gezondheidstoestand van
den Keizer en het belang van haren
zoon, haar deelnemen aan de politieke
leiding noodig maakten. Daar het haar
evenwel aan de hiervoor noodige kennis
van personen en toestanden ontbrak,
werd zij onbewust het werktuig van per
sonen, die hare ijdelheid wisten te vlei
en en hare zwakheden uitbuitten ter be
reiking van eigen plannen of die hunner
geheime lastgevers. Zoo wist men haar haat
tegen Prins Napoleon en haar afkeer van
diens echtgenoote Prinses Clotilde, doch
ter van Victor Emanuel, te benutten, om
onder den schijn van oen Paus en Home
te beschermen tegen den „roover-koning",
de blijvende bezetting van Rome door de
Fransche troepen bij den Keizer door te
drijven. De gevolgen van dezen maat
regel openbaarden zich in de houding
van Italië tegenover Frankrijk tijdens
den Fransch Duitschen oorlog.
Morlino is niet zoo kwaad, als hij er
uit ziet, in alle geval al is hij een beest
de andere is een duivel."
„Hoe nam hij zijn ontslag op?" vroeg
Carlo.
„Ik hoorde er maar wciuig van, maai
bij heelt er wel voor gezorgd niet niet
Merlino te twisten. Zonder twijfel zal
hij hemel en aarde bewegen om weel
bij den troep te komen, hij is niet
iemand, die het verdragen kan, dat hij
verslagen wordt".
Toch zou Merlino ons nooit beide
nemen, denk ik?"
„Neen, en daarom is 't nu Comerio's
belang 0111 je uit den weg te ruimen.
Geloof mij niet te onbeleefd als ik
ronduit spreek, doch toen ik Comerio's
gezicht zag toen hij de schouwburg
verliet, dacht ik, dat ik voor geen
millioen in uwe plaats zou willen zijn.
Die kerel is uw vijand, en vroeger of
later, wellicht na jaren zal hij zich
wreken."
Een onbehagelijk gevoel kwam over
Carlo. Hij was een poosje stil, doch
toen met een trek in 't gelaat., waar
over Sardoni zich verwonderde, zeide hij
vroolijk.
„Ik ben u veel verschuldigd, gij
weest mij 't eerst den weg, hoe mijne
zuster kon worden geholpen en nu
neemt gij de moeite 0111 mij te waar
schuwen voor een dreigend gevaar.
Aan zoo iets moet men echter niet
Dat ook zij mede de schuld draagt van
het uitbreken van dezen voor Frankrijk
zoo noodlottigen krijg, door haar ma
petite guerre genoemd, is bekeud. De
Keizer wenschte dien te vermijden en de
opdracht door of namens hem versterkt
aan den gezant Benedetti, na de intrek
king van de Hohenzollersclie candidatuur
voor den Spaanschen troon, luidde in
dien geest. Doch zooals Bisnrarck, die
den oorlog wilde, het Emser telegram
vervalschte, word het incident van Ems,
door het achterhouden van een gewichtig
document, aan het Fransche volk voor
gesteld als een beleediging en daarmee
de oorlog onvermijdelijk gemaakt. Dit
geschiedde met voorkennis van de
Keizerin, die toen nog, vertrouwende op
de vage toezeggingen van den gezant
Metternich, meende te kunnen rekenen
op den steun van Oostenrijk.
Met hare benoeming tot Regentes
tijdens de aanwezigheid des Keizers bij
het leger te velde, bereikte zij het top
punt harer eerzucht. Erkeud wordt dat
zij als zoodanig een koortsachtige bedrij
vigheid ontwikkelde, welke evenwel niet
het gemis aan kennis en ruimte van
van blik kon vergoeden. Hoe zij met
behulp van haren gunsteling, minister
Palikao, den Keizer belette naar Parijs
terug te keeren, hem voor de keuze
stelfend den dood op het slagveld te zoe
ken of zich over te geven, en een nood
lottigen invloed uitoefende op maarschalk
Bazaine's besluit zich in Metz te doen
opsluiten, dat alles is bekend.
De 4de September zag het einde van
hot tweede Keizerrijk; gegrondvest door
geweld, viel het door geweld. Terwijl
de Parijsche bevolking van het paleis
der Chambre des Deputes, waar de Repu
bliek was geproclameerd, naar de Tuile
rien trok, sloop in een dichten sluier
gehuld, vergezeld van haar lectrice Mme.
Lebreton en de hoeren Metternich en
Nigra, nagenoeg de eenigen, die haar
in 't uur des gevaars trouw hieven, de
Keizerin uit hot paleis, waarin zij bijna
achttien jaren als heerscheres had ge
troond.
Een huurrijtuig bracht haar naar de
woning van haren Amerikaanschen tand
meester Evans, die haar den volgenden
dag in zijn rijtuig naar Trouville bracht,
van waar zij in een jacht overstak naar
Engeland.
Nagenoeg de laatste woorden, welke
zij op Franschen bodem vernam, waren:
Meg met het Keizerrijk! Leve de Repu
bliek!"
De herinnering aan deze vrouw, die
5 Mei, haren SUsten geboortedag vierde,
werd in den laatstcn tijd verlevendigd
door verschillende gebeurtenissen en be
richten.
Zoo werd gemeld dat zij tot erfgenaam
van haar vermogen van 150 millioen fr.
aangewezen luid prinses Ena van Bat-
tenberg, de bruid van den Spaanschen
koning, welke verbintenis door haar zou
zijn tot stand gebracht. Het zou haar
lievelinsgwensch zijn geweest haren zoon,
prins Louis Napoleon, in het huwelijk
te zien treden met prinses Beatrice,
jongste dochter van koningin "Victorria,
de moeder van prinses Ena. Zij zou
na den dood van haren zoon, gevallen
onder de speeren der Zoeloes in Z.-Afrika,
en het daarop gevolgde huwelijk van
prins Beatrice met den prins van Bot
tenberg, al haar liefde hebben overge
dragen op dier dochter, het naar haar
genoemde pcetckind.
Wat hiervan waar is, zal moeten
blijkcu. De geruchten welke uit Bona-
partistische kringen doordrongen over
blijven denken, hoewel 't toch geen kwaad
kan als men 't weet."
„Ik dacht," zeide Sardoni glimlachend,
„dat ge eer geueigd waart mij te ver-
wenschen omdat ik u dien weg wees
en 't moet u ongetwijfeld veel heb
ben gekost, dien iu te slaan."
Carlo keek zijn metgezel snel aan,
twijfelend of deze wellicht eenig denk
beeld had, hoe groot zijne opoffering
was geweest. Hij was misschien blij,
dat hem een direct antwoord werd be
spaard, doordat zij bij Caflisch waren
aangekomen en hij in de noodzakelijk
heid kwam Gigi te helpen 0111 zoo voor-
deelig mogelijk zijne twee lire te be
steden.
Daarna wandelden zij naar de villa
en terwijl Gigi speelde, zaten de twee
mannen onder de boomen terwijl Sar
doni er klaarblijkelijk een genoegen in
vond zijn nieuwe metgezel te bestudee-
ren.
„Denkt ge onder uw eigen naam op
te treden? vroeg hij na een poosje.
„Ja!" antwoordde Carlo. „Ik heb
geen reden een nom de guerre aan te
nemen. Met een Engelsche naam is
dat natuurlijk iets anders, men is het
dan bijna verplicht".
Sardoni glimlachte sarcastisch.
„Het was hoog noodig," merkte hij
droogjes op. Als mijn familie wist hoe
ik in mijn onderhoud voorzie, dan zou
den zij zich nog meer over mij schamen,
de verhouding tusschen moeder en zoon
en de redenen, welke tot diens reis naar
Zoeloeland leiden zijn met bs. in tegen
spraak. De Lano, de kroniekschrijver
van het Tweede Keizerrijk, schrijft rond
uit dat de ex-Keizerin haren zoon in
den dood heeft gedreven.
Opmerkelijk is het intusschen dat
deze vrouw, die geen eigen vermogen
bezat, zou beschikken over een kapitaal
van 150 millioen fr., waar 't bekend is
dat de Keizer geen fortuin van beteeke
nis heeft nagelaten, zij moet dus goed
„gespaard" hebben!
Eene andere herinnering zijn de ge
beurtenissen in hot Frankrijk der laatste
maanden. Dezelfde elementen, die het
slagen van „Staatsgreep van 2 Dec.,"
mogelijk maakten, de Mexicaansche
expeditie en dien oorlog van 1870
voorbereidden, ziet men ook thans weder
aan het werk om de Derde Republiek
ten val te brengen, zooals zij het de
Tweede deden. Men vindt zo terug in
de Boulangerklucht; men ontdekt ze in
de affaire-Dreyfus, in het verzet tegen
de inventarisatie der kerken en thans
weder in de pogingen tot het organisee-
ren van onlusten. Alleen de namen
zijn veranderd.
ItOOKF.A.
(Uit Edm. de Amicis, Nederland
en zijne bewoners).
Het Nederlandsche volk is misschien
van alle bewoners van het Noorden, het
volk, dat het meest rookt. De voch
tigheid van den grond maakt het hun
tot een behoefte, en de matige prijs van
de tabak maakt het iedereen mogelijk
aan die behoefte te voldoen.
Om een voorbeeld te geven hoe inge
worteld die gewoonte is, is het voldoende
te zeggen, dat de schippers van de trek
schuit, die de water-diligence van Neder
land is, den afstand meten naar hetrooken.
Ze zeggen b.v. niet, dat deze of gene
stad zooveel mijlen ver is, maar zooveel
pijpjes. Wanneer men in een huis bin
nenkomt, wordt u door den gastheer, na
de eerste begroeting, dadelijk een sigaar
aangeboden; wanneer ge vertrekt, geeft
hij u er nog een, soms een stuk of wat
mee. Op straat ziet men menschen, die
een sigaar aansteken aan het nog bran
dende stompje van de vorige, zonder
een oogenblik stil te staan, alsof ze even
min een minuut van den tijd als een
mondvol rook missen kunnen. Velen
slapen in met de sigaar in den mond,
steken haar op, als ze gedurende den
nacht wakker worden, en 's morgens
dadelijk wanneer ze nog geen voet buiten
het bed gezet hebben. Een Nederlander,
zegt Diderot, is een levend fornuis, en
het schijnt inderdaad dat het rooken
eene onmisbare levens-functie voor hem
is. Velen beweren, dat al die rook hun
verstand benevelt. Maar met dat al, zooals
Esquiros terecht opmerkt, als er één
volk is, dat een scherp en juist verstand
heeft, dan is 't het Nederlandsche. Ook
moet ;gezegd worden, dat in Nederland
de sigaar geen aanleiding tot niets doen
is, noch een middel om „wakende te
droomen". Integendoel, iedereen doet
zijn zaken, terwijl hij niet een regel
matigheid als van een stoompijp zijn
witte rookwolkjes uitblaas. E11 de sigaar,
ioplaats van een uitspanning te zijn, is
een prikkel en een hulp tot het werk.
„De rook", zeide een Hollander
tegen mij „is onze tweede adem";
en een auder gaf mij deze definitie van
een sigaar: „de zesde vinger van de
hand.'
Nu ik toch over de tabak spreek, zou
dan zij reeds doen."
Carlo keek verwonderd, zelfs een
weinig angstig. Zijn belangstelling voor
Sardoni werd grooter.
Weten zij dan niet waar ge zijt?"
vroeg hij. „Dat is zeker zeer hard voor
hen"-
De tenor lachte even.
In 't geheel niet, ik verzwijg het
alleen 0111 hunne gevoelens niet te
kwetsen.
Weet ge hoe de oude puriteinen
tooneelspelers noemden? Zij noemden
ze de vijanden van de republiek en
vagebonden."
„Dat kan wel zijn, doch familiebanden
moeten in 't eind toch sterker zijn, dan
zulke vooroordeelen."
„Gij oordeelt anderen naar n zelf,
zeide Sardoni. „Niet alle families zijn
elkaar zoo toegewijd als de uwe schijnt
te zijn." En met gefronst voorhoofd.
„Bovendien, heb ik u bij ouze eerste
ontmoeting al niet gozegd, dat men mij
iu mijn vaderland niet zoo blind zou
vertrouwen als gij geneigd schijnt te zijn
om te doen?"
„Waarom wilt ge mij dat toch altijd
doen gelooven? zeide Carlo, zijn med-
gezel strak in de oogen ziende. „Wilt
ge, dat ik aan u zal twijfelen? Dat is
niet bijster vriendelijk nu ge 't eenige
lichtpunt aan mijn donkere hemel zijt."
De woorden klonken Sardoni vreemd
in 't oor, doch de toon trof hem meer
ik wel lust hebben het leven en sterven
van een fameus Nederlandsch rooker te
verhalen. Maar ik ben wel ietwat bang
voor het schouderophalen van mijn Hol-
landsche vrienden, die, toen ze mij dit
verhaal deden, zich terecht beklaagden
dat de vreemdelingen, die over Neder
land schrijven, belangrijke en eervolle
zaken overslaan, om zich met zulke grap
pen bezig te houden.
Doch hoe 't zij, die grap vind ik zoo
eigenaardig, dat ik haar niet in de pen
kan houden.
Er was dan eens een rijk heer, uit
den omtrek van Rotterdan, Van Klaas
geheeten, in de wandeling „grootvader
Van Klaas" genoemd, daar hij zeer oud
was. Het was een rijk man, en de over
levering voegt er bij, dat hij zijn fortuin
gemaakt had, als een eerlijk koopman,
in Indië, en dat hij zachtzinnig van aard
en goed van inborst was. Uit Indië terug
gekeerd, had hij zich een paleis bij
Rotterdam laten bouwen en in dat paleis
had hij een museum bijeengebracht van
alle soorten en vormen van pijpen, die
de zon aanschouwd had, uit alle landen
en tijden, van de pijpjes waar de oude
barbaren hennip uit rookten, tot de
prachtige pijpen van meerschuim en
amber met figuren en goud, die in de
fraaiste winkels van Parijs prijken Zijn
museum stond voor bezoekers open en
aan ieder, die het bezocht, gaf mijnheer
Van Klaas, na zijn uitgebreide rookge-
leerdheid gelucht te hebben, de zakken
vol met sigaren en tabak, en bovendien
een catalogus van het museum in fluweel
ingebonden.
Mijnheer Van Klaas rookte anderhalf
ons tabak per dag en stierf in den
ouderdom van 98 jaren, zoodat, als men
rekent, dat hij met zijn achttiende jaar
begonnen is, hij in den loop van zijn
leven 4383 Kilogram tabak opgerookt
heeft.
Trouwens hij deed zich bij zijn dood
kennen als een niet minder groot rooker
dan bij zijn leven. De overlevering
heeft de bijzonderheden van zijn uiteinde
bewaard. Ilcin ontbraken nog weinige
dagen om zijn 98ste jaar vol te maken
toen hij voelde, dat zijn eiude nabij
was. Hij liet zijn notaris komen, die
óók een echte rooker was, en zonder
verderen omhaal zeide hij: „Notaris,
laat ons mijn pijp en de uwe stoppen;
ik ga sterven". De pijpen werden ge
stopt en opgestoken en mijnheer Van
Klaas dicteerde zijn testament, dat latei-
in gansch Nederland beroemd is ge
worden. Na over een groot deel van
zijn vermogen beschikt te hebben ten
voordeele van bloedverwanten, vrienden
en Godshuizen, dicteerde hij verder het
volgende:
„Ik wil, dat alle rookers van het land
genoodigd worden op mij begrafenis, bij
oproeping in de couranten, brieven,
circulaires en alle mogelijke middelen.
Elk rooker, die aan de uitnoodiging ge
hoor geeft, zal tien pond tabak en twee
pijpen ontvangen, waarop mijn naam
mijn wapen en de datum van mijn dood
geschreven moeten zijn. De armen van
de buurt, die mijn lijkkoets volgen,
zullen elk jaar op mijn sterfdag een
groot pak ontvangen. Al wie de be
grafenis bijwonen, moeten, wanneer ze
deel willen hebben aan de toegezegde
voordeelen zonder ophouden gedurende
al den tijd, dat de plechtigheid duurt,
doorrooken. Mijn lijk moet gelegd wor
den in een kist, die van biuneu hekleed
is met het hout van mijne oude sigaren
kistjes, op den bodem van de kist moet
een doos met zoogenaamde caporal-
tabak en een pak van onze oude Hol-
landsche gelegd worden. Aan mijn
dan hij wol wilde bekennen.
„Ik wil u dit doen gelooven, omdat
ik van u houd," zeide hij met eenige
moeite. „Ge zijt de eerste man, dien
ik ontmoet heb op wiens vriendschap ik
prijs stel. Maar ik wil geen vriend zijn
met iemand die mij niet geheel en al
kent en die mij niet kent geeft er niet
om mij tot vriend te hebben."
Ik zou er om geven", zeide Carlo
snel. De Eugelschman drukte hem de
hand. Dan weer plotseling zijn onacht
zame wijs van doen hervattend, zeide
hij, lachend.
„Er zijn er maar weinigen geloof ik,
die hun nom de guerre zoo volmaakt
hebbeu bewaard; Merlino zelf weetniet
eens mijn waren naam."
"Wat bewoog er u toe, den naam
van Sardoni te nemen?" vroeg Carlo.
„Wel, volgens het karakter van mijn
ondervrager heb ik twee antwoorden,"
zeide Sardoni „praktisch. Het kwam
op ecu morgen in mijn gedachten toen
ik sardientjes at. Poëtisch: ik nam 't
aan in een sarcastische bui toen ik een
reisje naar Sardinië maakte. Er zijn
eenige eigenaardige naamafleidingcn
onder ons."
Wordt vervolgd.