De eerste huwelijksjaren van het kei zerlijke echtpaar waren niet ongelukkig; Napoleon stond nog steeds onder de bekoring harer blonde schoonheid en onweerstaanbaren glimlach; de Keizerin, indachtig aan het lot harer voorgangster op den keizerlijken troon, Josephine de Beauharnais, geraden door haar letter kundigen vriend, legde er zich op toe haren echtgenoot aan zich te verbinden. Na de geboorte van den keizerlijken prins in 1853, den zoozeer begeerden troonopvolger, achtte zij het niet meer noodig haar ware natuur geweld aan te doen. IJdel en zelfzuchtig, weigerde zij den verderen intiemen omgang met haren echtgenoot, uit vrees dat daardoor hare schoonheid zou geschqad worden. Daarentegen betoonde zij zich in koogc mate jaloersch en bespiedde den Keizer voortdurend, hetzij persoon lijk of door tusschenkomst van hare vertrouwelinge Pepa voorheen in de kwade dagen de dienstbode van mevr. de Montijon en daarna door de Keize rin tot haar eerste Kamervrouw ver heven. Deze I'epa, eene onwetende, bijgc- loovige Spaansche boerin, die schrijven noch lezen kon, heeft aan het hof der Tuilerien een groote rol gespeeld, dank zij hare intimiteit met de Keizerin. Deze raadpleegde haar in alles en wee den- gene, die zich niet mocht verheugen in de gunst der camériste; ook die harer mees teres ging alsdan verloren. liet is tcekenend voor de verhoudin gen aan het Keizerlijke hof, dat deze onbeschaafde vrouw, die zelfs haar manieren en uiterlijk tegen zich had, het zoover wist te brengen, dat zij zelfs tot de bals en partijen ten hove werd toegelaten en aan den arm van een generaal, die daartoe door de Keizerin werd omgekocht, bij een feestelijke gelegenheid verscheeu, tot groote ergernis van den Keizer, die evenwel niet den moed had zich tegen den wil dier beide vrouwen te verzetten. Het was ook door tusschenkomst dierzolfde Pepa, dat lieden tot de vorstelijke omgeving doordrongen, wier aanwezigheid zeer nadeelig werkte op het prestige der Kroon en noodlottig werd voor het Keizerrijk. Dat Pepa zich deze en andere diensten goed liet betalen, bleek bij den dood van haar man, den segeant Pollet, door tusschenkomst dei- Keizerin vóór zijn huwelijk benoemd tot luitenant en daarna binnen enkele jaren opgeklommen tot kolonel. „Ma Paurra Pepa1"', zooals hare z.g. meesteres, ma- dama Pollet noemde, bleek op dat tjjdstip te beschikken over een vermogen van bijna drie millioen francs. Napoleon beproefde herhaaldelijk zich te verzetten tegen den invloed door deze vrouw op de Keizerin uitgeoefend, doch steeds zonder gevolg. Eens dat hij zich hierover bij generaal Lepic beklaagde, antwoordde deze: „Ik zal u klaren wijn schenken, sirc. Als de vorsten herde rinnen willen huwen, moet het hun niet bevreemden, klompen in huis te vin den". Het was een vreemd gezegde. De Keizer begreep de toespeling en zweeg. Hij had geleerd te zwijgen, nadat hem door dagelijksche ervaring was gebleken hoe juist zij hadden gezien, die hem voorheen gewaarschuwd hadden tegen dit huwelijk. Ijverzuchtig en haatdragend, bekrom pen en bigot, vervreemdde de keizerin velen van het keizerrijk, wier steun moeilijk kon worden gemist; zij duldde niemand in de keizerlijke om geving, die zich op eenigerlei wijze haar ongeuade, of die van Pepa wat Het denkbeeld, dat de tenor oen landsman van Franceses was, was reeds in diens voordeel, en in de gelaats trekken, hoewel niet van een allerhoog ste type, lag iets, dat voor hem innam iets, dat Carlo belang inboezemde en hem aan zijne zorgen onttrok. „Zoo zijt ge van gedachte veranderd sinds ik u gezien heb' zei de Sardoni toen zij langs de Toledo wandelden. „Denkt ge dat het tooneelleven toch wel een vergelijking kan doorstaan met het gewone leven?" „Ik zal mijn fortuin ah zanger gaan beproeven", zeide Carlo zorgeloos, doch de uitdrukking was zeer in strijd met den lossen toon van zijn stem. Sardoni maakte daaruit zijne gevolgtrekkingen, doch hij had te veel tact om meer te vragen. Ik was nooit meer verwonderd, dan toen Herlino mij het nieuws berichtte," merkte hij op, „en ik was zelden meer in mijn schik, dat de troep Comerio kwijt raakte, want hij is een zoo gloote schelm, als men zelden ontmoet." „Ik moet toch erkennen, dat hij er minder beestachtig uitziet dan Merlino zelf", zeide Carlo voorzichtig zijn stem latende dalen. „Er uit zien is niet alles", zeide Sardoni, „er zijn gezichten 't uwe bijvoorbeeld waarop men alles kan lezen, maar er zijn andere, die iemand geheel op een dwaalspoor brengen. hetzelfde was op den hals had ge haald. Dientengevolge werd het hof geschuwd door de beste intellectueele en more.ele elementen en alleen de tuBSchonkomst van Napoleon's nicht de begaafde prinses Mathilde vermocht te verhoeden, dat de band welke de ver tegenwoordigers van het betere deel der natie aan het keizerrijk verbond, geheel verbroken werd. Daarentegen stond de toegang tot de keizerlijke kringen open voor lieden, die elders ternauwernood werden geduld en voor wie vele deuren gesloten bleven. Er heerschte dientengevolge aan het hof en speciaal in de naaste omgeving dei- Keizerin, een ongebonden toon welke in beschaafde kringen niet werd aange troffen. De jacht naar vermaak be- heerschte alles en allen; het leven scheen een voortdurende carneval, met de daar aan onafscheidelijke maskers en cabinets particuliers. Bekend waren les pétits jeit.v de Vlmpératrice waarbij de schoonste vrouwen optraden in marmol-groepen, gekleed als Eva vóór de kennismaking met de slang. Minder bekend, doch meer berucht waren de Lundis der Keizerin, feestelijke bijeenkomsten in den meest intiemen kring. Men kende elkander daar door bijnamen als: Cochounette, Dindomictte, Salopetie, Canaillette, Louton en dergelijke, waar van de beteekenis den heerschenden toon teekent. Deze bijeenkomsten in vertrouwden kring verkregen evenwel gaandeweg tevens een meer gevaarlijk karakter. Die mannen en vrouwen behoorden voor een deel tot de allerhoogste en invloed rijkste kringen; men behoeft slechts de namen in herinnering te brengen van een de Horny, Metternich en Nigra, om te begrijpen dat de politiek niet vreemd kon blijven aan deze bijeen komsten. Zoolang de Keizer in 't volle genot zijner lichamelijke en geestelijke vermogens verbleef, was de invloed welke er van uit ging minder bedenke lijk. Maar naarmate de kwaal, waaraan hij leed, zijn gestel ondermijnde en zijn wilskracht verlamde, werd hij een ge makkelijker prooi van de politieke intriges, welke door middel der Keizerin op 't getouw werden gezet. De voor Frankrijk en het Keizerrijk zoo nood lottige expeditie naar Mexico, waartegen alle verantwoordelijke raadgevers des Keizers zich met haud en tand verzetten, doch die door de Keizerin en mevrouw de Metternich werd gewild, was een der noodlottige vruchten, van de Lundis. Want met de jaren had het heersch- zuchtig element in het karakter dei- Keizerin zich gericht op de politiek; zij wilde een rol spelen, een wcnsch welke gevoed werd door de overweging dat de wankelende gezondheidstoestand van den Keizer en het belang van haren zoon, haar deelnemen aan de politieke leiding noodig maakten. Daar het haar evenwel aan de hiervoor noodige kennis van personen en toestanden ontbrak, werd zij onbewust het werktuig van per sonen, die hare ijdelheid wisten te vlei en en hare zwakheden uitbuitten ter be reiking van eigen plannen of die hunner geheime lastgevers. Zoo wist men haar haat tegen Prins Napoleon en haar afkeer van diens echtgenoote Prinses Clotilde, doch ter van Victor Emanuel, te benutten, om onder den schijn van oen Paus en Home te beschermen tegen den „roover-koning", de blijvende bezetting van Rome door de Fransche troepen bij den Keizer door te drijven. De gevolgen van dezen maat regel openbaarden zich in de houding van Italië tegenover Frankrijk tijdens den Fransch Duitschen oorlog. Morlino is niet zoo kwaad, als hij er uit ziet, in alle geval al is hij een beest de andere is een duivel." „Hoe nam hij zijn ontslag op?" vroeg Carlo. „Ik hoorde er maar wciuig van, maai bij heelt er wel voor gezorgd niet niet Merlino te twisten. Zonder twijfel zal hij hemel en aarde bewegen om weel bij den troep te komen, hij is niet iemand, die het verdragen kan, dat hij verslagen wordt". Toch zou Merlino ons nooit beide nemen, denk ik?" „Neen, en daarom is 't nu Comerio's belang 0111 je uit den weg te ruimen. Geloof mij niet te onbeleefd als ik ronduit spreek, doch toen ik Comerio's gezicht zag toen hij de schouwburg verliet, dacht ik, dat ik voor geen millioen in uwe plaats zou willen zijn. Die kerel is uw vijand, en vroeger of later, wellicht na jaren zal hij zich wreken." Een onbehagelijk gevoel kwam over Carlo. Hij was een poosje stil, doch toen met een trek in 't gelaat., waar over Sardoni zich verwonderde, zeide hij vroolijk. „Ik ben u veel verschuldigd, gij weest mij 't eerst den weg, hoe mijne zuster kon worden geholpen en nu neemt gij de moeite 0111 mij te waar schuwen voor een dreigend gevaar. Aan zoo iets moet men echter niet Dat ook zij mede de schuld draagt van het uitbreken van dezen voor Frankrijk zoo noodlottigen krijg, door haar ma petite guerre genoemd, is bekeud. De Keizer wenschte dien te vermijden en de opdracht door of namens hem versterkt aan den gezant Benedetti, na de intrek king van de Hohenzollersclie candidatuur voor den Spaanschen troon, luidde in dien geest. Doch zooals Bisnrarck, die den oorlog wilde, het Emser telegram vervalschte, word het incident van Ems, door het achterhouden van een gewichtig document, aan het Fransche volk voor gesteld als een beleediging en daarmee de oorlog onvermijdelijk gemaakt. Dit geschiedde met voorkennis van de Keizerin, die toen nog, vertrouwende op de vage toezeggingen van den gezant Metternich, meende te kunnen rekenen op den steun van Oostenrijk. Met hare benoeming tot Regentes tijdens de aanwezigheid des Keizers bij het leger te velde, bereikte zij het top punt harer eerzucht. Erkeud wordt dat zij als zoodanig een koortsachtige bedrij vigheid ontwikkelde, welke evenwel niet het gemis aan kennis en ruimte van van blik kon vergoeden. Hoe zij met behulp van haren gunsteling, minister Palikao, den Keizer belette naar Parijs terug te keeren, hem voor de keuze stelfend den dood op het slagveld te zoe ken of zich over te geven, en een nood lottigen invloed uitoefende op maarschalk Bazaine's besluit zich in Metz te doen opsluiten, dat alles is bekend. De 4de September zag het einde van hot tweede Keizerrijk; gegrondvest door geweld, viel het door geweld. Terwijl de Parijsche bevolking van het paleis der Chambre des Deputes, waar de Repu bliek was geproclameerd, naar de Tuile rien trok, sloop in een dichten sluier gehuld, vergezeld van haar lectrice Mme. Lebreton en de hoeren Metternich en Nigra, nagenoeg de eenigen, die haar in 't uur des gevaars trouw hieven, de Keizerin uit hot paleis, waarin zij bijna achttien jaren als heerscheres had ge troond. Een huurrijtuig bracht haar naar de woning van haren Amerikaanschen tand meester Evans, die haar den volgenden dag in zijn rijtuig naar Trouville bracht, van waar zij in een jacht overstak naar Engeland. Nagenoeg de laatste woorden, welke zij op Franschen bodem vernam, waren: Meg met het Keizerrijk! Leve de Repu bliek!" De herinnering aan deze vrouw, die 5 Mei, haren SUsten geboortedag vierde, werd in den laatstcn tijd verlevendigd door verschillende gebeurtenissen en be richten. Zoo werd gemeld dat zij tot erfgenaam van haar vermogen van 150 millioen fr. aangewezen luid prinses Ena van Bat- tenberg, de bruid van den Spaanschen koning, welke verbintenis door haar zou zijn tot stand gebracht. Het zou haar lievelinsgwensch zijn geweest haren zoon, prins Louis Napoleon, in het huwelijk te zien treden met prinses Beatrice, jongste dochter van koningin "Victorria, de moeder van prinses Ena. Zij zou na den dood van haren zoon, gevallen onder de speeren der Zoeloes in Z.-Afrika, en het daarop gevolgde huwelijk van prins Beatrice met den prins van Bot tenberg, al haar liefde hebben overge dragen op dier dochter, het naar haar genoemde pcetckind. Wat hiervan waar is, zal moeten blijkcu. De geruchten welke uit Bona- partistische kringen doordrongen over blijven denken, hoewel 't toch geen kwaad kan als men 't weet." „Ik dacht," zeide Sardoni glimlachend, „dat ge eer geueigd waart mij te ver- wenschen omdat ik u dien weg wees en 't moet u ongetwijfeld veel heb ben gekost, dien iu te slaan." Carlo keek zijn metgezel snel aan, twijfelend of deze wellicht eenig denk beeld had, hoe groot zijne opoffering was geweest. Hij was misschien blij, dat hem een direct antwoord werd be spaard, doordat zij bij Caflisch waren aangekomen en hij in de noodzakelijk heid kwam Gigi te helpen 0111 zoo voor- deelig mogelijk zijne twee lire te be steden. Daarna wandelden zij naar de villa en terwijl Gigi speelde, zaten de twee mannen onder de boomen terwijl Sar doni er klaarblijkelijk een genoegen in vond zijn nieuwe metgezel te bestudee- ren. „Denkt ge onder uw eigen naam op te treden? vroeg hij na een poosje. „Ja!" antwoordde Carlo. „Ik heb geen reden een nom de guerre aan te nemen. Met een Engelsche naam is dat natuurlijk iets anders, men is het dan bijna verplicht". Sardoni glimlachte sarcastisch. „Het was hoog noodig," merkte hij droogjes op. Als mijn familie wist hoe ik in mijn onderhoud voorzie, dan zou den zij zich nog meer over mij schamen, de verhouding tusschen moeder en zoon en de redenen, welke tot diens reis naar Zoeloeland leiden zijn met bs. in tegen spraak. De Lano, de kroniekschrijver van het Tweede Keizerrijk, schrijft rond uit dat de ex-Keizerin haren zoon in den dood heeft gedreven. Opmerkelijk is het intusschen dat deze vrouw, die geen eigen vermogen bezat, zou beschikken over een kapitaal van 150 millioen fr., waar 't bekend is dat de Keizer geen fortuin van beteeke nis heeft nagelaten, zij moet dus goed „gespaard" hebben! Eene andere herinnering zijn de ge beurtenissen in hot Frankrijk der laatste maanden. Dezelfde elementen, die het slagen van „Staatsgreep van 2 Dec.," mogelijk maakten, de Mexicaansche expeditie en dien oorlog van 1870 voorbereidden, ziet men ook thans weder aan het werk om de Derde Republiek ten val te brengen, zooals zij het de Tweede deden. Men vindt zo terug in de Boulangerklucht; men ontdekt ze in de affaire-Dreyfus, in het verzet tegen de inventarisatie der kerken en thans weder in de pogingen tot het organisee- ren van onlusten. Alleen de namen zijn veranderd. ItOOKF.A. (Uit Edm. de Amicis, Nederland en zijne bewoners). Het Nederlandsche volk is misschien van alle bewoners van het Noorden, het volk, dat het meest rookt. De voch tigheid van den grond maakt het hun tot een behoefte, en de matige prijs van de tabak maakt het iedereen mogelijk aan die behoefte te voldoen. Om een voorbeeld te geven hoe inge worteld die gewoonte is, is het voldoende te zeggen, dat de schippers van de trek schuit, die de water-diligence van Neder land is, den afstand meten naar hetrooken. Ze zeggen b.v. niet, dat deze of gene stad zooveel mijlen ver is, maar zooveel pijpjes. Wanneer men in een huis bin nenkomt, wordt u door den gastheer, na de eerste begroeting, dadelijk een sigaar aangeboden; wanneer ge vertrekt, geeft hij u er nog een, soms een stuk of wat mee. Op straat ziet men menschen, die een sigaar aansteken aan het nog bran dende stompje van de vorige, zonder een oogenblik stil te staan, alsof ze even min een minuut van den tijd als een mondvol rook missen kunnen. Velen slapen in met de sigaar in den mond, steken haar op, als ze gedurende den nacht wakker worden, en 's morgens dadelijk wanneer ze nog geen voet buiten het bed gezet hebben. Een Nederlander, zegt Diderot, is een levend fornuis, en het schijnt inderdaad dat het rooken eene onmisbare levens-functie voor hem is. Velen beweren, dat al die rook hun verstand benevelt. Maar met dat al, zooals Esquiros terecht opmerkt, als er één volk is, dat een scherp en juist verstand heeft, dan is 't het Nederlandsche. Ook moet ;gezegd worden, dat in Nederland de sigaar geen aanleiding tot niets doen is, noch een middel om „wakende te droomen". Integendoel, iedereen doet zijn zaken, terwijl hij niet een regel matigheid als van een stoompijp zijn witte rookwolkjes uitblaas. E11 de sigaar, ioplaats van een uitspanning te zijn, is een prikkel en een hulp tot het werk. „De rook", zeide een Hollander tegen mij „is onze tweede adem"; en een auder gaf mij deze definitie van een sigaar: „de zesde vinger van de hand.' Nu ik toch over de tabak spreek, zou dan zij reeds doen." Carlo keek verwonderd, zelfs een weinig angstig. Zijn belangstelling voor Sardoni werd grooter. Weten zij dan niet waar ge zijt?" vroeg hij. „Dat is zeker zeer hard voor hen"- De tenor lachte even. In 't geheel niet, ik verzwijg het alleen 0111 hunne gevoelens niet te kwetsen. Weet ge hoe de oude puriteinen tooneelspelers noemden? Zij noemden ze de vijanden van de republiek en vagebonden." „Dat kan wel zijn, doch familiebanden moeten in 't eind toch sterker zijn, dan zulke vooroordeelen." „Gij oordeelt anderen naar n zelf, zeide Sardoni. „Niet alle families zijn elkaar zoo toegewijd als de uwe schijnt te zijn." En met gefronst voorhoofd. „Bovendien, heb ik u bij ouze eerste ontmoeting al niet gozegd, dat men mij iu mijn vaderland niet zoo blind zou vertrouwen als gij geneigd schijnt te zijn om te doen?" „Waarom wilt ge mij dat toch altijd doen gelooven? zeide Carlo, zijn med- gezel strak in de oogen ziende. „Wilt ge, dat ik aan u zal twijfelen? Dat is niet bijster vriendelijk nu ge 't eenige lichtpunt aan mijn donkere hemel zijt." De woorden klonken Sardoni vreemd in 't oor, doch de toon trof hem meer ik wel lust hebben het leven en sterven van een fameus Nederlandsch rooker te verhalen. Maar ik ben wel ietwat bang voor het schouderophalen van mijn Hol- landsche vrienden, die, toen ze mij dit verhaal deden, zich terecht beklaagden dat de vreemdelingen, die over Neder land schrijven, belangrijke en eervolle zaken overslaan, om zich met zulke grap pen bezig te houden. Doch hoe 't zij, die grap vind ik zoo eigenaardig, dat ik haar niet in de pen kan houden. Er was dan eens een rijk heer, uit den omtrek van Rotterdan, Van Klaas geheeten, in de wandeling „grootvader Van Klaas" genoemd, daar hij zeer oud was. Het was een rijk man, en de over levering voegt er bij, dat hij zijn fortuin gemaakt had, als een eerlijk koopman, in Indië, en dat hij zachtzinnig van aard en goed van inborst was. Uit Indië terug gekeerd, had hij zich een paleis bij Rotterdam laten bouwen en in dat paleis had hij een museum bijeengebracht van alle soorten en vormen van pijpen, die de zon aanschouwd had, uit alle landen en tijden, van de pijpjes waar de oude barbaren hennip uit rookten, tot de prachtige pijpen van meerschuim en amber met figuren en goud, die in de fraaiste winkels van Parijs prijken Zijn museum stond voor bezoekers open en aan ieder, die het bezocht, gaf mijnheer Van Klaas, na zijn uitgebreide rookge- leerdheid gelucht te hebben, de zakken vol met sigaren en tabak, en bovendien een catalogus van het museum in fluweel ingebonden. Mijnheer Van Klaas rookte anderhalf ons tabak per dag en stierf in den ouderdom van 98 jaren, zoodat, als men rekent, dat hij met zijn achttiende jaar begonnen is, hij in den loop van zijn leven 4383 Kilogram tabak opgerookt heeft. Trouwens hij deed zich bij zijn dood kennen als een niet minder groot rooker dan bij zijn leven. De overlevering heeft de bijzonderheden van zijn uiteinde bewaard. Ilcin ontbraken nog weinige dagen om zijn 98ste jaar vol te maken toen hij voelde, dat zijn eiude nabij was. Hij liet zijn notaris komen, die óók een echte rooker was, en zonder verderen omhaal zeide hij: „Notaris, laat ons mijn pijp en de uwe stoppen; ik ga sterven". De pijpen werden ge stopt en opgestoken en mijnheer Van Klaas dicteerde zijn testament, dat latei- in gansch Nederland beroemd is ge worden. Na over een groot deel van zijn vermogen beschikt te hebben ten voordeele van bloedverwanten, vrienden en Godshuizen, dicteerde hij verder het volgende: „Ik wil, dat alle rookers van het land genoodigd worden op mij begrafenis, bij oproeping in de couranten, brieven, circulaires en alle mogelijke middelen. Elk rooker, die aan de uitnoodiging ge hoor geeft, zal tien pond tabak en twee pijpen ontvangen, waarop mijn naam mijn wapen en de datum van mijn dood geschreven moeten zijn. De armen van de buurt, die mijn lijkkoets volgen, zullen elk jaar op mijn sterfdag een groot pak ontvangen. Al wie de be grafenis bijwonen, moeten, wanneer ze deel willen hebben aan de toegezegde voordeelen zonder ophouden gedurende al den tijd, dat de plechtigheid duurt, doorrooken. Mijn lijk moet gelegd wor den in een kist, die van biuneu hekleed is met het hout van mijne oude sigaren kistjes, op den bodem van de kist moet een doos met zoogenaamde caporal- tabak en een pak van onze oude Hol- landsche gelegd worden. Aan mijn dan hij wol wilde bekennen. „Ik wil u dit doen gelooven, omdat ik van u houd," zeide hij met eenige moeite. „Ge zijt de eerste man, dien ik ontmoet heb op wiens vriendschap ik prijs stel. Maar ik wil geen vriend zijn met iemand die mij niet geheel en al kent en die mij niet kent geeft er niet om mij tot vriend te hebben." Ik zou er om geven", zeide Carlo snel. De Eugelschman drukte hem de hand. Dan weer plotseling zijn onacht zame wijs van doen hervattend, zeide hij, lachend. „Er zijn er maar weinigen geloof ik, die hun nom de guerre zoo volmaakt hebbeu bewaard; Merlino zelf weetniet eens mijn waren naam." "Wat bewoog er u toe, den naam van Sardoni te nemen?" vroeg Carlo. „Wel, volgens het karakter van mijn ondervrager heb ik twee antwoorden," zeide Sardoni „praktisch. Het kwam op ecu morgen in mijn gedachten toen ik sardientjes at. Poëtisch: ik nam 't aan in een sarcastische bui toen ik een reisje naar Sardinië maakte. Er zijn eenige eigenaardige naamafleidingcn onder ons." Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2