No. 39.
Woensdag 16 Mei igoö.
3e Jaargang.
Wees tl
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
t
Ds. Vunderink.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
De Russische vrouw.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Zoo is dan toch Ds. Vunderink door
het Kiescollege der Ned. Herv. kerk
alhier beroepen als predikant. Onze be
richtgever, die ons dit reeds eenige weken
geleden, meedeelde, wordt hierdoor dus,
trots bedekte tegenspraak, in 't gelijk
gesteld; wat wij trouwens ook niet
anders verwachtten, daar het ook
ons bekend was, hoe door orthodoxe
leden van het kiescollege conferenties
werden gehouden, om toch vooral hun
zin in dezen te kunnen doordrijven.
"Wie nu evenwel meent, dat wij door
het opnemen dier berichten, hebben wil
len waarschuwen tegen het naar dien
kant uitgaan, bedriegt zich. Want, hoe
wel ook wij het onnoodig verscherpen
van den partijstrijd, wat van Ds. Vun
derink te verwachten is, vooral voor een
stad als Amersfoort, noodlottig achten,
toch gaat deze kwestie in zooverre ge
heel buiten ons om, dat wij ons buiten
kerkelijke zaken houden.
Met Ds. Vunderink is evenwel hier
niet alleen een herder der Hervormde
Gemeente beroepen, maar tevens een
dweepziek politicus van het zuiverste
water. Wij zien hem hier nog staan op
het tooneel in de Keizerskroon. Dit
alleen toch is reeds een eigenaardig
contrast met den aard van zijn beroep:
een predikant op de planken. Maar
dat nu daargelaten. Wij denken hier
meer aan zijn wijze van optreden, af
snijdend alles wat niet vóór Kuyper
was, als zijnde per sé slecht en alles
wat wel vóór Kuyper was verdedigend en
ophemelend als zijnde voorbeeldig goed.
En dat op een toon, vaak smalend waar
het den tegenstander betrof, dweepziek
verheerlijkend alles wat tot hetKuyper-
régiine ook maar in de nauwste betrek
king stond.
En dat daarbij wel eens de waarheid
geweld moet worden aangedaan, wie
zal het durven ontkennen? Zelfs Ds.
Vunderink zal, thuis gekomen, van zoo'n
Achting is meer tcaard dan beroemdheid;
aanzien meer dan een groote naam; en eer
meer dan roem.
Uit het Engel6ch
van
EDNA LYALL.
37.
„Is de Pelgrim nog hier?" vroeg hij
beleefd. „Wanneer vertrekt ze?"
„Van avond, mijnheer," zeide de zee
man, verheugd dat hij herkend was.
„Een uur geleden kwamen kapitein
Britton en de jonge dames aan boord
en we wachten nu alleen maar op den
hofmeester, die gindB al aankomt."
Carlo keek om en zag iemand anders
van 't scheepsvolk, een norsch uitziend
oudachtig man, die 't schip van proviand
moest voorzien.
„Zoodra wij aan boord zijn, gaan wij
onder zeil, sir," zeide de bootsman.
„Kan ik soms een boodschap voor u
doen?"
politieke meeting, meer dan eens spijt
hebben gehad van door hem gebezigde
uitdrukkingen, die bij stillere overden
king ook hem bleken niet geheel juist
of zeer onjuist te zijn geweest. En
voorthollende op hot pad der politieke
eer, het voor toejuiching en goedkeuring
eener bonte vergaderingsmenigte zoo
ontvankelijke gemoed neigend naar moer
meetingsroem, heeft men een pad be
treden, dat voor den dienaar der liefde,
wat toch een dominé heet te zijn, niet
anders dan noodlottig kan werken.
Wanneer hij dermate in het politieke
net verstrikt raakt, dat hij ten slotte
met eer en fatsoen zijner tegenstanders
solt en speelt, gelijk Sybrandy, dan zal
hij naast zich zelf, ook de kerk, die hem
lief moet zijn, onnoemlijk veel schade
berokkenen. Komt hij tot inkeer, gelijk
Ds. Wisse, voelende dat zijn herderlijk
werk, niet liggend op de politieke markt,
er onder lijdt, dan zal hij niet alleen
menig oogenblik van zelfverwijt door
leven, maar ook zijn vrienden die in
hem zagen den Julius Ceasar, die op
staatkundig gebied in hun oogen kwam,
zag en overwon, zullen zich teleurgesteld
van hem afwenden, te weinig fijnvoe
lend als zij zijn, om ook maar bij be
nadering eenige flauwe notie te kunnen
krijgen van de zielsroerselen van een
evenmensoh.
Zoo zal het optreden van zoo'n
politieke domino noodwendig verbit
tering en scheiding te weeg moeten
brengen. Verflauwing der grenzen wen-
schen we volstrekt niet te prediken,
maar het scherp afteekenen van zijn weg
naar links en rechts, zooals we dat van
Kuypers discipelen gewoon zijn, achten
we een ramp voor ons volk.
Een jonge man, zich opwindend voor
de even verderfelijke als onjuiste antithese,
vinden we juist nu, terwijl de storm
wind, door het propageercu daarvan
opgejaagd, begint te luwen, niet den
aangewezen man, om als dienaar op te
treden eener kerk, die voor een goed
„Neen, dank u," zeide Carlo, haastig
afscheid van den man nemend. Snel
wandelde hij langs de Strada Nuova en
keek over de blauwe golfjes van de
baai. Daar lag de Pelgrim met hare
mooie witte zeilen gespannen en alleen
wachtende op de vlet om het anker op te
halen. Carlo zag hoe de kleine boot
zijn weg zocht tusschen de schepen in
de haven, zag het om 't jacht heen varen
en verdwijnen, dan bemerkte hij de
vlugge gestalte van Oxenberry, die aan
boord sprong. Gedurende eenige minuten
scheen alles haast en verwarring, hij
kon 't gerammel der kettingen hooren
en 't gezang van de zeelieden die 't anker
inhaalden klonk hem in de ooren. Op
eens begon zijn hart heftig te kloppen
want hij zag een slanke donkere gestalte
met een witte shawl om hoofd en
schouders geslagen, op het dok komen.
Francesa stond met haar gezicht naai
de kust gekeerd. Hij keek er naar,
nauwelijks er van bewust of het gezicht
hem troostte of pijn deed, maar in elk
geval niet in staat om heen te gaan,
om de botoovcring ook maar een oogen
blik te verbeteren.
Eindelijk hield het zingen op, de
kettingen ratelden niet meer, het jacht
begon te bewegen en Francesca ver
anderde een weinig van houding, doch
nog altijd stond zij, gescheiden van
de anderen, strandwaarts te staren. En
zoo bleef zij staan terwijl de zomer-
deel ook haar kracht zoekt en vindt bij
besliste tegenstanders van dat het volk
in geloovigen en paganisteu vcrdeelende
&telsel.
In het komen van Ds. Yunderink naar
Amersfoort, veronderstellende dat hij het
beroep aanneemt, zien wij dan ook het
begin eener periode van verbittering en
haat in den boezem dor Hervormde kerk
zelf, van politiek leven, niet in den
besten zin des woords, daarbuiten. Voor
ons kan dat profijtelijk zijn. De met
geen minderheid, hoe groot deze dan
ook is, rekening houdende meerderheid
in 'het kiescollege der Ilervorde kerk,
doet werk, dat menigeen zal doen vragen
hooren wij daar nog wel bij, mogen wij
dan nooit een dominé van onze richting
hooren? En wanneer dat doorwerkt,
wanneer Ds. "Vuudeiink hier zijn ambts
werk en het daaraan voor de orthodoxen
annexe politieke werk zal zijn begonnen,
dan vreezen we, dat vele Hervormden
het antwoord zullen vinden op hun vraag.
Dat antwoord zal dan luiden: neen daar
hooren wij niet bij. Wij wcnschen geen
scheiding te bepleiten in de Hervormde
Kerk, maar dit willen we er mee zeg
gen: ook deze beroep-kwestie zal menig
lid der Hervormde kerk, wil hij niet
geheel onverschillig blijven in kerkelijke
zaken, moeten doen inzien, dat daar voor
hem op het oogenblik in Amersfoort geen
plaats meer is.
Een opmerking moet ons ten slotte
nog van 't hart. Dat een zich noemend
orthodox mensch ijvert voor een predi
kant zijner richting, is tot op zekere
hoogte nog te verdedigen. Het stuitende
optreden van één persoon in deze
kwestie is echter onverdedigbaar. "NVe
bedoelen, dat een openbaar ouderwijzers;
lid van het kiescollege, zich zoo bij
zonder druk heeft gemaakt voor Ds.
Vunderink. Wanneer men elke maand
zijn geld, verdiend aan het openbaar
onderwijs, opstrijkt, en men doet dan
zijn best een predikant hier te krijgen,
koelte de witte zeilen van de pelgrim
vulde en deze zich zachtkens en trotsch,
doch zonder ophouden zeewaarts ver
wijderde.
Tot 't allerlaatst bleef hij op haar
staren, tot zij een zwart stipje was ge
worden en eindelijk geheel verdween.
Ilij talmde nog tot ook de witte zeilen
uit 't oog waren en toon werd hij zich
bewust van een zware duizeling, die
hem noopte op een der banken te gaan
zitten en te wachten tot hij zijne zelf-
behcersclnng had herwonnen.
Een visioen van 't verwijtend gezicht
van Piale bracht hem tot zich zelf.
Waarmoe kon de afschuw van den
maestro vergeleken worden als hij
zijn leerling daar had zien zitten, zonder
acht te slaan op 't gevaarlijke uur van zons
ondergang, dat snel naderde. Hij stond
op en wandelde langzaam terug naar
't palazzo forti, door de nauwe, schil
derachtige straten, die hem zoo bekend
waren doch nu zoo verlaten schenen.
Nooit in zijn leven had hij zich zoo
eenzaam gevoeld, als toen hij de vuile
trappen opklom en de kamer bereikte,
die nu tijdelijk zijn tehuis was.
In de voorkamer vond hij Gigi, die
hard schreidein de salo Morlino, "die
in een van zijn slechtste luimen met
Anita keef, terwijl Gomez, die juist uit
Sevilla was teruggekeerd met donkore
blikken den nieuwen bariton stond op
te nemen.
die datopenbaaronderwijsverafschuwt,die
avond aan avond gesproken heeft om
dat openbaar onderwijs af te breken,
dan vinden we dat zoo in-droevig en
zoo diep treurig, dat wij geen verdere
poging zullen wagen, de houding van
zoo iemand nader te kwalificeeren.
Vóór Peter Den Orooten heersch-
ten in Rusland de zeden en gebruiken
van het Oosten; de vrouw was geheel
buiten het maatschappelijk verkeer
gesloten, zij mocht zich in het open
baar niet vertoonen en leidde dus
opgesloten in haar woning een zeer
eentonig leven. Zoo was het bij de
hoogere standen, bij don ruwen onbe-
schaafdcn adel; bij de lagere standen
moest de vrouw op bevel van haar lieer
en gebieder het zware werk verrichten;
hij keek toe en ontzag zich niet, wan
neer zij niet genoeg deed, of wanneer
hij in eene kwade luim was, den kuoet
te gebruiken om vrouwlief tot grootere
inspanning van krachten aan te sporen.
In Engeland heeft laug het gebruik
bestaan, dat men zijn vrouw doch
altijd met haar toestemming op de
markt te Kanelagh kon verkoopen. De
akte van vefkoop en koop was dan een
wettige akte van scheiding en huwelijk
met den kooper, maar bij de Donscho
kozakken, werd de inwilliging der vrouw
niet noodzakelijk geacht; zij verkochten
hun vrouwen in het openbaar ten prijze
van 20 a 30 roebel en zulks gebeurt
nog thans.
Over 't algemeen was de vrouw, en
te plattelande is 't nog zoo, weinig in tel,
zij werd en wordt nog heden ten dage
beschouwd als een minder waardig
wezen. Tal van spreekwijzen leveren
daarvoor het bewijs.
Aangaande haar verstand uit liet
sterke geslacht zijn oordeel in deze
woordeu: „haar haar is lang, maar haar
verstand is „klein"; aan een vrouw
kent de boer geen ziel toe maar slechts
een „nevel"; „zeven vrouwen", zegt hij,
hebben samen maar één ziel".
Voor het huwelijk loeren de echtge-
nooten elkander weinig of in 't geheel
niet kennen, hoogstens ziet de jonge
man zijn aanstaande een enkele keer
en de geschiedenis van Jacob die
Lea vond, waar hij Rachel verwachtte,
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Or HET TOONEEL.
Piale zag zijn hartewensch vervuld,
doch zooals 't meer. gaat, toon hij ze
had, was ze hem meer een last dan
een genoegen. Hij had complotten en
plannen gesmeed, had bezwareu over
wonnen en nu eindelijk zou zijn beste
leerling in een opera optreden, en toch
was de oude Measti o verre van gelukkig.
Hij werd gekweld door 't besef dat
Carlo's gezondheid ondermijnd werd,
want hij kende hem te goed om niet
te bemerken hoe droevig de gebeurtenis
sen der laatste weken zijn veerkracht
hadden gebroken. Hij kon hem gemak
kelijk voorschrijven vcümaakte rust te
nemen na de uren van studie, doch hij
wist dat ï-UBt in 't palazzo forti niet te
vinden was, en ook wist hij, dat Carlo
waarheen hij ook ging, steeds zou
worden vervolgd door 't droombeeld
van zijn verdwenen geluk. Dikwijls
vervloekte hij kapitein Britton en zijn
puriteinsche vooroordeelen, die aan zijn
leerling zooveel hadden ontnomen en
meermalen peinsde hij er over hoe hij
den debutant zou kunnen opvroolijkcn.
Carlo was inderdaad veel veranderd;
sinds eenigen tijd had hij dien jongens-
achtigen blik verloren en ook zijne
frisschc roode kleur was verdwenen, en
was hij vroeger bijna altijd vroolijk en
slechts zelden ernstig, nu was hij opge-
heeft zich in Rusland meermalen her
haald.
Wel heeft Poter De Groote getratAt
daarin verandering te brengen en bracht
hij daarom ook verbetering in zijn naaste
omgeving, maar het Oostersch karakter
van het volk, dat afkeerig maakt van
alle verandering en vooral van alles wat
nieuw is, is de oorzaak dat vele van
zijn verstandige voorschriften voor het
volk nog altijd een doode letter zijn
gebleven.
Daarbij kwam dat Peter, die zijn
land en volk wilde hervormen, zelf
altijd een barbaar bleef, die zijn wilde
harstochten niet breidelde, maar vaak
den vrijen teugel liet; bij gebrek aan
beulen, zelf dat handwerk uitoefende,
toen de samenzweerders onder de Slelzi
moesten geradbraakt worden, en zich,
ondanks zijn oekasen om de vrouwen
meer te verheffen niet ontzag de hof
dames, wanneer hij dit om een of
andere reden noodig achtte in het open
baar met den knoet te laten afranselen,
waardoor de achting voor de zwakke
sekse niet vermeerderde.
Na Poter hebben vier keizerinnen
geregeerd Katharina I, Anna
Elizabeth en Katharina II.
Onder de laatste kregen de vrouwen
aanzienlijke voorrechten, zij werden zelfs
benoemd tot kolonel van enkele
regimenten, die zij in eigen persoon
aanvoerden, maar ook deze gelijkstelling,
eigenlijk nog meer een bevoorrechting,
bepaalde zich tot enkelen en dan nog
wel uit de hoogste kringen; zij bleef
zonder eenigen invloed op liet lot der
vrouw in de lagere rangen.
De toestand van de vrouw uit het
volk is er feitelijk nog altijd oven treurig
als voor Peter. Veel meer dan een
slavin is zij nog niet.
De dochters staan onder de onbe
perkte macht der oudeis; meerderjarig
heid maakt daaraan geen einde; zijn
zij ongehoorzaam, dan kunnen de ouders
haar naar een verbeterhuis zenden, of
in een klooster opbergen, en ofschoon
nu een wet van Pet er bepaalt, dat men
geeu meisjes tot een huwelijk mag
dwingen, kan men gemakkelijk begrijpen,
wat van de toepassing dier wet overblijft,
daar, waar aan de ouders overigens zoo'n
uitgebreide macht is toegekend.
Huwelijken zijn daarom doorgaans
een gevolg van de onderhandelingen der
wederzijdsche ouders.
wekt, wanneer hij zich met een buiten
gewone wilskracht dwong zulks te zijn.
In die eerste dagen van verdriet kon
hij niet dadelijk de gelijkmoedigheid
van een volmaakt gedisciplineerd hart
aannemen. Hij was een mensch en hij
was jong, zijn levenslicht was uitgegaan
en niet altijd kon hij zich in de duis
ternis schikken en slechts, met
zeldzame tusschenpoozeu van troost,
gevoelde hij gewoon-lijk een scherpe pijn
met een onweerstaanbaar verlangen om
zijn eigen wil te doen.
Daar hij echter geen zelfkwellendeu
aard had, sloeg hij op zijn gevoelens
niet veel acht en zooveel mogelijk deed
hij alsof hij ze niet opmerkte en bedaard
en standvastig ging hij voort met den
dagtaak, dien zijn nieuw gekozen beroep
hem oplegde. Piale oefende zijn stem
zooveel mogelijk een onderwijzer in
dcclameerkunst onderwees hem alles wat
hij kon, maar Carlo, in 't geheel niet
voldaan over de weinige oplettend
heid waarmede in opera's tooneel wordt
gespeeld, bestudeerde zijn karakters met
een zorgvuldige getrouwheid, die hem
zelfs in zijn zo'ogenaamde vrije tijd bezig
hield, hij studeerde onophoudelijk, nam
alles waar en na drie weken dit soort werk
ie hebben gedaan, begon zijn hart te
ontdooien, de persoonlijke smart, die het
had doen verstijven, werd gelenigd door
een groote liefde voor den evenmensch
die niet kan uitblijven bij iemand,